Financieel besluit en Nadere regels Jeugdhulp en Maatschappelijke ondersteuning gemeente Vijfheerenlanden 2024

Het college van burgemeester en wethouders gemeente Vijfheerenlanden;

 

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 17 september 2024;

 

gelet op artikel 2.9 van de Jeugdwet en artikel 2.1.3 van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 en de Jeugdhulp en Wmo verordening gemeente Vijfheerenlanden;

 

besluit:

vast te stellen het Financieel besluit en Nadere regels Jeugdhulp en Maatschappelijke ondersteuning gemeente Vijfheerenlanden 2024.

 

Deel 1 Algemeen

Begripsbepaling

Artikel 1.1 (Algemene) Begripsbepalingen

  • 1.

    In dit financieel besluit en de nadere regels wordt verstaan onder: verordening: de Jeugdhulp en WMO verordening gemeente Vijfheerenlanden 2024

  • 2.

    De definities van begrippen zoals verwoord in artikel 1 van de verordening zijn in dit financieel besluit en de nadere regels van overeenkomstige toepassing.

  • 3.

    Alle begrippen die in het besluit worden gebruikt en niet nader zijn omschreven, hebben dezelfde betekenis als in de Jeugdwet, de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015) en de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

Deel 2 Financieel besluit

Jeugdhulp

Artikel 2.1 Tarieven Jeugdhulp

2.1.1 Jeugd Ambulant

 

 

 

 

 

Productnaam

Productcategorie

productcode

Eenheid

Tarief 2024

Bij complexe vraag (HBO/HBO+)

Consultatie en screening

45B04

uur

€ 95,05

Bij complexe vraag (WO/WO+/ WO++)

Consultatie en screening

45B05

uur

€ 123,88

Begeleiding licht

Begeleiding/ondersteuning

45B03

uur

€ 76,42

Begeleiding midden A

Begeleiding/ondersteuning

50B04

uur

€ 83,79

Begeleiding midden B

Begeleiding/ondersteuning

50B05

uur

€ 92,88

Begeleiding zwaar

Begeleiding/ondersteuning

50B06

uur

€ 102,84

Kinderen met een beperking en jeugd- en opvoedhulp inclusief diagnostiek

Behandeling

45B48

uur

€ 114,01

Behandeling regulier

GGZ-behandeling

54B01

minuut

€ 1,84

Behandeling specialistisch -1

GGZ-behandeling

54B02

minuut

€ 2,08

GGZ behandeling specialistisch -2

GGZ-behandeling

54B30

minuut

€ 2,45

Behandeling hoog specialistisch

GGZ-behandeling

54B03

minuut

€ 3,43

Intensief systeemgerichte ambulante producten

Overige producten

45B53

uur

€ 111,13

Traject Intensief systeemgerichte ambulante producten

Overige producten

45B40

traject

€ 13.188,81

Dyslexie

Overige producten

54B25

uur

€ 114,73

Logeren

Overige producten

43B11

etmaal

€ 235,96

Kinderartsen

Overige producten

53B01

traject

€ 978,85

Kinderartsen

Overige producten

53B02

traject

€ 300,58

 

2.1.2 Jeugdhulp in Onderwijstijd

Jeugdhulp in Onderwijstijd J&O (contract – 100 % tarief)

Productnaam

Productcategorie

Productcode

Eenheid

Tarief 2024

Vroeg signalering en ondersteuning

J&O

50B07

uur

€ 102,67

BSO+

J&O

50B02

uur

€ 10,77

(Naschoolse) dagbesteding groep

J&O

50B10

uur

€ 12,92

School vervangende dagbehandeling groep

J&O

50B32

uur

€ 25,10

Begeleiding groep met onderwijsperspectief/combi onderwijs (midden)

J&O

50Oxx

per FTE

€ 94.507,06

Begeleiding groep met onderwijsperspectief/combi onderwijs (zwaar)

J&O

50Oxx

per FTE

€ 104.902,41

Dagbesteding, zonder onderwijsperspectief (begeleiding groep op locatie zorgaanbieder).

J&O

50B11

uur

€ 18,57

Ontwikkelklassen voorschools

J&O

50B09

per dagdeel

€ 119,07

Observatie en diagnostiek binnen onderwijstijd

J&O

50B12

uur

€ 110,43

Kinderdagcentrum (0-5 jaar)

J&O

50B08

uur

€ 28,77

Buitenschoolse dagbestedingsgroep: respijtzorg

J&O

50B24

uur

€ 13,55

Buitenschoolse groepsbegeleiding

J&O

50B25

uur

€ 19,23

 

2.1.3 Jeugd Crisis

 

Productnaam

Productcategorie

Productcode

Eenheid

Tarief 2024

Crisis ambulant (J&O)

Crisis

46C01

uur

€ 112,38

Beschikbaarheidscomponent crisis ambulant (J&O)

Crisis

46C02

per stuk

€ 1.166,15

Crisis residentieel (J&O)/time-out voorziening

Crisis

46C03

per stuk

€ 514,11

Crisis (netwerk)pleegzorg (J&O)

Crisis

46C05

etmaal

€ 96,30

Beschikbaarheidscomponent JGGZ crisis

Crisis

54C08

per stuk

€ 1.166,15

Jeugd-GGZ crisis behandeling (poliklinisch)

Crisis

54C16

minuut

€ 1,83

Jeugd-GGZ Crisisbehandeling (intensief ambulant)

Crisis

54C18

minuut

€ 1,91

 

2.1.4 Jeugd forensisch

Jeugd Forensisch (contract – 100 % tarief)

Productnaam

Productcategorie

Productcode

Eenheid

Tarief 2024

Behandeling JGGZ

Forensische Jeugdhulp

54B20

uur

€ 144,25

Jeugdhulp begeleiding

Forensische Jeugdhulp

50B20

uur

€ 101,19

 

Artikel 2.2 Financiële tegemoetkoming Jeugdhulpvervoer

  • 1.

    In het geval het college een vervoersvoorziening van en naar de jeugdhulplocatie noodzakelijk vindt en het college een financiële tegemoetkoming passend acht, wordt een tegemoetkoming verstrekt van € 0,23 per kilometer.

  • 2.

    Als een financiële tegemoetkoming voor eigen vervoer wordt verstrekt, wordt geen vergoeding verstrekt voor begeleiding van de jeugdige in het vervoer.

     

Maatschappelijke ondersteuning

Artikel 2.3 Tarieven Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo)

2.3.1 Wmo Individuele begeleiding maandtarief

Wmo Individuele Begeleiding contract (stuks = maandtarief)

Productnaam

Product

categorie

Product-

code

Eenheid

Tarief

1/2 Resultaat gebieden Behouden Gemiddeld

BG

022B1

Stuks

€ 278,84

1/2 Resultaatgebieden Behouden Plus

BG

022B2

Stuks

€ 418,27

1/2 Resultaatgebieden Behouden Plusplus

BG

022B3

Stuks

€ 557,69

1/2 Resultaat gebieden Ontwikkelen Gemiddeld

BG

022A1

Stuks

€ 418,27

1/2 Resultaatgebieden Ontwikkelen Plus

BG

022A2

Stuks

€ 630,19

1/2 Resultaatgebieden Ontwikkelen Plusplus

BG

022A3

Stuks

€ 836,53

3/4 Resultaat gebieden Behouden Gemiddeld

BG

024B1

Stuks

€ 418,27

3/4 Resultaatgebieden Behouden Plus

BG

024B2

Stuks

€ 630,19

3/4 Resultaatgebieden Behouden Plusplus

BG

024B3

Stuks

€ 836,53

3/4 Resultaat gebieden Ontwikkelen Gemiddeld

BG

024A1

Stuks

€ 630,19

3/4 Resultaatgebieden Ontwikkelen Plus

BG

024A2

Stuks

€ 942,49

3/4Resultaatgebieden Ontwikkelen Plusplus

BG

024A3

Stuks

€ 1.260,38

5/6 Resultaat gebieden Behouden Gemiddeld

BG

026B1

Stuks

€ 630,19

5/6 Resultaatgebieden Behouden Plus

BG

026B2

Stuks

€ 942,49

5/6 Resultaatgebieden Behouden Plusplus

BG

026B3

Stuks

€ 1.260,38

5/6 Resultaat gebieden Ontwikkelen Gemiddeld

BG

026A1

Stuks

€ 942,49

5/6 Resultaatgebieden Ontwikkelen Plus

BG

026A2

Stuks

€ 1.410,95

5/6 Resultaatgebieden Ontwikkelen Plusplus

BG

026B3

Stuks

€ 2.124,79

 

2.3.2 Wmo Individuele begeleiding uurtarief

Wmo Individuele Begeleiding (contract – 100 % tarief)

Productnaam

Product

categorie

Product-

code

Eenheid

Tarief

Lichte individuele ondersteuning maatwerk

BG

021M0

Uur

€ 70,20

Zware individuele ondersteuning maatwerk

BG

027M0

Uur

€ 81,60

Overbruggingszorg Beschermd Wonen

BG

027BW

Uur

€ 81,60

 

2.3.3 Digicontract

Wmo Digicontact (contract – 100 % tarief)

Productnaam

Product

categorie

Product-

code

Eenheid

Tarief

Waakvlam

Digicontact

10A80

Per week

€ 8,00

Licht

Digicontact

10A81

Per week

€ 16,00

Regulier

Digicontact

10A82

Per week

€ 30,00

Specialistisch

Digicontact

10A83

Per week

€ 64,00

 

2.3.4 Ondersteuning maatschappelijke deelname – OMD 2024 (dagbesteding)

Wmo Maatwerkvoorziening Dagbesteding (contract – 100 % tarief)

Productnaam

Product

categorie

Product-

code

Eenheid

Tarief

Ondersteuning Maatschappelijke deelname 1

BG

10A46

Dagdeel

€ 36,86

Ondersteuning Maatschappelijke deelname 2

BG

10A50

Dagdeel

€ 55,93

Ondersteuning Maatschappelijke deelname 3

BG

10A54

Dagdeel

€ 72,44

Kortdurend Verblijf

VB

04A01

Etmaal

€ 210,94

 

2.3.5 Vervoer naar Ondersteuning maatschappelijke deelname – OMD 2024

Wmo Maatwerkvoorziening vervoer naar dagbesteding (contract – 100 % tarief)

Productnaam

Productcategorie

Product-code

Eenheid

Tarief

Vervoer dagbesteding V&V

BG

08A01

Etmaal

€ 14,16

Vervoer dagbesteding GHZ rolstoel extramuraal

BG

08A02

Etmaal

€ 26,18

Vervoer dagbesteding GHZ extramuraal

BG

08A06

Etmaal

€ 14,16

 

2.3.6 Huishoudelijke ondersteuning 2024

Wmo Huishoudelijke Ondersteuning (contract – 100 % tarief)

Productnaam

Product-categorie

Product-code

Eenheid

Tarief

Schoon en leefbaar huis

HH

01A11

minuut

€ 0,63

Was verzorging

HH

01A12

minuut

€ 0,63

Boodschappen

HH

01A13

minuut

€ 0,63

Regie en organisatie

HH

01A14

minuut

€ 0,63

Advies, Instructie en Voorlichting (AIV)

HH

01A15

minuut

€ 0,63

Maaltijden

HH

01A20

minuut

€ 0,63

Kindzorg

HH

01A21

minuut

€ 0,63

 

Artikel 2.4 Persoonsgebonden budget (pgb)

2.4.1 Maximum pgb-tarief voor ondersteuning geboden door het sociaal netwerk kortdurend verblijf

Kortdurend verblijf en respijtzorg € 16,00 (ontbijt, lunch, diner, tussendoortje, gas, licht, water, douchen, kleding wassen en drogen)

 

2.4.2 Berekening maximum pgb-tarief voor Individuele begeleiding geboden door het sociaal netwerk

Het maximum pgb-budget per maand voor Individuele begeleiding uit het sociaal netwerk is gelijk aan het gemiddeld aantal uren van de bandbreedte van uren in het product, zoals opgenomen in het document “Naar maandtarieven voor Wmo Individuele begeleiding” vermenigvuldigd met het maximum uurtarief.

