Gemeenschappelijke Regeling IPP Haaglanden

De colleges van Burgemeester en Wethouders van de gemeenten

  • Den Haag

  • Rijswijk

Elk voor zover het zijn bevoegdheden betreft, overwegende dat de gemeenteraden van de deelnemende gemeenten aan de colleges van burgemeester en wethouders toestemming hebben verleend tot het wijzigen van de Gemeenschappelijke regeling Industrieschap De Plaspoelpolder

en gelet op de Wet gemeenschappelijke regelingen;

BESLUITEN

de navolgende gemeenschappelijke regeling gewijzigd vast te stellen en de gemeenschappelijke regeling daarmee in overeenstemming te brengen met de in de Wet gemeenschappelijke regelingen voorgeschreven regels;

en

de gemeenschappelijke regeling te wijzigen door in de naam en overal in de tekst de naam Industrieschap ‘De Plaspoelpolder’ te vervangen door ‘IPP Haaglanden‘.

 

Hoofdstuk 1. Begripsbepalingen

Artikel 1: Begrippen

In deze regeling wordt verstaan onder:

 

  • a)

    “IPP Haaglanden”: het openbaar lichaam IPP Haaglanden, bedoeld in artikel 5, conform artikel 8, eerste lid, van de Wet gemeenschappelijke regelingen;

  • b)

    “bestuur”: het bestuur van IPP Haaglanden, bedoeld in artikel 6;

  • c)

    “colleges”: de colleges van burgemeester en wethouders van de deelnemende gemeenten;

  • d)

    “directeuren”: de directeuren, bedoeld in artikel 20;

  • e)

    “raden”: de raden van de deelnemende gemeenten;

  • f)

    “regeling”: de Gemeenschappelijke Regeling IPP Haaglanden;

  • g)

    “voorzitter: de voorzitter, bedoeld in artikel 6c jo. 19;

  • h)

    “wet”: de Wet gemeenschappelijke regelingen;

  • i)

    "deelnemende gemeente": een aan deze regeling deelnemende gemeente;

  • j)

    "bedrijventerreinen": de door de gezamenlijke colleges van burgemeester en wethouders van de deelnemende gemeenten aangewezen bedrijventerreinen;

  • k)

    "gedeputeerde staten": gedeputeerde staten van de provincie Zuid-Holland;

  • l)

    “concerncontroller”: de verantwoordelijke voor de administratief- en bedrijfseconomische activiteiten van IPP Haaglanden.

Artikel 2: Begripsbepaling ten opzichte van andere wet- en regelgeving

Waar in de regeling artikelen van de Gemeentewet of van enige andere wet of wettelijke regeling van overeenkomstige toepassing worden verklaard, wordt, indien in die artikelen wordt gesproken van gemeente, raad, college of burgemeester, daarvoor gelezen het IPP Haaglanden, het Algemeen Bestuur, het Dagelijks Bestuur respectievelijk de voorzitter.

Hoofdstuk 2. Doelstelling, Taken en Bevoegdheden van IPP Haaglanden

Artikel 3: Taken en Bevoegdheden Colleges

Deze regeling heeft uitsluitend betrekking op taken en bevoegdheden die aan colleges zijn toebedeeld.

Artikel 4: Doelstelling

  • 1.

    IPP Haaglanden heeft tot doel binnen haar werkgebied bij te dragen aan een veilig, aantrekkelijk, gezond en duurzaam vestigingsklimaat en betaalbare bedrijfshuisvesting ter bevordering van brede werkgelegenheid. Dit doet zij doormiddel van het aanleggen, herstructureren en exploiteren van bedrijventerreinen, waaronder het verrichten van alle taken die met deze doelstelling samenhangen, daaronder begrepen het verwerven van gronden ten behoeve van bedrijventerreinen, desnoods door middel van onteigening, het uitgeven (in erfpacht) van deze gronden en voorts het stichten, verwerven, herontwikkelen, vervreemden en exploiteren van bedrijfsgebouwen, alles in de ruimste zin van het woord.

