Gemeenteblad van Best
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Best | Gemeenteblad 2024, 420760 | overige overheidsinformatie |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Best | Gemeenteblad 2024, 420760 | overige overheidsinformatie |
Gedragscode integriteit gemeenteraad Best 2024
De gedragscode geldt voor raadsleden en voor burgerleden. Onder raadslid wordt waar dat van toepassing is, ook verstaan burgerlid.
In gevallen waarin de code niet voorziet of waarbij de toepassing niet eenduidig is, vindt bespreking plaats in het seniorenconvent.
Raads- en burgerleden worden bij hun aantreden geattendeerd op deze gedragscode integriteit, het handboek integriteit decentrale politieke ambtsdragers van de VNG en de procesafspraken over de handhaving van integriteit.
Van belangenverstrengeling is sprake als bij het raadslid het publiek belang het persoonlijk belang raakt. Hierdoor is een zuiver besluit of handeling in het publiek belang niet meer gewaarborgd. Raadsleden vermijden niet alleen feitelijke belangenverstrengeling, maar ook de schijn ervan.
Betaalde en onbetaalde functies die een raadslid vervult naast het raadslidmaatschap worden openbaar gemaakt op de website van de gemeente Best. Het raadslid levert de informatie over een functie, die openbaar gemaakt moet worden, aan bij de griffier. Wijzigingen meldt het raadslid binnen één week bij de griffier.
De informatie over de betaalde en onbetaalde functies betreft in ieder geval de omschrijving van de functie, de organisatie voor wie de functie wordt verricht en of de functie al dan niet bezoldigd is.
Een raadslid mag zijn invloed en stem niet gebruiken om een persoonlijk belang veilig te stellen. Dit geldt ook voor het belang van een ander of van een organisatie bij wie hij een persoonlijke betrokkenheid heeft.
Een raadslid onttrekt zich van deelname aan de beraadslaging en stemming als er sprake is van een beslissing waarbij belangenverstrengeling aan de orde is en/of hij zelf een (direct) persoonlijk belang heeft.
Bij kwesties waarbij het gaat om een belang van een individu of organisatie waarbij hij een (substantiële) betrokkenheid heeft, is een raadslid open over eventuele persoonlijke belangen en licht zijn positie in de sessie- of raadsvergadering toe.
Een raadslid onthoudt zich bij beslissingen waarbij belangenverstrengeling aan de orde is, niet alleen van stemming (zie art. 2.5) maar ook van beïnvloeding in andere fases van het besluitvormingsproces.
Een raadslid mag de in de Gemeentewet in artikel 13 opgesomde functies niet uitoefenen, en de in artikel 15 genoemde overeenkomsten en handelingen niet aangaan. Gedeputeerde Staten kan voor opgesomde overeenkomsten ontheffing verlenen indien het algemeen belang in het betrokken geval ruimte biedt voor ontheffing.
Een raadslid dat beroepsmatig of als adviseur betrokken is bij een aanvraag bij de gemeente bespreekt tijdig met de burgemeester en griffier op welke wijze in deze te handelen.
Een raadslid dat liefdes- of familierelaties onderhoudt met een medewerker van de gemeentelijke organisatie doet daarvan melding en bespreekt tijdig met de burgemeester en griffier op welke wijze in deze te handelen.
Een raadslid doet er met een interne melding bij de griffier opgaaf van dat hij of zijn partner substantiële financiële belangen heeft – bijvoorbeeld aandelen, opties en derivaten – in ondernemingen waarmee de gemeente zaken doet of waarin de gemeente een belang heeft. Deze financiële belangen zijn openbaar en worden ter inzage gelegd. Ook een tussentijds ontstaan substantieel financieel belang dient opgegeven te worden.
Raadsleden beschikken over veel informatie. Daar gaan zij zorgvuldig mee om. Anders wordt de geloofwaardigheid van zowel henzelf als van de gemeente aangetast. Daarom geldt een aantal basisregels voor hoe een integer raadslid met informatie moet omgaan.
De raad ziet erop toe dat het college van burgemeester en wethouders respectievelijk de burgemeester de raad goed informeert. Het college en de burgemeester verstrekken alle inlichtingen die de raad dan wel individuele raadsleden voor de uitoefening van hun taak nodig hebben. Wanneer dit in strijd is met het openbaar belang wordt op de informatie geheimhouding gelegd.
Een raadslid dat de beschikking krijgt over gegevens waarvan hij het geheime karakter kent of redelijkerwijs moet vermoeden, is verplicht tot geheimhouding van die gegevens, behalve als de wet hem tot mededeling verplicht.
Een raadslid maakt niet voor eigen voordeel of voordeel van een ander, gebruik van in de uitoefening van het ambt verkregen informatie.
4 Geschenken, faciliteiten, diensten, excursies, evenementen en buitenlandse reizen op uitnodiging van derden
Als zij de ambtseed of belofte afleggen, verklaren raadsleden dat ‘zij geen giften of gunsten hebben gegeven of beloofd’ om te worden benoemd. Ook beloven ze dat ze geen geschenken zullen aannemen of beloften zullen doen in ruil voor een tegenprestatie.