Gemiddeld aantal uren per maand, per product individuele begeleiding voor berekening pgb Sociaal Netwerk:

1-2 resultaatgebieden

3,65 uur per maand

3-4 resultaatgebieden

5,45 uur per maand

5-6 resultaatgebieden

8,25 uur per maand

2.4.3 Maximum pgb-maandtarief voor Individuele Begeleiding geboden door het sociaal netwerk

Het maximum pgb-maandtarief per product voor Individuele begeleiding geboden door het sociaal netwerk is op basis van artikel 4.2 als volgt vastgesteld:

1-2 resultaatgebieden

€ 73,00 per maand

3-4 resultaatgebieden

€ 109,00 per maand

5-6 resultaatgebieden

€ 165,00 per maand

Wanneer er sprake is van ontwikkelen en/of verzwarende omstandigheden (+ en/of ++) kan geen pgb aan het Sociaal Netwerk worden toegekend.

Artikel 2.5 Hulpmiddelen op basis van een persoonsgebonden budget (pgb)

2.5.1 Hulpmiddelen

Wanneer met het pgb een hulpmiddel wordt aangeschaft, wordt ook een bedrag voor verzekering, onderhoud en reparaties toegekend. Voor elektrische voorzieningen is dit 6% per jaar van de hoogte van het pgb- aanschafbedrag. Voor niet-elektrische voorzieningen 2% per jaar van de hoogte van het pgb-aanschafbedrag. Het bedrag wordt jaarlijks in depot gezet en na overleg van een factuur uitbetaald aan de inwoner. Het niet bestede bedrag blijft in depot staan (is meeneem baar)

 

Indien er garantie wordt gegeven op de gekochte voorziening, wordt er het 1e jaar geen bedrag gereserveerd voor onderhoud en reparatie.

 

2.5.2 Betaling pgb

Het pgb wordt na ontvangst van de factuur rechtstreeks aan de inwoner betaald, tenzij de inwoner aangeeft dat het rechtstreeks aan de leverancier betaald mag worden. Binnen een maand na levering van de voorziening stuurt de inwoner het afleverbewijs op aan de betrokken Wmo – consulent

Artikel 2.6 Sportvoorzieningen op basis van financiële tegemoetkoming

2.6.1 Sportvoorziening op basis van financiële tegemoetkoming

De financiële tegemoetkoming voor de kosten van een voorziening voor sportbeoefening als bedoeld in artikel 5.1 lid , sub c van de Verordening is voor aanschaf en onderhoud van een sportrolstoel of sportvoorziening met een minimale gebruiksduur van 3 jaar. Als de sportrolstoel of sportvoorziening na 3 jaar nog bruikbaar is, kan een tegemoetkoming worden toegekend voor onderhoud en reparatie voor de duur van 3 jaar.

De hoogte van de financiële tegemoetkoming hoeft niet kostendekkend te zijn en is exclusief eventuele algemeen gebruikelijke kosten.

  • a.

    Voor de aanschaf van een handbewogen sportrolstoel of sportvoorziening geldt een maximum vergoeding van € 3.000,00 voor een periode van drie jaar, exclusief 2% per jaar voor onderhoud;

  • b.

    Voor de aanschaf van een elektrische sportrolstoel een maximum vergoeding van € 6.000,00 voor een periode van drie jaar, exclusief 6% per jaar voor onderhoud.

  • c.

    Een tegemoetkoming voor onderhoud en reparatie na 3 jaar geldt voor een handbewogen sportrolstoel of sportvoorziening 2% van de aanschafwaarde

  • d.

    Een tegemoetkoming voor onderhoud na 3 jaar geldt voor een elektrische sportrolstoel of sportvoorziening 6% van de aanschafwaarde

Artikel 2.7 Woonvoorzieningen

2.7.1 Grensbedrag kosten woningaanpassing

Het grensbedrag voor de kosten van een woningaanpassing genoemd in artikel 5.1 lid 1a van de verordening bedraagt € 15.000,00.

 

2.7.2 Financiële tegemoetkoming verhuiskosten en inrichting woning

De hoogte van de tegemoetkoming in de kosten van verhuizing bedraagt:

  • a.

    verhuiskosten, het verhuizen oftewel het (laten) verplaatsen van de inboedel naar de nieuwe woning € 1.500,00

  • b.

    een basisbedrag van € 1.000,00 voor het inrichten van de noodzakelijke gebruiksruimten te weten: de woonkamer, slaapkamer, hal/gang en sanitaire ruimte. En voor elk, naar het oordeel van het college, noodzakelijk in te richten extra (slaap)kamer € 250,00 met een maximum van drie extra kamers. Het inrichten beperkt zich tot het opknappen van de wanden, vloeren en/of aanschaffen van raambekleding in deze gebruiksruimten tot ten hoogste het uitrustingsniveau van sociale woningbouw.

Uitbetaling van de tegemoetkoming vindt plaats nadat inwoner het getekende huurcontract of getekend koopcontract heeft overlegd. Als de verhuizing niet plaatsvindt, dan moet het uitbetaalde bedrag per omgaande door de inwoner worden terugbetaald aan het college.

Artikel 2.8 Vervoersvoorzieningen

2.8.1 Ritbijdrage Collectief Vraagafhankelijk Vervoer (CVV)

De bijdrage in de kosten, die de inwoner betaalt voor CVV is € 0,31 per kilometer. Het opstaptarief (starttarief) is € 1,24 per rit. De opstap- of aankomstplaats is binnen de gemeente Vijfheerenlanden

 

2.8.2 Hoogte financiële tegemoetkoming individueel vervoer

Bij de vaststelling van de hoogte van een (éénmalig) financiële tegemoetkoming voor auto- of rolstoelbus kosten wordt uitgegaan van maximaal 1500 km op jaarbasis. Maximaal 25 km per enkele reis kan in aanmerking komen voor één van onderstaande vergoedingen;

  • a.

    Voor een financiële tegemoetkoming in de kosten van het gebruik van een eigen auto geldt een maximumbedrag van € 645,00 per jaar (gebaseerd op maximaal 1500 km à € 0,43); voor een bruikleenauto geldt een maximumbedrag van € 240,00 per jaar (gebaseerd op maximaal 1500 km à € 0,16). Het bedrag wordt maandelijks, vooraf, uitgekeerd.

  • b.

    Voor een tegemoetkoming in de kosten voor het gebruik van een (eigen) rolstoelbus geldt een maximumbedrag van € 900,00 per jaar (gebaseerd op maximaal 1.500 km à € 0,60) indien de rolstoelbus niet is toegekend op grond van het UWV.

  • c.

    De onder b. genoemde vergoeding wordt uitbetaald op basis van declaraties. Per kwartaal kunnen declaraties aangeleverd worden;

  • d.

    De ingangsdatum van de financiële tegemoetkoming start op de eerste van de volgende maand; de einddatum valt op de laatste dag van de maand;

  • e.

    Inwoners met een beperking die anders zouden zijn aangewezen op dagbesteding en kunnen aantonen dat zij structureel deelnemen aan regulier vrijwilligerswerk, kunnen de voor hun rekening blijvende extra reiskosten, die niet verhaalbaar zijn op de instantie voor wie zij dat vrijwilligerswerk verrichten, declareren tot maximaal 1500 kilometer per jaar. Het maximumbedrag is afhankelijk van het vervoermiddel en wordt overeenkomstig onderdeel a. tot en met b. vastgesteld.

Artikel 2.9 Tegemoetkoming voor meerkosten als gevolg van en beperking of chronische problemen

De tegemoetkoming zoals genoemd in artikel 5.2 van de verordening bedraagt € 380,- per jaar per gezinslid dat voldoet aan de voorwaarden voor de tegemoetkoming.

Artikel 2.10 Indexering

De in dit besluit genoemde tarieven voor Jeugdhulp en Maatschappelijke ondersteuning:

  • i.

    voor een dienst worden jaarlijks door het college aangepast met het door de rijksoverheid vastgestelde percentage voor de Overheidsbijdrage in de Arbeidskostenontwikkeling (OVA).

  • ii.

    voor een product worden jaarlijks aangepast met het door de rijksoverheid vastgestelde percentage voor de Overheidsbijdrage in de Consumentenprijsindex (CPI).

Deel 3 Nadere regels Jeugdhulp

1. Begripsbepaling

Geen nadere regels

 

2. Toegang en procedure

Artikel 3.1 Toegang - Verwijzing door huisarts, jeugdarts of medisch specialist

Nadere regel bij artikel 2.1 van de verordening

Als door de huisarts, jeugdarts of medisch specialist wordt verwezen naar een niet-gecontracteerde zorgaanbieder en door het college een vergelijkbaar aanbod is ingekocht en beschikbaar is, is het college niet verplicht om de niet-gecontracteerde Jeugdhulp te verstrekken.

Artikel 3.2 Melding of aanvraag tot ondersteuning - Spoed

Nadere regel bij artikel 2.2 van de verordening

 

3.3.1 tijdelijke voorziening

In spoedeisende gevallen kent het college, na overleg met een medewerker van het Sociaal Team en/of externe deskundige, een tijdelijke voorziening in de vorm van zorg in natura toe voor maximaal zes (6) maanden.

 

3.3.2 machtiging gesloten Jeugdhulp

Het college kan daarnaast als dit noodzakelijk is een machtiging voor gesloten Jeugdhulp als bedoeld in hoofdstuk 6 van de Jeugdwet aanvragen bij de kinderechter.

Artikel 3.3 Onderzoek

Nadere regel bij artikel 2.3 van de verordening

 

3.3.1 Inlichtingen en medewerkingsplicht

  • 1.

    De jeugdige en/of ouder(s) verstrekken alle informatie die van belang kan zijn voor het al dan niet (blijven) toekennen van een voorziening. Verstrekt de jeugdige en/of ouder(s) niet direct uit eigen beweging of op verzoek van het college alle relevante gegevens, informatie of documenten, dan kan dit gevolgen hebben voor de toekenning van de voorziening of het daaraan gekoppelde persoonsgebonden budget (hierna: Pgb).

  • 2.

    De jeugdige en/of ouder(s) dient daarnaast mee te werken aan wat het college redelijkerwijs nodig acht voor de uitvoering van de Jeugdwet en de Verordening. Hieronder valt in ieder geval: het in het kader van het onderzoek medewerking verlenen aan een oproep om op een bepaalde plaats en tijd te verschijnen in verband met de (beoordeling van de) aanspraak op een voorziening. Hieronder valt ook de verplichting tot het meewerken aan het onderzoek van een onafhankelijk deskundige. Deze medewerkingsverplichting geldt ook voor huisgenoten als het gaat om de beoordeling van eventuele gebruikelijke hulp.

  • 3.

    Het college kan aan het niet of onvoldoende meewerken aan het onderzoek de volgende gevolgen verbinden:

    • -

      De aanvraag voor Jeugdhulp wordt buiten behandeling gelaten;

    • -

      De aanvraag voor Jeugdhulp wordt afgewezen;

    • -

      Er wordt contact opgenomen met Veilig Thuis en/of de Raad voor de kinderbescherming over de ontstane situatie.

Artikel 3.4 Plan en besluit voorziening

Nadere regels bij artikel 2.5 van de verordening

 

3.4.1 Duur van een voorziening

  • 1.

    Het college verleent een individuele voorziening in beginsel voor een termijn van:

    • a.

      Maximaal één (1) jaar in geval van zorg in natura;

    • b.

      Maximaal één (1) jaar in geval van een pgb.

  • 2.

    Het college kan een pgb met een kortere looptijd afgeven:

    • a.

      als de beoogde resultaten eerder kunnen worden behaald;

    • b.

      bij twijfel rondom de bekwaamheid van de pgb-beheerder om zelf zorg in te kopen, maar waarbij die twijfel onvoldoende is om het pgb gelijk af te wijzen;

    • c.

      indien er sprake is van een niet-stabiel ziektebeeld of een verwachte wisselende ondersteuningsbehoefte;

    • d.

      in andere gevallen die aanleiding geven tot het afgeven van een pgb voor een kortere periode.

  • 3.

    Het college kan in uitzonderingsgevallen de maximale termijn zoals genoemd in lid 1, sub a, overschrijden als het college hier aanleiding toe ziet.

  • 4.

    Voor specifieke voorzieningen die erop gericht zijn om individuele doelen te bereiken met behulp van vaktherapie en voor zover deze niet bekostigd worden uit bijvoorbeeld een zorgverzekering of ander zorgdomein, hanteert het college een maximaal aantal behandelingen of sessies.

  • 5.