  • 2.

    Onder de taak van IPP Haaglanden is niet begrepen de bij de deelnemende gemeenten berustende openbare taken, waaronder de reiniging en het onderhoud van openbare wegen, het afvoeren van water en vuilnis, de openbare verlichting, de Brandweer en het bouwtoezicht.

  • 3.

    IPP Haaglanden zal bij de uitvoering van haar taken waar mogelijk gebruik maken van diensten van de deelnemende gemeenten, die door de deelnemende gemeenten tegen kostendekkend tarief worden aangeboden. Deze afgenomen diensten komen voor rekening van het IPP Haaglanden.

  • 4.

    Ten behoeve van de in het eerste lid vermelde taken kan IPP Haaglanden onder meer besluiten tot oprichting van en deelneming in stichtingen, maatschappen, vennootschappen, verenigingen, coöperaties en onderlinge waarborgmaatschappijen. Het besluit wordt niet eerder genomen dan nadat de raden van de deelnemende gemeenten een ontwerpbesluit is toegezonden en in de gelegenheid zijn gesteld hun eventuele zienswijzen aan te bieden aan het Algemeen Bestuur van IPP Haaglanden.

  • 5.

    IPP Haaglanden is bevoegd tot het verrichten van diensten, voor zover deze vallen binnen het kader van de in het eerste lid genoemde taken, voor andere dan de deelnemende gemeenten en/of derden, met een publiekrechtelijke taak en/of bevoegdheid.

Hoofdstuk 3. Het Openbaar Lichaam

Paragraaf 1. Het openbaar lichaam

Artikel 5: Openbaar Lichaam

  • 1.

    Er is een openbaar lichaam, genaamd: ‘IPP Haaglanden’. Het openbaar lichaam is gevestigd te Rijswijk.

  • 2.

    Het werkgebied van IPP Haaglanden omvat het grondgebied van de door de deelnemende colleges aangewezen bedrijventerreinen, zoals aangegeven op de als bijlage 1 bij deze regeling aangehechte kaart.

 

Paragraaf 2. Samenstelling bestuur

Artikel 6: Samenstelling bestuur openbaar lichaam

Het bestuur van het Industrieschap bestaat uit:

 

  • a.

    het Algemeen Bestuur;

  • b.

    het Dagelijks Bestuur;

  • c.

    de voorzitter.

Paragraaf 3. Algemeen Bestuur

Artikel 7: Samenstelling

  • 1.

    Het Algemeen Bestuur bestaat uit drie of vier leden per deelnemende gemeente die door het betreffende college uit diens midden worden aangewezen.

  • 2.

    De leden van het Algemeen Bestuur worden aangewezen voor de zittingsperiode van het college.

  • 3.

    Het lidmaatschap van het Algemeen Bestuur eindigt van rechtswege zodra het lid ophoudt wethouder te zijn.

  • 4.

    De te vervangen leden van het Algemeen Bestuur treden tegelijk af op de dag waarop de nieuw gekozen leden van het Algemeen Bestuur in functie treden.

  • 5.

    De leden van het Algemeen Bestuur kunnen te allen tijde ontslag nemen. Van dit ontslag stellen zij de voorzitter op de hoogte. Leden van het Algemeen Bestuur die ontslag hebben genomen behouden hun lidmaatschap totdat in hun opvolging is voorzien.

  • 6.

    Het lidmaatschap van het Algemeen Bestuur is onverenigbaar met de betrekking van ambtenaar door of vanwege het bestuur van een van de deelnemende gemeenten aangesteld of daaraan ondergeschikt, met uitzondering van onderwijzend personeel, ambtenaren van de burgerlijke stand of hen, die als vrijwilliger niet bij wijze van beroep hulpdiensten verrichten. Met ambtenaar worden gelijkgesteld zij, die in dienst van een van de deelnemende gemeenten op arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht werkzaam zijn.

Artikel 8: Algemene Bevoegdheden en Taken

  • 1.

