Gemeenteblad van Zwolle
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Zwolle | Gemeenteblad 2024, 4160 | algemeen verbindend voorschrift (verordening) |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Zwolle | Gemeenteblad 2024, 4160 | algemeen verbindend voorschrift (verordening) |
Algemene Plaatselijke Verordening Zwolle 2024
Geldend van 1 januari 2024 tot heden
Besluit van de raad van de gemeente Zwolle tot vaststelling van de Algemene Plaatselijke Verordening Zwolle 2024 (APV Zwolle 2024)
De raad van de gemeente Zwolle
gelezen het voorstel van college van burgemeester en wethouders van 14 april 2023;
gelet op de artikelen 149, 149a, 151a, 151b, 151c, 151d, 154 en 154a van de Gemeentewet, de artikelen 3 en 4 van de Wet openbare manifestaties, de artikelen 4, 25a, 25b, 25c en 25d van de Alcoholwet, artikel 18,7 Omgevingswet, de artikelen 2.24 Ow juncto 5.73 Besluit kwaliteit leefomgeving en artikel 2.24 Ow juncto 5.67, 5.68, 5.69, 5.70, 5.71 en 5.72 Besluit kwaliteit leefomgeving, artikel 30c, tweede lid, van de Wet op de kansspelen, artikel 3 van de Winkeltijdenwet, artikel 64, tweede lid, van de Wet veiligheidsregio’s en artikel 2a van de Wegenverkeerswet 1994;
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
Artikel 1:5 Voorschriften en beperkingen
Aan een krachtens deze verordening genomen “besluit nadere regels “dan wel een bij of krachtens deze verordening verleende vergunning of ontheffing kunnen voorschriften en beperkingen worden verbonden. Deze voorschriften en beperkingen mogen slechts strekken tot bescherming van het belang of de belangen in verband waarmee de vergunning of ontheffing is vereist.
Artikel 1:9 Experimenteerartikel
Het experiment wordt geëvalueerd. Als de evaluatie van een experiment aanleiding geeft tot het aanpassen van deze verordening, kan het college of de burgemeester besluiten, in afwijking van het zesde lid, het experiment met ten hoogste een jaar te verlengen met het oog op het aanpassen van de verordening.
Hoofdstuk 2 Openbare orde, leefbaarheid en veiligheid
Artikel 2:3 Kennisgeving betogingen en samenkomsten op openbare plaatsen
Degene die het voornemen heeft op een openbare plaats een betoging te houden, waaronder begrepen een samenkomst als bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de Wet openbare manifestaties, geeft daarvan vóór de openbare aankondiging en ten minste 96 uur voordat de betoging wordt gehouden, schriftelijk kennis aan de burgemeester.
Afdeling 5 Veiligheid, bruikbaarheid en aanzien van de openbare ruimte
Artikel 2:10 Het plaatsen van voorwerpen in de openbare ruimte in strijd met de publieke functie ervan
Het verbod van het eerste lid geldt niet voor:
voorwerpen of stoffen, die noodzakelijkerwijs kortstondig op de weg gebracht worden in verband met het laden en lossen ervan, mits geen schade wordt toegebracht aan de weg, het geen gevaar of belemmering vormt, en de voorwerpen of stoffen onmiddellijk na beëindiging van het laden en lossen, in elk geval voor zonsondergang, van de weg verwijderd worden en de weg hiervan gereinigd is;
Artikel 2:15 Hinderlijke/gevaarlijke beplanting of voorwerp
Het is verboden beplanting of een voorwerp aan te brengen of te hebben op zodanige wijze
dat aan het wegverkeer scheepvaart het vrije uitzicht wordt belemmerd of daaraan op
Artikel 2:24 Begripsbepalingen
In deze afdeling wordt onder evenement verstaan elke voor publiek toegankelijke verrichting van vermaak, met uitzondering van:
de voor publiek toegankelijke verrichting van vermaak die gehouden wordt in de besloten ruimte van een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer voor zover het evenement past binnen de normale bedrijfsvoering van de inrichting, met uitzondering van vechtsportwedstrijden als bedoeld in artikel 2.25 lid 3;
Afdeling 7 Toezicht op openbare inrichtingen
Artikel 2:27 Begripsbepalingen
Onder openbare inrichting wordt in deze afdeling verstaan: de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was logies worden verstrekt of dranken worden geschonken of rookwaren of spijzen voor directe consumptie worden bereid of verstrekt. Onder openbare inrichting wordt in ieder geval verstaan: een hotel, restaurant, pension, café, cafetaria, snackbar, waterpijpcafé, discotheek, buurthuis of clubhuis.
