Datum: 02-10-2024
Objectinformatie
Adres: Nabij Visodeweg (ongenummerd) te Vlissingen
Kadastraal perceel:gemeente Vlissingen, sectie K no. 1074
Perceelgrootte: 4.440 m²
Voornemen tot het aangaan van een kavelruilovereenkomst
De gemeente Vlissingen is voornemens om met het Rijksvastgoedbedrijf, het waterschap Scheldestromen en verschillende agrariërs, op initiatief van de provincie Zeeland, een kavelruilovereenkomst aan te gaan voor het gebied ten oosten van de Visodeweg te Vlissingen. De kavelruil heeft als doel het mogelijk maken van de verbreding van de Visodeweg, de aanleg van een nieuwe landbouwontsluitingsweg alsmede landbouwstructuurverbetering.
In de kavelruil is een perceel gemeentegrond betrokken, kadastraal bekend als gemeente Vlissingen, sectie K, nummer 1074 met een oppervlakte van 0,444 hectare, gelegen nabij de Visodeweg te Vlissingen. De gemeente is van oordeel dat er op grond van objectieve, redelijke en toetsbare criteria slechts één serieuze gegadigde in aanmerking komt voor de ruiling van voornoemd perceel grond, zijnde een agrariër die partij is bij de kavelruil.
Vervaltermijn
Indien u zich niet kunt verenigen met dit voornemen, dan dient u dit uiterlijk 20 kalenderdagen na publicatie, dus voor 22 oktober 2024 23:59 uur, van deze bekendmaking kenbaar te maken aan de gemeente. Dat moet gebeuren door het laten betekenen van een dagvaarding in kort geding aan de gemeente Vlissingen. Na het verstrijken van deze datum vervalt uw recht om jegens de gemeente in rechte op te komen tegen het aangaan van voornoemde overeenkomst en/of daarop enige vordering tot schadevergoeding of welke andere aanspraak dan ook te baseren. Indien u nog vragen heeft over deze publicatie, kunt u zich binnen de genoemde termijn wenden tot de heer P. Tebes op het emailadres PTebes@vlissingen.nl voor het verkrijgen van nadere informatie.
Publicatie
De gemeente publiceert dit voornemen op de website officielebekendmakingen.nl en www.vlissingen.nl/vastgoed. Met deze publicatie geeft de gemeente uitvoering aan het arrest van de Hoge Raad d.d. 26 november 2021. (ECLI:NL:HR:2021:1778), meer in het bijzonder het bepaalde in rechtsoverweging 3.1.6.