    De bevoegdheden die aan het bestuur van IPP Haaglanden worden overgedragen, berusten bij het Algemeen Bestuur, tenzij bij wet of in deze regeling anders is bepaald.

  • 2.

    Het Algemeen Bestuur stelt de algemene financiële en beleidsmatige kaders vast voor de uitoefening van de taken en bevoegdheden. Daartoe stelt het Algemeen Bestuur jaarlijks een programmabegroting en (meerjarige) bouwgrondexploitatieberekeningen en vastgoedexploitatieberekeningen vast, waartoe het Dagelijks Bestuur voorstellen doet. De exploitatieberekeningen worden bijgesteld en geactualiseerd zodra zulks nodig en mogelijk is.

  • 3.

    Het Algemeen Bestuur stelt de jaarrekening, het jaarverslag en een halfjaarrapportage vast.

Artikel 9: Inbreng percelen

  • 1.

    Het Algemeen Bestuur stelt vast, of en wanneer het nodig is, dat IPP Haaglanden percelen van het gebied, bedoeld in artikel 5, lid 2 in eigendom verkrijgt.

  • 2.

    Indien een deelnemende gemeente de eigendom van de desbetreffende percelen op het tijdstip, als bedoeld in het eerste lid, heeft, draagt zij die aan IPP Haaglanden over, tegen een nader overeen te komen vergoeding.

  • 3.

    Indien een deelnemende gemeente geen eigenaar van de desbetreffende percelen is, verricht het Dagelijks Bestuur van het IPP Haaglanden hetgeen ter verkrijging van de eigendom nodig is.

  • 4.

    Blijkt in een geval als bedoeld in het eerste lid, dat de eigendom slechts door middel van onteigening kan worden verkregen, dan neemt de deelnemende gemeente waarbinnen de percelen zijn gelegen, na een daartoe strekkend verzoek van het bestuur van IPP Haaglanden, de maatregelen, die nodig zijn om de eigendom van die percelen te verwerven. Vervolgens is het bepaalde in het tweede lid van toepassing.

Artikel 10: Werkwijze en vergaderingen

  • 1.

    De in artikel 22 van de wet opgenomen bepalingen uit de Gemeentewet zijn van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat de in artikel 19 van de Gemeentewet bedoelde openbare kennisgeving op verzoek van de voorzitter tevens geschiedt door de burgemeester van de deelnemende gemeenten op de aldaar gebruikelijke wijze.

  • 2.

    Het Algemeen Bestuur vergadert jaarlijks ten minste tweemaal en voorts zo dikwijls als de voorzitter of het Dagelijks Bestuur dit nodig oordelen, dan wel ten minste een vijfde van de leden dit, onder opgaaf van redenen, schriftelijk verzoekt.

  • 3.

    De vergaderingen van het Algemeen Bestuur zijn openbaar.

  • 4.

    De deuren worden gesloten wanneer ten minste een vijfde van de aanwezige leden daarom verzoekt of de voorzitter het nodig oordeelt.

  • 5.

    Het Algemeen Bestuur beslist vervolgens of met gesloten deuren zal worden vergaderd.

Artikel 11: Reglement van Orde

Het Algemeen Bestuur stelt voor zijn vergaderingen een reglement van orde vast.

Artikel 12: Besluitvorming

  • 1.

    Besluiten worden in unanimiteit genomen.

  • 2.

    De vergadering van het Algemeen Bestuur wordt niet geopend voordat meer dan de helft van het aantal zitting hebbende leden tegenwoordig is. Besluiten kunnen alleen worden genomen in een vergadering waarin elk van de deelnemende gemeente wordt vertegenwoordigd.

  • 3.

    Indien een deelnemende gemeente in een vergadering niet is vertegenwoordigd, roept de voorzitter een nieuwe vergadering bijeen waarin beide deelnemende gemeenten vertegenwoordigd zijn en onder opgave van de te behandelen onderwerpen. In die vergadering kunnen met inachtneming van het bepaalde in het eerste lid besluiten worden genomen, ongeacht of aan het bepaalde in het tweede lid is voldaan.