Een raadslid mag zijn invloed en zijn stem niet laten kopen of beïnvloeden door geld, goederen of diensten die hem zijn gegeven of hem in het vooruitzicht zijn gesteld.
Geschenken en giften boven € 50,00 die een raadslid uit hoofde van zijn functie ontvangt, worden gemeld en afgegeven bij de griffie. De griffier zorgt voor de registratie van deze giften en hun gemeentelijke bestemming.
Wanneer een raadslid geschenken of giften ontvangt die een waarde van minder dan € 50,- vertegenwoordigen, kunnen deze in afwijking van artikel 4.2 worden behouden en hoeven ze niet te worden gemeld en geregistreerd.
Een raadslid accepteert geen faciliteiten en diensten van anderen die hem uit hoofde van of vanwege zijn functie worden aangeboden, tenzij het weigeren ervan het raadswerk onmogelijk zou maken, én de schijn van corruptie minimaal is.
5 Gebruik van voorzieningen van de gemeente
Raadsleden bevinden zich als het gaat over ‘vergoeding van kosten’ of ‘gebruik maken van voorzieningen’ in een glazen huis. Ze moeten zich voortdurend bewust zijn van het feit dat ze niet alleen verantwoord met publieke middelen omgaan, maar ook helder zijn over de hoogte van de kosten die zij maken. Hiermee voorkomen raadsleden dat ze in een kwetsbare positie terecht komen.
6. Onderlinge omgang en de gang van zaken tijdens vergaderingen
Elk raadslid, elke bestuurder, elke griffiemedewerker, elke ambtenaar verdient respect. Een respectvolle omgang met elkaar maakt het beter mogelijk met elkaar tot een werkelijke beraadslaging te komen. Dat is wezenlijk voor een zorgvuldige besluitvorming. Bovendien is de manier waarop men in de raad met elkaar omgaat van invloed op de geloofwaardigheid van de politiek. Representativiteit als vertegenwoordiger van het openbaar bestuur staat daarom hoog in het vaandel.
Raadsleden behandelen elkaar, de griffie en andere ambtenaren, correct in woord, gebaar en geschrift, inclusief social media.
Een raadslid houdt zich tijdens de vergadering aan het reglement van orde en volgt de aanwijzingen van de voorzitter op.
Naast het vaststellen ervan is het van belang dat erop wordt toegezien dat de Gedragscode ook daadwerkelijk wordt nageleefd. In de code zijn immers de regels en waarden vastgesteld waaraan het handelen van raadsleden minimaal moet voldoen.
Aldus besloten door de raad van Best in zijn vergadering van 16-09-2024
Rian Swinkels – van de Laar
raadsgriffier
Hans Ubachs
voorzitter
Procesafspraken handhaving integriteit gemeente Best 2024
De voorliggende procesafspraken over de handhaving van de integriteit van de gemeente Best (hierna: Procesafspraken Integriteit) zijn procedurele afspraken over een zorgvuldige handelswijze bij mogelijke integriteitsschendingen zoals beschreven in de gedragscodes. De procesafspraken bieden een routekaart voor alle politieke ambtsdragers wanneer zij twijfelen aan een eigen handeling of die van een ander. Daarnaast bieden de procesafspraken ook het instrumentarium voor de burgemeester om zijn wettelijke taak als ‘hoeder van de integriteit’ uit te oefenen en een zorgvuldige procesgang – rekenschap gevende van alle geldende principes van hoor en wederhoor en proportionaliteit – van melding tot mogelijke sanctionering te garanderen. (artikel 170 lid 2 Gemeentewet)
De Procesafspraken Integriteit zijn er ter ondersteuning van de politieke ambtsdragers, maar dragen tegelijk ook zorg voor de zorgvuldige omgang met vermoedens over ambtenaren uit de ambtelijke organisatie en leden van de griffie. Steeds duiden de procesafspraken wie het eerste aanspreekpunt is voor de politieke ambtsdragers en welke vervolgstappen (mogelijk) volgen. Op deze wijze is er steeds duidelijkheid over de te ondernemen stappen en de personen die aan zet zijn bij de verschillende stappen. Ook burgers, bedrijven of instanties kunnen twijfelen over het handelen van een politieke ambtsdrager. Als zij daarvan melding doen via de gemeentelijke klachtenprocedure of rechtstreeks bij de burgemeester, treedt fase 2 van de Procesafspraken Integriteit in werking. De melder speelt in het traject verder geen rol; wel wordt hij geïnformeerd over wat er met de melding is gedaan. Ambtenaren die een melding over een politieke ambtsdrager overwegen, informeren de gemeentesecretaris voordat zij zich tot de burgemeester wenden.
De gedragscodes van de raadsleden en burgemeester en wethouders vormen samen met de voorliggende Procesafspraken Integriteit de basisstructuur van de bestuurlijke integriteit in Best. De documenten zijn openbaar en door derden te raadplegen. Procesafspraken Integriteit zijn geen statisch product. Ze zullen met enige regelmaat tegen het licht worden gehouden, steeds met het oog op het bevorderen van het goed functioneren van het gemeentebestuur.
