Beleidsregel zonne-energiesystemen op beschermd gebouwd erfgoed Land van Cuijk 2024

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Land van Cuijk, in zijn vergadering van 24 juni 2024:

 

gelet op artikel 2.1 en 2.2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht, de Erfgoedverordening Land van Cuijk 2024;

 

Overwegende dat:

  • -

    het college van burgemeester en wethouders op grond van artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht bevoegd zijn tot het vaststellen van beleidsregels, in het kader van de bevoegdheid om een omgevingsvergunning te verlenen.

BESLUIT

 

vast te stellen de:

Beleidsregel zonne-energiesystemen op beschermd gebouwd erfgoed Land van Cuijk 2024.

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze beleidsregel wordt verstaan onder:

  • -

    beschermd gebouwd erfgoed: verzamelterm voor een rijks- of gemeentelijke monument, een beschermd beeldbepalend pand, karakteristiek object of pand in een beschermd (rijks- of gemeentelijk) stads- of dorpsgezicht;

  • -

    dakelementen: doorbrekingen of uitstekingen op het dak die geen onderdeel uitmaken van de dakbedekking, zoals schoorstenen, dakramen, dakkapellen, decoraties en windveren;

  • -

    openbaar toegankelijk gebied: gebied dat voor publiek algemeen toegankelijk is, zoals straten, pleinen, bruggen, parken, plantsoenen en water, waaronder ook gebieden die gedurende delen van de dag zijn afgesloten;

  • -

    omgevingsvergunning: vergunning, als bedoeld in artikel 5.1 van de Omgevingswet;

  • -

    panelen: zonnecollectoren, zonnepanelen of PhotoVoltaic Terminal panelen (hierna: PVT), heatpipes en daglichtpanelen;

  • -

    zonne-energiesysteem: verzamelterm voor installaties die worden aangebracht voor het opwekken van zonne-energie of het verwarmen van water op daken door panelen inclusief de bijbehorende leidingen, bedrading, omvormer(s) en andere bijbehorende installaties zoals een boiler en/of voorraadvat.

Artikel 2. Doel

Het doel van deze beleidsregel is om een nadere invulling te geven wanneer erfgoedzorg zich niet verzet tegen het oprichten van zonne-energiesystemen op of nabij beschermd gebouwd erfgoed.

Artikel 3. Toepasselijkheid

Deze beleidsregel is van toepassing op of nabij beschermd gebouwd erfgoed conform de definitie vermeld in artikel 1.

Artikel 4. Afwegingskader locatie

  • 1.

    Een geschikte locatie voor het plaatsen van een zonne-energiesysteem betreft:

    • a.

      op het dak van een bijgebouw of gebouwdeel zonder cultuurhistorische waarden;

    • b.

      op het erf, zolang dit niet ten koste gaat van eventuele cultuurhistorische waarden of waardevol groen;

    • c.

      op dakvlakken van het beschermd gebouwd erfgoed, die niet zichtbaar zijn vanaf openbaar toegankelijk gebied;

    • d.

      op dakvlakken van het beschermd gebouwd erfgoed, die zichtbaar zijn vanaf openbaar toegankelijke gebied.

  • Optie a is het uitgangspunt, aan de overige opties wordt, in volgorde van opsomming, pas toegekomen als de voorgaande optie aantoonbaar niet haalbaar is.

  • 2.

    Lid 1, sub d is alleen van toepassing als:

    • a.

      elders opwekken van energie voor eigen gebruik niet mogelijk of rendabel is;

    • b.

      het beeld van het beschermd gebouwd erfgoed of de directe omgeving niet onevenredig wordt verstoord conform artikel 6, en;

    • c.

      er een zorgvuldig afgewogen ontwerp is voor de positie, groepering, grootte en kleur op het dak conform artikel 6;

  • 3.

    Panelen worden bij bijzondere dakvormen of bijzondere dakbedekking uitgesloten van het eerste lid, sub c en d.

  • 4.

    Panelen zijn niet toegestaan op locaties met een bijzondere ligging:

    • a.

      binnen beschermde historische buitenplaatsen of bij gebouwen met een historische tuin- of parkaanleg die als ensemble beschermd monument zijn;

    • b.

      bij beschermde monumenten binnen een complexbescherming.