  • 4.

    In afwijking van het voorgaande kan besluitvorming door het Algemeen Bestuur buiten vergadering plaatsvinden, mits op basis van een voorstel van de voorzitter en mits alle leden van het Algemeen Bestuur zonder voorbehoud met het voorstel hebben ingestemd. Van die instemming moet blijken uit een schriftelijk stuk waarin het voorstel is opgenomen en waarop elk lid van het Algemeen Bestuur schriftelijk zijn akkoord heeft gegeven. Onder schriftelijk wordt tevens verstaan elk via gangbare communicatiekanalen overgebracht en op schrift reproduceerbaar bericht, waaronder begrepen berichten per fax en per e-mail.

  • 5.

    Het besluit bedoeld in het vierde lid wordt geacht tot stand te zijn gekomen op het tijdstip waarop alle leden van het Algemeen Bestuur met het voorstel hebben ingestemd blijkens de schriftelijk betuigde instemming. Dit tijdstip wordt door of in opdracht van de voorzitter op het door alle leden geaccordeerde, in het vorige lid bedoelde, stuk vermeld.

  • 6.

    Van een besluit dat op de in de leden 4 en 5 beschreven wijze tot stand gekomen is, wordt op de eerstvolgende vergadering mededeling gedaan.

  • 7.

    Een besluit komt niet buiten vergadering tot stand als een lid van het Algemeen Bestuur te kennen heeft gegeven niet met het voorstel in te stemmen of te wensen dat het desbetreffende voorstel in een vergadering wordt behandeld.

 

Paragraaf 4. Dagelijks Bestuur

Artikel 13: Samenstelling

  • 1.

    Het Dagelijks Bestuur bestaat uit drie of vier leden door en uit het Algemeen Bestuur aan te wijzen, met dien verstande dat elke deelnemende gemeente in het Dagelijks Bestuur vertegenwoordigd is en met inachtneming van het bepaalde in artikel 14, lid 3, van de wet inhoudende dat het Dagelijks Bestuur nimmer de meerderheid mag uitmaken van het Algemeen Bestuur.

  • 2.

    De leden en de plaatsvervangende leden van het Dagelijks Bestuur worden aangewezen in de eerste vergadering van het Algemeen Bestuur in nieuwe samenstelling.

  • 3.

    De voorzitter van het Algemeen Bestuur is tevens voorzitter van het Dagelijks Bestuur.

  • 4.

    Indien een plaats in het Dagelijks Bestuur openvalt door ontslag, overlijden of anderszins, wordt de vacature waargenomen door de voor dit lid in het Algemeen Bestuur aangewezen plaatsvervanger. De deelnemende gemeente die het betreffende lid in het Algemeen Bestuur heeft aangewezen, voorziet zo spoedig mogelijk in de vacature.

  • 5.

    Met inachtneming van het bepaalde in artikel 7, lid 5, vindt het aanwijzen van leden van het Dagelijks Bestuur ter vervulling van plaatsen die door ontslag, overlijden of anderszins openvallen, plaats uiterlijk een maand nadat die plaats is opengevallen.

  • 6.

    De leden van het Dagelijks Bestuur treden af op de dag van aftreden van de leden van het Algemeen Bestuur.

  • 7.

    Een lid van het Dagelijks Bestuur kan door het Algemeen Bestuur worden ontslagen, indien dit lid het vertrouwen van het Algemeen Bestuur niet meer bezit. Van overeenkomstige toepassing zijn de artikelen 49 en 50 van de Gemeentewet, inhoudende dat als de opzegging van het vertrouwen er niet toe leidt dat de betrokken wethouder onmiddellijk ontslag neemt de raad kan besluiten tot ontslag.

  • 8.

    Degene, die ophoudt lid van het Algemeen Bestuur te zijn, houdt daarmee tevens op lid van het Dagelijks Bestuur te zijn.

  • 9.

