Woonwagen en standplaatsenbeleid gemeente Bernheze 2024

Inleiding

 

In juli 2018 stelde het ministerie van Binnenlandse Zaken een beleidskader op voor woonwagen- en standplaatsenbeleid. Dit heeft gevolgen voor het woonwagenbeleid van de gemeente. Dat heeft door het beleidskader aanpassingen nodig. Gemeenten zijn namelijk regisseurs van het huisvestingsbeleid. Daar horen ook woonwagens en standplaatsen bij.

 

Dit woonwagenbeleid houdt rekening met adviezen, uitspraken en aanbevelingen van verschillende organisaties:

 

  • De adviezen van het College voor de Rechten van de Mens

  • uitspraken van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM),

  • de bevindingen van de Nationale Ombudsman die staan in het rapport “woonwagenbewoner zoekt standplaats” en de aanbevelingen uit de Wegwijzer gemeentelijk woonwagen- en standplaatsenbeleid en het VNG Model Huisvestings- verordening.

 

Achtergrond

 

In 1999 werd de Woonwagenwet ingetrokken. Gemeenten hoefden geen beleid meer voor woonwagenbewoners te maken. Allerlei bijzondere maatregelen en voorzieningen werden opgeheven. Woonwagenbewoners heetten voortaan ‘burgers’. Het onderscheid was dat ze in een woonwagen wonen. Het beleid van de gemeente ging alleen nog over het inrichten en beheren van standplaatsen en niet meer over de woonbehoefte. De overheid zag de huisvesting niet meer als kerntaak. Woningcorporaties moesten woonwagenlocaties overnemen. Woonwagenbewoners hadden geen bijzondere rechten meer zoals bijvoorbeeld het recht op een standplaats. Ook het afstammingsbeginsel kwam te vervallen. De woonpositie van woonwagenbewoners werd hetzelfde als van andere inwoners.

 

Maar woonwagenbewoners hebben een eigen culturele identiteit. In de laatste tien tot vijftien jaar is dat op internationaal en Europees niveau vastgelegd in verdragen. Nederland heeft die verdragen ondertekend. Door het ondertekenen van deze afspraken is de overheid verantwoordelijk voor voldoende standplaatsen, zodat woonwagenbewoners volgens hun tradities en culturele identiteit kunnen leven. Het woonwagenleven is geen ‘woonwens’. Het maakt deel uit van de identiteit en cultuur van de betreffende woonwagenbewoner.

 

De woonwagencultuur staat sinds 2014 op de lijst van immaterieel cultureel erfgoed. De woonvormen en het leven in nauw sociaal- en familieverband zijn de twee belangrijkste kenmerken van woonwagenbewoners. Het van oorsprong nomadische bestaan leeft voort in de geest van woonwagenbewoners, waarmee de trekvrijheid ook een kenmerk is. Die culturele identiteit moet beschermd worden.

 

Samenvatting van de beleidsregel:

Algemeen

  • a.

    Bewoners die in woonwagens wonen hebben dezelfde rechten en plichten als andere inwoners in Bernheze.

  • b.

    De gemeente zorgt voor voldoende standplaatsen zodat woonwagenbewoners volgens hun tradities en culturele identiteit kunnen leven. Het woonwagenleven is geen ʺwoonwensʺ. Het maakt deel uit van de identiteit en cultuur van de betreffende woonwagenbewoner.

 

Locatie

  • c.

    de gemeente bestemt locaties als woonwagenstandplaats en zorgt voor de ruimtelijke procedure.

  • d.

    Het aantal standplaatsen in de gemeente mag niet minder worden, behalve als er belangrijke redenen voor zijn.

  • e.

    Als de gemeente besluit dat er meer standplaatsen en/of woonwagens nodig zijn, wordt er eerst gekeken naar de mogelijkheid op bestaande woonwagenlocaties. Het wonen en leven in familieverband staat centraal.

  • f.