Artikel 5. Keuze systeem

  • 1.

    De opbrengst van het zonne-energiesysteem is alleen ten bate van het betreffende beschermde gebouwde erfgoed.

  • 2.

    Het college kan eisen stellen aan het type zonne-energiesysteem inclusief de bevestiging van het zonne-energiesysteem als dit in het belang is van monumentenzorg.

  • 3.

    Per dakvlak wordt er één soort systeem toegepast.

  • 4.

    Zonneleien en zonnepannen zijn niet toegestaan.

Artikel 6. Plaatsing panelen

  • 1.

    Algemeen:

    • a.

      er is sprake van reversibele plaatsing. Dit betekent dat het zonne-energiesysteem zodanig wordt gemonteerd dat bij het vervanging of het verwijdering er intern en extern geen blijvende schade is aan historische materialen en constructies of waardevolle tuin- of erfaanleg;

    • b.

      het is niet toegestaan om panelen aan gevels of wanden te plaatsen;

    • c.

      de panelen zijn vierkant of rechthoekig.

  • 2.

    De panelen op het erf:

    • a.

      staan op een ondergeschikte, minder belangrijke of uit historisch oogpunt logische plek van het erf;

    • b.

      staan op een ondersteuningsconstructie die laag en onopvallend is;

    • c.

      zijn regelmatig gerangschikt;

    • d.

      doorbreken geen belangrijke uitzichten op het erf;

    • e.

      blijven uit het zicht, bijvoorbeeld door deze achter een wintergroene haag of verdiept te plaatsen;

    • f.

      hebben een matzwarte kleur (all black), zonder opvallende patronen en belijning.

  • 3.

    De panelen op het dak:

    • a.

      zijn als losse elementen boven de bestaande dakbedekking gemonteerd (opbouw), waardoor de bestaande onderliggende dakbedekking gehandhaafd blijft;

    • b.

      mogen bij daken waarvan de dakbedekking geen cultuurhistorische waarden heeft óf als er een tekort aan dakpannen is en de dakpan niet meer te verkrijgen is verdiept worden aangebracht (inbouw). In dit geval is lid 3, sub a, niet van toepassing;

    • c.

      worden binnen het dakvlak gelegd;

    • d.

      zijn passend binnen de architectuur van het pand;

    • e.

      van repeterende woonblokken en -rijen bij beschermd gebouwd erfgoed dienen een uniforme plaatsing en kleur te hebben;

    • f.

      staan allemaal in dezelfde stand. Dit houdt in dat een horizontaal paneel niet naast een verticaal paneel wordt geplaatst of andersom;

    • g.

      gaan niet ten koste van cultuurhistorisch waardevolle dakelementen;

    • h.

      worden niet geplaatst op dakelementen;

    • i.

      worden bij een hellend dak direct op en evenwijdig aan de hellingshoek van het dakvlak aangelegd;

    • j.

      liggen bij platte daken binnen een hoek van 15° ten opzichte van het dak;

    • k.

      staan bij platte daken op een afstand tot de zijkanten van het dak die ten minste gelijk is aan de hoogte van het paneel met een minimale afstand van 50 cm;

    • l.

      tasten waardevolle materialen en detailleringen niet aan.

  • 4.

    Bij panelen op het dak uit het zicht vanaf openbaar toegankelijk gebied:

    • a.

      is de positie en groepering binnen het dakvlak vrij;

    • b.

      is de kleur van de panelen, randen en de profielen afgestemd op de kleuren van het onderliggend dakvlak, zijn mat en zonder opvallende patronen en belijning. Als dit niet gaat, worden er matzwarte panelen (all black), zonder patronen of opvallende randen toegepast.

  • 5.

