Gemeenteblad van Alkmaar
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Alkmaar | Gemeenteblad 2024, 416730 | beleidsregel |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Alkmaar | Gemeenteblad 2024, 416730 | beleidsregel |
Beleidsregel Wet Bibob (vergunningen) gemeente Alkmaar
Het college van burgemeester en wethouders en de burgemeester van de gemeente Alkmaar, ieder voor zover het hun bevoegdheid betreft;
gelet op artikel 3 van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur (Wet Bibob) en hoofdstuk 4, titel 4.3 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb);
vast te stellen de navolgende beleidsregel Wet Bibob (vergunningen) gemeente Alkmaar
De gemeente Alkmaar past al langere tijd de Wet Bibob toe. De Wet Bibob geeft de gemeente Alkmaar de mogelijkheid zich via een Bibob-onderzoek te beschermen tegen het risico dat criminele activiteiten worden gefaciliteerd bij het verlenen of intrekken van vergunningen of het aangaan van vastgoedtransacties.
De Wet Bibob geeft de gemeente Alkmaar beleidsruimte bij de besluitvorming over het toepassen van de uit deze wet voortvloeiende bevoegdheden. Met inachtneming van de wijzigingen van de Wet Bibob en de actualiteit, is het bestaande Bibob-instrument herijkt. Het resultaat is de beleidsregel Wet Bibob gemeente Alkmaar. Deze beleidsregel vervangt de Algemene beleidsregels, de Beleidsregel voor omgevingsvergunningen voor de activiteit bouwen en de Beleidsregel voor horeca, prostitutie-, speelautomaten- en evenementenvergunningen én schept duidelijkheid naar inwoners en ondernemers die mogelijk aan een Bibob-onderzoek kunnen worden onderworpen. Er is met de nieuwe beleidsregel een eenduidig kader voor het toepassen van de Wet Bibob bij het verlenen, weigeren of intrekken van een vergunning. Inhoudelijk is het beleid niet gewijzigd.
De Wet Bibob geeft het college en de burgemeester een instrument om onderzoek te verrichten naar de integriteit van de aanvrager en zijn zakelijke relaties. Het college en de burgemeester hebben deze bevoegdheid bij het beoordelen van aanvragen en het intrekken van vergunningen.
Op grond van de Wet Bibob kan het college of de burgemeester onderzoeken of een risico bestaat dat uit strafbare feiten verkregen of te verkrijgen op geld waardeerbare voordelen worden benut (de zogenoemde a-grond) of dat een risico bestaat om strafbare feiten te plegen (de zogenoemde b-grond). Verder kan het college of de burgemeester onderzoeken of voor het verkrijgen of behouden van de vergunning een strafbaar feit is gepleegd. Onder strafbaar feit wordt ook verstaan feiten waarvoor een bestuurlijke boete kan worden opgelegd. Voorbeelden van relevante strafbare feiten zijn het witwassen van zwart geld, valsheid in geschrifte, fraude of drugshandel.
3.1 Subsidiariteit en proportionaliteit
Bij de Wet Bibob zijn de beginselen van subsidiariteit en proportionaliteit belangrijke uitgangspunten. Bij subsidiariteit gaat het erom of het doel (het beschermen van de integriteit van de gemeente Alkmaar) ook op andere, minder ingrijpende manieren kan worden bereikt. Voor de Wet Bibob betekent dit dat de Wet Bibob een zogenoemd ultimum remedium moet zijn. Dit houdt in dat eerst moet worden beoordeeld of bestaande weigerings- of intrekkingsgronden mogelijkheden bieden om een vergunning wel of niet te weigeren of in te trekken. Daarnaast moet het college of de burgemeester onderzoeken of zij zelfstandig, op een eerder in de tijd gelegen moment en met zelfstandig verkregen informatie de Wet Bibob kunnen toepassen. Alle gangbare en minder vergaande mogelijkheden moeten zijn benut, voordat in het uiterste geval aan het Landelijk Bureau Bibob (LBB) advies wordt gevraagd.
Het proportionaliteitsbeginsel wordt tot uitdrukking gebracht door het Bibob-instrumentarium risicogericht in te zetten op de plekken waar de kans op het (on)bewust faciliteren van criminele activiteiten het grootst is. Het college en de burgemeester passen de Wet Bibob bij het verlenen en intrekken van vergunningen als volgt toe.