    Individuele doelen zoals is lid 4 genoemd betreft:

    • a.

      het terugdringen van problemen en stoornissen;

    • b.

      het op gang brengen van een gestagneerde ontwikkeling of

    • c.

      het verwerken van of leren omgaan met problemen of stoornissen.

3.4.2 Hoogte pgb tijdens looptijd beschikking

  • 1.

    In het besluit dat genomen is op de aanvraag van een jeugdige en/of ouder(s) voor Jeugdhulp staat beschreven welke voorziening aan de jeugdige wordt toegekend en voor welke periode. Wordt deze voorziening toegekend in de vorm van een pgb, is in het besluit ook de hoogte van het pgb opgenomen.

  • 2.

    De hoogte van het toegekende pgb wordt tijdens de looptijd van het besluit niet gewijzigd indien tijdens de looptijd van de indicatie het gehanteerde pgb-tarief wordt geïndexeerd en/of gewijzigd. Met andere woorden, de toegekende voorziening blijft geldig tot op het moment dat de voorziening stopt of een nieuw besluit wordt genomen omdat hiertoe een inhoudelijke aanleiding bestaat. Deze aanleiding kan er bijvoorbeeld zijn als er sprake is van een verandering in de persoonlijke situatie van de jeugdige en/of ouder(s).

3.4.3 Geen terugwerkende kracht

  • 1.

    Het college hanteert als algemeen uitgangspunt dat geen aanspraak bestaat op ondersteuning voorafgaande aan de datum van het besluit. De inwoner heeft het probleem dan immers zelf (op eigen kracht) opgelost.

  • 2.

    Het college kan in de nog te nemen beschikking, na de toeleidingsprocedure, naar de zorgaanbieder indien zij dit nodig acht, de aanvangsdatum van de ondersteuning wel met terugwerkende kracht opnemen, waardoor de zorgaanbieder de ondersteuning met terugwerkende kracht vanaf de startdatum kan declareren. Het college hanteert deze uitzondering alleen voor zorg in natura en alleen afgegeven vanaf het moment dat het verzoek om jeugdhulp bij het college is gedaan.

3. Voorzieningen

Artikel 3.5 Voorzieningen

Nadere regels bij artikel 3.1 van de verordening

 

3.5.1 Individuele voorzieningen

  • 1.

    Het college biedt als individuele voorziening:

    • a.

      Begeleiding: hulp en ondersteuning ter bevordering van de deelname aan het maatschappelijk verkeer en het zelfstandig functioneren. Hierbij kan gedacht worden aan hulp en ondersteuning bij psychosociale en/of gedragsproblemen bij de jeugdigen, ondersteuning aan jeugdigen met een beperking en/of opvoedingsproblemen bij ouder(s) en systemische problematiek. De begeleiding vindt thuis plaats, op locatie van de zorgaanbieder of op school, mits de geboden ondersteuning op school onder de doelen van de Jeugdwet valt. De begeleiding kan, afhankelijk van het type zorg, individueel en/of groepsgericht plaatsvinden.

    • b.

      (GGZ) Behandeling: behandeling van psychische en psychiatrische problemen in verschillende mate van ernst. Oplopend van behandeling regulier, naar specialistisch, naar hoog specialistisch. Daarnaast betreft dit ook behandeling van kinderartsen bij gedragsproblemen en behandeling van jeugdigen met een beperking.

    • c.

      Forensische zorg: ondersteuning en behandeling om de veiligheid te vergroten, recidive terug te dringen en delicten en/of grensoverschrijdend gedrag te voorkomen. De forensische jeugdhulp is erop gericht de maatschappelijke veiligheid te vergroten. Het gevaar criterium van (dreigend) ernstig grensoverschrijdend gedrag en/of delict gedrag is leidend in de bepaling of forensische jeugdhulp nodig is.

    • d.

      Ernstige dyslexie: diagnostiek en behandeling van ernstige dyslexie voor jeugdigen tot 13 jaar.

    • e.

      Logeren: tijdelijke ontlasting van het gezin van jeugdigen met een beperking, psychosociale en/of gedragsproblemen om de draagkracht te herstellen. Hiervoor is onder begeleiding ook ontlasting mogelijk.

    • f.

      Verblijf: ondersteuning voor jeugdigen die (tijdelijk) niet thuis kunnen wonen. Het uitgangspunt is dat kinderen zoveel mogelijk terug naar huis keren, al dan niet met begeleiding. Als dat niet kan heeft een instelling, zoveel mogelijk lijkend op een gezinssituatie de voorkeur. De ondersteuning is opgebouwd van licht naar zwaar en wordt bepaald op basis van het perspectief van de jeugdige (wordt er verwacht dat de jeugdige op korte of lange termijn of helemaal niet meer terug naar huis kan). Ondersteuning kan plaatsvinden in de vorm van pleegzorg, kortdurend verblijf, langdurend verblijf en een gesloten plaatsing/opname.

    • g.

      Crisis: binnen het spectrum van crisissituaties vallen onveilige situaties voor jeugdigen zowel thuis als ook in hun directe leefomgeving, (dreiging van) verwaarlozing, mishandeling en/of weglopen van jeugdigen en/of ernstige psychiatrische en/of gedragsstoornissen die om acute interventies vragen. Ook gaat het vaak om extreme situaties die een direct handelen eisen. Dit handelen kan bestaan in het toepassen van meer pedagogische maatregelen en interventies of in psychiatrische behandeling. Bij een crisis zijn daarom zowel ambulante interventies mogelijk als een tijdelijke plaatsing uit de thuissituatie of opname binnen de GGZ

  • 2.

    De door het college concreet ingekochte individuele voorzieningen, inclusief wachttijden, zijn via de www.beschikbaarheidswijzer.nl/Lekstroom te raadplegen.

3.5.2 Toegang behandeling Ernstige Dyslexie

Het college kan een voorziening toekennen voor de diagnostiek en behandeling van Ernstige Dyslexie. Hiervoor is een verwijzing nodig van een dyslexie specialist.

 

3.5.3 Bijzondere kosten Pleegzorg

  • 1.

    Een pleegouder die een pleegcontact met een pleegzorgaanbieder heeft, kan voor de kosten voor de verzorging en opvoeding van een pleegkind, een pleegvergoeding en eventuele toeslagen ontvangen. De pleegvergoeding betreft een basisbedrag dat jaarlijks door de overheid wordt vastgesteld en is bedoeld om de kosten voor de opvoeding en verzorging van het pleegkind te dekken. De pleegzorgvergoeding wordt vanuit de pleegzorgvoorziening gefinancierd. Deze pleegzorgvoorziening is ingezet door het college of de gecertificeerde instelling.

  • 2.

    Soms zijn er noodzakelijke kosten die niet uit het basisbedrag van de pleegvergoeding en eventuele toeslagen kunnen worden betaald. Deze noodzakelijk kosten worden ‘bijzondere kosten’ genoemd. Voorbeelden waarvoor een vergoeding van ‘bijzondere kosten’ kan worden aangevraagd zijn: een bijdrage voor een schoolreis, de kosten voor zwemles voor het A-diploma, de aanschaf van een laptop/schoolboeken, van een fiets, van kleding in verband met een bepaalde beroepsopleiding of paspoort of Europese identiteitskaart.

  • 3.

    Een pleegoudervoogd of een pleegouder die een pleegkind opvangt omdat een kinderbeschermingsmaatregel is ingezet, kan bij de pleegzorgaanbieder vergoeding ‘Bijzondere kosten’ aanvragen, als:

    • a.

      de kosten naar het oordeel van de pleegzorgaanbieder redelijkerwijs noodzakelijk zijn en niet betaald kunnen worden uit de pleegvergoeding of toeslagen;

    • b.

      voor deze kosten geen uitkering op grond van een andere regeling kan worden verstrekt, zoals een fonds;

    • c.

      de kosten redelijkerwijs niet zijn te verhalen op de onderhoudsplichtige ouders.

  • 4.

    De pleegzorgaanbieder is bevoegd tot bedragen van € 200 zelfstandig te beslissen op een aanvraag voor een vergoeding ‘Bijzondere kosten’. Voor bedragen tussen de € 200 en € 500 moet de pleegzorgaanbieder overleggen met het college. Voor het toekennen van een vergoeding ‘bijzondere kosten’ boven de € 500 is toestemming van het college nodig.

3.5.4 Inzet eigen deskundige medewerkers

  • 1.

    Het college kan ervoor kiezen om met inzet van eigen deskundige medewerkers ondersteuning en/of (hulp)voorzieningen aan de jeugdige en/of ouder(s) aan te bieden, om op deze wijze de inzet van individuele voorzieningen te voorkomen. Voor de inzet van deze ondersteuning en/of (hulp)voorzieningen is geen besluit van het college noodzakelijk.

  • 2.

    Het is wel noodzakelijk dat er door het Sociaal Team een onderzoek (artikel 2.3 van de Verordening) is uitgevoerd naar de ondersteuningsvraag van de jeugdige en ouder(s) en dat de jeugdige en/of ouder(s) het Plan (artikel 2.4 van de Verordening) voor akkoord hebben getekend.

3.5.6 Inzet eigen deskundige medewerkers Vervoersvoorziening

  • 1.

    Een vervoersvoorziening wordt alleen verstrekt aan de jeugdige, zoals bedoeld in artikel 2.3 lid 2 van de Jeugdwet en artikel 3.1 lid 2 van de Verordening, als

    • a.

      de jeugdige ook een Jeugdhulpvoorziening op grond van de Verordening ontvangt;

    • b.

      En de jeugdhulplocatie op meer dan 6 kilometer (enkele reis) van de verblijfplaats van de jeugdige ligt, waarbij de afstand wordt gemeten langs de kortste voor de jeugdige voldoende begaanbare en veilige weg volgende de ANWB-routeplanner;

    • c.

      En er sprake is van een vervoersprobleem dat de jeugdige niet op eigen kracht of met hulp van ouder(s) en/of het netwerk kan oplossen.

  • 2.

    Het college verstrekt een vervoersvoorziening alleen voor het vervoer van de jeugdige naar en van de locatie van de zorgaanbieder waar de jeugdige ondersteuning ontvangt.

  • 3.

    Het college verstrekt alleen een vervoersvoorziening als uit onderzoek, zoals benoemd in artikel 2.3 van de Verordening, blijkt dat dat deze voorziening nodig is.

  • 4.

    Er is een vervoersvoorziening nodig als:

    • a.

      er sprake is van een vervoersprobleem;

    • b.

      uit het onderzoek blijkt dat de jeugdige op eigen kracht of met hulp van ouder(s) of andere personen uit de naaste omgeving (sociaal netwerk) geen oplossing voor het vervoersprobleem kan worden gevonden; en

    • c.

      geen oplossing gevonden kan worden voor het vervoersprobleem door, al dan niet gedeeltelijk, gebruik te maken van een andere voorziening; en

    • d.

      als sprake is van een medische noodzaak bij de jeugdige zodat deze een beperking heeft met lopen, instappen of staan of indien er sprake is van desoriëntatie zodat de jeugdige geen gebruik kan maken van openbaar vervoer;

    • e.

      of er sprake is van beperkingen in de zelfredzaamheid, vastgesteld door een deskundige, omdat:

      • i.

        de jeugdige te jong is om zelfstandig te reizen met het openbaar vervoer;

      • ii.

        of sprake is van ernstige gedragsproblemen bij de jeugdige waardoor deze niet kan reizen met het openbaar vervoer of;

      • iii.

        of er andere redenen van niet-medische aard zijn, die het zelfstandig of onder begeleiding reizen in het openbaar vervoer onmogelijk maken.

    • f.

      de jeugdige of de ouder medewerking hebben verleend aan het college om aantoonbaar te maken dat er sprake is van een medische noodzaak of beperking in de zelfredzaamheid;

  • 5.

    Het college houdt de ouder(s) verantwoordelijk voor de begeleiding van de jeugdige in het vervoer tot een duur van zes uur per dag, als de jeugdige begeleiding nodig heeft in het vervoer. Dit is niet anders als de ouder werkt.

  • 6.

    De vaststelling van de noodzaak van een vervoersvoorziening, zoals gesteld in lid 4 van dit artikel, wordt uitgevoerd door de medewerker van het Sociaal Team of de gecertificeerde instelling.

  • 7.

    Het college legt de noodzaak tot inzet van de vervoersvoorziening bij een vorm van Jeugdhulp vast in het Plan, zoals bedoeld in artikel 2.4 van de Verordening.

  • 8.

