Gemeenteblad van Vijfheerenlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Vijfheerenlanden | Gemeenteblad 2024, 413826 | algemeen verbindend voorschrift (verordening) |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Vijfheerenlanden | Gemeenteblad 2024, 413826 | algemeen verbindend voorschrift (verordening) |
Financieel besluit en Nadere regels Jeugdhulp en Maatschappelijke ondersteuning gemeente Vijfheerenlanden 2024
Het college van burgemeester en wethouders gemeente Vijfheerenlanden;
gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 17 september 2024;
gelet op artikel 2.9 van de Jeugdwet en artikel 2.1.3 van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 en de Jeugdhulp en Wmo verordening gemeente Vijfheerenlanden;
vast te stellen het Financieel besluit en Nadere regels Jeugdhulp en Maatschappelijke ondersteuning gemeente Vijfheerenlanden 2024.
Artikel 2.1 Tarieven Jeugdhulp
2.1.2 Jeugdhulp in Onderwijstijd
Maatschappelijke ondersteuning
Artikel 2.3 Tarieven Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo)
2.3.1 Wmo Individuele begeleiding maandtarief
2.3.2 Wmo Individuele begeleiding uurtarief
2.3.4 Ondersteuning maatschappelijke deelname – OMD 2024 (dagbesteding)
2.3.5 Vervoer naar Ondersteuning maatschappelijke deelname – OMD 2024
Artikel 2.4 Persoonsgebonden budget (pgb)
2.4.1 Maximum pgb-tarief voor ondersteuning geboden door het sociaal netwerk kortdurend verblijf
Kortdurend verblijf en respijtzorg € 16,00 (ontbijt, lunch, diner, tussendoortje, gas, licht, water, douchen, kleding wassen en drogen)
2.4.2 Berekening maximum pgb-tarief voor Individuele begeleiding geboden door het sociaal netwerk
Het maximum pgb-budget per maand voor Individuele begeleiding uit het sociaal netwerk is gelijk aan het gemiddeld aantal uren van de bandbreedte van uren in het product, zoals opgenomen in het document “Naar maandtarieven voor Wmo Individuele begeleiding” vermenigvuldigd met het maximum uurtarief.
Gemiddeld aantal uren per maand, per product individuele begeleiding voor berekening pgb Sociaal Netwerk:
2.4.3 Maximum pgb-maandtarief voor Individuele Begeleiding geboden door het sociaal netwerk
Het maximum pgb-maandtarief per product voor Individuele begeleiding geboden door het sociaal netwerk is op basis van artikel 4.2 als volgt vastgesteld:
Wanneer er sprake is van ontwikkelen en/of verzwarende omstandigheden (+ en/of ++) kan geen pgb aan het Sociaal Netwerk worden toegekend.
Artikel 2.5 Hulpmiddelen op basis van een persoonsgebonden budget (pgb)
Wanneer met het pgb een hulpmiddel wordt aangeschaft, wordt ook een bedrag voor verzekering, onderhoud en reparaties toegekend. Voor elektrische voorzieningen is dit 6% per jaar van de hoogte van het pgb- aanschafbedrag. Voor niet-elektrische voorzieningen 2% per jaar van de hoogte van het pgb-aanschafbedrag. Het bedrag wordt jaarlijks in depot gezet en na overleg van een factuur uitbetaald aan de inwoner. Het niet bestede bedrag blijft in depot staan (is meeneem baar)
Indien er garantie wordt gegeven op de gekochte voorziening, wordt er het 1e jaar geen bedrag gereserveerd voor onderhoud en reparatie.
Het pgb wordt na ontvangst van de factuur rechtstreeks aan de inwoner betaald, tenzij de inwoner aangeeft dat het rechtstreeks aan de leverancier betaald mag worden. Binnen een maand na levering van de voorziening stuurt de inwoner het afleverbewijs op aan de betrokken Wmo – consulent
Artikel 2.6 Sportvoorzieningen op basis van financiële tegemoetkoming
2.6.1 Sportvoorziening op basis van financiële tegemoetkoming
De financiële tegemoetkoming voor de kosten van een voorziening voor sportbeoefening als bedoeld in artikel 5.1 lid , sub c van de Verordening is voor aanschaf en onderhoud van een sportrolstoel of sportvoorziening met een minimale gebruiksduur van 3 jaar. Als de sportrolstoel of sportvoorziening na 3 jaar nog bruikbaar is, kan een tegemoetkoming worden toegekend voor onderhoud en reparatie voor de duur van 3 jaar.
De hoogte van de financiële tegemoetkoming hoeft niet kostendekkend te zijn en is exclusief eventuele algemeen gebruikelijke kosten.
2.7.1 Grensbedrag kosten woningaanpassing
Het grensbedrag voor de kosten van een woningaanpassing genoemd in artikel 5.1 lid 1a van de verordening bedraagt € 15.000,00.
2.7.2 Financiële tegemoetkoming verhuiskosten en inrichting woning
De hoogte van de tegemoetkoming in de kosten van verhuizing bedraagt:
een basisbedrag van € 1.000,00 voor het inrichten van de noodzakelijke gebruiksruimten te weten: de woonkamer, slaapkamer, hal/gang en sanitaire ruimte. En voor elk, naar het oordeel van het college, noodzakelijk in te richten extra (slaap)kamer € 250,00 met een maximum van drie extra kamers. Het inrichten beperkt zich tot het opknappen van de wanden, vloeren en/of aanschaffen van raambekleding in deze gebruiksruimten tot ten hoogste het uitrustingsniveau van sociale woningbouw.