3.2 Uitgangspunten bij omgevingsvergunningen (ruimtelijke en technische bouwactiviteit)
Er wordt een onderscheid gemaakt tussen kleinere en grotere bouwprojecten, dit in combinatie met de aanneemsom1. Bovendien wordt een onderscheid gemaakt tussen bouwactiviteiten die betrekking hebben op bepaalde specifiek omschreven risicocategorieën die gevoelig worden geacht voor criminele invloeden en bouwactiviteiten die niet onder deze categorieën vallen. Dit wordt als volgt ingevuld:
in de praktijk kan zich de situatie voordoen dat een bepaalde aanvraag niet binnen deze beleidsregel valt: de bouwactiviteiten zijn niet specifiek als risicocategorie benoemd en de aanneemsom ligt onder de € 250.000,- (exclusief BTW). In zo’n geval kan toch een Bibob-toets noodzakelijk zijn. Die toets kan aan de orde zijn als bij het beoordelen van de aanvraag aandachtspunten naar voren komen die maken dat de Wet Bibob moet worden toegepast (te denken valt onder andere aan een tip van de officier van justitie, berichten in de media, politie-informatie of andere bij de gemeente beschikbare informatie).
De Wet Bibob kan zowel voor de ruimtelijke als de technische bouwactiviteit worden toegepast. Als deze bouwactiviteiten niet gelijktijdig worden aangevraagd, dan wordt alleen bij de eerst ontvangen aanvraag het Bibob-onderzoek uitgevoerd. Mocht uit dit onderzoek al blijken dat de vergunning moet worden geweigerd, dan kan dit de aanvrager investeringen in bijvoorbeeld allerlei technische onderzoeken besparen, voor zover deze onderzoeken nodig zijn voor de andere bouwactiviteit.
Bouwactiviteiten kunnen in bepaalde categorieën worden onderverdeeld. De bouwactiviteiten kunnen gaan over het (ver)bouwen van een of meerdere woningen, winkels, kantoren, horecagelegenheden, bedrijven en dergelijke. Vooral die bouwactiviteiten waar ruimten worden gemaakt om te wonen of waar zich handelsactiviteiten (gaan) afspelen worden in het kader van de Wet Bibob aan een onderzoek onderworpen. Bepaalde activiteiten zijn meer dan andere gevoelig voor criminele beïnvloeding. De hieronder benoemde risicocategorieën worden in het kader van de Wet Bibob in ieder geval aan een onderzoek onderworpen.
Als leidraad worden in ieder geval de volgende risicocategorieën onderscheiden:
Deze opsomming van risicocategorieën is niet uitputtend. Als nieuwe ontwikkelingen dit noodzakelijk maken kunnen deze risicocategorieën worden aangepast. Naast deze risicocategorieën kunnen ook andere categorieën van bouwactiviteiten aan een onderzoek worden onderworpen. Denk hierbij bijvoorbeeld aan het onderzoeken van bouwactiviteiten waarbij de gemeentelijke overheid zelf is betrokken, zoals weg- of waterbouwprojecten, het (ver)bouwen van een onderwijsinstelling of een theater.
3.3 Uitgangspunten bij overige vergunningen
Binnen de horeca-, kansspel- en prostitutiebranche is het lastig om te werken met risicocategorieën omdat binnen de gehele branche een verhoogd risico op criminele inmenging bestaat. Dit betekent dat in beginsel bij elke aanvraag de Wet Bibob wordt toegepast. Dit houdt in dat de aanvrager de Bibob-vragen van het (digitale) Bibob-formulier invult en voorziet van de bijlagen die daarbij horen. De uitgangspunten zijn als volgt:
De administratieve lasten worden zo veel mogelijk beperkt door de Wet Bibob risicogericht in te zetten. Er wordt ook zoveel als dat mogelijk is gebruik gemaakt van eerder aangeleverde gegevens. Ook maakt de gemeente Alkmaar in dit geval gebruik van een begrijpelijk en leesbaar (digitaal) vragenformulier2, waarbij in eerste instantie alleen die stukken worden opgevraagd die noodzakelijk zijn voor een goede toetsing. Mocht de betrokkene binnen een korte periode meerdere keren met dezelfde onderneming of voor hetzelfde project met de Wet Bibob in aanraking komen, dan worden de administratieve lasten ook zo veel mogelijk beperkt. Uitgangspunten hierbij zijn dat het eigen onderzoek van de gemeente Alkmaar zo vroeg mogelijk in het traject plaatsvindt, bij ongewijzigde omstandigheden slechts eenmaal wordt getoetst en de al aangeleverde gegevens worden hergebruikt. Het is niet uit te sluiten dat aanvullende informatie wordt opgevraagd, omdat ieder besluit een eigen toetsingskader heeft en bij elke fase ook andere (rechts)personen betrokken kunnen zijn (bijvoorbeeld bij de financiering).