    De panelen op het dak in het zicht vanaf openbaar toegankelijk gebied:

    • a.

      liggen op de onderste dak helft;

    • b.

      liggen bij mansardedaken in de bovenste helft en is lid 5, sub a, niet van toepassing;

    • c.

      zijn gerangschikt in regelmatige rijen op platte daken;

    • d.

      worden op hellende daken in één aaneengesloten vierkant of rechthoek gelegd zonder onderbreking van dakelementen en hebben geen getrapte, onderbroken of asymmetrische opzet;

    • e.

      staan met een minimale afstand van 50 cm van de goot of dakvoet, dakranden, hoekkepers, kilkepers. Dakvullende systemen zijn hiervan uitgezonderd, dan dient men tevens gebruik te maken van op maat gemaakte dummy-panelen voor de plekken waar geen echte panelen passen;

    • f.

      waar veel andere dakelementen zijn, blijft het totale beeld ondergeschikt en wordt de context niet verstoord;

    • g.

      staan in het midden van de lengte van het dakvlak of op een plek die aansluit op de symmetrie of geleding van de gevel;

    • h.

      inclusief randen en profielen zijn qua kleur afgestemd op de kleuren van het onderliggend dakvlak. Zijn mat en zonder opvallende patronen en belijning. Als dit niet gaat, worden er matzwarte panelen (all black), zonder patronen of opvallende randen toegepast.

Artikel 7. Overige voorwaarden

  • 1.

    Er zijn geen constructieve voorzieningen noodzakelijk om het beschermd gebouwd erfgoed te versterken ten behoeve van het zonne-energiesysteem.

  • 2.

    Het zonne-energiesysteem mag alleen worden geplaatst door een erkend installateur.

  • 3.

    Het benodigde kabel- en leidingwerk en bijbehorende installaties ten behoeve van de panelen, tast intern en extern geen cultuurhistorisch waardevolle elementen, gevelaanzichten of cultuurhistorische waarden aan.

  • 4.

    Het benodigde kabel- en leidingwerk en bijbehorende installaties van het zonne-energiesysteem zijn niet zichtbaar vanaf openbaar toegankelijk gebied.

  • 5.

    Kabels, leidingen en bevestigingsmiddelen, die niet zichtbaar zijn vanaf openbaar toegankelijk gebied, steken niet af in kleur en glans.

  • 6.

    Er wordt geen cultuurhistorisch groen en/of ander waardevol gekwalificeerd groen gekapt ten behoeve van het plaatsen van het zonne-energiesysteem.

  • 7.

    Leiding- of kabelsleuven graven in de grond gebeurt zonder schade aan het waardevol groen en bekende of redelijkerwijs te verwachten archeologische resten.

  • 8.

    Het zonne-energiesysteem is bereikbaar voor inspecties, onderhoud en schoonmaak.

Artikel 8. Indieningsvereisten

Een omgevingsvergunningaanvraag voor het plaatsen van panelen op of bij beschermd gebouwd erfgoed, bevat in ieder geval de volgende gegevens:

  • 1.

    een offerte voor het plaatsen van panelen, waarin de volgende elementen zijn opgenomen:

    • a.

      een specificatie van het type product (type, kleur, etc.);

    • b.

      een legplan voor de panelen in geval van plaatsing op het erf, waaruit blijkt op welke locatie de panelen worden aangelegd en in wat voor vlak ze worden aangelegd;

    • c.

      een legplan voor de panelen op het dakvlak, waaruit blijkt op welk dakvlak en in wat voor vlak de panelen worden aangelegd;

    • d.

      informatie waaruit blijkt hoe de panelen aan het dakvlak worden bevestigd en in welke hellingshoek ten opzichte van het dakvlak de panelen worden gelegd of informatie waaruit blijkt op wat voor constructie de panelen worden geplaatst in een erf of tuin;

    • e.

      bij plaatsing van panelen op beschermd gebouwd erfgoed, informatie waaruit blijkt waar het benodigde kabel- en leidingwerk en bijbehorende installaties van het zonne-energiesysteem worden geplaatst;

  • 2.

    situatietekening op schaal van de bestaande toestand met daarop de afmetingen van het perceel en bebouwd oppervlak, de situering van het bouwwerk ten opzichte van de perceelsgrenzen, de wegzijde alsmede de aangrenzende terreinen en de daarop voorkomende bebouwing;

  • 3.

    er dient te worden aangetoond dat er geen constructieve voorziening ter versterking van de dakconstructie noodzakelijk is ten behoeve van de realisering van de panelen;

  • 4.