Uitbetaling van de tegemoetkoming vindt plaats nadat inwoner het getekende huurcontract of getekend koopcontract heeft overlegd. Als de verhuizing niet plaatsvindt, dan moet het uitbetaalde bedrag per omgaande door de inwoner worden terugbetaald aan het college.
Artikel 2.8 Vervoersvoorzieningen
2.8.1 Ritbijdrage Collectief Vraagafhankelijk Vervoer (CVV)
De bijdrage in de kosten, die de inwoner betaalt voor CVV is € 0,31 per kilometer. Het opstaptarief (starttarief) is € 1,24 per rit. De opstap- of aankomstplaats is binnen de gemeente Vijfheerenlanden
2.8.2 Hoogte financiële tegemoetkoming individueel vervoer
Bij de vaststelling van de hoogte van een (éénmalig) financiële tegemoetkoming voor auto- of rolstoelbus kosten wordt uitgegaan van maximaal 1500 km op jaarbasis. Maximaal 25 km per enkele reis kan in aanmerking komen voor één van onderstaande vergoedingen;
Voor een financiële tegemoetkoming in de kosten van het gebruik van een eigen auto geldt een maximumbedrag van € 645,00 per jaar (gebaseerd op maximaal 1500 km à € 0,43); voor een bruikleenauto geldt een maximumbedrag van € 240,00 per jaar (gebaseerd op maximaal 1500 km à € 0,16). Het bedrag wordt maandelijks, vooraf, uitgekeerd.
Inwoners met een beperking die anders zouden zijn aangewezen op dagbesteding en kunnen aantonen dat zij structureel deelnemen aan regulier vrijwilligerswerk, kunnen de voor hun rekening blijvende extra reiskosten, die niet verhaalbaar zijn op de instantie voor wie zij dat vrijwilligerswerk verrichten, declareren tot maximaal 1500 kilometer per jaar. Het maximumbedrag is afhankelijk van het vervoermiddel en wordt overeenkomstig onderdeel a. tot en met b. vastgesteld.
Artikel 2.9 Tegemoetkoming voor meerkosten als gevolg van en beperking of chronische problemen
De tegemoetkoming zoals genoemd in artikel 5.2 van de verordening bedraagt € 380,- per jaar per gezinslid dat voldoet aan de voorwaarden voor de tegemoetkoming.
Deel 3 Nadere regels Jeugdhulp
Artikel 3.1 Toegang - Verwijzing door huisarts, jeugdarts of medisch specialist
Nadere regel bij artikel 2.1 van de verordening
Als door de huisarts, jeugdarts of medisch specialist wordt verwezen naar een niet-gecontracteerde zorgaanbieder en door het college een vergelijkbaar aanbod is ingekocht en beschikbaar is, is het college niet verplicht om de niet-gecontracteerde Jeugdhulp te verstrekken.
Artikel 3.2 Melding of aanvraag tot ondersteuning - Spoed
Nadere regel bij artikel 2.2 van de verordening
In spoedeisende gevallen kent het college, na overleg met een medewerker van het Sociaal Team en/of externe deskundige, een tijdelijke voorziening in de vorm van zorg in natura toe voor maximaal zes (6) maanden.
3.3.2 machtiging gesloten Jeugdhulp
Het college kan daarnaast als dit noodzakelijk is een machtiging voor gesloten Jeugdhulp als bedoeld in hoofdstuk 6 van de Jeugdwet aanvragen bij de kinderechter.
Nadere regel bij artikel 2.3 van de verordening
3.3.1 Inlichtingen en medewerkingsplicht
De jeugdige en/of ouder(s) verstrekken alle informatie die van belang kan zijn voor het al dan niet (blijven) toekennen van een voorziening. Verstrekt de jeugdige en/of ouder(s) niet direct uit eigen beweging of op verzoek van het college alle relevante gegevens, informatie of documenten, dan kan dit gevolgen hebben voor de toekenning van de voorziening of het daaraan gekoppelde persoonsgebonden budget (hierna: Pgb).
De jeugdige en/of ouder(s) dient daarnaast mee te werken aan wat het college redelijkerwijs nodig acht voor de uitvoering van de Jeugdwet en de Verordening. Hieronder valt in ieder geval: het in het kader van het onderzoek medewerking verlenen aan een oproep om op een bepaalde plaats en tijd te verschijnen in verband met de (beoordeling van de) aanspraak op een voorziening. Hieronder valt ook de verplichting tot het meewerken aan het onderzoek van een onafhankelijk deskundige. Deze medewerkingsverplichting geldt ook voor huisgenoten als het gaat om de beoordeling van eventuele gebruikelijke hulp.