    De leden van het Dagelijks Bestuur kunnen te allen tijde als zodanig ontslag nemen. Het bepaalde in lid 4 is in dit geval van overeenkomstige toepassing.

  • 10.

    Het nemen van ontslag geschiedt door schriftelijke kennisgeving aan de voorzitter.

Artikel 14: Algemene Bevoegdheden en Taken

  • 1.

    Aan het Dagelijks Bestuur zijn in ieder geval de bevoegdheden in artikel 33b van de wet opgedragen:

    • a.

      het Dagelijks Bestuur van het openbaar lichaam te voeren, voor zover niet bij of krachtens de wet of de regeling het Algemeen Bestuur hiermee is belast;

    • b.

      beslissingen van het Algemeen Bestuur voor te bereiden en uit te voeren;

    • c.

      regels vast te stellen over de ambtelijke organisatie van het openbaar lichaam;

    • d.

      ambtenaren te benoemen, te schorsen en te ontslaan;

    • e.

      tot privaatrechtelijke rechtshandelingen van het openbaar lichaam te besluiten, met uitzondering van privaatrechtelijke rechtshandelingen als bedoeld in artikel 31a van de wet;

    • f.

      te besluiten namens het openbaar lichaam, het Dagelijks Bestuur of het Algemeen Bestuur rechtsgedingen, bezwaarprocedures of administratief beroepsprocedures te voeren of handelingen ter voorbereiding daarop te verrichten, tenzij het Algemeen Bestuur, voor zover het het Algemeen Bestuur aangaat, in voorkomende gevallen anders beslist.

  • 2.

    Het Dagelijks Bestuur is daarnaast bevoegd tot het nemen van besluiten ter uitvoering van rechtshandelingen met betrekking tot grondaankoop en (-)verkoop met of zonder opstallen, het sluiten van verkoop- en verhuurovereenkomsten, het uitgeven van gronden in erfpacht, en herstructurering van bedrijventerreinen en bedrijfsgebouwen, dit alles binnen de door het Algemeen Bestuur vastgestelde kaders.

  • 3.

    Onverminderd het tweede lid, is het Algemeen Bestuur bevoegd, met inachtneming van artikel 33a van de wet, ook andere bevoegdheden over te dragen aan het Dagelijks Bestuur.

  • 4.

    Het Dagelijks Bestuur kan mandaat en machtiging verlenen ter zake van de aan hem toekomende bevoegdheden.

Artikel 15: Bouwrijp maken van percelen

Nadat de plannen voor de werkzaamheden, die nodig zijn om door IPP Haaglanden in eigendom verkregen percelen bouwrijp te maken, vanwege de directie besteksklaar zijn uitgewerkt, beslist het Dagelijks Bestuur over de wijze van aanbesteding, mocht dit voor de uitvoering noodzakelijk worden geacht. Aanbesteding geschiedt met inachtneming van het daarop van toepassing zijnde wettelijke kader.

Artikel 16: Werkwijze en vergaderingen

  • 1.

    De voorzitter stelt, met inachtneming van hetgeen het Dagelijks Bestuur heeft bepaald, dag en plaats van de vergadering van het Dagelijks Bestuur en het tijdstip van de opening vast.

  • 2.

    De vergaderingen van het Dagelijks Bestuur worden met gesloten deuren gehouden, voor zover het Dagelijks Bestuur niet anders heeft bepaald.

Artikel 17: Reglement van Orde

Het Dagelijks Bestuur stelt voor zijn vergaderingen een reglement van orde vast.

Artikel 18: Besluitvorming

  • 1.

    Besluiten worden in unanimiteit genomen.

  • 2.

    Het Dagelijks Bestuur kan beraadslagen wanneer de meerderheid van zijn leden of, voor zover van toepassing, hun plaatsvervangers tegenwoordig is, met dien verstande dat leden van de beide deelnemende gemeenten vertegenwoordigd zijn.

  • 3.

