Wijzigingsbesluit Algemene Plaatselijke Verordening 2019

De raad van de gemeente Winterswijk;

 

overwegende dat:

 

het naar aanleiding van gewijzigde wetgeving en maatschappelijke ontwikkelingen wenselijk is de Algemene Plaatselijke Verordening 2019 te actualiseren;

 

gelet op artikel 149 van de Gemeentewet;

 

gelezen het voorstel van Burgemeester en Wethouders van 20 augustus 2024, nr. 2275787;

 

besluit:

 

vast te stellen:

 

Wijzigingsbesluit Algemene Plaatselijke Verordening 2019

 

  • I.

    de Algemene Plaatselijke Verordening 2019 als volgt te wijzigen:

A

 

Artikel 2.1b APV (Messen en andere voorwerpen als steekwapen)

Artikel 2.1b APV wordt onder vernummering van het tweede lid een lid ingevoegd, luidende:

 

  • 2.

    Het is verboden op door de burgemeester aangewezen openbare plaatsen of in daaraan grenzende voor het publiek openstaande gebouwen of op bij die gebouwen behorende erven messen of andere voorwerpen die als steekwapen kunnen worden gebruikt, bij zich te hebben.

B

 

Artikel 2.11 APV ( Omgevings )vergunning voor het aanleggen of veranderen van een weg)

Artikel 2.11, derde lid APV komt te luiden:

 

  • 3.

    Het verbod is voorts niet van toepassing op beperkingengebiedactiviteiten met betrekking tot een weg of waterstaatswerk waarvoor regels zijn gesteld bij of krachtens de Omgevingswet, de provinciale omgevingsverordening of de waterschapsverordening of op situaties waarin wordt voorzien door artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994, de Wegenwet, het Wetboek van Strafrecht of het bepaalde bij of krachtens de Telecommunicatiewet en de daarop gebaseerde AVOI.

C

 

Artikel 2:24 APV (definities)

Artikel 2.24, eerste lid onder b APV komt te luiden:

 

  • b.

    markten als bedoeld in artikel 160, eerste lid, aanhef en onder g, van de Gemeentewet en artikel 5:22

D

 

Artikel 2.25 APV (Evenementenvergunning)

Artikel 2.25 APV wordt als volgt gewijzigd:

 

  • 1.

    Het vijfde lid komt te luiden:

    • 5.

      Onverminderd het bepaalde in artikel 1:8 kan de burgemeester een vergunning voor een vechtsportevenement als bedoeld in artikel 2:24, tweede lid, onder d, weigeren als de organisator of de aanvrager van de vergunning in enig opzicht van slecht levensgedrag is.

  • 2.

    Het zesde lid (nieuw) komt te luiden:

    • 6.

      In afwijking van het bepaalde in artikel 1:2, eerste lid kan de burgemeester besluiten een aanvraag voor een vergunning voor een evenement of een evenement zoals genoemd in de evenementennota niet te behandelen, indien deze aanvraag wordt ingediend minder dan twaalf weken voor het tijdstip waarop de aanvrager de vergunning nodig heeft.

  • 3.

    Het zevende lid (nieuw) komt te luiden:

    • 7.

      De burgemeester kan voorts besluiten aanvragen niet te behandelen, indien evenementen niet tijdig zijn aangemeld ten behoeve van de evenementenkalender. Het college bepaalt in het jaar voorafgaand aan het nieuwe evenementenkalenderjaar voor welke datum de aanmeldingen dienen te zijn ingediend bij het college.

E

 

Na artikel 2:26 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

 

Artikel 2.26A (Vriendschappelijke of betaald- voetbalwedstrijden)

 

Artikel 2.26A.1 (nieuw) komt te luiden:

 

  • 1.

    Voor de toepassing van dit artikel wordt onder organisator verstaan:

    • a.

      de amateur-voetbalorganisatie indien het betreft een voetbalwedstrijd waarbij het eerste elftal van die vereniging als thuisspelende ploeg is betrokken, uitgezonderd wedstrijden buiten enig competitieverband tegen een betaald-voetbalorganisatie;

    • b.

      de Koninklijke Nederlandse Voetbalbond, indien het betreft een voetbalwedstrijd met een voetbalorganisatie afkomstig buiten de gemeente Winterswijk, waarbij ten minste een Nederlandse betaald-voetbalorganisatie is betrokken en indien het een interland betreft;

    • c.

      degene die buiten de gevallen, genoemd onder a en b, een voetbalwedstrijd organiseert, waarbij ten minste een betaald-voetbalorganisatie is betrokken.