Artikel 3.4 Plan en besluit voorziening
Nadere regels bij artikel 2.5 van de verordening
3.4.1 Duur van een voorziening
3.4.2 Hoogte pgb tijdens looptijd beschikking
De hoogte van het toegekende pgb wordt tijdens de looptijd van het besluit niet gewijzigd indien tijdens de looptijd van de indicatie het gehanteerde pgb-tarief wordt geïndexeerd en/of gewijzigd. Met andere woorden, de toegekende voorziening blijft geldig tot op het moment dat de voorziening stopt of een nieuw besluit wordt genomen omdat hiertoe een inhoudelijke aanleiding bestaat. Deze aanleiding kan er bijvoorbeeld zijn als er sprake is van een verandering in de persoonlijke situatie van de jeugdige en/of ouder(s).
3.4.3 Geen terugwerkende kracht
Het college kan in de nog te nemen beschikking, na de toeleidingsprocedure, naar de zorgaanbieder indien zij dit nodig acht, de aanvangsdatum van de ondersteuning wel met terugwerkende kracht opnemen, waardoor de zorgaanbieder de ondersteuning met terugwerkende kracht vanaf de startdatum kan declareren. Het college hanteert deze uitzondering alleen voor zorg in natura en alleen afgegeven vanaf het moment dat het verzoek om jeugdhulp bij het college is gedaan.
Nadere regels bij artikel 3.1 van de verordening
3.5.1 Individuele voorzieningen
Het college biedt als individuele voorziening:
Begeleiding: hulp en ondersteuning ter bevordering van de deelname aan het maatschappelijk verkeer en het zelfstandig functioneren. Hierbij kan gedacht worden aan hulp en ondersteuning bij psychosociale en/of gedragsproblemen bij de jeugdigen, ondersteuning aan jeugdigen met een beperking en/of opvoedingsproblemen bij ouder(s) en systemische problematiek. De begeleiding vindt thuis plaats, op locatie van de zorgaanbieder of op school, mits de geboden ondersteuning op school onder de doelen van de Jeugdwet valt. De begeleiding kan, afhankelijk van het type zorg, individueel en/of groepsgericht plaatsvinden.
(GGZ) Behandeling: behandeling van psychische en psychiatrische problemen in verschillende mate van ernst. Oplopend van behandeling regulier, naar specialistisch, naar hoog specialistisch. Daarnaast betreft dit ook behandeling van kinderartsen bij gedragsproblemen en behandeling van jeugdigen met een beperking.
Forensische zorg: ondersteuning en behandeling om de veiligheid te vergroten, recidive terug te dringen en delicten en/of grensoverschrijdend gedrag te voorkomen. De forensische jeugdhulp is erop gericht de maatschappelijke veiligheid te vergroten. Het gevaar criterium van (dreigend) ernstig grensoverschrijdend gedrag en/of delict gedrag is leidend in de bepaling of forensische jeugdhulp nodig is.
Verblijf: ondersteuning voor jeugdigen die (tijdelijk) niet thuis kunnen wonen. Het uitgangspunt is dat kinderen zoveel mogelijk terug naar huis keren, al dan niet met begeleiding. Als dat niet kan heeft een instelling, zoveel mogelijk lijkend op een gezinssituatie de voorkeur. De ondersteuning is opgebouwd van licht naar zwaar en wordt bepaald op basis van het perspectief van de jeugdige (wordt er verwacht dat de jeugdige op korte of lange termijn of helemaal niet meer terug naar huis kan). Ondersteuning kan plaatsvinden in de vorm van pleegzorg, kortdurend verblijf, langdurend verblijf en een gesloten plaatsing/opname.
Crisis: binnen het spectrum van crisissituaties vallen onveilige situaties voor jeugdigen zowel thuis als ook in hun directe leefomgeving, (dreiging van) verwaarlozing, mishandeling en/of weglopen van jeugdigen en/of ernstige psychiatrische en/of gedragsstoornissen die om acute interventies vragen. Ook gaat het vaak om extreme situaties die een direct handelen eisen. Dit handelen kan bestaan in het toepassen van meer pedagogische maatregelen en interventies of in psychiatrische behandeling. Bij een crisis zijn daarom zowel ambulante interventies mogelijk als een tijdelijke plaatsing uit de thuissituatie of opname binnen de GGZ
De door het college concreet ingekochte individuele voorzieningen, inclusief wachttijden, zijn via de www.beschikbaarheidswijzer.nl/Lekstroom te raadplegen.
3.5.2 Toegang behandeling Ernstige Dyslexie
Het college kan een voorziening toekennen voor de diagnostiek en behandeling van Ernstige Dyslexie. Hiervoor is een verwijzing nodig van een dyslexie specialist.
3.5.3 Bijzondere kosten Pleegzorg
Een pleegouder die een pleegcontact met een pleegzorgaanbieder heeft, kan voor de kosten voor de verzorging en opvoeding van een pleegkind, een pleegvergoeding en eventuele toeslagen ontvangen. De pleegvergoeding betreft een basisbedrag dat jaarlijks door de overheid wordt vastgesteld en is bedoeld om de kosten voor de opvoeding en verzorging van het pleegkind te dekken. De pleegzorgvergoeding wordt vanuit de pleegzorgvoorziening gefinancierd. Deze pleegzorgvoorziening is ingezet door het college of de gecertificeerde instelling.