    De adressen en tijden, die door de jeugdige of de ouder(s) worden aangegeven in het onderzoek, worden gebruikt voor de planning van het vervoer.

  • 9.

    Af en toe voorkomende wijzigingen van deze adressen en tijden zijn geen reden de voorziening aan te passen. Het college verwacht van de jeugdige en de ouder(s) dat ze dit zelf oplossen.

  • 10.

    De duur van de vervoersvoorziening is gelijk aan de duur die in de beschikking is vermeld of korter als de betreffende individuele voorziening eerder stopt.

3.5.7 Uitvoering Vervoersvoorziening

  • 1.

    Als het college een vervoersvoorziening toekent, kan deze in de vorm van taxivervoer zoals bedoeld in artikel 1 van de Wet op Personenvervoer 2000 worden uitgevoerd of in de vorm van een financiële tegemoetkoming als dat naar het oordeel van het college passend is. De hoogte van een vervoersvoorziening in de vorm van een financiële tegemoetkoming wordt in het Financieel Besluit uitgewerkt.

  • 2.

    De vervoerder is verantwoordelijk voor het beschikbaar stellen van algemeen gebruikelijke hulpmiddelen zoals een zit-verhoger, kinderstoel en/of gordelkapje. De ouder(s) is/zijn zelf verantwoordelijk wanneer een jeugdige specifieke individuele hulpmiddelen nodig heeft, bijvoorbeeld een fixatiegordel.

  • 3.

    Een assistentiehulphond, sociale hulphond (soho) of blindengeleidehond kan in het taxivervoer worden meegenomen.

  • 4.

    Voor de uitvoering van een toegekende vervoersvoorziening vindt onderlinge afstemming plaatst tussen de jeugdige, de ouder(s) en de taxivervoerder.

Artikel 3.6 Algemene toekenningscriteria voorziening

Nadere regel bij artikel 3.2 van de verordening

 

3.6.1 Voorliggende voorziening, eigen kracht of sociaal netwerk

  • 1.

    In de situatie dat een jeugdige of ouder jeugdhulp nodig heeft in verband met opgroeien opvoedingsproblemen, psychische problemen en/of stoornissen en voor zover deze problemen met inzet van eigen mogelijkheden en het probleemoplossend vermogen (bijvoorbeeld: met ondersteuning vanuit het sociale netwerk van de jeugdige en/of ouders), algemene (gebruikelijke) voorzieningen of voorliggende (wettelijke) voorzieningen niet (gedeeltelijk) kunnen worden weggenomen, is er een ondersteuningsrol voor het college. De inzet van een eventuele jeugdhulpvoorziening heeft tot doel om de jeugdige gezond en veilig te laten opgroeien, te laten groeien naar zelfstandigheid, voldoende zelfredzaam te zijn en maatschappelijk te participeren.

  • 2.

    Het college gaat ervanuit dat een jeugdige en/of ouders eerst op de volgende wettelijke voorzieningen een beroep doen voordat het college een voorziening op grond van de Jeugdwet overweegt:

    • a.

      een voorziening op grond van een andere wettelijke regeling, zoals de Wet langdurige zorg (Wlz) of de ziektekostenverzekering. Indien dit het geval is, dan wordt er op grond van de Jeugdwet geen voorziening verstrekt.

    • b.

      kinderopvang: reguliere kinderopvang is een algemene voorziening. Indien er problematiek bestaat voor opvang van gezonde kinderen, is dit geen reden voor een voorziening voor deze specifieke activiteit.

  • 3.

    In lijn met artikel 1.2 van de Jeugdwet weigert het college een voorziening als de inwoner recht heeft op een voorziening in het kader van de Wet langdurige zorg (Wlz), dan wel als er redenen zijn om aan te nemen dat de inwoner daarop aanspraak kan doen gelden en de inwoner weigert een beroep te doen op de Wet langdurige zorg (Wlz).

Artikel 3.7 Aanvullende criteria voorziening (Jeugd) - gebruikelijke- en boven gebruikelijke hulp

Nadere regels bij artikel 3.3 van de verordening

 

3.7.1 Beschermde woonomgeving

  • 1.

    Het college ziet het bieden van een beschermende woonomgeving van ouder(s) aan jeugdigen tot een leeftijd van 17 jaar, als gebruikelijke hulp. Het college mag van ouder(s) of verzorgers/opvoeders verwachten dat zij tot de leeftijd van 17 jaar een woonomgeving aan de jeugdige biedt waarin de fysieke en sociale veiligheid is gewaarborgd en waarin een passend pedagogisch klimaat wordt geboden. Ook als sprake is van een jeugdige met een ziekte, aandoening of beperking.

  • 2.

    Jeugdigen vanaf 17 jaar die vanwege hun aandoening, stoornissen en beperkingen nog niet in staat zijn zelfstandig te wonen, maar dat wel kunnen leren, kunnen onder omstandigheden wel in aanmerking komen voor verblijf in een beschermende woonomgeving op grond van de Jeugdwet. Met als doel om zich verder te ontwikkelen naar zelfstandig wonen. Kan een jeugdige niet bij (een van) de ouder(s) wonen vanwege de onmogelijkheden van de ouder(s) om een veilig thuis te bieden, dan kan verblijf bij pleegouders, een gezinshuis of een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder in het vrijwillig kader aan de orde zijn. De ouder(s) met gezag dient/dienen wel toestemming te geven voor dit verblijf, als de jeugdige jonger is dan 18 jaar.

3.7.2 Gebruikelijke en boven-gebruikelijke hulp

  • 1.

    Het college kan van ouder(s) verwachten dat ze bij kortdurende zorgsituaties zelf de noodzakelijke hulp- of ondersteuning aan de jeugdige bieden. Dit omdat het college dit ziet als gebruikelijke hulp.

  • 2.

    Alleen in langdurige zorgsituaties kan sprake zijn van boven-gebruikelijke hulp waarvoor het college Jeugdhulp kan inzetten.

  • 3.

    Dat er sprake is van een langdurige zorgsituatie kan al vanaf het begin duidelijk zijn. In dat geval hoeft niet eerst drie (3) maanden door het college gewacht te worden voordat Jeugdhulp kan worden ingezet.

  • 4.

    Het enkele feit of de omstandigheid dat er vanwege ziekte, een beperking of belemmering sprake is van meer aandacht en zorg voor de jeugdige, dan voor een jeugdige met een gemiddelde ontwikkeling, maakt niet dat de benodigde zorg of ondersteuning die de jeugdige nodig heeft, direct als boven-gebruikelijke hulp is aan te merken.

Artikel 3.8 Aanvullende criteria voorziening jeugd – Draagkracht, draaglast en eigen kracht

Nadere regels bij artikel 3.5 van de verordening

 

3.8.1 Onderzoek naar draagkracht/eigen kracht

  • 1.

    Het onderzoek van het college naar de draagkracht van de jeugdige en/of ouder(s) is onderdeel van het onderzoek zoals bedoeld in artikel 2.3 van de verordening.

  • 2.

    Het onderzoek van het college naar de draagkracht van de jeugdige en/of ouders richt zich enerzijds op wat er redelijkerwijs van de jeugdige en/of de ouder(s) verwacht mag worden en anderzijds op de vraag of de jeugdige en/of de ouder(s) hiertoe in staat zijn.

  • 3.

    In het onderzoek naar draagkracht worden verschillende factoren die van invloed zijn op de draaglast afgewogen. Hierbij maakt het college een onderscheid tussen normale zorgen, spanning, veel stress, tijdelijke crisis of noodsituatie. Het betreft de volgende factoren met betrekking tot de jeugdige:

    • a.

      lichamelijke ontwikkeling van de jeugdige;

    • b.

      verstandelijke ontwikkeling van de jeugdige;

    • c.

      emotionele ontwikkeling van de jeugdige;

    • d.

      sociale ontwikkeling van de jeugdige;

    • e.

      onderwijs/scholing;

    • f.

      gezinsomstandigheden.

  • 4.

    In het onderzoek naar de draagkracht van ouder(s) worden de volgende factoren betrokken:

    • a.

      lichamelijke conditie ouder(s);

    • b.

      geestelijke conditie ouder(s);

    • c.

      wijze van omgaan met problemen (coping);

    • d.

      motivatie voor zorgtaak;

    • e.

      beschikbaarheid van een sociaal netwerk;

    • f.

      onderlinge steun ouders.

  • 5.

    Er is sprake van voldoende draagkracht als door het zelf verlenen van ondersteuning door de ouder(s), geen onoverkomelijke problemen ontstaan op een van de gebieden als bedoeld in artikel 3.3 lid 5 en 3.5 lid 2 van de Verordening.

  • 6.

    Bij een (gedeeltelijke) afwijzing van een aanvraag tot het toekennen van Jeugdhulp in verband met voldoende mogelijkheden binnen de draagkracht, motiveert het college waarom de gevraagde ondersteuning voor de betreffende jeugdige niet wordt verstrekt, maar op draagkracht geboden kan worden en waarom zich geen andere omstandigheid uit deze nadere regels voordoet op basis waarvan het college een voorziening verstrekt.

3.8.2 Weging draagkracht/eigen kracht

Bij de weging zoals volgt uit artikel 3.5 van de verordening worden tevens de volgende factoren meegenomen:

  • 1.

    Bij de vraag of een ouder beschikbaar is om de noodzakelijk hulp te verlenen, wordt in de beoordeling betrokken of in het geval belemmeringen in de beschikbaarheid van de (ouder(s), een kortdurende voorziening kan worden geboden om de gelegenheid aan de ouder(s) te bieden de beschikbaarheid te vergroten;

  • 2.

    Bij de vraag of het bieden van ondersteuning geen overbelasting van de ouder oplevert, wordt het volgende betrokken in de beoordeling:

    • a.

      Indien er sprake dreigt te zijn van overbelasting, kan een individuele voorziening worden ingezet voor dat deel van de hulp dat niet geboden kan worden op basis van draagkracht;

    • b.

      De inzet van Jeugdhulp bij (dreigende) overbelasting is altijd tijdelijk. Van ouder(s) kan worden verwacht dat zij een plan van aanpak opstellen om de (dreigende) overbelasting aan te pakken en dat zij in de tijd dat Jeugdhulp wordt gegeven werken aan dit plan.

    • c.

      Er moet een aannemelijk verband zijn tussen de overbelasting en de ondersteuning die iemand aan de jeugdige biedt. Bij overbelasting door aantoonbare externe factoren, zal door de ouder(s) ook bij deze factoren naar een oplossing gezocht moeten worden.

    • d.

      Wanneer de geldigheidsduur van de indicatie voor Jeugdhulp is verlopen en een nieuwe aanvraag wordt gedaan, wordt de inspanningen die zijn gedaan om de overbelasting terug te dringen, meegenomen.

Artikel 3.9 Overgang van 18- naar 18+

Nadere regels bij artikel 3.10 van de verordening

 

3.9.1 Strafrechtelijke beslissing of jeugdreclassering

Voor alle vormen van jeugdhulp die worden ingezet in het kader van een strafrechtelijke beslissing of jeugdreclassering, geldt dat hiervoor geen leeftijdsgrens geldt. Dit betekent dat deze ondersteuning kan doorlopen nadat een jeugdige de leeftijd van 23 jaar heeft bereikt. Het college is bestuurlijk en financieel verantwoordelijk voor de uitvoering van jeugdreclassering en alle jeugdhulp die voortvloeit uit een strafrechtelijke beslissing. Dit geldt ook voor de nazorg na verblijf van een jeugdige in een Justitiële Jeugdinrichting (JJI).

 

3.9.2 Verlengde pleegzorg en verblijf in een gezinshuis

Als een jeugdige pleegzorg ontvangt via een pleegzorgaanbieder of in de vorm van verblijf in een gezinshuis, wordt door het college de pleegzorgbegeleiding standaard ingezet totdat de jeugdige de leeftijd van 21 jaar heeft bereikt.

 

In het kader van de verlengde jeugdhulp is het daarnaast mogelijk om met instemming van de jeugdige, pleegzorgbegeleiding in te zetten tussen de leeftijd van 21 tot 23 jaar. De verlengde pleegzorgbegeleiding (leeftijd 21 tot 23 jaar) kan na onderzoek, worden ingezet als:

  • de jeugdige voorafgaand aan de leeftijd van 18 jaar pleegzorg ontving;

  • de jeugdige voorafgaand aan de leeftijd van 18 jaar pleegzorg ontving, deze pleegzorg is beëindigd en binnen een termijn van een half jaar na beëindiging is vastgesteld, dat hervatting van de pleegzorg noodzakelijk is.