  • 2.

    Het is de organisator als bedoeld in het eerste lid onder b en c verboden een voetbalwedstrijd te houden zonder vergunning van de burgemeester.

  • 3.

    De burgemeester kan het doen spelen van een voetbalwedstrijd verbieden:

    • a.

      uit vrees voor het ontstaan van ernstige verstoring van de openbare orde of veiligheid;

    • b.

      indien de aan de vergunning verbonden voorschriften niet worden nageleefd.

  • 4.

    Het is verboden een voetbalwedstrijd te doen spelen, indien een verbod, als bedoeld in het derde lid is uitgevaardigd.

Artikel 2:26A.2 Ordeverstoring (nieuw) komt te luiden:

Het is verboden bij een voetbalwedstrijd als bedoeld in artikel 2:65A.1 de openbare orde te verstoren.

 

Artikel 2:26A.3 Hinderlijk gedrag (nieuw) komt te luiden:

 

  • 1.

    Het is verboden bij een voetbalwedstrijd als bedoeld in artikel 2:26A.1 onnodig op te dringen, door uitdagend gedrag aanleiding te geven tot wanordelijkheden of wanordelijkheden te veroorzaken.

  • 2.

    Naast het bepaalde bij of krachtens de Wet wapens en munitie is het verboden bij een voetbalwedstrijd als bedoeld in artikel 2:26A.1 messen, knuppels, slagwapens of andere voorwerpen die als wapen kunnen worden gebruikt, mee te voeren.

  • 3.

    Eenieder is verplicht bij een voetbalwedstrijd als bedoeld in artikel 2:26A.1 alle aanwijzingen van ambtenaren van politie en brandweer in het belang van de openbare orde of veiligheid terstond en stipt op te volgen.

Artikel 2:26A.4 Supportersstromen en bestuurlijke ophouding (nieuw) komt te luiden:

 

  • 1.

    Al degenen die behoren tot de supportersaanhang van een bezoekende betaald-voetbalclub en dat door bijvoorbeeld kleding, uitrusting, gedragingen of anderszins kenbaar maken en in het bezit zijn van een geldig toegangsbewijs voor de te bezoeken wedstrijd zijn verplicht om, indien sprake is van verstoring van de openbare orde of ernstige vrees voor het ontstaan daarvan, hun weg naar het voetbalveld te vervolgen zodra ze de gemeente bereiken.

  • 2.

    Al degenen die behoren tot de supportersaanhang van een bezoekende betaald-voetbalclub en dat door bijvoorbeeld kleding, uitrusting, gedraging of anderszins kenbaar maken zijn verplicht om, indien sprake is van verstoring van de openbare orde of ernstige vrees bestaat voor het ontstaan daarvan, direct na afloop van de wedstrijd te vertrekken uit de gemeente, behalve indien zij woonachtig zijn in de gemeente Winterswijk.

  • 3.

    Al degenen die behoren tot de supportersaanhang van een bezoekende betaald-voetbalclub en dat door bijvoorbeeld kleding, uitrusting, gedragingen of anderszins kenbaar maken en niet in het bezit zijn van een geldig plaatsbewijs voor de wedstrijd en op een of andere wijze de openbare orde verstoren of ernstig dreigen te verstoren dan wel racistisch gedrag vertonen of racistische uitlatingen doen, zijn verplicht zich op eerste aanzegging van de politie buiten de gemeentegrenzen te begeven in een door de politie aan te geven route en richting, behalve indien zij woonachtig zijn in de gemeente Winterswijk.

F

 

Artikel 2.71 APV Definities

Artikel 2.71 APV De definitie ‘consumentenvuurwerk’ komt te luiden:

 

In deze afdeling wordt onder consumentenvuurwerk verstaan vuurwerk dat op grond van artikel 2.1.1 van het Vuurwerkbesluit is aangewezen als vuurwerk dat ter beschikking mag worden gesteld voor particulier gebruik.

 

G

 

Artikel 2:78 APV (Gebiedsontzegging)

 

Artikel 2:78 APV wordt als volgt gewijzigd:

 

  • 1.

    Het eerste lid komt te luiden:

    • 1.

      De burgemeester kan in het belang van de openbare orde, het voorkomen of beperken van overlast, het voorkomen of beperken van aantastingen van het woon- of leefklimaat, de veiligheid van personen of goederen, de gezondheid of de zedelijkheid aan een persoon die strafbare feiten of openbare orde verstorende handelingen verricht een tijdelijk verbod opleggen om zich gedurende ten hoogste 74 uur niet in een of meer bepaalde delen van de gemeente op een openbare plaats aanwezig te zijn.