De gedragscodes voor raadsleden en voor burgemeester en wethouders (en de wetten waarop ze gebaseerd zijn) definiëren integriteitsschendingen en leggen zo de morele minima vast waaraan hun handelen moet voldoen. Over deze ondergrens zijn alle politieke partijen het eens; de kern is dat de zuiverheid van de besluitvorming erdoor wordt gewaarborgd. Gegeven de brede overeenstemming over de morele minima uit de gedragscodes, is geen enkele reden om de handhaving ervan inzet te maken van partijpolitiek. Ook het verschil tussen oppositie en coalitie mag in de handhaving geen rol spelen. Gebeurt dat toch, dan is de kans groot dat onrecht geschiedt. Uit het beginsel van onpartijdige handhaving volgt dat alle volksvertegenwoordigers en bestuurders de discipline moeten opbrengen om bij de beoordeling van integriteitskwesties boven de partijen te staan.
2. Terughoudend met publiciteit
In Nederland wordt de politiek kritisch gevolgd door de media. Dat is een groot goed. Bij vermeende integriteitsschendingen door politici kan het echter voorkomen dat in de media al een veroordeling plaatsvindt voordat er onderzoek is gedaan – met als gevolg willekeur, schade aan (onschuldige?) individuele ambtsdragers en aantasting van de geloofwaardigheid van de politiek. Daarom is het zaak dat alle betrokkenen bij een integriteitskwestie de grootst mogelijke terughoudendheid betrachten en de kwestie niet in een te vroeg stadium in de publiciteit brengen. Hieruit volgt ook dat in alle stadia van de afhandeling van een kwestie de groep die erbij betrokken wordt zo klein mogelijk moet zijn. Als uiteindelijk werkelijk sprake blijkt te zijn van een integriteitsschending en een oordeel is gevormd over de ernst daarvan en over een passende sanctie, mag en moet de kwestie naar buiten worden gebracht.
3. Zorgvuldigheid tegenover de vermeende schender
Iedereen die mogelijk een integriteitsschending heeft begaan, heeft er recht op dat uiterste zorgvuldigheid wordt betracht in alle fasen van de handhaving. Dat begint al voordat de betreffende handeling is uitgevoerd. Heeft u er weet van dat iemand van plan is om iets te doen wat een integriteitsschending kan opleveren, dan wordt u geacht hem of haar daarvoor te waarschuwen en de weg te wijzen naar advies. Iedere politieke ambtsdrager die twijfelt, heeft recht op vertrouwelijk advies. Komt iemand onder de verdenking te staan van het plegen van een integriteitsschending, dan dient via een vooronderzoek vastgesteld te worden of überhaupt grond is voor de verdenking. Zijn er gronden, dan moet een integriteitsonderzoek volgen waarin ook de context wordt meegenomen en waarin de mate van verwijtbaarheid apart wordt beoordeeld. Een eventuele sanctie moet passend zijn en in verhouding staan tot de schending.
4. Bescherming van slachtoffers
Iedereen die mogelijk het slachtoffer is geworden van een interpersoonlijke schending – zoals discriminatie, pesten, seksuele intimidatie of seksueel geweld – heeft het recht om gehoord te worden, recht op een interventie om de schending stop te zetten als deze nog gaande is en recht op hulp, voor zover nodig.
Over de wettelijke verantwoordelijkheid van de burgemeester
Iedere politieke ambtsdrager, committeert zich aan de basisprincipes en de praktische afspraken die in de Procesafspraken Integriteit zijn vastgelegd. Zij doen dit omwille van de bescherming van de individuele politieke ambtsdrager en de geloofwaardigheid van de politiek.
Sinds 1 februari 2016 heeft de wetgever de rol van ‘hoeder van de integriteit’ belegd bij de burgemeester (Gemeentewet artikel 170). Hiermee werd een rol die de burgemeester in de praktijk al vervulde formeel in de wet vastgelegd. De wetgever liet echter na de burgemeester instrumenten aan te reiken om aan deze rol invulling te geven. Dat kon de wetgever ook niet doen, gegeven de positie van de gemeenteraad als hoogste bestuursorgaan.
Via de voorliggende Procesafspraken Integriteit krijgt de burgemeester alsnog bepaalde welomschreven taken en beslissingsbevoegdheden toebedeeld op basis waarvan hij/zij in geval van vermeende integriteitsschendingen zodanig kan optreden dat de zorgvuldigheid wordt gediend.
De wetgever heeft een rol vergelijkbaar aan die van de burgemeester belegd bij de Commissaris van de Koning (Provinciewet artikel 182). Dit artikel biedt ruimte aan de Commissaris om te adviseren en te bemiddelen in een gemeente indien daar de bestuurlijke integriteit in het geding is en de bestuurlijke verhoudingen er verstoord zijn.
Deze procesafspraken zijn opgezet als een routekaart voor politieke ambtsdragers die overwegen om een mogelijke integriteitsschending in het gemeentebestuur te bespreken en/of te melden. De route kent een eenvoudige basisstructuur, die vervolgens voor verschillende categorieën politieke ambtsdragers nader wordt uitgewerkt. Telkens gaat het om de vraag: ‘Wat doe ik nu?’