In afwijking van het eerste lid zijn openbare inrichtingen met een houder, in het bezit van een vergunning op grond van artikel 3, van de Alcoholwet, niet zijnde para-commerciële rechtspersonen, zoals bedoeld artikel 1.1 13e gedachtestreepje van de Alcoholwet, gesloten tussen 05:00 uur en 08:00 uur.
Artikel 2:33 Het college als bevoegd bestuursorgaan
Indien een openbare inrichting geen voor het publiek openstaand gebouw of bijbehorend erf is in de zin van artikel 174 Gemeentewet, treedt niet de burgemeester maar het college op als bevoegd bestuursorgaan bij de toepassing van de artikelen 2:28 tot en met 2:30.
Afdeling 8. Regulering paracommerciële rechtspersonen en overige aangelegenheden uit de Alcoholwet
Artikel 2:34f Verbod ‘happy hours’
Het is verboden in een horecalokaliteit of op een terras bedrijfsmatig of anders dan om niet alcoholhoudende drank te verstrekken voor gebruik ter plaatse tegen een prijs die voor een periode van 24 uur of korter lager is dan 60% van de prijs die daar gewoonlijk wordt gevraagd.
Artikel 2:35 Verbod op glas op terrassen tijdens evenementen
Bij de volgende grote evenementen is het tijdens het evenement in de binnenstad, in het deel ten zuiden van de Thorbeckegracht, op een terras niet toegestaan om in glas te schenken en dient gebruik te worden gemaakt van veilige bekers, geen glas zijnde, die duurzaam en herbruikbaar zijn:
Artikel 2:35a Aanwezigheid medewerker met diploma sociale hygiëne op vervoermiddel
De burgemeester kan vervoermiddelen, die bestemd zijn voor het vervoer van personen op de weg of op het openbaar water, waar bedrijfsmatig of anders dan om niet alcoholhoudende drank wordt verstrekt, aanwijzen die aan de in het tweede lid genoemde voorwaarde moeten voldoen. De aanwijzing kan beperkt worden in gebied en in tijd.
Afdeling 9 Tegengaan van onveilig, niet leefbaar en malafide ondernemersklimaat
Artikel 2.37 Vergunningplicht in kwetsbare gebieden, branches of gebouwen
De burgemeester kan gebouwen, gebieden of bedrijfsmatige activiteiten aanwijzen waar(op) het verbod uit het tweede lid van toepassing is. Een gebouw of gebied wordt uitsluitend aangewezen als in of rondom dat gebouw dan wel in dat gebied naar het oordeel van de burgemeester de leefbaarheid of de openbare orde en veiligheid onder druk staat. Een aanwijzing van een gebouw of gebied kan zich tot één of meer bedrijfsmatige activiteiten beperken. Een bedrijfsmatige activiteit wordt uitsluitend voor de gehele gemeente aangewezen als naar het oordeel van de burgemeester de leefbaarheid of de openbare orde en veiligheid door de bedrijfsmatige activiteit onder druk staat.
De vergunning wordt aangevraagd door de exploitant. Een aanvraag om een vergunning wordt ingediend door gebruikmaking van een door de burgemeester vastgesteld formulier. Bij de aanvraag om een vergunning wordt vermeld welke bedrijfsmatige activiteiten de vergunning wordt gevraagd, en worden in ieder geval de volgende gegevens en bescheiden overgelegd:
De exploitant is verplicht elke verandering in de uitoefening van zijn bedrijf waardoor deze niet langer in overeenstemming is met de in de vergunning opgenomen gegevens zo spoedig mogelijk aan de burgemeester te melden. De burgemeester verleent een gewijzigde vergunning, als het bedrijf aan de vereisten voldoet.