    Corporaties zorgen voor de huisvesting van woonwagenbewoners die tot hun doelgroep behoren. Zij verhuren en beheren de sociale huurwoonwagens.

  • g.

    De gemeente vraagt advies aan de woonwagenbewoners bij plannen voor nieuwe standplaatsen.

  • h.

    Bij de plannen wordt rekening gehouden met de wensen van de woonwagenbewoners over de omgeving en inrichtingsvormen. Hierbij kan gedacht worden aan de aanleg van groen en ruimte voor een speel- en ontmoetingsplekken. Dit moet wel mogelijk zijn op de plek. De gemeente gaat hierover met de woonwagenbewoners in gesprek.

  • i.

    Bij plannen voor nieuwe standplaatsen betrekt de gemeente ook mensen uit de directe omgeving van de plek.

  • j.

    Het gebruik van het terrein, de standplaatsen, de sloopterreintjes en de gebouwen moet voldoen aan wet- en regelgeving.

 

Inschrijving en toewijzing

  • k.

    De gemeente Bernheze gebruikt de toewijzingsregels van het Regionale handelingsperspectief Noordoost Brabant 2022 (bijlage 1).

  • l.

    Gemeente Bernheze gebruikt het regionale inschrijvingssysteem van Noordoost Brabant, Daar kunnen mensen die interesse hebben zich inschrijven voor een woonwagen en/of standplaats vanaf half 2024.

  • m.

    De gemeente Bernheze of de corporatie controleert via de Basisregistratie Personen of iemand door het afstammingsbeginsel recht heeft op een standplaats of sociale huurwoonwagen.

  • n.

    Bij de toewijzing van een sociale huurwoonwagen en/of standplaats op een nieuwe woonwagen- locatie geldt de wachtlijst van het regionale inschrijvingssysteem. Dit is op basis van inschrijving, puntentoekenning en puntenopbouw. Hoe dit werkt staat in het Regionale toewijzingssysteem.

  • o.

    Woonwagenbewoners met een koopwagen op een gemeentelijke huurstandplaats mogen onder voorwaarden hun woonwagen en standplaats overdragen aan een (klein)kind.

 

Leefbaarheid

  • p.

    De bewoners van de woonwagenlocatie zijn als eerste verantwoordelijk voor het goed gebruiken van het terrein en de standplaatsen. Zij zorgen voor het schoon, heel en veilig houden van het kamp.

  • q.

    De gemeente beheert de openbare ruimte. Gaat er iets kapot in de openbare ruimte dan is de gemeente er verantwoordelijk voor dat het gemaakt wordt.

  • r.

    De gemeente volgt het sanctiebeleid van de corporaties en kan bij verhuur of vergunningverlening een Bibobtoets uitvoeren.

 

Het ‘Gemeentelijk woonwagen- standplaatsenbeleid’

 

Het beleidskader “Beleidskader gemeentelijk woonwagen- en standplaatsenbeleid’ is opgesteld met de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG), het Interprovinciaal Overleg (IPO), Aedes en vertegenwoordigers van Roma, Sinti en woonwagenbewoners (‘reizigers’).

 

Het beleidskader volgt na oordelen en aanbevelingen van het College van de Rechten van de Mens en de Nationale Ombudsman. Die stelden het aantal standplaatsen tot nul terugbrengen in strijd is met het recht op gelijke behandeling. Rijk en gemeenten hielden ook niet genoeg rekening met het streven van woonwagenbewoners om volgens hun eigen culturele identiteit te leven. Het kader helpt gemeenten bij een invulling van het lokale woonwagenbeleid dat recht doet aan de cultuur van woonwagenbewoners. Het beschermt tegen discriminatie en geeft rechtszekerheid en zorgt voor gelijke behandeling. Het voorkomt de schijn dat woonwagen- bewoners nadeliger of anders worden behandeld vanwege het feit dat zij woonwagenbewoner zijn. Het huisvestingsbeleid blijft in het beleidskader de verantwoordelijkheid van de gemeente.