Soms zijn er noodzakelijke kosten die niet uit het basisbedrag van de pleegvergoeding en eventuele toeslagen kunnen worden betaald. Deze noodzakelijk kosten worden ‘bijzondere kosten’ genoemd. Voorbeelden waarvoor een vergoeding van ‘bijzondere kosten’ kan worden aangevraagd zijn: een bijdrage voor een schoolreis, de kosten voor zwemles voor het A-diploma, de aanschaf van een laptop/schoolboeken, van een fiets, van kleding in verband met een bepaalde beroepsopleiding of paspoort of Europese identiteitskaart.
De pleegzorgaanbieder is bevoegd tot bedragen van € 200 zelfstandig te beslissen op een aanvraag voor een vergoeding ‘Bijzondere kosten’. Voor bedragen tussen de € 200 en € 500 moet de pleegzorgaanbieder overleggen met het college. Voor het toekennen van een vergoeding ‘bijzondere kosten’ boven de € 500 is toestemming van het college nodig.
3.5.4 Inzet eigen deskundige medewerkers
Het college kan ervoor kiezen om met inzet van eigen deskundige medewerkers ondersteuning en/of (hulp)voorzieningen aan de jeugdige en/of ouder(s) aan te bieden, om op deze wijze de inzet van individuele voorzieningen te voorkomen. Voor de inzet van deze ondersteuning en/of (hulp)voorzieningen is geen besluit van het college noodzakelijk.
3.5.6 Inzet eigen deskundige medewerkers Vervoersvoorziening
3.5.7 Uitvoering Vervoersvoorziening
Als het college een vervoersvoorziening toekent, kan deze in de vorm van taxivervoer zoals bedoeld in artikel 1 van de Wet op Personenvervoer 2000 worden uitgevoerd of in de vorm van een financiële tegemoetkoming als dat naar het oordeel van het college passend is. De hoogte van een vervoersvoorziening in de vorm van een financiële tegemoetkoming wordt in het Financieel Besluit uitgewerkt.
De vervoerder is verantwoordelijk voor het beschikbaar stellen van algemeen gebruikelijke hulpmiddelen zoals een zit-verhoger, kinderstoel en/of gordelkapje. De ouder(s) is/zijn zelf verantwoordelijk wanneer een jeugdige specifieke individuele hulpmiddelen nodig heeft, bijvoorbeeld een fixatiegordel.
Artikel 3.6 Algemene toekenningscriteria voorziening
Nadere regel bij artikel 3.2 van de verordening
3.6.1 Voorliggende voorziening, eigen kracht of sociaal netwerk
In de situatie dat een jeugdige of ouder jeugdhulp nodig heeft in verband met opgroeien opvoedingsproblemen, psychische problemen en/of stoornissen en voor zover deze problemen met inzet van eigen mogelijkheden en het probleemoplossend vermogen (bijvoorbeeld: met ondersteuning vanuit het sociale netwerk van de jeugdige en/of ouders), algemene (gebruikelijke) voorzieningen of voorliggende (wettelijke) voorzieningen niet (gedeeltelijk) kunnen worden weggenomen, is er een ondersteuningsrol voor het college. De inzet van een eventuele jeugdhulpvoorziening heeft tot doel om de jeugdige gezond en veilig te laten opgroeien, te laten groeien naar zelfstandigheid, voldoende zelfredzaam te zijn en maatschappelijk te participeren.
In lijn met artikel 1.2 van de Jeugdwet weigert het college een voorziening als de inwoner recht heeft op een voorziening in het kader van de Wet langdurige zorg (Wlz), dan wel als er redenen zijn om aan te nemen dat de inwoner daarop aanspraak kan doen gelden en de inwoner weigert een beroep te doen op de Wet langdurige zorg (Wlz).
Artikel 3.7 Aanvullende criteria voorziening (Jeugd) - gebruikelijke- en boven gebruikelijke hulp
Nadere regels bij artikel 3.3 van de verordening
Het college ziet het bieden van een beschermende woonomgeving van ouder(s) aan jeugdigen tot een leeftijd van 17 jaar, als gebruikelijke hulp. Het college mag van ouder(s) of verzorgers/opvoeders verwachten dat zij tot de leeftijd van 17 jaar een woonomgeving aan de jeugdige biedt waarin de fysieke en sociale veiligheid is gewaarborgd en waarin een passend pedagogisch klimaat wordt geboden. Ook als sprake is van een jeugdige met een ziekte, aandoening of beperking.
Jeugdigen vanaf 17 jaar die vanwege hun aandoening, stoornissen en beperkingen nog niet in staat zijn zelfstandig te wonen, maar dat wel kunnen leren, kunnen onder omstandigheden wel in aanmerking komen voor verblijf in een beschermende woonomgeving op grond van de Jeugdwet. Met als doel om zich verder te ontwikkelen naar zelfstandig wonen. Kan een jeugdige niet bij (een van) de ouder(s) wonen vanwege de onmogelijkheden van de ouder(s) om een veilig thuis te bieden, dan kan verblijf bij pleegouders, een gezinshuis of een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder in het vrijwillig kader aan de orde zijn. De ouder(s) met gezag dient/dienen wel toestemming te geven voor dit verblijf, als de jeugdige jonger is dan 18 jaar.