4. Een voorziening in de leveringsvorm pgb, inclusief kwaliteitseisen.

Artikel 3.10 Criteria leveringsvorm voorziening als Pgb

Nadere regels bij artikel 4.1 van de verordening

 

3.10.1 Bekwaamheid jeugdige en/of ouder(s) beheer Pgb

  • 1.

    Het college verstrekt alleen een voorziening in de vorm van een Pgb, als aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

    • a.

      de ouder(s) kan zelf of met ondersteuning van het netwerk/vertegenwoordiger (niet zijnde hulpverlener) het Pgb beheren;

    • b.

      de ouder(s) kan zelf of met ondersteuning van het netwerk/vertegenwoordiger (niet zijnde hulpverlener) belangen van de jeugdige en hemzelf behartigen;

    • c.

      de ouder(s) kan zelf of met ondersteuning van het netwerk/vertegenwoordiger (niet zijnde hulpverlener) passende zorg inkopen;

    • d.

      De ouder(s) kan zelf of met hulp van het netwerk/vertegenwoordiger (niet zijnde hulpverlener) een pgb plan opstellen ter ondersteuning van de aanvraag voor een individuele voorziening in de vorm van een Pgb;

  • 2.

    De met het Pgb ingekochte ondersteuning voldoet aan de kwaliteitseisen zoals die ook voor de gecontracteerde aanbieders gelden, met uitzondering als de ondersteuning die wordt geleverd door iemand uit het sociale netwerk van de jeugdige en ouder(s).

  • 3.

    Het college hanteert bij de beoordeling van de voorwaarden zoals genoemd in lid 1 de volgende richtlijnen:

    • a.

      Bekwaamheid van de ouder(s)

      • De jeugdige en/of ouder(s) kan duidelijk maken welke problemen de jeugdige heeft, hoe deze zijn ontstaan en bij welke ondersteuning de jeugdige gebaat zou zijn;

      • De ouder(s) moet goed op de hoogte zijn van de rechten en plichten die horen bij het beheer van een Pgb;

      • De ouder(s) moet in staat zijn om de opdrachtgevers/werkgeverstaak op zich te nemen;

    • b.

      Vaardigen en kwaliteiten de ouder(s)

      De ouder(s) is zowel opdrachtgever, werkgever als ontvanger van de zorg. Het beheren van een Pgb doet een groot beroep op de zelfredzaamheid en eigen kracht (regie) van de ouder(s). De ouder(s) moet over de volgende vaardigheden en kwaliteiten beschikken wil er sprake zijn van adequate zelfregie:

      • de jeugdige en/of ouder(s) bewust kiest voor een Pgb;

      • de jeugdige en/of ouder(s) over voldoende ziekte-inzicht beschikt;

      • de jeugdige en/of ouder(s) de ondersteuningsvraag goed kan verwoorden;

      • de jeugdige en/of ouder(s) kan aangeven wat deze aan hulp of ondersteuning nodig heeft;

      • de ouder(s) een overeenkomst kan afsluiten met zorgverleners op basis van een Pgb-plan;

      • de ouder(s) de hulpverleners kan aansturen en kan aanspreken op hun functioneren;

      • de ouder(s) de juiste zorgverleners kan selecteren;

      • de ouder(s) de administratie correct kan bijhouden;

      • de ouder(s) een begroting op kan stellen;

      • de ouder(s) een Pgb-plan kan maken.

  • 4.

    Het college kan in aanvulling op de criteria zoals benoemd staan in lid 1 en 3 van dit artikel, de Pgb test van Per Saldo of de checklist ‘10 punten pgb-vaardigheden' van de Rijksoverheid gebruiken om vast te stellen of de ouder(s), dan wel een persoon uit hun (sociaal) netwerk in staat is de taken die verbonden zijn aan een Pgb uit te voeren.

  • 5.

    Indien een ouder(s) niet in staat is volledig de eigen regie te voeren, kan deze een vertegenwoordiger uit zijn naam zijn de regie laten voeren.

  • 6.

    Als de ouder(s) zich (gedeeltelijk) in de rol van Pgb-beheerder laat vervangen door een vertegenwoordiger, toetst het college laatstgenoemde persoon op dezelfde aspecten als jeugdige en/of ouder(s).

3.10.2 Kwaliteit met Pgb in te kopen ondersteuning

  • 1.

    Om te kunnen spreken van ondersteuning van goede kwaliteit (veilig, doeltreffend en gericht op de inwoner), moet de ondersteuning aan de volgende kwaliteitseisen voldoen:

    • a.

      de ondersteuning leidt tot het behalen van de doelen en resultaten waarvoor de voorziening is toegekend en door de Jeugdwet worden gesteld;

    • b.

      de ondersteuning is afgestemd op de reële ondersteuningsbehoefte van de jeugdige en op andere vormen van hulp en/of ondersteuning die de jeugdige en/of ouder(s) ontvangt;

    • c.

      de ondersteuning wordt verstrekt met respect voor en met inachtneming van de rechten van de jeugdige en ouder(s);

    • d.

      de ondersteuning wordt tijdig en volgens afspraak geboden;

    • e.

      de continuïteit van de ondersteuning is gewaarborgd;

    • f.

      de jeugdige en/of ouder(s) heeft vertrouwen in de zorgverlener;

    • g.

      de jeugdige en/of ouder(s) kan familie en mantelzorger betrekken in de ondersteuning en de zorgverlener houdt daar rekening mee;

    • h.

      de zorgverlener heeft oog voor de relevante leefgebieden, zoals de woon-, werk- en leefomgeving van de inwoner;

    • i.

      de zorgverlener heeft een actieve signaleringsplicht met betrekking tot veranderingen in de gezondheid (fysiek en psychisch), de sociale situatie en de behoefte van de jeugdige en/of ouder(s) aan meer of andere zorg.

    • j.

      De zorgverlener werkt actief samen met andere zorgverleners, wanneer sprake is van een bedreiging van de veiligheid en/of welzijn van de inwoner.

  • 2.

    Het college toetst aan de hierboven genoemde kwaliteitseisen bij de aanvraag voor jeugdhulp. Daarnaast is zij bevoegd om tussentijds (her)onderzoek te doen naar de verleende voorziening. Dit geldt zowel voor een voorziening die in de vorm van ondersteuning in natura, als voor een voorziening in de vorm van een pgb.

  • 3.

    Wanneer de ondersteuning naar het oordeel van het college niet van goede kwaliteit is, kan het college besluiten een aanvraag tot verstrekking van een individuele voorziening in de vorm van een pgb te weigeren en de voorziening alsnog in natura te verstrekken. Doet het college deze constatering tijdens de looptijd van de verleende individuele voorziening, dan kan zij haar besluit hieromtrent herzien of in te trekken. Dit is vastgelegd in artikel 9.1 van de Verordening.

  • 4.

    De ouder(s) is in eerste instantie verantwoordelijk voor de kwaliteit van de ondersteuning die wordt ingekocht met het Pgb. Immers, niet het college, maar de ouder(s) kiest de aanbieder en maakt de afspraken. De ouder(s) is hiermee opdrachtgever en/of werkgever voor de ingehuurde ondersteuning.

3.10.3 Motivering wens PGB en Pgb-plan

  • 1.

    De jeugdige en/of ouder(s) die de jeugdhulp in de vorm van een pgb wenst te ontvangen, stelt een pgb-plan op waarin in ieder geval is opgenomen:

    • a.

      De hulp of ondersteuning die de jeugdige en/of ouder(s) met het pgb wensen in te kopen;

    • b.

      Waarom de jeugdige en/of ouder(s) een voorziening in de vorm van een pgb wensen in te kopen en een voorziening in natura niet passend wordt geacht;

    • c.

      Voor welke problemen de betreffende hulp of ondersteuning wordt ingezet;

    • d.

      Hoe de jeugdige en de ouders de hulp en/of ondersteuning wensen te organiseren. Hierbij kan worden gedacht aan het regelen van achtervang bij vakantie of ziekte bij inzet van het sociaal netwerk of hoe en wanneer wordt geëvalueerd.

    • e.

      Wat het beoogde doel en/of resultaat van de hulp of ondersteuning is;

    • f.

      Wat de verwachte duur en omvang van de ondersteuning is;

    • g.

      Een begroting (o.a. het tarief per eenheid van de te verlenen ondersteuning door de hulpverlener of persoon uit het sociaal netwerk, het aantal af te nemen eenheden, voor welke problemen de betreffende ondersteuning wordt ingezet en met welk doel.

    • h.

      Hoe naar het oordeel van de jeugdige en/of ouder(s) gewaarborgd is dat de ondersteuning bijdraagt aan de doelen van het plan, de ondersteuning veilig en van goede kwaliteit is en is gericht op de jeugdige;

    • i.

      Wie de beoogde pgb-beheerder is;

    • j.

      Waarom de beoogde pgb-beheerder voldoende in staat is om de aan het pgb verbonden taken goed uit de voeren, eventueel met hulp van iemand uit het sociaal netwerk, een curator, bewindvoerder, mentor, gemachtigde of een gecertificeerde instelling.

    • k.

      Dat, wanneer de hulpverlener in contact kan komen met personen die jonger zijn dan achttien jaar, de hulpverlener voor aanvang van de ondersteuning over een actuele verklaring omtrent gedrag beschikt als bedoeld in artikel 28 van de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens. Dit geldt niet voor bloedverwanten in de eerste, tweede en derde graad en voor personen die incidentele ondersteuning bieden;

  • 2.

    Bij een eventuele verlenging of herbeoordeling van de indicatie voor een individuele voorziening de vorm van een Pgb, wordt het pgb-plan geëvalueerd.

3.10.4 Omvang Pgb vaststellen en zorgovereenkomst SVB

  • 1.

    De jeugdige en/of ouder(s) is verplicht om gebruik te maken van de zorgovereenkomsten van de SVB, voor het vastleggen van de afspraken over de te leveren ondersteuning in de vorm van het Pgb.

  • 2.

    De inhoud van de zorgovereenkomst van de SVB moet overeenkomen met het ondertekende Plan.

3.10.5 Weigeringsgronden Pgb

  • 1.

    Het college verstrekt geen Pgb in de volgende situaties:

    • a.

      De kosten zijn gemaakt vóórdat de aanvraag voor Jeugdhulp is ingediend;

    • b.

      Het gaat om kosten voor vervoer en de jeugdige gebruik kan maken van het collectief taxivervoer.

    • c.

      Uit het door de ouder(s) ingediende Pgb-plan blijkt niet dat de ondersteuning toereikend is en dat de kwaliteit van de ondersteuning voldoende kan worden gewaarborgd;

    • d.

      De ouder(s) beschikt over onvoldoende vaardigheden om het pgb te kunnen beheren en wil het beheer niet overlaten aan een ander persoon die wel over voldoende vaardigheden beschikt om het Pgb te kunnen beheren.

    • e.

      De ouder(s) dient geen Pgb-plan in.

    • f.

      De jeugdige en/of ouders (s) wil het ingediende plan niet met het college bespreken of reageert niet op een uitnodiging om dit plan te bespreken.

    • g.

      De beoogde Pgb-beheerder is dezelfde persoon als de beoogde hulpverlener.

    • h.

      De Pgb-beheerder heeft schulden, heeft surseance van betaling gevraagd of is failliet verklaard.

    • i.

      Voor de Pgb-beheerder is de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen van toepassing verklaard, of hiervoor is een verzoek bij de rechtbank ingediend.

    • j.

      De jeugdige en/of ouder(s) heeft eerder een Pgb ontvangen maar heeft zich hierbij niet aan de verplichtingen voor het Pgb gehouden.

    • k.

      Gelet op de aard van de beperking van de jeugdige is de verwachting dat de voorziening waarvoor het Pgb wordt verleend binnen afzienbare termijn niet meer passend zal zijn.

    • l.

      De jeugdige en/of ouder(s) voor de gevraagde hulp bij de betreffende zorgaanbieder, zorg in natura ontvangen of hebben ontvangen;

    • m.