 

In nieuw te ontwikkelen beleid moet worden opgenomen dat:

  • De gemeente het beleid voor woonwagens en standplaatsen vaststelt als onderdeel van de woonzorgvisie;

  • Het beleid voldoende rekening houdt met en ruimte geeft voor het woonwagenleven van woonwagenbewoners;

  • De behoefte aan standplaatsen helder is;

  • Woningcorporaties voorzien in de huisvesting van woonwagenbewoners voor zover deze tot de doelgroep behoren;

  • Het aantal standplaatsen niet kleiner mag worden als er behoefte is aan standplaatsen. Hierop zijn wel uitzonderingen;

  • Een standplaatszoekende woonwagenbewoner binnen een redelijke termijn kans heeft op een standplaats.

Regionaal handelingsperspectief woonwagenbeleid Noordoost Brabant

 

In 2019 kozen de 17 gemeenten en 10 woningcorporaties in Noordoost Brabant ervoor een regionaal handelingsperspectief op te stellen. Dit gaat over de inschrijving, toewijzing en het realiseren van standplaatsen. Zij willen één centraal inschrijfpunt: ‘www.thuispoort.nl’. Hierop kan iedereen zich inschrijven en het geeft gemeenten inzicht in de behoefte aan standplaatsen en woonwagens. Het afstammingsbeginsel is leidend.

 

In Noordoost Brabant is gekozen voor een regionale aanpak omdat:

  • dit voor duidelijkheid zorgt voor de standplaatszoekenden;

  • de grotere gemeenten de kleinere gemeenten kunnen helpen, samen staan de gemeenten sterk(er);

  • het vermoeden is dat een groot deel van de behoefte regionaal is. Dat vraagt om een regionale aanpak;

  • het voor een gelijke verdeling van standplaatszoekende tussen de gemeenten zorgt;

  • één centraal inschrijvingspunt voor woonwagenstandplaatszoekenden (en eenduidige toewijzingscriteria) duidelijk en efficiënt is;

  • daarmee niet elke gemeente zelf alles uit hoeft te vinden;

  • daarmee kennis en ervaring met elkaar kan worden gedeeld.

 

 

Verdieping op het woonbehoefte- en wensenonderzoek

 

De gemeente Bernheze heeft vier woonwagenlocaties met in totaal 18 bewoonde (stand)plaatsen waar in totaal ca. 49 woonwagenbewoners wonen.

 

 

Woonbehoefteonderzoek

De gemeente Bernheze heeft in mei 2021 onder haar woonwagenbewoners een woonbehoefte onderzoek uitgevoerd. Uit dit onderzoek bleek dat er vraag is naar 8 nieuwe woonwagenstandplaatsen. Bij dit aantal is uitgegaan van het aantal standplaatszoekenden dat ouder is dan 18 jaar en niet beschikt over een eigen huur-woonwagenstandplaats. Reden om hiervoor te kiezen is omdat een woonwagenbewoner op 18-jarige leeftijd zelfstandig op een standplaats in een woonwagen gaat wonen. De vraag naar standplaats(en) vanuit de huidige woonwagenbewoners ontwikkelt zich dan volgens het schema hieronder. Daarbij is geen rekening gehouden dat zich misschien koppels vormen of een woonwagenbewoner met een burger in een woning gaat wonen en de behoefte aan standplaatsen afneemt. Doorgaans heeft een “geboren en getogen woonwagenbewoner” echter de expliciete wens om in een eigen woonwagen op een standplaats te gaan wonen.

 

 

Het is niet haalbaar dat er voor een woonwagenbewoner direct op 18-jarige leeftijd een eigen standplaats is. Dit is ook niet het uitgangspunt. De wachttijd voor een standplaats is vergelijkbaar is met de wachttijd voor een huurwoning. De gemiddelde registratietijd/wachttijd voor een huurwoning in de gemeente Bernheze is deze ruim acht jaar.

Om de standplaatsbehoefte bij te werken, wordt in de loop van 2025 een nieuw woonbehoefteonderzoek uitgevoerd.