3.7.2 Gebruikelijke en boven-gebruikelijke hulp
Het enkele feit of de omstandigheid dat er vanwege ziekte, een beperking of belemmering sprake is van meer aandacht en zorg voor de jeugdige, dan voor een jeugdige met een gemiddelde ontwikkeling, maakt niet dat de benodigde zorg of ondersteuning die de jeugdige nodig heeft, direct als boven-gebruikelijke hulp is aan te merken.
Artikel 3.8 Aanvullende criteria voorziening jeugd – Draagkracht, draaglast en eigen kracht
Nadere regels bij artikel 3.5 van de verordening
3.8.1 Onderzoek naar draagkracht/eigen kracht
In het onderzoek naar draagkracht worden verschillende factoren die van invloed zijn op de draaglast afgewogen. Hierbij maakt het college een onderscheid tussen normale zorgen, spanning, veel stress, tijdelijke crisis of noodsituatie. Het betreft de volgende factoren met betrekking tot de jeugdige:
Bij een (gedeeltelijke) afwijzing van een aanvraag tot het toekennen van Jeugdhulp in verband met voldoende mogelijkheden binnen de draagkracht, motiveert het college waarom de gevraagde ondersteuning voor de betreffende jeugdige niet wordt verstrekt, maar op draagkracht geboden kan worden en waarom zich geen andere omstandigheid uit deze nadere regels voordoet op basis waarvan het college een voorziening verstrekt.
3.8.2 Weging draagkracht/eigen kracht
Bij de weging zoals volgt uit artikel 3.5 van de verordening worden tevens de volgende factoren meegenomen:
Bij de vraag of een ouder beschikbaar is om de noodzakelijk hulp te verlenen, wordt in de beoordeling betrokken of in het geval belemmeringen in de beschikbaarheid van de (ouder(s), een kortdurende voorziening kan worden geboden om de gelegenheid aan de ouder(s) te bieden de beschikbaarheid te vergroten;
Artikel 3.9 Overgang van 18- naar 18+
Nadere regels bij artikel 3.10 van de verordening
3.9.1 Strafrechtelijke beslissing of jeugdreclassering
Voor alle vormen van jeugdhulp die worden ingezet in het kader van een strafrechtelijke beslissing of jeugdreclassering, geldt dat hiervoor geen leeftijdsgrens geldt. Dit betekent dat deze ondersteuning kan doorlopen nadat een jeugdige de leeftijd van 23 jaar heeft bereikt. Het college is bestuurlijk en financieel verantwoordelijk voor de uitvoering van jeugdreclassering en alle jeugdhulp die voortvloeit uit een strafrechtelijke beslissing. Dit geldt ook voor de nazorg na verblijf van een jeugdige in een Justitiële Jeugdinrichting (JJI).
3.9.2 Verlengde pleegzorg en verblijf in een gezinshuis
Als een jeugdige pleegzorg ontvangt via een pleegzorgaanbieder of in de vorm van verblijf in een gezinshuis, wordt door het college de pleegzorgbegeleiding standaard ingezet totdat de jeugdige de leeftijd van 21 jaar heeft bereikt.
In het kader van de verlengde jeugdhulp is het daarnaast mogelijk om met instemming van de jeugdige, pleegzorgbegeleiding in te zetten tussen de leeftijd van 21 tot 23 jaar. De verlengde pleegzorgbegeleiding (leeftijd 21 tot 23 jaar) kan na onderzoek, worden ingezet als:
4. Een voorziening in de leveringsvorm pgb, inclusief kwaliteitseisen.
Artikel 3.10 Criteria leveringsvorm voorziening als Pgb
Nadere regels bij artikel 4.1 van de verordening
3.10.1 Bekwaamheid jeugdige en/of ouder(s) beheer Pgb
Het college hanteert bij de beoordeling van de voorwaarden zoals genoemd in lid 1 de volgende richtlijnen:
Vaardigen en kwaliteiten de ouder(s)
De ouder(s) is zowel opdrachtgever, werkgever als ontvanger van de zorg. Het beheren van een Pgb doet een groot beroep op de zelfredzaamheid en eigen kracht (regie) van de ouder(s). De ouder(s) moet over de volgende vaardigheden en kwaliteiten beschikken wil er sprake zijn van adequate zelfregie:
Het college kan in aanvulling op de criteria zoals benoemd staan in lid 1 en 3 van dit artikel, de Pgb test van Per Saldo of de checklist ‘10 punten pgb-vaardigheden' van de Rijksoverheid gebruiken om vast te stellen of de ouder(s), dan wel een persoon uit hun (sociaal) netwerk in staat is de taken die verbonden zijn aan een Pgb uit te voeren.
3.10.2 Kwaliteit met Pgb in te kopen ondersteuning
Het college toetst aan de hierboven genoemde kwaliteitseisen bij de aanvraag voor jeugdhulp. Daarnaast is zij bevoegd om tussentijds (her)onderzoek te doen naar de verleende voorziening. Dit geldt zowel voor een voorziening die in de vorm van ondersteuning in natura, als voor een voorziening in de vorm van een pgb.
Wanneer de ondersteuning naar het oordeel van het college niet van goede kwaliteit is, kan het college besluiten een aanvraag tot verstrekking van een individuele voorziening in de vorm van een pgb te weigeren en de voorziening alsnog in natura te verstrekken. Doet het college deze constatering tijdens de looptijd van de verleende individuele voorziening, dan kan zij haar besluit hieromtrent herzien of in te trekken. Dit is vastgelegd in artikel 9.1 van de Verordening.