  • 2.

    Het tweede lid komt te luiden:

    • 2.

      Met het oog op de in het eerste lid genoemde belangen kan de burgemeester aan een persoon aan wie ten minste eenmaal een tijdelijk verbod is opgelegd als bedoeld in dat lid en die binnen zes maanden na een eerder tijdelijk verbod opnieuw strafbare feiten of openbare orde verstorende handelingen verricht, een tijdelijk verbod opleggen om zich gedurende ten hoogste acht weken niet in een of meer bepaalde delen van de gemeente op een openbare plaats aanwezig te zijn.

  • 3.

    Het derde lid vervalt, het vierde lid wordt vernummerd tot lid 3 en komt te luiden:

    • 3.

      De burgemeester beperkt het krachtens het eerste of tweede lid opgelegde verbod, als hij dat in verband met de persoonlijke omstandigheden van betrokkene noodzakelijk oordeelt. De burgemeester kan op aanvraag tijdelijk ontheffing verlenen van een tijdelijk verbod.

  • 4.

    Het vierde lid (nieuw) komt te luiden:

    • 4.

      Het is verboden te handelen in strijd met een krachtens het eerste of tweede lid opgelegd verbod.

  • 5.

    Het vijfde lid (nieuw) komt te luiden:

    • 5.

      Als de officier van justitie een persoon een gedragsaanwijzing heeft gegeven als bedoeld in artikel 509hh, tweede lid, onderdeel a, van het Wetboek van Strafvordering, legt de burgemeester aan deze persoon voor hetzelfde gebied niet een tijdelijk verbod op als bedoeld in het eerste of tweede lid.

H

 

Artikel 2.80 APV (Tegengaan onveilig, niet leefbaar en malafide ondernemersklimaat)

Artikel 2.80 APV wordt inhoudelijk geheel gewijzigd en komt te luiden:

 

  • 1.

    In dit artikel wordt verstaan onder:

    • a.

      bedrijfsmatige activiteit: activiteit in de uitoefening van een beroep of bedrijf, die niet valt onder de vergunningplicht bedoeld in artikel 3 van de Alcoholwet of de artikelen 2.28 of 3.3 APV;

    • b.

      beheerder: natuurlijk persoon die door de exploitant is aangesteld voor de feitelijke leiding over de bedrijfsmatige activiteit;

    • c.

      exploitant: natuurlijk persoon of bestuurder van een rechtspersoon of tot vertegenwoordiging van die rechtspersoon bevoegde natuurlijk persoon, voor wiens rekening en risico de bedrijfsmatige activiteit wordt uitgeoefend.

  • 2.

    De burgemeester kan in het belang van de leefbaarheid, de openbare orde en veiligheid of ter voorkoming van een nadelige beïnvloeding daarvan bedrijfsmatige activiteiten en gebouwen of bij die gebouwen behorende erven of gebieden aanwijzen waarop het verbod uit het derde lid van toepassing is.

  • 3.

    Het is verboden om zonder vergunning van de burgemeester een door hem aangewezen bedrijfsmatige activiteit uit te oefenen in een door hem aangewezen gebouw, op een bij dat gebouw behorend erf of in een door hem aangewezen gebied.

  • 4.

    De exploitant vraagt de vergunning aan door gebruik te maken van een door de burgemeester vastgesteld formulier, waarbij in elk geval de volgende gegevens worden verstrekt:

    • a.

      voor welke bedrijfsmatige activiteit de vergunning wordt gevraagd;

    • b.

      de persoonsgegevens en een geldig identiteitsbewijs van de exploitant en beheerder;

    • c.

      het adres en telefoonnummer van de locatie waar de bedrijfsmatige activiteit wordt uitgeoefend;

    • d.

      het nummer van inschrijving in het Handelsregister;

    • e.

      voor zover van toepassing, de verblijfstitel van de exploitant en beheerder;

    • f.

      voor zover van toepassing, een bewijs waaruit blijkt dat de exploitant en beheerder gerechtigd zijn om in Nederland arbeid te verrichten;

    • g.

      een document waaruit blijkt dat de exploitant gerechtigd is over het gebouw of erf te beschikken waar de bedrijfsmatige activiteit wordt uitgeoefend;

    • h.

      een verklaring omtrent het gedrag van de exploitant en beheerder.

  • 5.