 

Taak gemeente en taak woningcorporatie

De gemeente is verantwoordelijk voor de ruimtelijke ordening van het woonwagenbeleid. Dat wil zeggen dat een woonwagenlocatie bijvoorbeeld moet passen in de omgeving en dat de hoeveelheid standplaatsen moet passen bij de locatie. Ook is de gemeente verantwoordelijk voor het beheer van de openbare ruimte en voor handhaving van bijvoorbeeld bouwvoorschriften (brand- veiligheid) en openbare orde. Het bouwen, verhuren en beheren van sociale huurwoonwagens is een taak van woningcorporaties. Woonwagenbewoners die een huishoudinkomen hebben tot aan de inkomensgrenzen horen tot de doelgroep van woningcorporaties.

 

Het ontwikkelen, verhuren en exploiteren van woonwagenlocaties, standplaatsen en woonwagens hoort in de basis tot de kerntaak van de woningcorporaties.

 

Woningcorporaties mogen volgens de Algemene Wet Gelijke Behandeling en de Wet goed verhuurderschap niet discrimineren bij het toewijzen.

 

Uit het beleidskader Woonwagenbeleid BZK 2018 volgt:

  • 1.

    De gemeente zorgt voor een stuk grond met de bestemming ‘standplaats’;

  • 2.

    De woningcorporatie zorgt voor het plaatsen, verstrekken van huurwoonwagens en de exploitatie ervan. De woningcorporatie hoeft alleen te zorgen voor huishoudens met een inkomen tot aan de sociale inkomensgrens.

 

Gemeente en corporaties overleggen over huurstandplaatsen en huurwoonwagen en bepalen op welke termijn deze gerealiseerd worden. Dit kan vastgelegd worden in prestatieafspraken.

 

Toevoegen van standplaatsen en nieuwe locaties

Het toevoegen van standplaatsen op een bestaande locatie heeft minder gevolgen dan het opzetten van een nieuwe woonwagenlocatie. Wanneer er meer standplaatsen in de gemeente komen, wordt eerst gekeken of bestaande locaties groter gemaakt kunnen worden, door bijvoorbeeld de sloopterreintjes om te zetten in standplaatsen. Leven in familieverband staat centraal. Daarom zijn meer standplaatsen op een bestaande locatie bijna alleen mogelijk voor de familieleden van de huidige bewoners. Dit is ook volgens de wens van alle woonwagenbewoners waar gesprekken mee zijn gevoerd.

 

Het vinden van een plek voor een nieuwe woonwagenlocatie, gaat hetzelfde als bij andere bouwplannen. Er moet sprake zijn van een goede ruimtelijke ordening. Dat betekent dat het plan moet passen in de omgeving. Is dat het geval dan moet het vastgelegd worden in een omgevingsplan. Bij het vinden van een plek worden de wensen van de woonwagenbewoners betrokken. Bewoners en bedrijven in de directe omgeving betrekken we ook bij plannen voor de aanleg van nieuwe standplaatsen.

 

Inschrijving en toewijzingsbeleid

 

Voor de regio is er één centraal inschrijvingspunt voor woonwagenstandplaatszoekenden. De regels voor de toewijzing zijn voor iedereen hetzelfde. Iedereen kan zich inschrijven als belangstellenden voor een woonwagen of standplaats. Maar iemand die kan aantonen een woonwagenbewoner te zijn, krijgt voorrang. De gemeente kan dit toetsen aan de hand van de Basis Registratie Personen (BRP).

Toewijzingsbeleid huurstandplaatsen en huurwoonwagens

 

Woonwagenbewoners uit gemeente Bernheze hebben voorrang op woonwagenbewoners uit de regio en op de rest van het land. Gemeente Bernheze hanteert het regionale voorrangsysteem waarbij de volgende uitgangspunten gelden: (Zie ook bijlage 1).

 

  • 1e groep: kinderen of kleinkinderen die sinds hun geboorte als kind altijd op deze locatie hebben gewoond. Zij wonen dus nog bij hun ouders of grootouders in.