      De activiteiten waarvoor een Pgb wordt gevraagd, activiteiten zijn die in het algemeen kosteloos worden verricht door personen uit het sociaal netwerk, zoals:

      • (sociale) activiteiten te ondernemen met de inwoner;

      • toezien op de inname van medicijnen;

      • het maken van afspraken en/of het meegaan naar afspraken met een (medisch) specialist;

      • vervoer naar afspraken met een (medisch) specialist.

Artikel 4.11 Besteding en verantwoording pgb

Nadere regels bij artikel 4.5 van de verordening

 

3.11.1 Besteding en verantwoording pgb

  • 1.

    Het college kan de inwoner vragen om duidelijk te maken hoe, en voor welke kosten het Pgb is besteed. Voor dat verslag kan het college een formulier verplicht stellen.

  • 2.

    De Pgb-beheerder dient mee te werken aan een controle van de verantwoording en besteding van het Pgb en alle door het college gevraagde informatie en/of documenten te overleggen. Het niet of niet volledig indienen van de gevraagde informatie en/of documenten kan leiden tot geheel of gedeeltelijke terugvordering.

Artikel 4.12 Kwaliteitseisen formele ondersteuning met pgb Jeugd

Nadere regels bij artikel 4.6 van de verordening

 

4.12.1 kwaliteitseisen formele ondersteuning met Pgb Jeugd

  • 1.

    In aanvulling op de in hoofdstuk 4 van de Jeugdwet en de in artikel 4.6 van de Verordening gestelde eisen, gelden de volgende kwaliteitseisen voor professionele zorgverleners of zorgaanbieders die met een pgb worden ingezet:

    • a.

      De zorgaanbieder of zorgverlener mag geen ondersteuning bieden na onherroepelijke veroordeling, berisping en gedurende een onderzoek vanwege ondeskundige zorg, het handelen in strijd met de Jeugdwet, het Besluit Jeugdwet en de gemeentelijke voorwaarden en beleid, misleiding, fraude of uitbuiting van personeel.

    • b.

      De zorgaanbieder en/of zorgverlener is verplicht de meldcode Huiselijk Geweld en Kindermishandeling te gebruiken. Betreft het een zorgaanbieder, dan wordt tevens het vereiste gesteld dat deze de kennis over de meldcode Huiselijk Geweld en Kindermishandeling binnen zijn organisatie bevordert.

    • c.

      De zorgaanbieder of zorgverlener houdt zich aan de voor zijn beroepsgroep geldende richtlijnen, brancheafspraken en aanvullende openbare afspraken omtrent het leveren van ondersteuning.

    • d.

      De zorgaanbieder of zorgverlener kan de grenzen van het eigen kunnen en bevoegdheden inschatten en aangeven wanneer de inzet van andere ondersteuning gewenst is.

  • 2.

    In het geval van een zzp-er dient in aanvulling op lid 1, de kwaliteit van de met de pgb ingekochte ondersteuning, minimaal te voldoen aan de onderstaande eisen die het college stelt aan de gecontracteerde zorgaanbieders die vergelijkbare ondersteuning leveren:

    • a.

      De zorgverlener staat als zzp-er of ondernemer ingeschreven bij de Kamer van Koophandel;

    • b.

      De zorgverlener heeft een AGB code;

    • c.

      De zorgverlener kan een Verklaring Omtrent het Gedrag (VOG) overleggen;

    • d.

      De zzp-er is geregistreerd in het BIG-register of SKJ (of voert de ondersteuning uit onder verantwoordelijkheid van een geregistreerde professional) of beschikt (nog niet) over alle benodigde certificaten maar de medewerker van het sociaal Team is van oordeel dat de beoogde hulpverlener wel de passende ondersteuning kan bieden;

    • e.

      De zzp-er werkt met een hulpverleningsplan.

5. Financiële tegemoetkomingen Wmo

Geen nadere regels

 

6. Kostprijsvoorzieningen en eigen bijdrage

Geen nadere regels

 

7. Kwaliteit en aanbesteding voorzieningen in natura

Artikel 3.13 Kwaliteit voorzieningen

Nadere regels bij artikel 7.1 van de verordening

 

3.13.1 Regeling voor klachten

Bij ingekochte zorgaanbieders eist het college dat de zorgaanbieder beschikt over een klachtenregeling voor inwoners.

 

8. Klachten en inspraak

Geen nadere regels

 

9. Toezicht en handhaving voorzieningen

Artikel 3.14 Nieuwe feiten en omstandigheden, herziening, intrekking, weigering en terugvordering voorziening

Nadere regels bij artikel 9.1 van de verordening

 

3.14.1 Inlichtingen en medewerkingsplicht

  • 1.

    De jeugdige en/of ouder(s) is verplicht aan het college, desgevraagd, de medewerking te verlenen die redelijkerwijs nodig is voor de uitvoering van de Jeugdwet en de Verordening. Dit betekent dat de jeugdige en/of ouder(s) verplicht is om gevraagd en ongevraagd alle feiten en omstandigheden aan het college te melden waarvan hen redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze er aanleiding toe kunnen geven om het besluit waarin een individuele voorziening aan de jeugdige is toegekend, te heroverwegen. Dit stelt het college in staat om te beoordelen of een reeds verleende individuele voorziening nog terecht is.

  • 2.

    Als een jeugdige en/of ouder(s) niet of onvoldoende voldoen aan de medewerkingsplicht zoals nader is aangegeven is artikel 3.3.1 en niet of onvoldoende meewerken aan het onderzoek kan het college besluiten om:

    • a.

      de aanspraak op een voorziening herzien;

    • b.

      de aanspraak op een voorziening beëindigen en in te trekken;

    • c.

      onder de voorwaarden zoals genoemd staan in de Verordening, de geheel of gedeeltelijke geldwaarde van de ten onrechte genoten voorziening van de jeugdige en/of ouders(s), terugvorderen.

    • d.

      Contact opnemen met Veilig Thuis en/of de Raad voor de kinderbescherming over de ontstane situatie.

3.14.2 Inlichtingenplicht en een Pgb

  • 1.

    De jeugdige, ouder(s) en/of pgb-beheerder dient het college te allen tijde op de hoogte te stellen van alle (gewijzigde) feiten en omstandigheden die van invloed kunnen zijn op het recht op ondersteuning. Het kan bijvoorbeeld gaan om een verbetering of verslechtering van de gezondheidssituatie, gezinsuitbreiding of bijvoorbeeld een verhuizing.

  • 2.

    Gedurende de looptijd van de ondersteuning die wordt ingezet in de vorm van pgb, kan het college contact opnemen met de pgb-beheerder om de te ontvangen hulp op grond van inhoud, kwaliteit en financiën te evalueren.

3.14.3 Terugvordering geldwaarde ten onrechte genoten voorziening

Het college is bevoegd om de gehele of gedeeltelijke geldwaarde van een ten onrechte genoten Pgb terug te vorderen van de jeugdige, de ouder(s), of van degene die hieraan opzettelijk heeft meegewerkt, indien de voorziening en het daaraan gekoppelde Pgb herzien, dan wel ingetrokken is omdat jeugdige of ouder(s) opzettelijk onjuiste of onvolledige informatie heeft verstrekt aan het college.

Deel 4 Nadere regels Wmo

1. Begripsbepaling

Geen nadere regels

 

2. Toegang en procedure

Artikel 4.1 Plan en besluit voorziening

Nadere regels bij artikel 2.5 van de verordening

 

4.1.1 Indiening door Plan

  • 1.

    Een aanvraag wordt door de inwoner ingediend door middel van invulling en ondertekening van het door het college opgestelde Plan.

  • 2.

    Een aanvraag, niet zijnde een Plan, wordt door een inwoner ingediend en bevat tenminste:

    • a.

      naam, adres en woonplaats van de aanvrager;

    • b.

      gevraagde ondersteuning;

    • c.

      handtekening van de inwoner en de datum van ondertekening.

    • d.

      datum van aanvraag (dagtekening);

3. Voorzieningen

Artikel 4.2 Voorzieningen Wmo

Nadere regels bij artikel 3.1 van de verordening

 

4.2.1 Maatwerkvoorziening vervoer

  • 1.

    Het college kan zorg dragen voor ondersteuning in de mobiliteit wanneer inwoners onvoldoende mogelijkheden hebben om (in alle redelijkheid) contact te hebben met anderen. De inwoner kan vanwege een beperking niet of onvoldoende gebruik maken van openbaar vervoer.

  • 2.

    Om vervoer voor inwoners die dat nodig hebben, beschikbaar en betaalbaar te houden, kijkt het college eerst of het vervoersprobleem opgelost kan worden met collectief vervoer. Dit gaat altijd voor op andere individuele vervoersvoorzieningen.

  • 3.

    Het college kan een inwoner, die niet met collectief vervoer kan reizen, of waarvoor collectief vervoer geen toereikende oplossing is, een bijdrage in de kosten geven, voor gebruik van een eigen auto;

  • 4.

    Het college verstrekt geen vervoersvoorziening voor reizen van en naar school, betaald werk of andere zakelijke doeleinden.

  • 5.

    Het college verstrekt geen vervoersvoorziening aan inwoners met een vervoersprobleem die een persoon buiten de directe woon- en leefomgeving wil bezoeken, tenzij:

    • a.

      de inwoner vanwege de beperkingen geen gebruik kan maken van de bovenregionale vervoersvoorziening voor mensen met een mobiliteitsbeperking; en

    • b.

      dit bezoek noodzakelijk is voor de inwoner om eenzaamheid te voorkomen of te verminderen.

4.2.2 Ondersteuning mantelzorger

  • 1.

    Het college zorgt ervoor dat inwoners die mantelzorg geven in een zorgsituatie ondersteuning kunnen krijgen zodat zij in staat zijn om de mantelzorg vol te houden.

  • 2.

    De ondersteuning kan inhouden dat de mantelzorg tijdelijk wordt overgedragen aan een vrijwilliger of indien nodig een professional. Dit heet respijtzorg.

4.2.3 Kortdurend verblijf - respijtzorg

  • 1.

    Het college kan aan een inwoner een voorziening toekennen in de vorm van kortdurend verblijf in een instelling als daarmee overbelasting van de mantelzorger kan worden voorkomen of als de mantelzorger tijdelijk afwezig is.

  • 2.

    Het college kan deze ondersteuning geven als:

    • a.

      de inwoner langdurig is aangewezen op meer dan gebruikelijke hulp en ondersteuning met intensief toezicht, en;

    • b.

      ondersteuning voor zelfredzaamheid en participatie niet voldoende oplossing biedt, en;

    • c.

      de inwoner voor dit verblijf geen aanspraak kan maken op een voorliggende wet, Zorgverzekeringswet of de Wet langdurige zorg.

Artikel 4.3 Aanvullende criteria Wmo

Nadere regels bij artikel 3.7 van de verordening

 

4.3.1 Afwegingskader en productenmodel Begeleiding

  • 1.

    Op basis van het onderzoek, bepaalt het college welke ondersteuning de inwoner nodig heeft.

  • 2.

    Aan de hand van drie aspecten wordt bepaald welke vorm van de beschikbare ondersteuning het beste aansluit bij de ondersteuningsvraag van de inwoner.

    • a.

      type ondersteuning: behouden of ontwikkelen?

    • b.

      omvang van de ondersteuningsvraag: het aantal resultaatgebieden.

    • c.

      benodigde intensiteit van de ondersteuning: zijn er verzwarende omstandigheden?

  • 3.

    Het college bepaalt de duur van de benodigde voorziening en welke mate van casusregie nodig is.

  • 4.

    In het Plan wordt opgenomen de wijze waarop de aspecten uit lid 2 en lid 3 zijn onderzocht.

  • 5.

    Aan de hand van de bepalingen in artikel 4.3 wordt de toekenning bepaald van één van de 18 onderstaande producten, genoemd in 4.3.2 het Productmodel Individuele begeleiding. Per product hanteert het college het in Deel 2 vermelde maandtarief dat door de aanbieder bij het college kan worden gedeclareerd.

    In het Plan wordt het product met de daarbij horende bandbreedte aan inzetbare begeleiding gezet.

  • 6.

    Als er sprake is van een indicatie ‘lichter dan het lichtste product’ of ‘zwaarder dan het zwaarste product’ dan gelden hiervoor de vastgestelde uurtarieven, opgenomen in Deel 2 Financieel besluit.

  • 7.

    Het college hanteert bij het criterium ‘resultaatsgebieden’ het aantal gebieden dat tegelijkertijd in het begeleidingstraject kunnen worden opgepakt en zet dit in het Plan:

    • a.

      ondersteuning op 1 tot 2 resultaatgebieden.