    Indien de meerderheid van het aantal leden niet tegenwoordig is, belegt de voorzitter een nieuwe vergadering. De oproep tot deze vergadering vermeldt de te behandelen zaken. In deze vergadering wordt een besluit genomen door de dan tegenwoordige leden. In deze vergadering kan het Dagelijks Bestuur echter over andere aangelegenheden dan die waarvoor de eerdere vergadering was belegd alleen beraadslagen of besluiten, indien tenminste de helft van het aantal zitting hebbende leden tegenwoordig is.

  • 4.

    In afwijking van het voorgaande kan besluitvorming door het Dagelijks Bestuur buiten vergadering plaatsvinden, mits op basis van een voorstel van de voorzitter. Het in artikel 12, lid 4 tot en met 7 bepaalde is van overeenkomstige toepassing.

 

Paragraaf 5. Voorzitter

Artikel 19: Voorzitter

  • 1.

    Het Algemeen Bestuur wijst als voorzitter, respectievelijk plaatsvervangend voorzitter, een lid uit zijn midden aan. De voorzitter is niet afkomstig uit dezelfde gemeente als de plaatsvervangend voorzitter.

  • 2.

    Het voorzitterschap wordt gedurende een periode van één jaar bij toerbeurt vervuld door één van de in het eerste lid bedoelde leden.

  • 3.

    De voorzitter is belast met de leiding van de vergaderingen van het Algemeen en het Dagelijks Bestuur en draagt er zorg voor dat de besluiten naar behoren worden uitgevoerd.

  • 4.

    De voorzitter vertegenwoordigt IPP Haaglanden in en buiten rechte. Hij kan de vertegenwoordiging aan een door hem gemachtigde schriftelijk opdragen.

 

Paragraaf 6. Secretaris

Artikel 20: Secretaris

  • 1.

    De secretaris van het Algemeen en Dagelijks Bestuur, die geen lid van het Algemeen Bestuur kan zijn, wordt door het Algemeen Bestuur benoemd, geschorst en ontslagen. Voor de benoeming van de secretaris dient het Dagelijks Bestuur een aanbeveling in bij het Algemeen Bestuur.

  • 2.

    Het Algemeen Bestuur kan een plaatsvervangend secretaris benoemen. Het bepaalde in het eerste lid is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 21: Ondertekening besluiten Algemeen en Dagelijks Bestuur

De voorzitter en de secretaris ondertekenen de besluiten die door het Algemeen Bestuur en het Dagelijks Bestuur worden genomen.

 

Paragraaf 7. Directie en overig personeel

Artikel 22: Benoeming, taken en bevoegdheden

  • 1.

    Op voordracht van beide colleges benoemt het Dagelijks Bestuur twee directeuren, gehoord het Algemeen Bestuur.

  • 2.

    Op voordracht van de beide directeuren benoemt het Dagelijks Bestuur een concerncontroller, gehoord het Algemeen Bestuur.

  • 3.

    Indien het Dagelijks Bestuur een voorgedragen kandidaat niet benoemt of later ontslaat, draagt de betrokken gemeente een andere kandidaat voor.

  • 4.

    De directeur en de concerncontroller kunnen niet zijn lid van het Algemeen Bestuur noch secretaris of plaatsvervangend secretaris van het Algemeen Bestuur.

  • 5.

    Het Dagelijks Bestuur kan in een instructie nadere regels vaststellen over de taken en bevoegdheden van de directie en de concerncontroller.

  • 6.

    Het Dagelijks Bestuur kan naar behoeven binnen het daartoe vastgestelde budget ondersteunend personeel aanstellen.

  • 7.

    In de regel worden in de functies van secretaris, directeur, concerncontroller en ondersteunend personeel ambtenaren van de deelnemende gemeenten benoemd op basis van detachering. Met de betrokken gemeente wordt een regeling getroffen omtrent de vergoeding voor en de beëindiging van de detachering.

  • 8.

    De directeuren verrichten de werkzaamheden, waartoe het Dagelijks Bestuur of de voorzitter, ieder voor zover het zijn bevoegdheid betreft, opdracht en daarmee verband houdende volmacht, machtiging, respectievelijk mandaat geeft.