De exploitant die op het moment van inwerkingtreding van het aanwijsbesluit een bedrijf uitoefent, die onder de reikwijdte van het aanwijsbesluit valt, moet binnen drie maanden, na inwerkingtreding van het aanwijsbesluit, een vergunning als bedoelt in het derde lid verkrijgen. Indien na het verstrijken van deze drie maanden geen vergunning is aangevraagd of de aanvraag voor een vergunning is geweigerd kan de burgemeester met onmiddellijke ingang tot handhaving van het verbod overgaan.
Afdeling 10 Toezicht op speelgelegenheden en gamecenters
Het in het eerste lid genoemde verbod is niet van toepassing op:
inrichtingen waar de mogelijkheid wordt geboden om het kleine kansspel als bedoeld in artikel 7c van de Wet op de kansspelen te beoefenen, of te spelen op speelautomaten als bedoeld in artikel 30 van de Wet op de kansspelen, of de handeling als bedoeld in artikel 1, onder a, van de Wet op de kansspelen te verrichten;
Artikel 2:39d Schorsing, intrekking en wijziging vergunning
Onverminderd het bepaalde in artikel 1:6 kan de burgemeester de vergunning schorsen, intrekken of wijzigen als:
aannemelijk is, dat een exploitant of beheerder, vermeld op de vergunning voor een gamecenter, betrokken is, of hem ernstige nalatigheid kan worden verweten bij activiteiten in of vanuit het gamecenter, die een gevaar opleveren voor de openbare orde, de volksgezondheid of een bedreiging vormen voor het woon- of leefklimaat in de omgeving van het gamecenter;
Afdeling 11 Maatregelen tegen overlast, gevaar of schade
Artikel 2:44 Verbod tot het spelen om geld
Het is verboden op of aan de openbare weg met kaarten, dobbelstenen of andere voorwerpen om geld te spelen.
Artikel 2:50 Hinderlijk gedrag in voor publiek toegankelijke ruimten
Het is verboden zich zonder redelijk doel of op een voor anderen hinderlijke wijze op te houden in of op een voor het publiek toegankelijk portaal, wachtruimte voor een openbaar vervoermiddel, parkeergarage, rijwielstalling of een andere voor het publiek toegankelijke ruimte dan wel deze te verontreinigen dan wel te bezigen voor een ander doel dan waarvoor de desbetreffende ruimte is bestemd.
Artikel 2:50a Slaapplaats op of aan een openbare plaats
Het is verboden tussen zonsondergang en zonsopgang een openbare plaats als slaapplaats te gebruiken en verder op of aan een openbare plaats een voertuig, caravan, keetwagen, magazijnwagen, tent of een soortgelijk of ander onderkomen als slaapplaats te gebruiken of daarin te overnachten dan wel gelegenheid daartoe te bieden.
Artikel 2:51 Neerzetten van fietsen e.d.
Het is verboden op een openbare plaats een fiets, bromfiets of soortgelijk voertuig te plaatsen of te laten staan tegen een raam, een raamkozijn, een deur, de gevel van een gebouw dan wel in de ingang van een portiek, indien:
Artikel 2:52 Overlast van fiets of bromfiets op markt en kermisterrein e.d.
Het is verboden op de door de burgemeester aangewezen uren en plaatsen zich met een fiets of bromfiets te bevinden op een terrein waar een evenement, markt, kermis, uitvoering, bijeenkomst of plechtigheid gehouden wordt welke publiek trekt, mits dit verbod kenbaar is aan bezoekers van het terrein.
Artikel 2:59 Gevaarlijke honden
Als een hond door de burgemeester is aangewezen als gevaarlijke hond kan de burgemeester passende maatregelen opleggen in belang van de veiligheid van de omgeving, zoals een aanlijnplicht, een muilkorfplicht en/of een gebiedsverbod. De burgemeester kan ook maatregelen opleggen die ertoe strekken dat voorkomen wordt dat de hond zonder muilkorf op een openbare plaats of terrein van een ander of de vrij toegankelijke privé ruimte kan komen.
Artikel 2:60 Houden dieren op hinderlijke of schadelijke wijze
Het college is bevoegd buiten een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer, zoals die luidde voorafgaand aan de inwerkingtreding van de omgevingswet, gedeelten van de gemeente of bepaalde plaatsen aan te wijzen waar het ter voorkoming of beëindiging van overlast of van schade aan de openbare gezondheid verboden is daarbij aangeduide dieren:
Het is verboden op een krachtens het eerste lid aangewezen plaats een daarbij aangeduid dier of daarbij aangeduide dieren aanwezig te hebben, dan wel aanwezig te hebben anders dan met inachtneming van de door het college gestelde regels, dan wel aanwezig te hebben tot een groter aantal dan door het college is aangegeven.