    • b.

      ondersteuning op 3 tot 4 resultaatgebieden.

    • c.

      ondersteuning op 5 tot 6 resultaatgebieden.

  • 8.

    Het college gaat bij de intensiteit in basis uit van een gemiddelde intensiteit en onderzoekt of er sprake is van verzwarende omstandigheden en zet dit in het Plan. Bij één verzwarende omstandigheid volgt de intensiteit + en bij twee of meer verzwarende omstandigheden volgt de intensiteit ++.

4.3.2 Productmodel Individuele Begeleiding (gemiddeld aantal uren per maand)

  • 1.

    1 tot 2 resultaatgebieden

    3 tot 4 resultaatgebieden

    5-6 resultaatgebieden

    Behouden

    Ontwikkelen

    Behouden

    Ontwikkelen

    Behouden

    Ontwikkelen

    Gemiddelde intensiteit

    3,3 - 4,0

    4,9 - 6,0

    4,9 - 6,0

    7,4 -9,1

    7,4 - 9,1

    11,1 - 13,6

    Intensiteit +

    4,9 - 6,0

    7,4 - 9,1

    7,4 - 9,1

    11,1 - 13,6

    11,1 - 13,6

    16,7 - 20,4

    Intensiteit ++

    6,6 - 8,1

    9,9 - 12,1

    9,9 - 12,1

    14,8 - 18,1

    14,8 - 18,1

    25,2 - 30,8

  • 2.

    Afwegingskader en productenmodel – type ondersteuning

    De inzet van individuele begeleiding heeft als doel verbeteren van zelfredzaamheid en participatie en wordt in principe tijdelijk ingezet.

    Bij ‘behouden’ wordt zoveel mogelijk gewerkt aan een stabiele situatie en om achteruitgang van zelfredzaamheid en participatie te voorkomen.

    Bij ‘ontwikkelen’ wordt zoveel mogelijk gewerkt aan het verbeteren van de zelfredzaamheid en participatie.

    Na ‘ontwikkelen’ kan een indicatie ‘behouden’ toegekend worden als de situatie stabiel is. Het college gaat er vanuit dat maximaal twee keer één jaar op ‘ontwikkeling’ ingezet kan worden, tenzij onderbouwd aangegeven kan worden dat de inwoner de komende periode nog grote stappen kan maken.

  • 3.

    Aantal resultaatgebieden

    Binnen elk resultaatgebied wordt het hele huishouden betrokken, eventuele uitwonende kinderen en mantelzorgers.

  • 4.

    Benodigde intensiteit van de ondersteuning

    Het uitgangspunt van de intensiteit is de ‘gemiddelde intensiteit’. Verzwarende omstandigheden zijn afhankelijk van de situatie. Het college maakt de afweging of en welke extra ondersteuning nodig is ten opzichte van andere inwoners binnen dezelfde doelgroep en in relatie tot normaal. Ook is het belangrijk dat de impact op de overige huisgenoten meegenomen wordt in de afweging.

     

    Bij verzwarende omstandigheden gaat het om factoren van de inwoner of van het huishouden die invloed kunnen hebben op de toekenning. Dit staat los van welke (of hoeveel) resultaatgebieden zijn toegekend. De verzwarende omstandigheid leidt ertoe dat de begeleiding intensiever zal zijn en er meer contactmomenten nodig zijn. Een bepaalde aandoening leidt niet per definitie tot een verzwarende omstandigheid, omdat het niet voor elke persoon precies dezelfde beperking oplevert. Ook wanneer de inwoner vanwege zijn beperking bovengemiddeld onbegrepen gedrag vertoont, dat vraagt om meer inzet, is sprake van een verzwarende omstandigheid.

    Omdat de situatie kan veranderen na verloop van tijd wordt bij elke (her)indicatie opnieuw de benodigde intensiteit onderzocht.

     

    Bij indicaties van 5 tot 6 resultaatgebieden, in combinatie met de behoefte van de inwoner aan 24-uurs bereikbaarheid van de begeleiding, kan het college in overweging nemen of een vorm van Beschermd Wonen, waar ook Beschermd Thuis onder valt, meer passend is.

  • 5.

    Overbruggingskosten

    Als een inwoner een indicatie heeft voor Beschermd Wonen dan zijn de eerste 6 uur begeleiding voor kosten van de gemeente. Mochten er meer uren per week nodig zijn dan worden deze betaald door de centrum gemeente.

  • 6.

    Bepalen van het niveau en de tijdsinzet

    Het college kijkt naar het gemiddelde; de intensiteit van de begeleiding kan binnen een niveau per week fluctueren. Van belang is of alle ondersteunings-vragen (bijna) tegelijk aangepakt moeten worden of dat er ruimte is om prioritering aan te brengen, waardoor ze achter elkaar aan de orde kunnen komen. Het college wint indien nodig advies in bij de aanbieder.

    Op basis van de indicatie van het college, stelt de zorgaanbieder in samenspraak met de inwoner een begeleidingsplan op (waarin opgenomen doelen, activiteiten, frequentie, en wat van belang is).

     

    Bij een eventuele aanvraag voor een verlenging van een indicatie evalueert het college het begeleidingsplan en beoordeelt in hoeverre de doelen behaald zijn (waarom wel/niet) en of deze aangepast moeten worden. Als bij de evaluatie blijkt dat de inwoner en zorgaanbieder, verwijtbaar niet werken aan de gestelde doelen, dan heeft het college de mogelijkheid om de inwoner te verwijzen naar een andere zorgaanbieder, dan wel de maatwerkvoorziening te wijzigen of te beëindigen.

  • 7.

    Besluit

    De ondersteuningsbehoefte zoals genoemd in het Plan, wordt vertaald naar het besluit. De omvang in uren, van de begeleiding wordt in bandbreedte ook in het besluit genoemd.

     

    Het Plan vormt de basis voor de opdracht aan de aanbieder. Deze gaat met de inwoner aan de slag en stelt een begeleidingsplan op. Als de aanbieder niet tot overeenstemming komt met de inwoner over het begeleidingsplan, dan wordt de consulent van het Sociaal Team betrokken en wordt in gezamenlijkheid een begeleidingsplan opgesteld.

    De inwoner kan in bezwaar gaan tegen het besluit aan de hand van het begeleidingsplan. De consulent van het Sociaal Team probeert een bezwaar te voorkomen door contact met de hulpverlener en de inwoner.

4. Een voorziening in de leveringsvorm pgb inclusief kwaliteitseisen

Artikel 4.4 Criteria leveringsvorm voorziening als Persoonsgebonden budget (pgb)

Nadere regels bij artikel 4.1 van de verordening

 

Artikel 4.4.1 Motivering wens pgb en pgb-plan

Als een inwoner een voorziening in de vorm van een dienst via een pgb wil ontvangen, dan stelt deze een pgb-plan op. In het pgb-plan beschrijft de inwoner in elk geval:

  • a.

    waarom een voorziening in natura niet passend is;

  • b.

    hoe de aan het pgb verbonden taken zelfstandig uitgevoerd worden of met hulp van iemand uit het sociaal netwerk, curator, bewindvoerder, mentor of gemachtigde.

  • c.

    waarom de ondersteuning van de specifieke aanbieder de meest geschikte vorm van ondersteuning is;

  • d.

    wat het beoogde resultaat van de ondersteuning is;

  • e.

    hoe gewaarborgd is dat:

    • -

      de ondersteuning bijdraagt aan de doelen van het ondersteuningsplan;

    • -

      de ondersteuning veilig en van goede kwaliteit is; en

    • -

      dat de ondersteuning gericht is op de inwoner zelf;

  • f.

    dat, wanneer de hulpverlener in contact kan komen met personen die jonger zijn dan achttien jaar, de hulpverlener voor aanvang van de hulp over een actuele verklaring omtrent gedrag (VOG) beschikt als bedoeld in artikel 28 van de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens. Dit geldt niet voor bloedverwanten in de eerste, tweede en derde graad en voor personen die incidentele ondersteuning bieden;

  • g.

    dat de geboden ondersteuning niet afhankelijk is van inwoning van de hulpverlener, tenzij de inwoning onderdeel uitmaakt van de indicatie;

  • h.

    wat de verwachte duur en omvang van de ondersteuning is;

  • i.

    hoe de vervanging bij vakantie en ziekte wordt geregeld;

  • j.

    hoe en wanneer wordt geëvalueerd;

  • k.

    een begroting (o.a. wat de ondersteuning kost en hoe deze kosten zijn berekend).

4.4.2 Bekwaamheid inwoner pgb

  • 1.

    Het college verstrekt alleen een maatwerkvoorziening ten behoeve van een dienst in de vorm van een pgb, indien de inwoner voldoet aan de volgende voorwaarden:

    De inwoner kan zelf of met hulp van het netwerk/vertegenwoordiger (niet zijnde hulpverlener);

    • a.

      het pgb beheren;

    • b.

      zijn belangen kan behartigen;

    • c.

      passende ondersteuning inkopen;

    • d.

      een pgb-plan opstellen ter ondersteuning van de aanvraag voor een pgb;

  • 2.

    Het college beoordeelt de bekwaamheid van een inwoner om op eigen kracht dan wel met hulp van een vertegenwoordiger, om op een verantwoorde wijze om te kunnen gaan met een pgb. De beoordelingscriteria zijn dat de inwoner:

    • a.

      duidelijk kan maken welke problemen, beperkingen en belemmeringen er zijn, hoe deze zijn ontstaan en bij welke ondersteuning de inwoner gebaat zou zijn;

    • b.

      goed op de hoogte is van de rechten en plichten die horen bij het beheer;

    • c.

      in staat is om de opdrachtgevers-/werkgeverstaak op zich te nemen: bijvoorbeeld het kiezen van de juiste hulpverlener, het aangaan van een zorgovereenkomst, het in de praktijk aansturen van de hulpverlener en het bijhouden van een correcte administratie.

  • 3.

    Het college beoordeelt de vaardigheden en kwaliteiten van de inwoner of diens vertegenwoordiger op verschillende gebieden over een aantal vaardigheden en om te beoordelen of er bij de inwoner sprake is van adequate zelfregie. Het college onderzoekt of de inwoner:

    • a.

      bewust kiest voor een pgb;

    • b.

      over voldoende ziekte-inzicht beschikt;

    • c.

      de hulpvraag goed kan verwoorden;

    • d.

      kan aangeven wat deze aan hulp nodig heeft;

    • e.

      een overeenkomst kan afsluiten met hulpverleners op basis van een pgb-plan;

    • f.

      de hulpverleners kan aansturen en aanspreken op hun functioneren;

    • g.

      zelf de hulpverleners kan selecteren;

    • h.

      zelf de administratie kan beheren;

    • i.

      zelf een begroting op kan stellen;

    • j.

      een budgetplan kan maken.

  • 4.

    Als een inwoner zich (gedeeltelijk) in de rol van pgb-houder laat vervangen door een vertegenwoordiger, toetst het college laatstgenoemde persoon op dezelfde aspecten als de inwoner.

4.4.3 Geen verstrekking pgb

  • 1.

    Het college verstrekt geen pgb in de volgende situaties:

    • a.

      als de inwoner gebruik kan maken van het collectief vervoer verstrekt het college geen pgb ten behoeve van vervoer;

    • b.

      uit het door de inwoner ingediende pgb-plan niet blijkt dat de hulp toereikend en van voldoende kwaliteit is;

    • c.

      de inwoner beschikt over onvoldoende vaardigheden om het pgb te kunnen beheren en wil het beheer niet overlaten aan een pgb-beheerder;

    • d.

      de inwoner dient geen pgb-plan in;

    • e.

      de inwoner wil het ingediende plan niet met het college bespreken of reageert niet op een uitnodiging om dit plan te bespreken;

    • f.

      als de hulpverlener desgevraagd geen VOG kan overleggen of overlegt;

    • g.

      de inwoner kan het pgb niet zelf beheren en de beoogde pgb-beheerder is dezelfde persoon als de beoogde hulpverlener;

    • h.

      de inwoner heeft schulden, heeft surseance van betaling gevraagd of gekregen of is failliet verklaard;

    • i.

      voor de inwoner is de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen van toepassing verklaard, of hiervoor is een verzoek bij de rechtbank ingediend;

    • j.

      de inwoner heeft eerder een pgb ontvangen maar heeft zich de afgelopen drie jaar niet aan de verplichtingen voor het pgb gehouden;

    • k.

      gelet op de aard van de beperking van de inwoner is de verwachting dat de maatwerkvoorziening waarvoor het pgb wordt verleend binnen afzienbare termijn niet meer passend zal zijn;

    • l.

      de activiteiten waarvoor een pgb wordt gevraagd zijn activiteiten die in het algemeen kosteloos worden verricht door personen uit het sociaal netwerk, zoals:

      • het ondernemen van (sociale) activiteiten met de inwoner;

      • toezien op de inname van medicijnen;

      • het maken van afspraken en/of het meegaan naar afspraken met een (medisch) specialist;

      • vervoer naar afspraken met een (medisch) specialist.