Het Bibob-onderzoek richt zich op de aanvrager van een vergunning of de vergunninghouder en zijn eventuele zakelijke relaties, zoals financiers, aandeelhouders, pandeigenaren en anderen die (in)direct in een zakelijk samenwerkingsverband tot de betrokkene staan. De mogelijke conclusies van het Bibob-onderzoek zijn:
Het Bibob-onderzoek bestaat in beginsel uit eigen onderzoek. Het college of de burgemeester kan eventueel daarna een advies vragen aan het LBB. Het LBB kan dan een advies geven over de mate van gevaar.
Over het eigen onderzoek wordt opgemerkt dat de hierna genoemde informatie bedoeld is om het eigen onderzoek door het college of de burgemeester voor de betrokkene en eventuele zakelijke relaties inzichtelijk te maken. Het college en de burgemeester behouden zich het recht voor om het eigen onderzoek op een andere wijze uit te voeren, binnen de hiervoor gestelde wettelijke kaders en bevoegdheden.
De mogelijkheid om een eigen onderzoek te starten kan zowel bij nieuwe aanvragen, bij lopende vergunningen of bij een verzoek om de vergunning op naam van een ander te zetten.
Om te komen tot een goede beoordeling in het kader van de Wet Bibob stelt het college of de burgemeester de betrokkene vragen die onder meer zien op de bedrijfsstructuur, financiering en betrokken (rechts)personen. Daarvoor is een (digitaal) Bibob-vragenformulier (zoals genoemd in artikel 7a, vijfde lid, van de Wet Bibob) ontwikkeld dat door de betrokkene moet worden ingevuld.
Na ontvangst van het (ingevulde) Bibob-vragenformulier en de daarbij gevraagde documenten onderzoekt het college of de burgemeester allereerst of het vragenformulier volledig is. Wanneer (herhaaldelijk) wordt geweigerd om het Bibob-vragenformulier in te vullen of niet volledig in te vullen, of de gegevens of documenten niet volledig te verstrekken, dan wordt de aangevraagde vergunning buiten behandeling gesteld op grond van artikel 4:5 van de Awb. Ook kan een weigering om het invullen van een Bibob-vragenformulier of het (onvolledig) leveren van extra informatie leiden tot het intrekken van de verleende vergunning.
Nadat het Bibob-vragenformulier volledig is, wordt met het Bibob-vragenformulier en bijgevoegde documenten onderzoek gedaan in open en gesloten bronnen. Te denken valt aan justitiële, politiële, strafvorderlijke, fiscale en binnengemeentelijke bronnen. Bij onduidelijkheden worden aanvullende vragen aan de aanvrager gesteld.
In de meeste gevallen komt het college of de burgemeester zelfstandig tot een conclusie. Het LBB wordt op grond van artikel 7a, zevende lid, van de Wet Bibob geïnformeerd als de conclusie een ernstig gevaar of mindere mate van gevaar op grond van de Wet Bibob inhoudt. Het LLB houdt een Bibob-register bij.
In de gevallen waarin het college of de burgemeester niet zelfstandig tot een conclusie komt, is het mogelijk om advies te vragen aan het Regionaal Informatie- en Expertise Centrum (RIEC) of het LBB. Het RIEC en het LBB kunnen een diepgaander onderzoek doen dan het college of de burgemeester omdat zij toegang hebben tot meer gesloten bronnen.