3.10.3 Motivering wens PGB en Pgb-plan
De jeugdige en/of ouder(s) die de jeugdhulp in de vorm van een pgb wenst te ontvangen, stelt een pgb-plan op waarin in ieder geval is opgenomen:
Dat, wanneer de hulpverlener in contact kan komen met personen die jonger zijn dan achttien jaar, de hulpverlener voor aanvang van de ondersteuning over een actuele verklaring omtrent gedrag beschikt als bedoeld in artikel 28 van de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens. Dit geldt niet voor bloedverwanten in de eerste, tweede en derde graad en voor personen die incidentele ondersteuning bieden;
3.10.4 Omvang Pgb vaststellen en zorgovereenkomst SVB
Artikel 4.11 Besteding en verantwoording pgb
Nadere regels bij artikel 4.5 van de verordening
3.11.1 Besteding en verantwoording pgb
De Pgb-beheerder dient mee te werken aan een controle van de verantwoording en besteding van het Pgb en alle door het college gevraagde informatie en/of documenten te overleggen. Het niet of niet volledig indienen van de gevraagde informatie en/of documenten kan leiden tot geheel of gedeeltelijke terugvordering.
Artikel 4.12 Kwaliteitseisen formele ondersteuning met pgb Jeugd
Nadere regels bij artikel 4.6 van de verordening
4.12.1 kwaliteitseisen formele ondersteuning met Pgb Jeugd
In aanvulling op de in hoofdstuk 4 van de Jeugdwet en de in artikel 4.6 van de Verordening gestelde eisen, gelden de volgende kwaliteitseisen voor professionele zorgverleners of zorgaanbieders die met een pgb worden ingezet:
De zorgaanbieder of zorgverlener mag geen ondersteuning bieden na onherroepelijke veroordeling, berisping en gedurende een onderzoek vanwege ondeskundige zorg, het handelen in strijd met de Jeugdwet, het Besluit Jeugdwet en de gemeentelijke voorwaarden en beleid, misleiding, fraude of uitbuiting van personeel.
In het geval van een zzp-er dient in aanvulling op lid 1, de kwaliteit van de met de pgb ingekochte ondersteuning, minimaal te voldoen aan de onderstaande eisen die het college stelt aan de gecontracteerde zorgaanbieders die vergelijkbare ondersteuning leveren:
De zzp-er is geregistreerd in het BIG-register of SKJ (of voert de ondersteuning uit onder verantwoordelijkheid van een geregistreerde professional) of beschikt (nog niet) over alle benodigde certificaten maar de medewerker van het sociaal Team is van oordeel dat de beoogde hulpverlener wel de passende ondersteuning kan bieden;
9. Toezicht en handhaving voorzieningen
Artikel 3.14 Nieuwe feiten en omstandigheden, herziening, intrekking, weigering en terugvordering voorziening
Nadere regels bij artikel 9.1 van de verordening
3.14.1 Inlichtingen en medewerkingsplicht
De jeugdige en/of ouder(s) is verplicht aan het college, desgevraagd, de medewerking te verlenen die redelijkerwijs nodig is voor de uitvoering van de Jeugdwet en de Verordening. Dit betekent dat de jeugdige en/of ouder(s) verplicht is om gevraagd en ongevraagd alle feiten en omstandigheden aan het college te melden waarvan hen redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze er aanleiding toe kunnen geven om het besluit waarin een individuele voorziening aan de jeugdige is toegekend, te heroverwegen. Dit stelt het college in staat om te beoordelen of een reeds verleende individuele voorziening nog terecht is.
3.14.2 Inlichtingenplicht en een Pgb
De jeugdige, ouder(s) en/of pgb-beheerder dient het college te allen tijde op de hoogte te stellen van alle (gewijzigde) feiten en omstandigheden die van invloed kunnen zijn op het recht op ondersteuning. Het kan bijvoorbeeld gaan om een verbetering of verslechtering van de gezondheidssituatie, gezinsuitbreiding of bijvoorbeeld een verhuizing.
3.14.3 Terugvordering geldwaarde ten onrechte genoten voorziening
Het college is bevoegd om de gehele of gedeeltelijke geldwaarde van een ten onrechte genoten Pgb terug te vorderen van de jeugdige, de ouder(s), of van degene die hieraan opzettelijk heeft meegewerkt, indien de voorziening en het daaraan gekoppelde Pgb herzien, dan wel ingetrokken is omdat jeugdige of ouder(s) opzettelijk onjuiste of onvolledige informatie heeft verstrekt aan het college.
Nadere regels bij artikel 3.1 van de verordening
4.2.1 Maatwerkvoorziening vervoer
4.2.2 Ondersteuning mantelzorger
Artikel 4.3 Aanvullende criteria Wmo
Nadere regels bij artikel 3.7 van de verordening
4.3.1 Afwegingskader en productenmodel Begeleiding
Aan de hand van de bepalingen in artikel 4.3 wordt de toekenning bepaald van één van de 18 onderstaande producten, genoemd in 4.3.2 het Productmodel Individuele begeleiding. Per product hanteert het college het in Deel 2 vermelde maandtarief dat door de aanbieder bij het college kan worden gedeclareerd.