    bij panelen die verdiept worden aangebracht (inbouw) dient te worden aangetoond dat de dakbedekking geen cultuurhistorische waarden bezit. Of als er een tekort aan dakpannen is, dient te worden aangetoond dat deze niet meer te verkrijgen is;

  • 5.

    een onderbouwing voor de locatiekeuze van de panelen waaruit blijkt welke locaties zijn onderzocht en waarbij rekening is gehouden met de te onderzoeken locaties zoals genoemd in artikel 4;

  • 6.

    foto’s van het pand, van aanzichten vanaf het openbaar toegankelijk gebied, het dakvlak of andere situering waarop de panelen worden gelegd en de directe omgeving van dat dakvlak.

Artikel 9. Uitvoeringsvereisten

  • 1.

    Historisch waardevolle elementen moeten tijdens verbouwingswerkzaamheden worden beschermd tegen beschadigingen. Om de beschermde elementen hiervoor aan te brengen mag er niet in de monumentale onderdelen worden geschroefd, geboord of gelijmd.

  • 2.

    Beschermd gebouwd erfgoed moet tijdens de uitvoering van de werkzaamheden te allen tijde afdoende tegen weersinvloeden beschermd zijn.

  • 3.

    Onderdelen die zullen worden hergebruikt, maar voor de uitvoering van de werkzaamheden tijdelijk worden gedemonteerd, moeten droog, geventileerd en beschermd tegen mogelijke beschadigingen worden opgeslagen.

  • 4.

    Steigers moeten zodanig geplaatst en bevestigd worden, dat de schade aan de gevel tot een minimum beperkt blijft. Verankeringselementen moeten bij demontage worden verwijderd en de ontstane gaten moeten gevuld worden met daartoe geëigende, bij het monument passende materialen. Steigers mogen niet aan geveltoppen worden ‘gehangen’.

  • 5.

    De bevestigingsmiddelen voor de steiger mogen niet in natuurstenen onderdelen of keramische tableaus of bijzondere metselwerkvlechtingen worden aangebracht tenzij de gehele gevel in natuursteen is opgetrokken. Bij voorkeur worden de ankers midden in de baksteen aangebracht.

Artikel 10. Afwijken van de criteria

Bij zonne-energiesystemen anders dan genoemd in deze beleidsregel die bijdragen aan verduurzaming van beschermd gebouwd erfgoed, kan in het concrete geval van de in deze beleidsregel genoemde criteria worden afgeweken.

Artikel 11. Overgangsrecht

Deze beleidsregel is niet van toepassing op aanvragen voor omgevingsvergunningen die zijn ingediend voordat deze beleidsregel in werking is getreden.

Artikel 12. Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    Deze beleidsregel treedt in werking op de dag na bekendmaking conform de Bekendmakingswet.

  • 2.

    Deze beleidsregel wordt aangehaald als: beleidsregel zonne-energiesystemen op beschermd gebouwd erfgoed Land van Cuijk 2024.

Aldus vastgesteld in de vergadering van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Land van Cuijk van 24 juni 2024,

Namens het college van burgemeester en wethouders,

Johan Postma

secretaris / algemeen directeur

Marieke Moorman

burgemeester

Toelichting beleidsregel zonne-energiesystemen op beschermd gebouwd erfgoed Land van Cuijk

ALGEMEEN DEEL

 

Inleiding

Ook beschermd gebouwd erfgoed doet mee in de energietransitie en levert daarin een bijdrage, zoals afgesproken in het Nederlands klimaatakkoord. Hierin staat dat de categorie beschermd erfgoed gezamenlijk komt tot een CO2-reductie van 40% in 2030 en 60% in 2040. De gemeente Land van Cuijk is trots op haar beschermd gebouwd erfgoed. Om het erfgoed in gebruik aantrekkelijk te laten blijven, is verduurzaming van dit erfgoed nodig. Zo kan het worden doorgegeven aan nieuwe generaties onder het motto behoud door verduurzaming.