Afdeling 12 Voorkoming en bestrijding van diefstal en heling van goederen
In deze afdeling wordt verstaan onder handelaar: een handelaar als bedoeld in artikel 1 van de algemene maatregel van bestuur op grond van artikel 437, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht.
Artikel 2:68 Voorschriften als bedoeld in artikel 437 van het Wetboek van Strafrecht
De handelaar of een voor hem handelend persoon is verplicht:
Artikel 2:69 Vervoer inbrekerswerktuigen en hulpmiddelen voor (winkel)diefstal
Het is verboden op een openbare plaats te vervoeren of bij zich te hebben lopers, valse sleutels, touwladders, lantaarns of enig ander gereedschap, voorwerp of middel, dat ertoe kan dienen zich onrechtmatig de toegang tot een gebouw of erf te verschaffen, onrechtmatig sluitingen te openen of te verbreken, diefstal door middel van braak te vergemakkelijken of het maken van sporen te voorkomen.
In deze afdeling wordt onder consumentenvuurwerk verstaan vuurwerk van categorie F1, F2 of F3 dat op grond van artikel 2.1.1 van het Vuurwerkbesluit is aangewezen als vuurwerk dat ter beschikking mag worden gesteld voor particulier gebruik.
Onverminderd het bepaalde in de Opiumwet is het verboden zich in de openbare ruimte op te houden met het kennelijke doel om middelen als bedoeld in artikel 2 en 3 van de Opiumwet, of daarop gelijkende waar, al dan niet tegen betaling en al dan niet vanuit een voertuig, af te leveren, aan te bieden of te verwerven, daarbij behulpzaam te zijn of daarin te bemiddelen.
Artikel 2:74a Openlijk drugsgebruik
Het is verboden op of aan de weg, in de openbare ruimte of in een voor publiek toegankelijk gebouw middelen als bedoeld in de artikelen 2 of 3 van de Opiumwet of daarop gelijkende waar te gebruiken, toe te dienen, dan wel voorbereidingen daartoe te verrichten of ten behoeve van dat gebruik voorwerpen of stoffen voorhanden te hebben.
Afdeling 15 Bijzondere bevoegdheden burgemeester
Artikel 2:75 Bestuurlijke ophouding
De burgemeester kan overeenkomstig artikel 154a van de Gemeentewet besluiten tot het tijdelijk doen ophouden van door hem aangewezen groepen van personen op een door hem aangewezen plaats indien deze personen het bepaalde in de volgende artikelen groepsgewijs niet naleven:
Artikel 2:76 Veiligheidsrisicogebieden
De burgemeester kan overeenkomstig artikel 151b van de Gemeentewet bij verstoring van de openbare orde door de aanwezigheid van wapens, dan wel bij ernstige vrees voor het ontstaan daarvan, een gebied, met inbegrip van de daarin gelegen voor het publiek openstaande gebouwen en daarbij behorende erven, aanwijzen als veiligheidsrisicogebied.
Artikel 2:78 Sluiting van voor het publiek toegankelijke gebouwen
De burgemeester kan een voor het publiek openstaand gebouw of een bij dat gebouw behorend erf, of voor het publiek openstaande gebouwen en/of de daarbij behorende erven in bepaald gebied, in het belang van de openbare orde, veiligheid, gezondheid of zedelijkheid of als er naar zijn oordeel sprake is van bijzondere omstandigheden voor een bepaalde duur geheel of gedeeltelijk sluiten.
Een sluiting kan op aanvraag van belanghebbenden door de burgemeester worden opgeheven, wanneer later bekend geworden feiten en omstandigheden hiertoe aanleiding geven en er naar het oordeel van de burgemeester voldoende garanties aanwezig zijn, dat geen herhaling van de gronden die tot de sluiting hebben geleid, zal plaatsvinden.
Degene die een woning of een bij die woning behorend erf gebruikt of tegen betaling in gebruik geeft, draagt er zorg voor dat door gedragingen in of vanuit die woning of dat erf of in de onmiddellijke nabijheid van die woning of dat erf geen ernstige en herhaaldelijke hinder voor omwonenden wordt veroorzaakt.