De basisstructuur van het proces ziet er zo uit:
Voor alle politieke ambtsdragers is een vraagbaak/vertrouwenspersoon beschikbaar. Een raadslid dat twijfelt over een handeling of overweegt een melding te doen, overlegt met de griffier. Een wethouder overlegt in zo’n geval met de gemeentesecretaris. Zij kunnen ook gebruik maken van aanwezige externe vertrouwenspersonen. De route is als volgt:
De burgemeester is verantwoordelijk voor het beoordelen van meldingen (via vooronderzoek) en eventuele opdrachtverstrekking voor integriteitsonderzoek.
Na een integriteitsonderzoek rapporteert de burgemeester over de bevindingen aan de gemeenteraad en presenteert daarbij een eigen oordeel over de ernst van de schending, indien er een is vastgesteld. De gemeenteraad velt het eindoordeel en kan een sanctie opleggen.
Van een traject dat is afgerond, kunnen in gezamenlijkheid lessen worden geleerd.
In de volgende vier hoofdstukken wordt de hierboven geschetste basisstructuur verder uitgewerkt in concrete procesafspraken. Elk hoofdstuk bestrijkt één fase: 1) bespreken en melden, 2) duiden en onderzoeken, 3) oordelen en sanctioneren, 4) evalueren en leren. Om de procesafspraken werkbaar te maken, wordt op punten afgeweken van de basisstructuur. Om een voor de hand liggend voorbeeld te noemen: als het de burgemeester zelf is die onder verdenking komt te staan, kan deze niet de rol van onderzoek verantwoordelijke op zich nemen.
Iedere politieke ambtsdrager kan voor de vraag komen te staan of een bepaalde handeling geoorloofd is. Daarom is het nodig dat de weg naar deskundig advies helder is. Het bespreken van twijfels en vragen hoort gemeengoed te zijn.
Indien de twijfels een voorgenomen handeling van een ander betreffen, is het belangrijk om tijdig met diegene in gesprek te gaan – dit ter bescherming van zowel de betrokkene zelf als de gemeentelijke bestuursorganen. Zeker als de mogelijk te plegen schending ernstig zou kunnen zijn, is aanspreken en waarschuwen geboden. De vertrouwenspersoon (d.w.z. de griffier of de gemeentesecretaris) en de externe vertrouwenspersonen zijn beschikbaar als vraagbaak en bieden ondersteuning. Indien nodig wordt ook de burgemeester ingeschakeld.
Als de vragen een uitgevoerde handeling van een ander betreffen, vraagt de twijfelende politieke ambtsdrager altijd eerst de vertrouwenspersoon om advies: is deze handeling een schending? Als de twijfels aanhouden, is een melding bij de burgemeester de volgende stap. Eventueel doet degene die mogelijk een schending heeft gepleegd de melding zelf, na een gesprek met degene die de kwestie heeft aangekaart.
Het kan voorkomen dat er goede redenen zijn om het gesprek met de ander over een reeds uitgevoerde handeling niet aan te gaan. Voorbeelden zijn:
Sectie I: Route voor raadsleden
a) Een raadslid twijfelt over een eigen nog uit te voeren handeling
Als een raadslid in een persoonlijk gesprek een advies krijgt van de burgemeester, dan wordt dit door de griffier op schrift gesteld en meegegeven aan het raadslid.
Adviezen die worden opgevolgd blijven vertrouwelijk. In principe weten alleen het
betrokken raadslid, de burgemeester en de griffier ervan.
b) Een raadslid twijfelt over een eigen al uitgevoerde handeling
Als de gedeelde conclusie van dit gesprek is dat inderdaad sprake is van een schending, zal het raadslid in ieder geval de gemeenteraad informeren en indien mogelijk de schending ongedaan maken of de schade herstellen. De burgemeester beoordeelt de zwaarte van de schending en maakt dit zwaarte-oordeel bekend aan de gemeenteraad. De raad velt het eindoordeel en besluit over een eventuele sanctie (zie verder fase 3).
1.2 Betreft: handelen van een collega-raadslid
a) Een raadslid twijfelt over een voorgenomen handeling van een ander raadslid
b) Een raadslid twijfelt over een al uitgevoerde handeling van een ander raadslid
1.3 Betreft: handelen van een wethouder
a) Een raadslid twijfelt over een voorgenomen handeling van een wethouder
b) Een raadslid twijfelt over een al uitgevoerde handeling van een wethouder
1.4 Betreft: handelen van de burgemeester
a) Een raadslid twijfelt over een voorgenomen handeling van de burgemeester
b) Een raadslid twijfelt over een al uitgevoerde handeling van de burgemeester
1.5 Betreft: handelen van een ambtenaar uit de organisatie
Een raadslid twijfelt over een (voorgenomen of uitgevoerde) handeling van een ambtenaar
De burgemeester informeert de gemeentesecretaris, die het gemandateerde bevoegd gezag is over alle ambtenaren. De gemeentesecretaris besluit, bij een uitgevoerde handeling, of een melding doorgezet moet worden. Communicatie met de melder verloopt steeds via de burgemeester. Een en ander valt logischerwijs buiten het bestek van de Procesafspraken Integriteit. Kwesties die individuele ambtenaren betreffen komen in de regel niet in de gemeenteraad.