    Onverminderd het bepaalde in artikel 1:8 kan de burgemeester een vergunning als bedoeld in het derde lid weigeren:

    • a.

      als de leefbaarheid in het gebied door de wijze van exploitatie nadelig wordt beïnvloed of dreigt te worden beïnvloed;

    • b.

      als de exploitant of beheerder in enig opzicht van slecht levensgedrag is;

    • c.

      als redelijkerwijs moet worden aangenomen dat de feitelijke toestand niet met het in de aanvraag vermelde in overeenstemming zal zijn;

    • d.

      als niet voldaan is aan de bij of krachtens het vierde lid gestelde eisen voor de aanvraag;

    • e.

      als er aanwijzingen zijn dat in de uitoefening van de bedrijfsmatige activiteit personen werkzaam zijn of zullen zijn in strijd met het bij of krachtens de Wet arbeid vreemdelingen of Vreemdelingenwet 2000 bepaalde;

    • f.

      als het uitoefenen van de bedrijfsmatige activiteit in strijd is met het omgevingsplan of de Wet milieubeheer.

  • 6.

    De exploitant is verplicht elke verandering in de uitoefening van zijn bedrijfsmatige activiteit waardoor deze niet langer in overeenstemming is met de in de vergunning opgenomen gegevens zo spoedig mogelijk aan de burgemeester te melden. De burgemeester verleent een gewijzigde vergunning, als de bedrijfsmatige activiteit aan de vereisten voldoet.

  • 7.

    Het is verboden het gebouw of erf waar de bedrijfsmatige activiteit wordt uitgeoefend voor bezoekers geopend te hebben zonder dat de exploitant of beheerder aanwezig is.

  • 8.

    De exploitant of de beheerder ziet erop toe dat in of vanuit het gebouw of erf waar de bedrijfsmatige activiteit wordt uitgeoefend geen strafbare feiten plaatsvinden.

  • 9.

    Onverminderd het bepaalde in artikel 1:6 kan de burgemeester een vergunning intrekken of wijzigen als de omstandigheden sinds de vergunningverlening zijn gewijzigd, doordat:

    • a.

      de exploitant of beheerder in enig opzicht van slecht levensgedrag is;

    • b.

      de exploitant of beheerder betrokken is of ernstige nalatigheid kan worden verweten bij activiteiten of strafbare feiten die verband houden met de bedrijfsmatige activiteit of toestaat of gedoogt dat strafbare feiten of activiteiten worden gepleegd waarmee de openbare orde nadelig wordt beïnvloed;

    • c.

      er in de uitoefening van de bedrijfsmatige activiteit strafbare feiten hebben plaatsgevonden of plaatsvinden;

    • d.

      er aanwijzingen zijn dat in de uitoefening van de bedrijfsmatige activiteit personen werkzaam zijn of zullen zijn in strijd met het bij of krachtens de Wet arbeid vreemdelingen of Vreemdelingenwet 2000 bepaalde;

    • e.

      de exploitant de bedrijfsmatige activiteit heeft beëindigd of gewijzigd; of

    • f.

      redelijkerwijs moet worden aangenomen dat de feitelijke toestand niet met het in de vergunning vermelde in overeenstemming is.

  • 10.

    Als de bedrijfsmatige activiteit in strijd met de vergunning of het verbod wordt uitgeoefend of als een van de situaties bedoeld in het negende lid van toepassing is, kan de burgemeester, onverminderd het bepaalde in artikel 2:81 APV een besluit nemen tot sluiting van het gebouw of erf waar de bedrijfsmatige activiteit wordt uitgeoefend.

  • 11.

    De burgemeester brengt een afschrift van zijn besluit tot sluiting aan op of nabij de toegang van het voor het publiek openstaande gebouw of erf.

  • 12.

    Eenieder is verplicht toe te laten dat het afschrift wordt aangebracht en aangebracht blijft, zolang de sluiting van kracht is.

  • 13.

    Het is eenieder verboden een overeenkomstig het tiende lid gesloten gebouw of erf te betreden of daarin of daarop te verblijven.

  • 14.

    De burgemeester kan de sluiting opheffen als later bekend geworden feiten en omstandigheden hiertoe aanleiding geven en voldoende garanties aanwezig zijn dat geen herhaling van de feiten of gedragingen die tot sluiting hebben geleid, zal plaatsvinden.

  • 15.