In de volgende gevallen wordt advies gevraagd aan het LBB:
Het college of de burgemeester informeert de betrokkene schriftelijk over een adviesaanvraag aan het LBB (artikel 32 van de Wet Bibob). Vanwege de adviesaanvraag bij het LBB wordt de beslistermijn die geldt op basis van de Awb of die van de van toepassing zijnde regelgeving opgeschort (artikel 31 van de Wet Bibob).
De adviesaanvraag bij het LBB is geen besluit in de zin van de Awb. Hiertegen staat dan ook geen bezwaar of beroep open. Wel is het voor de betrokkene altijd mogelijk om de aanvraag om een vergunning in te trekken.
Het LBB brengt een advies uit over de mate van gevaar. Het college of de burgemeester moet zich op grond van artikel 3:9 van de Awb ervan vergewissen dat het aan het advies ten grondslag liggende onderzoek naar de feiten op zorgvuldige wijze is verricht en dat de feiten de conclusie kunnen dragen. In dit kader is het dan ook mogelijk om aanvullende vragen te stellen aan het LBB. Het college of de burgemeester mag gemotiveerd van het advies van het LBB afwijken, als het advies van het LBB gebruikt wordt in de motivering.
De conclusie van het Bibob-onderzoek (naar de mate van gevaar) heeft de volgende resultaten tot gevolg:
De laatste drie uitkomsten vinden alleen plaats als dit proportioneel is met de mate van gevaar, in geval van vermoedens de ernst daarvan en met de ernst van de gepleegde of te plegen strafbare feiten. In deze gevallen wordt de betrokkene altijd op de hoogte gesteld van het voorgenomen besluit van het college of de burgemeester. Als het gevaar (ook) ziet op een eventuele derde, dan wordt deze ook op de hoogte gesteld. De betrokkene en een eventuele derde (op wie het gevaar ziet) hebben de mogelijkheid om op het voorgenomen besluit te reageren in een zienswijzeprocedure. De zienswijze kan ertoe leiden dat vanuit zorgvuldigheid het Bibob-onderzoek wordt hervat (wel of niet via een aanvullende adviesaanvraag aan het LBB). De informatie uit de zienswijzeprocedure wordt meegenomen in het besluit.
Na de zienswijzeprocedure neemt het college of de burgemeester een besluit. Tegen het besluit kan de betrokkene bezwaar maken in het kader van de bezwaarschriftenprocedure. Tegen de beslissing op bezwaar kan beroep worden ingesteld bij de bestuursrechter.
De Bibob-informatie3 wordt op grond van de Selectielijst archiefbescheiden gemeenten en intergemeentelijke organen 2020 vijf jaren na het einde van de zaak vernietigd. Dit gebeurt niet als in het dossier informatie4 aanwezig is die op dat moment duidt of kan duiden op een ernstig of mindere mate van gevaar op grond van de Wet Bibob of een buitenbehandelingstelling op grond van de Awb5 wanneer – in de daarop volgende jaren – in het dossier voorkomende (rechts)personen opnieuw betrokken zijn bij een (nieuwe) vergunning of betrokken raken bij een lopende vergunning waardoor die vergunning niet zonder meer6 kan worden verleend of in stand kan blijven. In dat geval wordt de informatie voor nog eens vijf jaren bewaard (in totaal tien jaar).
8. Intrekken, inwerkingtreding en overgangsrecht
De Algemene beleidsregel gemeente Alkmaar in het kader van de Wet Bibob, zoals vastgesteld op 6 januari 2015, de Beleidsregel gemeente Alkmaar voor omgevingsvergunningen voor de activiteit bouwen in het kader van de Wet Bibob, zoals vastgesteld op 6 januari 2015, en de Beleidsregel gemeente Alkmaar voor horeca-, prostitutie-, speelautomaten- en evenementenvergunningen in het kader van de Wet Bibob, zoals vastgesteld op 2 november 2016, worden ingetrokken.
Deze beleidsregel treedt in werking op de dag na het bekendmaken daarvan.
Als voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze beleidsregel een aanvraag om een vergunning is ingediend dan geldt voor het toepassen van de Wet Bibob de beleidsregels zoals die van kracht waren op het moment van het indienen van de aanvraag.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2024-416730.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.