 

In tegenstelling tot wat vaak wordt gedacht, is het gevolg van de aanwijzing tot beschermd gebouwd erfgoed niet om de huidige situatie te bevriezen, maar om nieuwe ontwikkelingen met respect voor het bestaande te integreren. Dit uitgangspunt is ook van toepassing voor het opwekken van zonne-energie. Met het formuleren van beleidsregels voor het opwekken van zonne-energie geeft het Land van Cuijk inwoners en eigenaren inzicht of het opwekken van zonnestroom en/ of -warmte mogelijk is op een bepaalde plek. Een heldere visie met afwegingskaders draagt ook bij aan het draagvlak voor de bescherming van erfgoed.

 

Om iets te veranderen bij beschermd gebouwd erfgoed is het belangrijk om meer te weten over de achtergrond van dit erfgoed. Dan kan er gerichter rekening worden gehouden met de bijzondere waarden en betekenis ervan. De plaatsing van zonne-energiesystemen hangt nauw samen met de cultuurhistorische waarde of betekenis van het beschermde gebouwde erfgoed. Bij het plaatsen van een zonne-energiesysteem is het belangrijk om die waarde te behouden.

 

De cultuurhistorische waarden van beschermd gebouwd erfgoed kunnen zitten in allerlei kenmerken van het gebouw en zijn omgeving. Bijvoorbeeld in de oorspronkelijke functie van het gebouw, de toegepaste bouwstijl, de vorm van de plattegrond, de constructie, de gebruikte materialen, de details en afwerking van het gebouw, de indeling en aankleding van het interieur, de technische installaties van het gebouw en in de ligging in de omgeving. De combinatie van deze kenmerken bepaalt de cultuurhistorische waarden. Daarbij kan hoe zeldzaam of ongeschonden het object is een extra rol spelen.

Vóór er wordt gestart met het plaatsen van een zonne-energiesysteem is het belangrijk om informatie te verzamelen over de cultuurhistorische waarden van het beschermde gebouwde erfgoed en zijn omgeving. Niet elk onderdeel van deze gebouwen of gebieden is even waardevol. Als er een duidelijk beeld is van welke waarden het belangrijkste zijn, is het ook duidelijk waar ruimte zit voor ingrepen of veranderingen. Zo wordt bepaald of en waar een zonne-energiesysteem mogelijk is. Om welke ingreep of verandering het ook gaat, voorop staat altijd dat de cultuurhistorische waarden niet onnodig verloren gaat. Deze waarden kunnen verloren gaan door de fysieke gevolgen en door de visuele gevolgen van een ingreep.

 

Bij een zonne-energiesysteem komt veel kijken. Het is van belang te vermelden dat de duurzaamheid van een gebouw verbeteren en besparen op de energiekosten op vele manieren kan. Daarin zit echter wel een bepaalde logische volgorde. Het is beter om eerst energie te besparen en dan pas energie op te wekken. Deze volgorde levert namelijk het meeste op voor het milieu, de portemonnee en het beschermde erfgoed. Ook verhogen energiebesparende maatregelen vaak het comfort in het pand. Begin daarom nooit zomaar, maar maak eerst een plan. Een geslaagd systeem vereist zorgvuldige keuzes over de plaatsing en het ontwerp van het systeem. Denk vooraf goed na over de plaats en het ontwerp van het systeem. Dit om historisch belangrijke materialen en constructies te ontzien. En om rekening te houden met het aanzicht van het beschermde gebouwde erfgoed en de omgeving.

 

De Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE) heeft haar Advieslijnen voor het plaatsen van zonne-energiesystemen op rijksmonumenten en -beschermde stads- en dorpsgezichten geactualiseerd. Deze advieslijnen gaan in op zonnepanelen-installaties bij, aan en op beschermde rijksmonumenten en -beschermde stads- en dorpsgezichten. Deze advieslijnen zijn betrokken bij het opstellen van deze nadere regels.

 

ARTIKELSGEWIJS

Enkel die bepalingen die nadere toelichting behoeven worden hieronder behandeld.

 

Artikel 1. Definities

In dit artikel wordt een aantal begrippen verduidelijkt die in de beleidsregel worden gehanteerd.