Hoofdstuk 3 Regulering prostitutie, seksbranche en aanverwante onderwerpen
De artikelen 1:2 (beslistermijn), 1:4 (persoonlijk karakter), 1:6 (intrekking of wijziging van vergunning of ontheffing) en 1:7 (termijnen) zijn niet van toepassing op het bij of krachtens dit hoofdstuk bepaalde.
In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:
seksbedrijf: de activiteit, bestaande uit het bedrijfsmatig gelegenheid geven tot prostitutie of tot het verrichten van seksuele handelingen voor een ander tegen betaling of uit het bedrijfsmatig aanbieden van vertoningen van erotisch-pornografische aard in een seksinrichting tegen betaling. Onder een seksbedrijf worden in elk geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub, een escortbedrijf of een prostitutiebedrijf waaronder tevens begrepen een erotische-massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;
Afdeling 2 Vergunning seksbedrijf
Artikel 3:4 Concentratie seksinrichtingen
De vergunning als bedoeld in artikel 3:3, eerste lid kan uitsluitend worden verleend voor:
Artikel 3:5 Beperking aantal vergunningen
Er kan voor in totaal ten hoogste 10 seksbedrijven, niet zijnde raamprostitutiebedrijven, vergunning worden verleend.
Een vergunning wordt geweigerd als:
er aanwijzingen zijn dat voor of bij het seksbedrijf personen tewerkgesteld zijn of zullen zijn die, als het prostituees betreft, nog niet de leeftijd van 21 jaar hebben bereikt, als het overige personen betreft, nog niet de leeftijd van 18 jaar hebben bereikt, slachtoffer zijn van mensenhandel of verblijven of werken in strijd met het bepaalde bij of krachtens de Vreemdelingenwet 2000;
de exploitant of de beheerder minder dan vijf jaar voorafgaand aan de dag dat de vergunning wordt aangevraagd, bij meer dan één rechterlijke uitspraak of strafbeschikking onherroepelijk veroordeeld is tot een onvoorwaardelijke geldboete van € 500 of meer of tot een andere hoofdstraf als bedoeld in artikel 9, eerste lid, onder a, van het Wetboek van Strafrecht, wegens dan wel mede wegens overtreding van:
Een vergunning kan in ieder geval worden geweigerd:
voor een seksbedrijf waarvoor de vergunning op grond van artikel 3:9, eerste lid, aanhef en onder a tot en met f, of tweede lid, aanhef onder a tot en met g, of in het geval en onder de voorwaarden, bedoeld in artikel 3 van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur is ingetrokken, gedurende een periode van vijf jaar na de intrekking;
Artikel 3:10 Melding gewijzigde omstandigheden
De vergunninghouder meldt elke verandering waardoor zijn seksbedrijf niet langer in overeenstemming is met de op grond van artikel 3:8, eerste lid, in de vergunning opgenomen gegevens, zo spoedig mogelijk aan het bevoegde bestuursorgaan. Deze verleent een gewijzigde vergunning, als het seksbedrijf aan de vereisten voldoet.
Artikel 3:11 Verlening vergunning
Op een aanvraag om verlenging van een vergunning zijn de artikelen 3:3, 3:5, 3:6 tot en met 3:8 en 3:15, derde lid, van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat actuele gegevens en bescheiden waarover het bevoegde bestuursorgaan al beschikking heeft niet nogmaals overgelegd dienen te worden.
Paragraaf 3.2 Regels voor alle prostitutiebedrijven en prostituees
De exploitant meldt een voorgenomen wijziging van het bedrijfsplan onverwijld aan het bevoegde bestuursorgaan. De wijziging wordt na goedkeuring van het bevoegde bestuursorgaan als onderdeel van het bedrijfsplan aangemerkt, als deze voldoet aan de eisen die overeenkomstig het eerste en tweede lid aan een bedrijfsplan worden gesteld.
Paragraaf 3.3 Raam- en straatprostitutie
Artikel 3:20 Handhaving straatprostitutie
Een politieambtenaar of toezichthouder kan een persoon die zich op een krachtens artikel 3:19, tweede lid, aangewezen weg bevindt, in het belang van de openbare orde, de woon- en leefomgeving, het voorkomen of beperken van overlast, de veiligheid, de zedelijkheid of de gezondheid van prostituees of klanten bevelen zich onmiddellijk in een door hem aangegeven richting te verwijderen.