Artikel 4.5 Besteding en verantwoording pgb

Nadere regels bij artikel 4.5 van de verordening

 

4.5.1 Besteding pgb

  • 1.

    Het college kan de inwoner vragen om duidelijk te maken hoe, en voor welke kosten het pgb is besteed.

  • 2.

    Tijdens de tussentijdse evaluatie wordt de inwoner gevraagd om inzage te geven in de besteding van het pgb.

Artikel 4.6 Kwaliteitseisen formele ondersteuning met pgb Wmo

Nadere regels bij artikel 4.6 van de verordening

 

4.6.1 Kwaliteit pgb

  • 1.

    Om te kunnen spreken van ondersteuning van goede kwaliteit (veilig, doeltreffend en gericht op de inwoner), moet de ondersteuning die de inwoner met een pgb wenst in te kopen naar het oordeel van het college aan de kwaliteitseisen voor zorg in natura voldoen. Dit betekent dat:

    • a.

      de ondersteuning leidt tot het behalen van de doelen en resultaten waarvoor de voorziening is toegekend;

    • b.

      de ondersteuning is afgestemd op de reële ondersteuningsbehoefte van de inwoner en op andere vormen van hulp en/of ondersteuning die de inwoner ontvangt;

    • c.

      de ondersteuning wordt verstrekt met respect voor en met inachtneming van de rechten van de inwoner;

    • d.

      de ondersteuning wordt tijdig en volgens afspraak geboden:

    • e.

      de continuïteit van de ondersteuning is gewaarborgd;

    • f.

      de inwoner heeft vertrouwen in de zorgverlener;

    • g.

      de inwoner kan familie en mantelzorger betrekken in de ondersteuning. De zorgverlener houdt daar rekening mee;

    • h.

      de zorgverlener heeft oog voor alle relevante leefgebieden, zoals de woon-, werk- en leefomgeving van de inwoner;

    • i.

      de zorgverlener heeft een actieve signaleringsplicht over veranderingen in de gezondheid (fysiek en psychisch), de sociale situatie en de behoefte van de inwoner aan meer of andere zorg; en

    • j.

      de zorgverlener werkt actief samen met andere zorgverleners, wanneer sprake is van een bedreiging van de veiligheid en/of welzijn van de inwoner.

4.6.2 Specifieke kwaliteitseisen formele ondersteuning met pgb

  • 1.

    Het college verlangt van aanbieders die met een pgb worden ingezet dat deze voldoen aan de volgende eisen:

    • a.

      een zorgaanbieder of zorgverlener mag geen ondersteuning bieden na onherroepelijke veroordeling, berisping en gedurende een onderzoek vanwege ondeskundige zorg, het handelen in strijd met de Jeugdwet, het Besluit Jeugdwet de Wmo en de gemeentelijke voorwaarden en beleid, misleiding, fraude en uitbuiting personeel;

    • b.

      de zorgaanbieder en zorgverlener is verplicht een meldcode Huiselijk Geweld en Kindermishandeling te gebruiken en kennis over deze meldcode binnen hun organisatie te bevorderen;

    • c.

      de zorgaanbieder en zorgverlener houdt zich aan de voor hun beroepsgroep geldende richtlijnen, brancheafspraken en aanvullende openbare afspraken omtrent het leveren van ondersteuning.

    • d.

      De zorgaanbieder en zorgverlener kent de grenzen van het eigen kunnen en bevoegdheden, kan inschatten en aangeven wanneer de inzet van andere ondersteuning gewenst is.

  • 2.

    In het geval van een zelfstandige zonder papieren (zzp-er) dient in aanvulling op lid 1, de kwaliteit van de met de pgb ingekochte ondersteuning van een zzp-er minimaal te voldoen aan de onderstaande eisen die het college stelt aan de gecontracteerde zorgaanbieders die vergelijkbare ondersteuning leveren:

    • a.

      de zorgverlener staat als zzp-er of ondernemer ingeschreven bij de Kamer van Koophandel;

    • b.

      de zorgverlener heeft een AGB code;

    • c.

      de zzp-er is geregistreerd in het BIG-register of SKJ (of voert de ondersteuning uit onder verantwoordelijkheid van een geregistreerde professional);

    • d.

      de zzp-er werkt met een hulpverleningsplan.

5. Financiële tegemoetkomingen Wmo

Geen nadere regels

 

6. Kostprijs voorzieningen en eigen bijdrage

Artikel 4.7 Bijdrage kosten voorzieningen

Nadere regels bij artikel 6.2 van de verordening

 

4.7.1 Eigen bijdrage en maatwerkvoorzieningen waarvoor een bijdrage is verschuldigd

  • 1.

    Voor basisvoorzieningen in de wijk en algemene voorzieningen kunnen aanbieders een bijdrage vragen voor algemeen gebruikelijke kosten. Het gaat bijvoorbeeld om gebruikskosten die de inwoner ook thuis zou hebben gehad, zoals voor drogen en wassen van kleding als deze geen onderdeel is van de gefinancierde voorziening. De bijdrage is maximaal de hoogte van de uitgespaarde kosten.

  • 2.

    Het college draagt er zorg voor dat aanbieders deze kosten zichtbaar maken voor de betrokken inwoner uit de gemeente Vijfheerenlanden.

7. Kwaliteit en aanbesteding voorzieningen in natura

Geen nadere regels

 

8. Klachten en inspraak

Geen nadere regels

 

9. Toezicht en handhaving voorzieningen

Geen nadere regels

 

Deel 5 Overige en slotbepalingen

Artikel 5.1 Mantelzorgwaardering

Nadere regels bij artikel 10.1 van de verordening

 

5.1.1 Mantelzorgwaardering

  • 1.

    Het college waardeert de inzet van mantelzorgers voor inwoners met een zorg- hulpvraag die wonen in de gemeente. Daarom stelt het college jaarlijks, in overleg met de professionele welzijnsinstelling, een mantelzorgwaardering vast.

  • 2.

    De mantelzorgwaardering kan bestaan uit een éénmalig geldbedrag per jaar, een attentie, ondersteunende activiteiten of een andere wijze van waardering, of een combinatie hiervan.

  • 3.

    Het college zorgt voor voldoende informatie en voorlichting over de mantelzorg-waardering.

  • 4.

    Een mantelzorgwaardering kan worden toegekend aan de mantelzorger die mantelzorg geeft aan een inwoner in Vijfheerenlanden en die geen hulp biedt in het kader van vrijwilligerswerk of in het kader van een hulpverlenend beroep aan de inwoner.

  • 5.

    De Mantelzorgwaardering kan worden verleend aan mantelzorgers die zorg verlenen aan inwoners van Vijfheerenlanden, onder de voorwaarden dat de mantelzorger:

    • a.

      meer zorg draagt dan de gebruikelijke hulptaken. Hiervan is sprake als het meerdere taken zijn die de hulpvrager bij normale gezondheid zelf had gedaan of niet nodig waren geweest.

    • b.

      iemand is uit het netwerk van de zorgvrager, zoals familie, buren of vrienden. Professionele zorgverleners en vrijwilligers komen niet in aanmerking voor de waardering.

    • c.

      die één of meer zorgvragers ondersteunt, per jaar ten hoogste eenmaal in aanmerking kan komen voor het pakket van waarderingsacties per jaar.

Artikel 5.2 Hardheidsclausule

  • 1.

    Het college kan afwijken van een bepaling uit dit financieel besluit en de nadere regels.

  • 2.

    Dit kan het college doen als toepassing van die bepaling een onredelijke uitkomst heeft voor de inwoner, of voor een ander die direct bij het besluit betrokken is.

  • 3.

    Een uitkomst is in ieder geval onredelijk als de doelen die in de Jeugdwet, Wet maatschappelijke ondersteuning 2015, Gemeentewet en de Algemene wet bestuursrecht staan genoemd, of de doelen van de verordening of dit financieel besluit en de nadere regels door het toepassen van de regels juist niet worden gehaald.

Artikel 5.3 Inwerkingtreding

Dit Financieel besluit en Nadere regels Jeugdhulp en Maatschappelijke ondersteuning gemeente Vijfheerenlanden 2024 treden in werking op 1 oktober 2024.

Artikel 5.4 Intrekking

  • 1.

    Het Financieel besluit Maatschappelijke ondersteuning gemeente Vijfheerenlanden 2021 wordt met ingang van 1 oktober 2024 ingetrokken.

  • 2.

    De nadere regels Jeugdhulp gemeente Vijfheerenlanden 2022 worden met ingang van 1 oktober 2024 ingetrokken.

  • 3.

    De nadere regels Wmo gemeente Vijfheerenlanden 2022 worden met ingang van 1 oktober 2024 ingetrokken.

Artikel 5.5 Overgangsrecht

  • 1.

    Dit financieel besluit en Nadere regels volgt het overgangsrecht van de Verordening.

    Dit betekent dat:

    • a.

      Een aanvraag Jeugdhulp of een melding Wmo of Wmo aanvraag die is ingediend op grond van de Jeugdhulp- of de Wmo Verordening gemeente Vijfheerenlanden 2022 en waarop nog niet is beslist bij het inwerking treden van deze Verordening, handelt het college af op grond van de nieuwe Verordening met bijbehorend financieel besluit en nadere regels;

    • b.

      Een afgegeven besluit op basis van de Verordening Jeugdhulp gemeente Vijfheerenlanden 2022 met de bijbehorende nadere regels Jeugdhulp gemeente Vijfheerenlanden 2022 en de Verordening Maatschappelijke ondersteuning gemeente Vijfheerenlanden 2022 met de bijbehorende nadere regels Wmo gemeente Vijfheerenlanden 2022 blijft voor de duur van de looptijd van het besluit ongewijzigd. Bij nieuwe feiten of omstandigheden kan het college een besluit intrekken en indien noodzakelijk een gewijzigd of nieuw besluit nemen.

    • c.

      Op bezwaarschriften gericht tegen een besluit op een aanvraag van een voorziening die verleend is op grond van de Jeugdhulp- en Wmo Verordening gemeente Vijfheerenlanden 2022 en nadere regels Jeugdhulp en – WMO gemeente Vijfheerenlanden 2022, wordt beslist met toepassing van die Verordening en nadere regels.

  • 2.

    Een inwoner aan wie vóór 1 oktober 2024 een besluit is verleend voor een financiële tegemoetkoming individueel vervoer, op basis van de Verordening Maatschappelijke ondersteuning gemeente Vijfheerenlanden 2022 met de bijbehorende nadere regels Wmo gemeente Vijfheerenlanden 2022, en ná 1 oktober 2024 in aanmerking komt voor verlenging van de financiële tegemoetkoming op grond van artikel 2.8.2 van dit nieuwe financieel besluit en de nadere regels, kan in aanmerking komen voor een aangepaste tegemoetkoming met een maximum bedrag van € 2.257,50 op jaarbasis. Deze vergoeding wordt als volgt berekend:

    - oktober/november/december 2024:

    € 2,42 per km

    - januari/februari/maart 2025:

    € 1,80 per km

    - april/mei/juni 2025:

    € 1,20 per km

    - juli/augustus/september 2025:

    € 0,60 per km

    Indien verlenging ná 1 oktober 2025 wordt aangevraagd geldt het tarief van € 0,60 per km.

Artikel 5.6 Citeertitel

Dit besluit kan worden aangehaald als: Financieel besluit en Nadere regels Jeugdhulp en Maatschappelijke ondersteuning gemeente Vijfheerenlanden 2024.

Aldus vastgesteld in de vergadering van het college van Vijfheerenlanden gehouden

op 17 september 2024.

De secretaris,

W.J. de Jonge

burgemeester,

S. Fröhlich

Naar boven