 

Artikel 2 Doel

De plaatsing van zonne-energiesystemen hangt nauw samen met de cultuurhistorische waarden van het beschermde gebouwde erfgoed. Bij het plaatsen van een zonne-energiesysteem is het belangrijk om deze waarden zo min mogelijk aan te tasten. Daarnaast wil de gemeente ook eigenaren van beschermd gebouwd erfgoed de mogelijkheid geven om duurzaamheidsmaatregelen te nemen. Met het formuleren van een beleidsregel voor het opwekken van zonne-energie geeft de gemeente Land van Cuijk eigenaren van beschermd gebouwd erfgoed richtlijnen voor het opwekken van zonne-energie, waarbij de cultuurhistorische waarden zoveel mogelijk in stand kunnen blijven.

 

Artikel 4. Afwegingskader locatie

De volgorde in de opsomming die hiervoor is opgesteld, geeft aan waar de beste kansen liggen voor het zonne-energiesysteem. Hoe cultuurhistorisch waardevoller of bijzonderder het gebouw of het dak, hoe belangrijker het is om de installatie verderop te plaatsen op het erf of op een minder waardevolle aanbouw of bijgebouw. Het uitgangspunt is om zoveel mogelijk historisch materiaal en de beeldkwaliteit van het beschermd gebouwd erfgoed te behouden. Als gemeente met grote landschappelijke kwaliteit is de wens om ook cultuurhistorisch waardevol groen- en waardevolle tuinaanleg te ontzien. Er wordt dan ook aan de eigenaar gevraagd om een motivering voor een bepaalde situering en waarom voor een bepaalde situering van de panelen is gekozen en welke andere mogelijkheden zijn onderzocht.

 

Lid 1, sub a

Het doel bij beschermd gebouwd erfgoed is om de cultuurhistorische waarden niet te schaden. Behoud en instandhouding van historische materialen, constructies en beeldkwaliteit zijn dan ook een uitgangspunt. Om die reden heeft het aanbrengen van zonne-energiesystemen op niet-cultuurhistorisch waardevolle bijgebouwen of gebouwdelen zonder cultuurhistorische waarden de eerste voorkeur.

 

Lid 1, sub b

Zonne-energiesystemen kunnen ook buiten op het erf worden geplaatst. Hoe beter de installatie dan opgaat in zijn directe omgeving, hoe kleiner de visuele gevolgen zijn. Naast de locatiekeuze en systeemgrootte speelt hierbij ook de manier van plaatsen een belangrijk rol. Plaats het zonne-energiesysteem op het erf in een regelmatige rangschikking en maak de installatie niet te hoog. Plaats de installatie laag bij de grond en scherm deze volledig af voor het zicht, bijvoorbeeld door middel van een haag of met ander groen. Plaats deze haag wel op voldoende afstand van het systeem.

 

Lid 1, sub c

Het aanbrengen van zonne-energiesystemen op niet-zichtbare delen van een dak vanaf openbaar toegankelijk gebied heeft de voorkeur.

 

Lid 1, sub d

Het in het zicht plaatsen betekent dat het systeem zichtbaar is vanuit de publieke toegankelijke omgeving. Het in het zicht plaatsen van het systeem op beschermd gebouwd erfgoed heeft niet de voorkeur, maar als alternatieven ontbreken, is het in menig geval wel denkbaar indien het zorgvuldig wordt gedaan. Het plaatsen van panelen in het zicht vraagt altijd om een zorgvuldig ontwerp zodat er geen sprake is van een onevenredige aantasting van monumentale waarden in de vorm van een ernstige visuele verstoring en/of schade aan bouwhistorische waarden/materiaal.

 

Lid 3

Op bijzondere dakvormen wordt plaatsing op dakvlakken uitgesloten. Het betreffen bijvoorbeeld daken:

  • -

    met een bijzondere vorm, zoals rond, spits of veelhoekig, of;

  • -

    bijzondere of kwetsbare materialen, zoals riet, koper, zink, lood, leien of zeldzame typen dakpannen, of;

  • -

    dakpannen in een bijzonder of decoratief legpatroon.

Bijzondere dakvormen zijn vaak minder geschikt voor panelen, omdat deze daar meer opvallen en daardoor eerder een ernstige visuele verstoring vormen. Ook op bepaalde types dakbedekking is het lastig om zonder aantasting van het historisch materiaal of visuele verstoring of andere risico’s (waaronder brandgevaar bij bijvoorbeeld riet) panelen te plaatsen.