Artikel 3:22 Tentoonstellen, aanbieden en aanbrengen van erotisch-pornografische goederen, afbeeldingen en dergelijke
Het is de rechthebbende op een onroerende zaak verboden daarin of daarop goederen, opschriften, aankondigingen, gedrukte of geschreven stukken dan wel afbeeldingen van erotisch-pornografische aard openlijk tentoon te stellen, aan te bieden of aan te brengen als de burgemeester aan de rechthebbende heeft bekendgemaakt dat de wijze van tentoonstellen, aanbieden of aanbrengen daarvan, de openbare orde of de woon- en leefomgeving in gevaar brengt.
Hoofdstuk 4 Bescherming van het milieu en het natuurschoon en zorg voor het uiterlijk aanzien van de gemeente
Afdeling 1 Geluidhinder en verlichting
Artikel 4:2 Aanwijzing collectieve festiviteiten
De voorwaarden met betrekking tot de verlichting ten behoeve van sportbeoefening in de buitenlucht als bedoeld in artikel 3.148, eerste lid, van het Besluit gelden niet voor door het college per kalenderjaar aan te wijzen collectieve festiviteiten gedurende de daarbij aan te wijzen dagen of dagdelen.
Op de dagen als bedoeld in het eerste lid dient het ten gehore brengen van muziek -met een geluidsbelasting die hoger is dan de geluidsnorm als bedoeld in de artikelen 2.17, 2.19 en 2.20 van het Besluit en artikel 4:5 van deze verordening- op zondag t/m donderdag uiterlijk om 23.00 uur te worden beëindigd en op vrijdag en zaterdag uiterlijk om 0.00 uur.
Artikel 4:3 Kennisgeving incidentele festiviteiten
Het is een inrichting toegestaan maximaal 4 incidentele festiviteiten per kalenderjaar te houden waarbij de geluidsnormen als bedoeld in de artikelen 2.17, 2.19 en 2.20 van het Besluit en artikel 4:5 van deze verordening niet van toepassing zijn, mits de houder van de inrichting ten minste twee weken voor de aanvang van de festiviteit het college daarvan in kennis heeft gesteld.
Het is een inrichting toegestaan om tijdens maximaal 12 incidentele festiviteiten per kalenderjaar de verlichting langer aan te houden ten behoeve van sportactiviteiten waarbij artikel 3.148, eerste lid, van het Besluit niet van toepassing is, mits de houder van de inrichting ten minste tien werkdagen voor de aanvang van de festiviteit het college daarvan in kennis heeft gesteld.
Tijdens incidentele festiviteiten als bedoeld in het eerste lid dient het ten gehore brengen van muziek -met een geluidsbelasting die hoger is dan de geluidsnorm als bedoeld in de artikelen 2.17, 2.19 en 2.20 van het Besluit en artikel 4:5 van deze verordening- op zondag t/m donderdag uiterlijk om 23.00 uur te worden beëindigd en op vrijdag en zaterdag uiterlijk om 0.00 uur.
Artikel 4:5 Onversterkte muziek
Voor de duur van 3 uur in de week is onversterkte muziek, vanwege het oefenen door muziekgezelschappen zoals orkesten, harmonie- en fanfare gezelschappen in een inrichting, of het testen van instrumenten in een muziekwinkel gedurende de dag- en avondperiode uitgezonderd van de genoemde geluidsniveaus in het eerste lid.
Artikel 4:6 Overige geluidhinder
Het is verboden buiten een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer of het Activiteitenbesluit, zoals die luidde direct voorafgaand aan de inwerkingtreding van de Omgevingswet, op een zodanige wijze toestellen of geluidsapparaten in werking te hebben of handelingen te verrichten dat voor een omwonende of voor de omgeving geluidhinder wordt veroorzaakt.
Het verbod is niet van toepassing op geluidsapparaten ten behoeve van een klein evenement, voor zover de geluidsbelasting op de gevel van een nabij gelegen geluidsgevoelig gebouw (zoals een woning) niet meer bedraagt dan 50 dB(A). De controle op dit voorschrift vindt plaats conform het Meetprotocol geluid bij Evenementen Zwolle.