In het Plan wordt het product met de daarbij horende bandbreedte aan inzetbare begeleiding gezet.
4.3.2 Productmodel Individuele Begeleiding (gemiddeld aantal uren per maand)
Afwegingskader en productenmodel – type ondersteuning
De inzet van individuele begeleiding heeft als doel verbeteren van zelfredzaamheid en participatie en wordt in principe tijdelijk ingezet.
Bij ‘behouden’ wordt zoveel mogelijk gewerkt aan een stabiele situatie en om achteruitgang van zelfredzaamheid en participatie te voorkomen.
Bij ‘ontwikkelen’ wordt zoveel mogelijk gewerkt aan het verbeteren van de zelfredzaamheid en participatie.
Na ‘ontwikkelen’ kan een indicatie ‘behouden’ toegekend worden als de situatie stabiel is. Het college gaat er vanuit dat maximaal twee keer één jaar op ‘ontwikkeling’ ingezet kan worden, tenzij onderbouwd aangegeven kan worden dat de inwoner de komende periode nog grote stappen kan maken.
Benodigde intensiteit van de ondersteuning
Het uitgangspunt van de intensiteit is de ‘gemiddelde intensiteit’. Verzwarende omstandigheden zijn afhankelijk van de situatie. Het college maakt de afweging of en welke extra ondersteuning nodig is ten opzichte van andere inwoners binnen dezelfde doelgroep en in relatie tot normaal. Ook is het belangrijk dat de impact op de overige huisgenoten meegenomen wordt in de afweging.
Bij verzwarende omstandigheden gaat het om factoren van de inwoner of van het huishouden die invloed kunnen hebben op de toekenning. Dit staat los van welke (of hoeveel) resultaatgebieden zijn toegekend. De verzwarende omstandigheid leidt ertoe dat de begeleiding intensiever zal zijn en er meer contactmomenten nodig zijn. Een bepaalde aandoening leidt niet per definitie tot een verzwarende omstandigheid, omdat het niet voor elke persoon precies dezelfde beperking oplevert. Ook wanneer de inwoner vanwege zijn beperking bovengemiddeld onbegrepen gedrag vertoont, dat vraagt om meer inzet, is sprake van een verzwarende omstandigheid.
Omdat de situatie kan veranderen na verloop van tijd wordt bij elke (her)indicatie opnieuw de benodigde intensiteit onderzocht.
Bij indicaties van 5 tot 6 resultaatgebieden, in combinatie met de behoefte van de inwoner aan 24-uurs bereikbaarheid van de begeleiding, kan het college in overweging nemen of een vorm van Beschermd Wonen, waar ook Beschermd Thuis onder valt, meer passend is.
Bepalen van het niveau en de tijdsinzet
Het college kijkt naar het gemiddelde; de intensiteit van de begeleiding kan binnen een niveau per week fluctueren. Van belang is of alle ondersteunings-vragen (bijna) tegelijk aangepakt moeten worden of dat er ruimte is om prioritering aan te brengen, waardoor ze achter elkaar aan de orde kunnen komen. Het college wint indien nodig advies in bij de aanbieder.
Op basis van de indicatie van het college, stelt de zorgaanbieder in samenspraak met de inwoner een begeleidingsplan op (waarin opgenomen doelen, activiteiten, frequentie, en wat van belang is).
Bij een eventuele aanvraag voor een verlenging van een indicatie evalueert het college het begeleidingsplan en beoordeelt in hoeverre de doelen behaald zijn (waarom wel/niet) en of deze aangepast moeten worden. Als bij de evaluatie blijkt dat de inwoner en zorgaanbieder, verwijtbaar niet werken aan de gestelde doelen, dan heeft het college de mogelijkheid om de inwoner te verwijzen naar een andere zorgaanbieder, dan wel de maatwerkvoorziening te wijzigen of te beëindigen.
De ondersteuningsbehoefte zoals genoemd in het Plan, wordt vertaald naar het besluit. De omvang in uren, van de begeleiding wordt in bandbreedte ook in het besluit genoemd.
Het Plan vormt de basis voor de opdracht aan de aanbieder. Deze gaat met de inwoner aan de slag en stelt een begeleidingsplan op. Als de aanbieder niet tot overeenstemming komt met de inwoner over het begeleidingsplan, dan wordt de consulent van het Sociaal Team betrokken en wordt in gezamenlijkheid een begeleidingsplan opgesteld.
De inwoner kan in bezwaar gaan tegen het besluit aan de hand van het begeleidingsplan. De consulent van het Sociaal Team probeert een bezwaar te voorkomen door contact met de hulpverlener en de inwoner.