 

Lid 4, sub a

Bijvoorbeeld niet op hoofdbouwen in deze ensembles, op ondergeschikte gebouwen die in zichtassen liggen of goed zichtbaar zijn vanuit de historische groenaanleg, op goed zichtbare plekken in de groenaanleg of zonder een zorgvuldig afgewogen ontwerp dat aansluit bij de omgeving door de locatie, omvang vorm, omringende, streekeigen beplanting en bijvoorbeeld een verdiepte ligging.

 

Beschermde buitenplaatsen en gebouwen met een historische tuinaanleg vormen bijzondere complexe van groen- en gebouwd erfgoed. De oorspronkelijke aanleg en/ of in de loop der tijd gegroeide situatie heeft bijna altijd een zeer hoge beeld- en ontwerpkwaliteit. Zichtassen spelen er bovendien een belangrijke rol. Zichtbare panelen op de hoofdgebouwen en in de zichtassen van deze ensembles zijn ongewenst.

 

Voor panelen op ondergeschikte gebouwen geldt dat zij niet in een zichtas of op een in het oog vallende plek mogen liggen en niet goed zichtbaar mogen zijn vanuit de historische tuin- of parkaanleg. Ook bij inpassing van panelen in de groenaanleg geldt dat deze geen visuele verstoring van het beeld mogen opleveren.

 

Lid 4, sub b

Bijvoorbeeld niet op plekken waar panelen een onevenredig negatief effect hebben op het beeld van het ensemble, of op (daken rond) binnenplaatsen of binnentuinen van complexen van beschermde monumenten.

 

Beschermd gebouwd erfgoed die onderdeel zijn van een complexbescherming, waarbij meerdere gebouwen of objecten een bescherming hebben, geldt dat de panelen geen verstoring van het ensemble beeld mogen betekenen.

 

Artikel 5. Keuze systeem

Lid 1

Het is niet toegestaan de opbrengst te maximaliseren door meer panelen te plaatsen dan nodig is voor de energiebehoefte van het beschermd gebouwd erfgoed. Dit vraagt namelijk om het aanbrengen van meer voorzieningen wat een grotere aantasting van (het beeld van) het monument tot gevolg heeft.

 

Lid 2 t/m 4

Historische materialen op daken zijn door hun vormgeving en uitstraling onmisbaar voor het karakter van het beschermd gebouwd erfgoed. Daarom is het belangrijk het juiste zonne-energiesysteem te kiezen. Daarbij zijn twee vragen van belang: wat zijn de gevolgen voor de oorspronkelijke materialen en constructies? En welk effect heeft dit systeem op het aanzien van het gebied of van het monument en zijn omgeving? Kies voor een systeem dat geen schade oplevert aan het historische materiaal en de visuele aantasting van het erfgoed zo beperkt mogelijk houdt.

 

Artikel 6. Plaatsing panelen

Lid 2

Zonne-energiesystemen met bijbehorende installaties en kabels en leidingen die geplaatst worden op het erf staan op een minder belangrijke locatie, zoveel mogelijk uit het zicht.

 

Lid 3, sub a en b

Historische dakbedekkingsmaterialen zijn belangrijk voor de cultuurhistorische waarde en het karakter van het gebouw. Als de panelen worden geplaatst, mag dit zo min mogelijk schade of verlies opleveren voor deze oorspronkelijke materialen. Dit kan alleen met een opbouwsysteem, waarbij panelen als losse onderdelen over het bestaande dak heen worden geplaatst. Ze zitten dan op korte afstand boven de historische dakpannen. Deze manier van plaatsen beperkt de fysieke gevolgen. Het meeste historische materiaal blijft behouden en het systeem is later eenvoudig te verwijderen, zonder veel schade. Het is alleen nodig om op enkele plekken door het dak heen te gaan voor bevestigingshaken, kabels en leidingen. Door de afstand tot de dakpannen kort te houden, blijven ook de visuele gevolgen beperkt. Kies niet voor een inbouwsysteem, waarbij panelen worden ingebouwd in het dak, dus verdiept tussen de dakpannen. Weliswaar oogt dit iets beter, maar dit weegt niet op tegen de grote fysieke gevolgen voor historische daken, omdat alle historische dakpannen verdwijnen op de plek waar u de collectoren of panelen inbouwt. Dit is alleen toegestaan in het historische materiaal al niet meer aanwezig is of er een tekort is aan het historisch materiaal dat tevens niet meer leverbaar is. Het is aan te raden om de afkomende dakpannen te bewaren.