    In afwijking van het derde lid geldt het verbod voor de exploitant die op het moment van inwerkingtreding van het aanwijzingsbesluit al een onder het aanwijzingsbesluit vallende bedrijfsmatige activiteit verricht, voor die bestaande activiteit op bestaande locaties eerst drie maanden na inwerkingtreding van het aanwijzingsbesluit of, als dat eerder is, met ingang van inwerkingtreding van het besluit tot weigering van een door hem aangevraagde of intrekking van een aan hem verleende vergunning.

  • 16.

    Op de aanvraag om een vergunning is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.

I

 

Na artikel 2.80 wordt een nieuw artikel ingevoegd luidende:

 

Artikel 2.81 APV (Sluiting voor publiek openstaand gebouw of bijbehorend erf)

 

  • 1.

    De burgemeester kan in het belang van de openbare orde of ter voorkoming of beperking van overlast of nadelige beïnvloeding van het woon- of leefklimaat besluiten tot de gehele of gedeeltelijke sluiting van een voor het publiek openstaand gebouw of een bij dat gebouw behorend erf.

  • 2.

    Het eerste lid is niet van toepassing op situaties waarin artikel 2:30a, eerste lid, of artikel 13b van de Opiumwet voorziet.

  • 3.

    De burgemeester brengt een afschrift van zijn besluit aan op of nabij de toegang van het voor het publiek openstaande gebouw of het bij dat gebouw behorende erf.

  • 4.

    Eenieder is verplicht toe te laten dat het afschrift wordt aangebracht en aangebracht blijft, zolang de sluiting van kracht is.

  • 5.

    Het is verboden een gesloten gebouw of erf te bezoeken, als bezoeker daarin of daarop te verblijven of een bezoeker daarin of daarop te laten verblijven zonder toestemming van de burgemeester.

  • 6.

    De burgemeester kan een sluiting opheffen als later bekend geworden feiten en omstandigheden hiertoe aanleiding geven en voldoende garanties aanwezig zijn dat geen herhaling van de feiten of gedragingen die tot sluiting hebben geleid, zal plaatsvinden.

J

 

Artikel 3.7 APV (weigeringsgronden)

In artikel 3.7, eerste lid onder h sub 1 APV wordt "Drank- en Horecawet" vervangen door:

 

Alcoholwet

 

En sub 3 wordt "Algemene wet rijksbelastingen" vervangen door:

 

Algemene wet inzake rijksbelastingen

 

K

 

Artikel 5.12 APV (Overlast van fietsen en bromfietsen)

Artikel 5:12 APV wordt als volgt gewijzigd:

 

  • 1.

    Het eerste lid, komt te luiden:

    • 1.

      Het is verboden op door het college van burgemeester en wethouders, in het belang van het uiterlijk aanzien van de gemeente, ter voorkoming of beëindiging van overlast of ter voorkoming van schade aan de openbare gezondheid, aangewezen plaatsen fietsen of bromfietsen onbeheerd buiten de daarvoor bestemde ruimten of plaatsen te laten staan.

  • 2.

    Het tweede lid, komt te luiden:

    • 2.

      Het is verboden op door het college van burgemeester en wethouders, in het belang van het uiterlijk aanzien van de gemeente, ter voorkoming of beëindiging van overlast of ter voorkoming van schade aan de openbare gezondheid, aangewezen plaatsen fietsen of bromfietsen langer dan een door het college van burgemeester en wethouders vastgestelde periode onafgebroken te laten staan.

L

 

Artikel 5.14 APV (Definitie)

Artikel 5:14, tweede lid, onder b APV komt te luiden:

 

  • b.

    een vaste plaats op een jaarmarkt of markt als bedoeld in artikel 160, eerste lid, aanhef en onder g, van de Gemeentewet;

M

 

Artikel 5.32 APV (Crossterreinen)

Artikel 5.32 APV wordt als volgt gewijzigd:

 

  • 1.

    Het eerste lid komt te luiden:

    • 1.

      Het is verboden op enig terrein, geen weg zijnde, met een motorvoertuig of een bromfiets te crossen buiten wedstrijdverband, een wedstrijd dan wel, ter voorbereiding van een wedstrijd, een trainings- of proefrit te houden of te doen houden dan wel daaraan deel te nemen, dan wel een motorvoertuig of een bromfiets met het kennelijke doel daartoe aanwezig te hebben.

  • II.

    te bepalen dat de wijzigingen onder I. in werking treden op de achtste dag na vaststelling van dit besluit.

Aldus besloten door de gemeenteraad van de gemeente Winterswijk in zijn openbare vergadering gehouden op 26 september 2024,

de griffier,

R.J.F. Jansen

de voorzitter,

B.J.J. Bengevoord

Naar boven