4. Een voorziening in de leveringsvorm pgb inclusief kwaliteitseisen
Artikel 4.4 Criteria leveringsvorm voorziening als Persoonsgebonden budget (pgb)
Nadere regels bij artikel 4.1 van de verordening
Artikel 4.4.1 Motivering wens pgb en pgb-plan
Als een inwoner een voorziening in de vorm van een dienst via een pgb wil ontvangen, dan stelt deze een pgb-plan op. In het pgb-plan beschrijft de inwoner in elk geval:
dat, wanneer de hulpverlener in contact kan komen met personen die jonger zijn dan achttien jaar, de hulpverlener voor aanvang van de hulp over een actuele verklaring omtrent gedrag (VOG) beschikt als bedoeld in artikel 28 van de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens. Dit geldt niet voor bloedverwanten in de eerste, tweede en derde graad en voor personen die incidentele ondersteuning bieden;
Artikel 4.6 Kwaliteitseisen formele ondersteuning met pgb Wmo
Nadere regels bij artikel 4.6 van de verordening
Om te kunnen spreken van ondersteuning van goede kwaliteit (veilig, doeltreffend en gericht op de inwoner), moet de ondersteuning die de inwoner met een pgb wenst in te kopen naar het oordeel van het college aan de kwaliteitseisen voor zorg in natura voldoen. Dit betekent dat:
4.6.2 Specifieke kwaliteitseisen formele ondersteuning met pgb
Het college verlangt van aanbieders die met een pgb worden ingezet dat deze voldoen aan de volgende eisen:
een zorgaanbieder of zorgverlener mag geen ondersteuning bieden na onherroepelijke veroordeling, berisping en gedurende een onderzoek vanwege ondeskundige zorg, het handelen in strijd met de Jeugdwet, het Besluit Jeugdwet de Wmo en de gemeentelijke voorwaarden en beleid, misleiding, fraude en uitbuiting personeel;
In het geval van een zelfstandige zonder papieren (zzp-er) dient in aanvulling op lid 1, de kwaliteit van de met de pgb ingekochte ondersteuning van een zzp-er minimaal te voldoen aan de onderstaande eisen die het college stelt aan de gecontracteerde zorgaanbieders die vergelijkbare ondersteuning leveren:
6. Kostprijs voorzieningen en eigen bijdrage
Artikel 4.7 Bijdrage kosten voorzieningen
Nadere regels bij artikel 6.2 van de verordening
4.7.1 Eigen bijdrage en maatwerkvoorzieningen waarvoor een bijdrage is verschuldigd
Voor basisvoorzieningen in de wijk en algemene voorzieningen kunnen aanbieders een bijdrage vragen voor algemeen gebruikelijke kosten. Het gaat bijvoorbeeld om gebruikskosten die de inwoner ook thuis zou hebben gehad, zoals voor drogen en wassen van kleding als deze geen onderdeel is van de gefinancierde voorziening. De bijdrage is maximaal de hoogte van de uitgespaarde kosten.
Deel 5 Overige en slotbepalingen
Een uitkomst is in ieder geval onredelijk als de doelen die in de Jeugdwet, Wet maatschappelijke ondersteuning 2015, Gemeentewet en de Algemene wet bestuursrecht staan genoemd, of de doelen van de verordening of dit financieel besluit en de nadere regels door het toepassen van de regels juist niet worden gehaald.
Dit Financieel besluit en Nadere regels Jeugdhulp en Maatschappelijke ondersteuning gemeente Vijfheerenlanden 2024 treden in werking op 1 oktober 2024.
Dit financieel besluit en Nadere regels volgt het overgangsrecht van de Verordening.
Een aanvraag Jeugdhulp of een melding Wmo of Wmo aanvraag die is ingediend op grond van de Jeugdhulp- of de Wmo Verordening gemeente Vijfheerenlanden 2022 en waarop nog niet is beslist bij het inwerking treden van deze Verordening, handelt het college af op grond van de nieuwe Verordening met bijbehorend financieel besluit en nadere regels;
Een afgegeven besluit op basis van de Verordening Jeugdhulp gemeente Vijfheerenlanden 2022 met de bijbehorende nadere regels Jeugdhulp gemeente Vijfheerenlanden 2022 en de Verordening Maatschappelijke ondersteuning gemeente Vijfheerenlanden 2022 met de bijbehorende nadere regels Wmo gemeente Vijfheerenlanden 2022 blijft voor de duur van de looptijd van het besluit ongewijzigd. Bij nieuwe feiten of omstandigheden kan het college een besluit intrekken en indien noodzakelijk een gewijzigd of nieuw besluit nemen.
Op bezwaarschriften gericht tegen een besluit op een aanvraag van een voorziening die verleend is op grond van de Jeugdhulp- en Wmo Verordening gemeente Vijfheerenlanden 2022 en nadere regels Jeugdhulp en – WMO gemeente Vijfheerenlanden 2022, wordt beslist met toepassing van die Verordening en nadere regels.
Een inwoner aan wie vóór 1 oktober 2024 een besluit is verleend voor een financiële tegemoetkoming individueel vervoer, op basis van de Verordening Maatschappelijke ondersteuning gemeente Vijfheerenlanden 2022 met de bijbehorende nadere regels Wmo gemeente Vijfheerenlanden 2022, en ná 1 oktober 2024 in aanmerking komt voor verlenging van de financiële tegemoetkoming op grond van artikel 2.8.2 van dit nieuwe financieel besluit en de nadere regels, kan in aanmerking komen voor een aangepaste tegemoetkoming met een maximum bedrag van € 2.257,50 op jaarbasis. Deze vergoeding wordt als volgt berekend:
Indien verlenging ná 1 oktober 2025 wordt aangevraagd geldt het tarief van € 0,60 per km.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2024-413826.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.