Artikel 4:6a (Geluid)hinder door dieren
Degene die buiten een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer, zoals die luidde direct voorafgaand aan de inwerkingtreding van de Omgevingswet, de zorg heeft voor een of meerdere dieren, moet voorkomen dat dit voor omwonenden (geluid) hinder veroorzaakt.
Artikel 4:6b (Geluid)hinder van warmtepompen en airco’s
Het in gebruik hebben van één of meer technische en/of mechanische installaties (zoals een Warmtepomp en/of Airco) in de buitenlucht, die niet vallen onder de regels van de omgevingswet, mag geen geluidshinder veroorzaken en de grenswaarden zoals aangegeven onder a en b, moeten in acht worden genomen.
Afdeling 2 Bodem-, weg- en milieuverontreiniging
Artikel 4:8 Natuurlijke behoefte doen
Het is verboden binnen de bebouwde kom op een openbare plaats zijn natuurlijke behoefte te doen buiten daarvoor bestemde plaatsen.
Afdeling 4 Maatregelen tegen ontsiering en stankoverlast
Artikel 4:15 Verbod handelsreclame op, aan of bij een onroerende zaak of vaartuig
ii. een beroep of dienst welke in het pand wordt uitgeoefend.
Onverlichte opschriften, aankondigingen en afbeeldingen die betrekking hebben op de naam of aard van in uitvoering zijnde werkzaamheden of op de namen van degenen die bij het ontwerp of de uitvoering van de werkzaamheden betrokken zijn, mits deze opschriften zijn aangebracht op borden bij de werkzaamheden of op de in uitvoering zijnde bouwwerken zelf, zulks voor zolang zij feitelijke betekenis hebben;
Hoofdstuk 5 Andere onderwerpen betreffende de huishouding der gemeente
In deze afdeling wordt verstaan onder:
deelvoertuigen: voertuigen als bedoeld in artikel 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (RVV1990), die op een openbare plaats ter beschikking worden gesteld om, herhaald en opeenvolgend gezamenlijk gebruikt te worden, op grond van een overeenkomst tussen natuurlijke en rechtspersonen en/of één of meerdere aanbieder(s) al dan niet tegen betaling of anderszins met commerciële doeleinden. Onder deelvoertuigen wordt niet verstaan voertuigen waarvoor burgemeester en wethouders een vergunning voor deelauto’s zoals bedoeld in artikel 3.2 onder f van de Parkeerverordening 2016 hebben verleend;
Artikel 5:2 Parkeren van voertuigen van een (auto)bedrijf e.d.
Artikel 5:4 Defecte voertuigen
Het is verboden een voertuig waarmee als gevolg van andere dan eenvoudig te verhelpen gebreken niet kan of mag worden gereden, langer dan veertien achtereenvolgende dagen op de weg te parkeren.
Artikel 5:12 Overlast van fiets of bromfiets
Het is verboden op door het college in het belang van het uiterlijk aanzien van de gemeente, ter voorkoming of beëindiging van overlast, of ter voorkoming van schade aan de openbare gezondheid aangewezen plaatsen fietsen of bromfietsen onbeheerd buiten de daarvoor bestemde ruimten of plaatsen te laten staan.
Artikel 5:13 Inzameling van geld of goederen
Onder een inzameling als bedoeld in het eerste lid wordt mede verstaan het aanvaarden van geld of goederen bij het aanbieden van diensten of goederen, waartoe ook worden gerekend geschreven of gedrukte stukken, als daarbij te kennen wordt gegeven of de indruk wordt gewekt dat de opbrengst geheel of ten dele voor een liefdadig of ideëel doel is.
In deze afdeling wordt verstaan onder standplaats: het vanaf een vaste plaats op of aan de weg of op een andere voor het publiek toegankelijke en in de openlucht gelegen plaats regulier of incidenteel te koop aanbieden, verkopen of afleveren van goederen of het anderszins aanbieden van goederen of diensten, al dan niet gebruikmakend van fysieke middelen, zoals een kraam, een wagen of een tafel.
Artikel 5:19 Toestemming rechthebbende
Het is de rechthebbende op een perceel verboden toe te staan dat daarop zonder vergunning van het college standplaats wordt of is ingenomen.