Indien een raadslid twijfelt over een (voorgenomen of uitgevoerde) handeling van een medewerker van de griffie, bespreekt het raadslid dit met de griffier, die hier het gemandateerd bevoegd gezag is. De griffier besluit bij een uitgevoerde handeling of een melding doorgezet moet worden, in lijn met de geldende interne regeling voor alle ambtenaren. Een en ander valt logischerwijs buiten het bestek van de Procesafspraken Integriteit. Aangezien kwesties die individuele ambtenaren betreffen in de regel niet in de gemeenteraad komen, is de griffier gemandateerd om over te gaan tot eventuele sanctionering.
Sectie 2: Route voor wethouders
a) Een wethouder twijfelt over een eigen nog uit te voeren handeling
Als een wethouder in een persoonlijk gesprek een advies krijgt van de burgemeester, wordt dit door de gemeentesecretaris op schrift gesteld en meegegeven aan de wethouder. Adviezen die worden opgevolgd blijven vertrouwelijk. In principe weten alleen de betrokken wethouder, de burgemeester en de gemeentesecretaris ervan.
b) Een wethouder twijfelt over een eigen al uitgevoerde handeling
Als de wethouder en de gemeentesecretaris er niet uitkomen – vanwege een verschil van inzicht of er blijft twijfel bestaan over de uitgevoerde handeling – gaan ze samen naar de burgemeester. Als de gedeelde conclusie van dit gesprek is dat inderdaad sprake is van een schending, zal de wethouder in ieder geval het college en de gemeenteraad informeren en indien mogelijk de schending ongedaan maken of de schade herstellen. De raad beoordeelt zelfstandig de politieke consequenties, zonder dat de burgemeester eerst een zwaarte-oordeel heeft geveld (zie verder fase 3).
2.2 Betreft: handelen van een raadslid
a) Een wethouder twijfelt over een voorgenomen handeling van een raadslid
b) Een wethouder twijfelt over een al uitgevoerde handeling van een raadslid
2.3 Betreft: handelen van een collega-wethouder
a) Een wethouder twijfelt over een voorgenomen handeling van collega wethouder
b) Een wethouder twijfelt over een al uitgevoerde handeling van een collega-wethouder
2.4 Betreft: handelen van de burgemeester
a) Een wethouder twijfelt over een voorgenomen handeling van de burgemeester
Indien de wethouder en de gemeentesecretaris concluderen dat de handeling een schending kan zijn, gaan zij eventueel na overleg met het kabinet van de CvdK samen naar de burgemeester. Bij een verschil van inzicht met de gemeentesecretaris, gaat de wethouder, vergezeld door de gemeentesecretaris, naar de burgemeester.
De CvdK formuleert (eventueel na raadpleging van interne en/of externe deskundigen) een advies aan de burgemeester. De burgemeester volgt dit advies in beginsel op. Als de burgemeester toch van het advies van de CvdK afwijkt, meldt de burgemeester dit zelf in de collegevergadering en aan de gemeenteraad.
b) Een wethouder twijfelt over een al uitgevoerde handeling van de burgemeester
2.5 Betreft: handelen van een ambtenaar uit de organisatie
Een wethouder twijfelt over een (voorgenomen of uitgevoerde) handeling van een ambtenaar
Sectie 3: Route voor de burgemeester
a) De burgemeester twijfelt over een eigen nog uit te voeren handeling
b) De burgemeester twijfelt over een eigen al uitgevoerde handeling
Bij aanhoudende twijfel gaat de burgemeester naar de CvdK. Als de gedeelde conclusie van dit gesprek is dat inderdaad sprake is van een schending, zal de burgemeester in ieder geval de wethouders en de gemeenteraad informeren en indien mogelijk de schending ongedaan maken of de schade herstellen. De raad beoordeelt zelfstandig de politieke consequenties (zie fase 3).
3.2 Betreft: handelen van een raadslid
a) De burgemeester twijfelt over een voorgenomen handeling van een raadslid
b) De burgemeester twijfelt over een al uitgevoerde handeling van een raadslid
3.3 Betreft: handelen van een wethouder
a) De burgemeester twijfelt over een voorgenomen handeling van een wethouder
b) De burgemeester twijfelt over een al uitgevoerde handeling van een wethouder
3.4 Betreft: handelen van een ambtenaar uit de organisatie
De burgemeester twijfelt over een (voorgenomen of uitgevoerde) handeling van een ambtenaar
De burgemeester informeert de gemeentesecretaris, die het gemandateerde bevoegd gezag is over alle ambtenaren. De gemeentesecretaris besluit, bij een uitgevoerde handeling, of een melding doorgezet moet worden. De gemeentesecretaris verzorgt de communicatie met de melder (de burgemeester). Als het een medewerker van de griffie betreft, informeert de burgemeester de griffier, die vervolgens een besluit neemt. Een en ander valt logischerwijs buiten het bestek van de Procesafspraken Integriteit. Kwesties die individuele ambtenaren betreffen komen in de regel niet in de gemeenteraad.