  • 2e: kinderen of ouders van bewoners van deze locatie die nu in een woning of op een andere woonwagenlocatie wonen.

  • 3e: een woonwagenbewoner die al meer dan drie jaar inwoont bij iemand anders op de woonwagenlocatie waar de standplaats vrij komt.

  • 4e: een woonwagenbewoner die in deze gemeente woont/wonen waar de standplaats vrijkomt.

  • 5e: overige familieleden(woonwagenbewoners) van de bewoners in de woonwagenlocatie.

  • 6e: een woonwagenbewoner die in een van de andere gemeenten woont waar deze regels gelden. (zie bijlage 1).

  • 7e; overige woonwagenbewoners die een standplaats zoeken.

  • 8e: overige belangstellenden.

 

Woonwagenbewoners die in het verleden met een financiële vergoeding (of materiele vergoeding met een financiële waarde) de woonwagenlocatie hebben verlaten (zgn. spijtoptanten) mogen zich inschrijven. Pas 10 jaar na het ontvangen van de (financiële) vergoeding kunnen zij een standplaats toegewezen krijgen. Met financiële vergoeding wordt niet de wettelijke verhuisvergoeding bedoeld. NB met spijtoptanten worden niet jongeren bedoeld die een woning hebben geaccepteerd omdat er geen standplaats beschikbaar was.

 

Bernheze volgt het sanctiebeleid van de corporaties. Woonwagenbewoners die wegens ongeoorloofd gedrag van een standplaats zijn verwijderd, kunnen tijdens de sanctie geen standplaats of huurwoonwagen huren. Ook niet als medehuurder. Bij een nieuwe verhuring van woonwagen of standplaats mogen er geen oude huurschulden meer zijn.

 

De gemeente kan het Bibob beleid toe passen op huurovereenkomsten en tijdens vergunningverlening. Hiermee kan een overeenkomst of vergunning alsnog geweigerd worden.

 

Toewijzing bij een nieuwe woonwagenlocatie

 

Bij de toewijzing van een standplaats met een sociale huurwoonwagen op een nieuwe woonwagenlocatie geldt de wachtlijst op basis van inschrijving, puntentoekenning en puntenopbouw volgens het Regionale toewijzingssysteem.

 

  • De standplaatszoekende met het hoogste aantal punten gaat voor.

  • Bij gelijke punten krijgt de persoon met de hoogste leeftijd voorrang op de andere(n).

 

Het toewijzingsbeleid met een puntentelling is bijlage 1; Beleidsregels toewijzing systeem woonwagenstandplaatsen Noordoost Brabant 2022

Toewijzingsbeleid huurstandplaatsen met ruimte voor een koopwoonwagen

 

Op een vrijgekomen standplaats voor een koopwoonwagen moet bij de gemeente een omgevingsvergunning voor het ruimtelijke deel van het bouwen (omgevingsplancapaciteit) worden aangevraagd. Basis is artikel 5.1 lid 2 of 5.1 lid 1 onder a van de Omgevingswet. Daarnaast moet de woonwagen voldoen aan het Besluit bouwwerken leefomgeving.

 

Net zoals bij sociale huurwoonwagens is het afstammingsbeginsel leidend en geldt bij toewijzing het lokale voorrangssysteem (zoals vastgelegd in de toewijzingsregels, bijlage 1).

 

Toewijzingsbeleid huurstandplaatsen met bestaande koopwoonwagen

 

Wanneer iemand met een koopwoonwagen komt te overlijden of besluit te vertrekken van de woonwagenlocatie mag deze de woonwagen met gemeentelijke huurstandplaats overdragen aan een van de (klein)kinderen. Dit noemen we indeplaatsstelling.

 

Stel de huurder van de standplaats overlijdt of besluit te vertrekken uit de woonwagen. Het aangewezen (klein)kind krijgt dan voorrang bij het toewijzen van de standplaats. Er wordt niet gekeken naar de wachtlijst. Dit voorkomt dat een eigen woonwagen moet worden verwijderd. Dat zou kapitaalvernietiging voor de eigenaar/ nabestaanden zijn.