Afdeling 6 Openbaar water en waterstaatswerken
Artikel 5:24 Begripsbepalingen
In deze afdeling wordt verstaan onder:
recreatievaartuig: ieder vaartuig dat ingericht is voor recreatieve doeleinden, niet gebruikt wordt voor bewoning en qua aard en omvang ook niet geschikt en bestemd is voor bewoning, met uitzondering van woonboten die in de zomer voor recreatieve doeleinden hun vaste ligplaats hebben verlaten. Onder recreatievaartuig wordt mede verstaan pleziervaartuig en commerciële recreatievaartuigen.
Artikel 5:29 Oneigenlijk gebruik reddingsmiddelen
Het is verboden een voor het redden van drenkelingen bestemd en daartoe bij het water aangebracht voorwerp, te gebruiken voor een ander doel, dan wel om het voorwerp voor gebruik ongeschikt te maken.
Artikel 5:30 Overlast door zwemmen
Het is verboden te zwemmen in door het college aangewezen openbare wateren of gedeelten daarvan.
Afdeling 7 Crossterreinen en gemotoriseerd verkeer in natuurgebieden
Het is verboden op enig terrein, geen weg zijnde, met een motorvoertuig of een bromfiets een wedstrijd dan wel, ter voorbereiding van een wedstrijd dan wel recreatief, een trainings- of proefrit te houden of te doen houden dan wel daaraan deel te nemen, dan wel een motorvoertuig of een bromfiets met het kennelijke doel daartoe aanwezig te hebben.
Artikel 5:33 Beperking verkeer in natuurgebieden
Afdeling 9 Verstrooiing van as
In deze afdeling wordt verstaan onder incidentele asverstrooiing: het verstrooien van as als bedoeld in de Wet op de Lijkbezorging op een door de overledene of nabestaande(n) gewenste plek buiten een permanent daartoe bestemd terrein.
Afdeling 10 Destructie gezelschapsdieren
Artikel 5:38 Begripsbepalingen
In deze afdeling wordt verstaan onder:
gezelschapsdier: alle dieren die de mens in of rond het huis houdt en verzorgt, met als doel het gezelschap houden van de mens. Tot deze categorie behoren onder meer: honden, katten, knaagdieren, kooi- en volièredieren, duiven en vissen. Konijnen, kippen, kalkoenen, kwartels, parelhoenders, eenden, ganzen en fazanten behoren eveneens tot deze categorie, indien er geen commerciële opbrengst aan verbonden is zoals de productie van vlees, wol, pels, eieren, pluimen of huiden. Onder de categorie gezelschapsdier vallen geen landbouwdieren (hobby) zoals runderen, paarden, schapen, (dwerg-) geiten, varkens, hangbuikzwijnen en herten;
Burgemeester en wethouders wijzen één of meer verzamelplaatsen aan, waar dode gezelschapsdieren in ontvangst kunnen worden genomen.
Artikel 5:40 Afgifte dode gezelschapsdieren
De houder is gehouden een overleden gezelschapsdier, uiterlijk op de eerste werkdag na de dag waarop het gezelschapsdier dood is aangetroffen, af te geven bij een dierenarts, bij een aangewezen verzamelplaats of aan de ondernemer.
Artikel 5:41 Bewaren van dode gezelschapsdieren
Tot het tijdstip van afgifte moet de houder het dode gezelschapsdier zodanig bewaren dat vermenging met ander materiaal wordt voorkomen.
Artikel 5:42 Begraven, cremeren en dierenarts
In afwijking van het bepaalde in artikel 5.40 kan de houder:
Hoofdstuk 6 Straf-, overgangs- en slotbepalingen
Artikel 6:3 Binnentreden woningen
Zij die belast zijn met het toezicht op de naleving of de opsporing van een overtreding van de bij of krachtens deze verordening gegeven voorschriften die strekken tot handhaving van de openbare orde of veiligheid of bescherming van het leven of de gezondheid van personen, zijn bevoegd tot het binnentreden in een woning zonder toestemming van de bewoner.
Besluiten, genomen krachtens de verordening als bedoeld in 6.5, tweede lid, die golden op het moment van de inwerkingtreding van deze verordening en waarvoor deze verordening overeenkomstige besluiten kent, gelden als besluiten genomen krachtens deze verordening.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2024-4160.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.