 

Lid 3 c t/m h en lid 5 sub a t/m g

De manier waarop de panelen zijn gegroepeerd (het legplan) heeft grote invloed op de mate van verstoring. Door te kiezen voor een legplan met een zo rustig mogelijk beeld – in veel gevallen zal dit een aangesloten rechthoekig vlak zijn - blijft de visuele verstoring beperkt. Door voldoende afstand te bewaren tussen de panelen en de dakranden en goot blijft er ook nog wat historisch materiaal van het dak zichtbaar. Om het beeld zo rustig mogelijk te houden dient in het legplan rekening gehouden te worden met cultuurhistorische waardevolle dakelementen, als schoorstenen, dakkapellen e.d.

 

Lid 3, sub e

Bij panelen in het zicht bij repeterende woonblokken en woonrijen dienen de locatie, groepering en het soort paneel op het dakvlak op elkaar afgestemd te zijn. Het eerste initiatief voor panelen op een woonblok of een woonrij is leidend voor volgende initiatieven.

 

Lid 4, sub b

Om het verstorende beeld van de panelen op het beschermde erfgoed zo terughoudend mogelijk te houden kan er gekozen worden voor panelen afgestemd op de kleur van het dakvlak (bv. rode panelen op een rood dakvlak) of voor panelen in een zwarte kleur, all black, zonder patronen. Randen en profielen zijn in dezelfde kleur als het paneel.

 

Lid 5, sub c

Dit betreft een ‘oost-west’ opstelling of een ‘zuid’ opstelling, zolang deze maar gerangschikt is in regelmatige rijen op het platte dak.

 

Lid 5, sub h

Om het verstorende beeld van de panelen op het beschermde erfgoed zo terughoudend mogelijk te houden wordt er in de basis gekozen voor panelen afgestemd op de kleur van het dakvlak (bv. rode panelen op een rood dakvlak). Randen en profielen zijn in dezelfde kleur als het paneel. Alleen in uitzonderlijke gevallen kan worden afgeweken naar panelen in een zwarte kleur, all black, zonder patronen. Randen en profielen zijn in dezelfde kleur als het paneel.

 

Artikel 8 Indieningsvereisten

Bij een reguliere aanvraag omgevingsvergunning kunnen diverse stukken worden opgevraagd door de gemeente. Dit leidt in sommige gevallen tot extra kosten. Om te voorkomen dat de kosten buitenproportioneel worden, heeft het college van burgemeester en wethouders een lijst opgesteld met aan te leveren stukken. Op de technische tekeningen na, zoals genoemd in lid 3, zijn alle stukken voor eigenaren voorhanden of op te zoeken. Voor een situatietekening op schaal van de bestaande toestand kan bijvoorbeeld een uittreksel uit het Kadaster worden gebruikt. Een offerte voor het plaatsen van panelen is voor het uitvoeren van deze duurzaamheidsmaatregel vrijwel altijd noodzakelijk.

De toetsing van aanvragen omgevingsvergunningen voor het plaatsen van panelen wordt uitgevoerd door de Adviescommissie Omgevingskwaliteit, waarbij een lid deskundig op het gebied van monumentenzorg is betrokken. Dit is de gangbare werkwijze voor aanvragen omgevingsvergunningen bij beschermd gebouwd erfgoed.

 

Artikel 10. Afwijken van de criteria

In de beleidsregel is rekening gehouden met de op dit moment aanwezige opties ten aanzien van zonne-energiesystemen. Door de snelle ontwikkelingen kan het zijn dat er na de vaststelling van deze beleidsregel een systeem op de markt komt, wat tevens geschikt is voor gebruik op beschermd gebouwd erfgoed. Met dit artikel wordt een dergelijk systeem, onder voorwaarden, niet per definitie uitgesloten.

 

 

Naar boven