Hieronder wordt beschreven welke stappen worden gezet indien in fase 1 gebleken is dat sprake is van een vermoeden van een integriteitsschending dat mogelijk onderzocht moet worden. De beoordeling van de melding vormt in elk traject een cruciaal moment. Een zorgvuldige afweging is geboden, aangezien tot het instellen van een formeel, persoonsgericht onderzoek niet overhaast mag worden overgegaan. Indien uit het vooronderzoek blijkt dat de melding onderzoekswaardig is, volgt er een objectief integriteitsonderzoek.
Stap 1: Duiding en vooronderzoek
1. Betreft: handelen van een raadslid of een wethouder
Bij een melding van een mogelijke integriteitsschending door een raadslid of een wethouder beoordeelt de burgemeester of sprake is een onderzoekswaardige melding. Dit is het geval indien:
Ook een gesprek met degene op wie de melding betrekking heeft, kan deel uitmaken van het vooronderzoek. Een dergelijk gesprek vindt niet plaats indien de vermoedelijke schending ernstig is en een eventueel vervolgonderzoek in gevaar kan komen als de betrokkene in dit stadium op de hoogte wordt gesteld.
De burgemeester is eindverantwoordelijk voor het vooronderzoek. In de regel zal hij/zij ervoor kiezen zich te laten ondersteunen door een adviesgroep met specialisten die concrete taken uitvoeren. Adviezen van ondersteuners aan de burgemeester worden op schrift gesteld. Op basis hiervan brengt de burgemeester advies uit. Er zij vier mogelijke scenario’s te onderscheiden:
De burgemeester concludeert dat er geen grond is voor de verdenking dan wel dat de melding een kleinigheid betreft, onvoldoende betrouwbaar en concreet is en/of niet in redelijkheid te onderzoeken is. De burgemeester informeert de melder hierover en, indien dat gepast is, ook degene op wie de melding betrekking had.
De burgemeester concludeert dat er grond is voor de verdenking, het vermoeden betreft een ernstige schending en het risico bestaat dat het informeren van de betrokkene het onderzoeksbelang zou schaden. In dit geval gelast de burgemeester een integriteitsonderzoek zonder de betrokkene daar bij aanvang van op de hoogte te stellen (zie stap 2: Integriteitsonderzoek, par 2.1).
Blijkt uit het vooronderzoek dat sprake kan zijn van een strafbaar feit, dan kan de burgemeester hiervan aangifte doen bij de politie. Gaat het om een redelijk vermoeden van een ambtsmisdrijf, dan is de burgemeester hiertoe verplicht (Artikel 162 Wetboek van Strafvordering).
2. Betreft: handelen van de burgemeester
Bij een vermoeden van een integriteitsschending door de burgemeester is de CvdK eindverantwoordelijk voor een deugdelijk vooronderzoek. De CvdK formeert een adviesgroep van ondersteuners die in het kader van het vooronderzoek concrete taken uitvoeren. Desgewenst kan de CvdK ook externe deskundigen inschakelen.
De CvdK beoordeelt de resultaten van het vooronderzoek. Er zijn dan vier mogelijkheden:
De CvdK concludeert dat er grond is voor de verdenking, het vermoeden betreft een ernstige schending en het risico bestaat dat het informeren van de betrokkene het onderzoeksbelang zou schaden. In dit geval gelast de CvdK een integriteitsonderzoek zonder de betrokkene daar bij aanvang van op de hoogte te stellen (zie stap 2: Integriteitsonderzoek, par 2.2).
Indien de verdenking van het plegen van een strafbaar feit de burgemeester betreft, is het de CvdK die aangifte doet.
Als de conclusie van een vooronderzoek luidt dat de verdenking ongegrond is, blijft het vooronderzoek vertrouwelijk. In dit geval weten alleen de melder, degene over wie is gemeld, de burgemeester (of, indien de melding de burgemeester betreft, de CvdK) en eventuele ondersteuners ervan. Een besluit tot het instellen van een integriteitsonderzoek wordt genomen door de burgemeester (dan wel de CvdK, in het geval van een vermoeden van een schending door de burgemeester). Het is belangrijk om de kring van betrokkenen niet groter te maken dan strikt nodig is. De vermeende schender wordt altijd geïnformeerd over het instellen van een integriteitsonderzoek. Hiervan wordt alleen afgezien indien dit het vervolgonderzoek in gevaar kan brengen. In dit stadium kan de burgemeester (dan wel de CvdK) er wel voor kiezen om het seniorenconvent vertrouwelijk te informeren. Als de kwestie onverhoopt al in de openbaarheid is gekomen is dit sowieso raadzaam.
2.1 Betreft: handelen van een raadslid of een wethouder
Als het vooronderzoek heeft geleid tot de conclusie dat een melding over een wethouder of een raadslid onderzoekswaardig is, geeft de burgemeester – na al dan niet intern of extern deskundig advies te hebben ingewonnen – opdracht tot het uitvoeren van een integriteitsonderzoek. Tot het moment van openbaarmaking wordt geheimhouding opgelegd op alles wat met het onderzoek te maken heeft.