 

Deze uitzondering geldt alleen bij de eigendomsconstructie gemeentelijke huurstandplaats met eigendomswoonwagen. En daarbij geldt:

 

  • Als huurder vertrekt naar een andere standplaats, is deze regeling niet geldig.

  • De vertrekkende huurder en de nieuwe huurder hebben geen huurachterstand.

  • De nieuwe huurder moet een positieve verhuurdersverklaring of hypotheekverklaring overleggen. Deze mag maximaal drie maanden oud zijn.

  • De gemeente kan voor toewijzing een Bibobtoets doen.

 

Waarom is het systeem van indeplaatsstelling nodig?

De bedoeling is om huurstandplaatsen met eigendomswoonwagens als het ware ‘in aanvulling op’ het reguliere huurrecht, te beschermen en toe te laten komen aan kinderen en/of kleinkinderen van woonwagenbewoners. Bij het einde van de huur moet een standplaats schoon en leeg opgeleverd worden. Een eigendomswoonwagen moet verwijderd worden terwijl de wagen geld waard is, maar is bij verwijdering nog maar weinig waard. Dat is vernietiging van kapitaal en dat willen we voorkomen.

 

In de praktijk wordt de wagen overgenomen door een van de (klein)kinderen. Dit wordt onderling geregeld. De gemeente biedt een nieuwe huurovereenkomst aan met actuele huurvoorwaarden en prijzen.

 

Wat houdt indeplaatstelling in?

De huurder van de standplaats waarop een eigendomswoonwagen is geplaatst en een van zijn familieleden (kind of kleinkind) leggen op papier vast wie van de (klein)kinderen de opvolger is. Als de huidige huurder van de standplaats die overlijdt of vertrekt, dan wordt de standplaats eenmalig met voorrang aan de geregistreerde aangeboden. De plek of de rangorde op de Lijst geregistreerde standplaatszoekenden maakt dan niet uit.

 

Om wonen in familieverband te kunnen waarborgen komen andere mensen niet in aanmerking voor de indeplaatsstelling.

 

Wachtlijst en indeplaatsstelling.

Wanneer een bewoner besluit de koopwagen en standplaats over te dragen aan een (klein)kind komt vertrekkende bewoner voor tien jaar niet meer in aanmerking voor een standplaats binnen de gemeente Bernheze.

 

De nieuwe huurder heeft hiermee een standplaats gevonden en daarmee komt de wachttijd van huurder te vervallen.

 

Hardheidsclausule

 

Het college van burgemeester en wethouders mag in bijzondere gevallen gemotiveerd afwijken van de toewijzingscriteria. Als een gemeente gebruik wil maken van deze hardheidsclausule wordt dat gedeeld met de Regionale Bestuurlijke Kopgroep Wonen (RNOB). In de bestuurlijke kopgroep Wonen wordt medegedeeld waarom een gemeente afwijkt van het gezamenlijk afgesproken beleid.

 

Leefbaarheid

 

Veiligheid is een belangrijke pijler voor een leefbaar Bernheze. We verlangen van iedere inwoner dat hij zich houdt aan de wetten, regels, normen en waarden van de maatschappij. Inwoners mogen van de gemeente verlangen dat we in verbinding staan met inwoners en ondersteuning bieden als dat nodig is. Leefbaarheid van een dorp, wijk of buurt gaat over schoon, heel, veilig en legaal. Dat betekent:

 

  • Schoon: de locatie(s) zien er netjes en verzorgd uit. Daar zorgen bewoners voor. Het onderhoud en beheer van de openbare ruimte is voor de gemeente.

  • Heel: kwalitatief goede huisvesting voor de doelgroep die in een woonwagen woont en wil wonen.

  • Veilig: een prettige leefomgeving waar bewoners en bezoekers zich veilig voelen en die toegankelijk is, ook voor de hulpdiensten. Waar mogelijk is er een tweezijdige ontsluiting.