De onderzoeksopdracht wordt zo helder mogelijk geformuleerd en omvat ten minste de volgende zaken:
De burgemeester is eindverantwoordelijk voor het integriteitsonderzoek (in termen van kwaliteit, tijd en kosten). Concrete taken laat hij uitvoeren door:
In het kader van het onderzoek wordt in ieder geval degene geïnterviewd op wie de melding betrekking heeft. Daarnaast kan het onderzoek onder meer bestaan uit:
Het onderzoek mondt uit in een schriftelijk rapport. Nadat de burgemeester de conceptversie heeft gelezen, wordt deze ter inzage voorgelegd aan degene wiens handelen is onderzocht in het kader van hoor en wederhoor. Diens eventuele open aanmerkingen worden schriftelijk vastgelegd en als bijlage toegevoegd aan het definitieve rapport. Dat blijft (vooralsnog) geheim.
2.2 Betreft: handelen van de burgemeester
Indien een onderzoekswaardige melding de burgemeester betreft, is het de CvdK die opdracht geeft tot het instellen van een integriteitsonderzoek. Het onderzoekstraject voltrekt zich verder analoog aan het proces zoals hierboven geschetst, met twee verschillen:
Fase 3 Oordelen en sanctioneren
Als is vastgesteld dat een politieke ambtsdrager een integriteitsregel heeft overtreden kan dit tot een sanctie leiden. Deze sanctie moet proportioneel zijn. Een te lichte sanctie bij een ernstige schending kweekt onbegrip en tast de geloofwaardigheid aan van zowel individuele ambtsdragers als bestuursorganen. Hetzelfde geldt voor een te zware sanctie op een lichte schending.
In ons democratisch bestel is het aantal formele sanctiemogelijkheden voor volksvertegenwoordigers beperkt. Echter, ook een publiekelijk geuite blijk van afkeuring door (een meerderheid binnen) de gemeenteraad over het feit dat een van de leden een regel heeft overtreden zal als een sanctie worden ervaren. Tegelijkertijd levert dit informatie op voor de burger, die bij volgende verkiezingen zijn stem moet bepalen.
Bij het bepalen van een passende sanctie spelen de aard van de schending en de context waarbinnen die heeft plaatsgevonden een belangrijke rol. Schendingen die de zuiverheid van de besluitvorming– zoals daadwerkelijke belangenverstrengeling, corruptie en sommige kwesties rond het gebruik van informatie – raken aan de kerntaak van de politieke ambtsdrager en zijn dus een vorm van machtsmisbruik. Bij dergelijke schendingen passen in de regel zwaardere sancties. Het onvoldoende voorkomen van de schijn van belangenverstrengeling of corruptie levert ook een integriteitsschending op, maar een veel lichtere. De zuiverheid van de besluitvorming is hier niet in het geding en machtsmisbruik is niet aan de orde; wel wordt het vertrouwen in de politiek geschaad. Ook interpersoonlijke integriteitsschendingen zijn er in soorten en maten – van incidentele onheuse bejegening tot intimidatie en geweld.
Nadat de aard van de schending is vastgesteld, moeten zowel verzwarende als verzachtende omstandigheden in kaart worden gebracht. Erkent de betrokkene dat hij/zij een schending heeft gepleegd? Was er sprake van naïviteit, van opzet of recidive? Is de politieke ambtsdrager onder druk gezet door partijgenoten of anderen? Hoe ernstiger de schending en hoe duidelijker de regel die is overtreden, hoe minder snel een bepaalde omstandigheid als verzachtend kan worden aangenomen. Blijkt uit het integriteitsonderzoek dat er sprake kan zijn van een strafbaar feit, dan kan de burgemeester hiervan aangifte doen bij de politie. Gaat het om een redelijk vermoeden van een ambtsmisdrijf, dan is de burgemeester hiertoe verplicht. Indien de verdenking de burgemeester betreft, is het de CvdK die aangifte doet.
Voor (benoemde of gekozen) politieke ambtsdragers zijn verschillende sancties mogelijk die aan de orde kunnen zijn. Deze laten zich in drie categorieën verdelen: 1) politieke sancties opgelegd door de gemeenteraad; 2) sancties opgelegd door de eigen fractie/partij; 3) strafrechtelijke sancties.
Overzicht van sanctiemogelijkheden:
1. Betreft: handelen van een raadslid
Nadat een integriteitsonderzoek naar het handelen van een raadslid is afgerond, beoordeelt de burgemeester het definitieve onderzoeksrapport.
Als de conclusie luidt dat geen schending is gepleegd, deelt de burgemeester de onderzoeksresultaten in principe alleen met het raadslid dat onder verdenking stond, de melder, de griffier en de fractievoorzitters. Eventueel kan de burgemeester in overleg met het betrokken raadslid voor kiezen om de onderzoeksresultaten breder bekend te maken.
Als de conclusie luidt dat wel een schending is begaan, spreekt de burgemeester (na al dan niet intern of extern advies te hebben ingewonnen) zijn oordeel uit over de zwaarte ervan, daarmee voorsorterend op het sanctie-oordeel van de gemeenteraad. In een vertrouwelijk overleg van de burgemeester en het seniorenconvent wordt gesproken over:
Vervolgens legt de burgemeester de onderzoeksresultaten voor aan de gemeenteraad, met daarbij een gemotiveerd zwaarte-oordeel. De raad vormt zich over dit alles een oordeel en neemt een besluit over een eventuele sanctie. Hierbij vermijdt de raad iedere partijpolitieke bevangenheid.
2. Betreft: handelen van een wethouder
Nadat een integriteitsonderzoek naar het handelen van een wethouder is afgerond, neemt de burgemeester als eerste kennis van het definitieve onderzoeksrapport. Vervolgens stelt hij/zij het onderzoeksrapport ter beschikking aan de gemeenteraad, met daarbij een gemotiveerd zwaarte-oordeel over een eventueel vastgestelde schending. De raad beoordeelt zelfstandig de politieke consequenties.
3. Betreft: handelen van de burgemeester
Nadat een integriteitsonderzoek naar het handelen van de burgemeester is afgerond, neemt de CvdK als eerste kennis van het definitieve onderzoeksrapport. Vervolgens stelt de CvdK het onderzoeksrapport ter beschikking aan de gemeenteraad, zonder een zwaarte-oordeel te vellen over een eventueel vastgestelde schending. De raad beoordeelt zelfstandig de politieke consequenties.
Bij sanctionering van een raadslid: Nadat de burgemeester het eigen zwaarte-oordeel aan de gemeenteraad heeft gepresenteerd – en nog vóór de raadsvergadering – stelt hij/zij de pers op de hoogte van de kwestie. Tot die tijd spreekt geen van de betrokkenen (zoals de melder, het raadslid wiens handelen is onderzocht, fractievoorzitters, raadsleden, politieke partijen) met de pers. Allen wachten daarmee tot na de raadsvergadering, aangezien dit de kans op onpartijdigheid sterk vergroot.
Bij sanctionering van een wethouder: Kort voor de raadsvergadering stelt de burgemeester de pers op de hoogte van de kwestie. Tot die tijd spreekt geen van de betrokkenen met de pers.
Bij sanctionering van de burgemeester: Kort voor de raadsvergadering stelt de CvdK de pers op de hoogte van de kwestie. Tot die tijd spreekt geen van de betrokkenen met de pers.
Raadsleden of wethouders maken gedurende hun politieke loopbaan hoogstens een beperkt aantal handhavingstrajecten mee, meestal zijdelings. De burgemeester en de griffier zullen meer ervaring opdoen, maar ook voor hen geldt: handhaven wordt nooit routine. Daarom is in de regel na afronding van een integriteitsvraagstuk een korte reflectie geboden – of de zaak nu al wordt afgerond na de beoordeling van een melding, nadat vooronderzoek is verricht of pas na een integriteitsonderzoek dat al dan niet tot sanctionering heeft geleid.
Bij complexere en/of ernstige zaken krijgt deze terugblik het karakter van een meer formele (schriftelijke) evaluatie. Dan is doorgaans ook een vorm van nazorg geboden. Na een raadsvergadering waarin de uitkomsten van een integriteitsonderzoek naar het handelen van een raadslid of wethouder zijn besproken, kan de burgemeester een evaluatiegesprek met betrokkene(n) inplannen.
Eens per twee jaar maken de griffier en de gemeentesecretaris, eventueel met hulp van interne of externe deskundigen, ter bespreking in het seniorenconvent en het college een geanonimiseerd overzicht van de lessen die getrokken kunnen worden uit adviezen die zijn gegeven en uit de resultaten van vooronderzoek en integriteitsonderzoek. Dat gebeurt op een manier die geen link naar specifieke personen mogelijk maakt.
De procesafspraken over de handhaving van de integriteit alsmede de geldende gedragscodes worden eens per vier jaar door het seniorenconvent, de griffier, de gemeentesecretaris en het college geëvalueerd, eventueel met hulp van deskundigen. Desgewenst worden de afspraken bijgesteld.
Samenvatting van rollen en taken
Bij een integriteitsonderzoek dat het handelen van een raadslid betreft:
Bij een integriteitsonderzoek dat het handelen van een wethouder betreft:
Bij alle bovenstaande stappen kan de burgemeester, indien hij/zij dat wenst, een beroep doen op interne of externe deskundigen zoals het SIPA (Steunpunt Integriteit voor Politieke Ambtsdragers).
Commissaris van de Koning (CvdK)
Bij een integriteitsonderzoek dat het handelen van de burgemeester betreft:
Bij alle bovenstaande stappen kan de CvdK, desgewenst, een beroep doen op interne of externe deskundigen.
Seniorenconvent/fractievoorzitters
Vormen een klankbord voor de burgemeester, vanaf het moment dat een integriteitskwestie betreffende een raadslid in de openbaarheid is gekomen dan wel vanaf het moment dat het integriteitsonderzoek is afgerond en de resultaten bekend zijn. Als het raadzaam lijkt, kan de burgemeester er ook voor kiezen om de fractievoorzitters al bij aanvang van het integriteitsonderzoek te informeren.
Locoburgemeester of Waarnemend voorzitter van de raad
Aldus besloten door de raad van Best in zijn vergadering van 16-09-2024
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2024-420760.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.