  • Legaal: voor alle woonwagens en andere bouwwerken heeft de gemeente een vergunning verleend, tenzij het gebouwd mocht worden zonder vergunning. Het terrein is openbaar toegankelijk en het gebruik van terrein, woonwagens en opstallen gebeurt volgens het omgevingsplan. Er vinden geen activiteiten plaats die in strijd zijn met wet- en regelgeving.

 

De gemeente heeft het beheer en onderhoud van de openbare ruimte op en rond de woonwagenlocaties opgenomen in de gemeentelijke beheersplannen.

 

Huisvestingsverordening

Tijdens het vaststellen van dit beleid werkt de gemeente aan het opstellen van een Huisvestingsverordening. In principe is dit het aangewezen gemeentelijke instrument waarin de voorrangsregeling voor woonwagenbewoners moet worden opgenomen. Aan de basis van een Huisvestingsverordening ligt de onderbouwing van schaarste van betaalbare huisvesting en verdringing van specifieke doelgroepen, zoals bijvoorbeeld woonwagenbewoners. Een Huisvestingsverordening maakt keuzes in woonruimteverdeling duidelijk. Aankomende nieuwe wetgeving (Wet Regie op de Volkshuisvesting) verlangt van alle gemeenten om erover na te denken hoe ze met het inzetten van een Huisvestingsverordening op woonruimteverdeling kunnen sturen.

 

Vervallen oude regels

Met de inwerkingtreding van deze beleidsregels vervallen:

"Beleid ten aanzien van woonwagens en woonwagenstandplaatsen”. Vastgesteld op 4 december 2007

 

Inwerkingtreding

De beleidsregels treden in werking op de dag na die waarop zij bekend zijn gemaakt.

 

Titel

Deze beleidsregel wordt aangehaald als “Woonwagen en standplaatsenbeleid gemeente Bernheze 2024".

 

Bijlagen:

1.Beleidsregels toewijzing systeem woonwagenstandplaatsen Noordoost Brabant

2. Flyer standplaatstoewijzing

 

Begrippen

 

 

Afstammingsbeginsel: Onder afstammingsbeginsel wordt verstaan: personen die kunnen aantonen dat zij en hun (voor)ouders in een woonwagen hebben gewoond.

 

Bestemmingsplan/omgevingsplan: de gemeenteraad stelt bestemmingsplannen en omgevingsplannen vast. Daarin staat wat je mag bouwen op een plek en waar je de plek voor mag gebruiken.

 

Standplaats: Een kavel, bestemd voor het plaatsen van een woonwagen, waarop voorzieningen aanwezig zijn die op het leidingnet van de openbare nutsbedrijven, andere instellingen of van gemeenten kunnen worden aangesloten (artikel 1, lid 1 van de Woningwet).

 

Woonwagen: Een voor bewoning bestemd gebouw dat is geplaatst op een standplaats en dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst (artikel 1, lid 1 van de Woningwet).

 

Woonwagenbewoners: Woonwagenbewoners zijn mensen die zich van generatie op generatie als zodanig manifesteren en die zich beschouwen als een bevolkingsgroep met een van andere bevolkingsgroepen te onderscheiden cultuur.

 

Woonwagenlocatie of woonwagenkamp: een aantal kavels bij elkaar die gekenmerkt zijn als standplaats voor woonwagens.

 

Spijtoptanten: Voormalige woonwagenbewoners die tijdelijk in een reguliere woning wonen met de intentie terug te keren naar de woonwagenlocatie.

 

Koopwoning: Woonhuis dat door de bewoner aangekocht is of dat bestemd is om door eventuele bewoners aangekocht te worden;

 

Huurwoning: Een huurwoning is een woning die de bewoner huurt van de eigenaar, vaak een woningcorporatie of een particulier.

 

Woonadres: Een woonadres is het adres waar iemand woont.

 

 

Heesch | Juli 2024

 

Naar boven