  • 9.

    Het Dagelijks Bestuur stelt in het daarop betrekking hebbende mandaat, volmacht en machtigingsbesluit zo nodig een taakverdeling vast tussen de leden van de directie.

  • 10.

    De directeuren verschaffen alle inlichtingen die binnen het kader van IPP Haaglanden nodig worden geacht, aan het Algemeen Bestuur, het Dagelijks Bestuur en de voorzitter.

Hoofdstuk 4. Informatie en verantwoording

Artikel 23: Informatie en verantwoording door het Algemeen Bestuur

  • 1.

    Het lid van het Algemeen Bestuur is aan het college dat dit lid heeft aangewezen verantwoording schuldig over het door hem in het Algemeen Bestuur gevoerde beleid. Het lid kan zowel mondeling als schriftelijk verantwoording afleggen.

  • 2.

    Een lid van het Algemeen Bestuur verstrekt aan de raad van zijn gemeente de door een of meer leden van die raad gevraagde informatie, voor zover zulks niet strijdig is met het openbaar belang, als bedoeld in artikel 169, lid 3 van de Gemeentewet. De informatie kan zowel mondeling als schriftelijk worden verstrekt.

  • 3.

    Het Algemeen Bestuur geeft de raden van de deelnemende gemeenten ook zonder tussenkomst van het college informatie , voor zover deze informatie niet reeds door het college zijn verstrekt en indien daar aanleiding toe dan wel behoefte aan is bij het uitvoeren van hun taken en mits er geen geheimhouding van toepassing is.

  • 4.

    Het (lid van het) Algemeen Bestuur verstrekt de aan de raden te verstrekken informatie als bedoeld in lid 2 en lid 3 zo spoedig mogelijk op de door de raden verzochte wijze.

  • 5.

    Het college kan een door hem aangewezen lid van het Algemeen Bestuur, indien dit lid het vertrouwen van het college niet meer bezit, als zodanig ontslag verlenen.

Artikel 24: Informatie en verantwoording door het Dagelijks Bestuur

  • 1.

    Het Dagelijks Bestuur en elk van zijn leden afzonderlijk zijn aan het Algemeen Bestuur verantwoording schuldig over het door het Dagelijks Bestuur gevoerde bestuur.

  • 2.

    Een lid van het Dagelijks Bestuur verstrekt aan de raad van zijn gemeente de door een of meer leden van die raad gevraagde informatie , voor zover zulks niet strijdig is met het openbaar belang. De informatie kan zowel mondeling als schriftelijk worden verstrekt.

  • 3.

    Het Dagelijks Bestuur geeft de raden van de deelnemende gemeenten ook zonder tussenkomst van het college informatie, voor zover deze informatie niet reeds door het college zijn verstrekt en indien daar aanleiding toe dan wel behoefte aan is bij het uitvoeren van hun taken en mits er geen geheimhouding van toepassing is.

  • 4.

    Het (lid van het) Dagelijks Bestuur verstrekt de aan de raden te verstrekken informatie als bedoeld in lid 2 en lid 3 zo spoedig mogelijk op de door de raden verzochte wijze.

  • 5.

    Het Dagelijks Bestuur geeft het Algemeen Bestuur alle informatie die het Algemeen Bestuur voor de uitoefening van zijn taak nodig heeft.

  • 6.

    Het Algemeen Bestuur regelt van welke besluiten van het Dagelijks Bestuur in ieder geval kennisgeving wordt gedaan aan de leden van het Algemeen Bestuur. Daarbij kan het Algemeen Bestuur de gevallen bepalen waarin met ter inzage legging kan worden volstaan. Het Dagelijks Bestuur laat de kennisgeving of ter inzage legging achterwege voor zover deze in strijd is met het openbaar belang.

  • 7.

    Het Algemeen Bestuur kan een lid van het Dagelijks Bestuur, indien dit lid het vertrouwen van het Algemeen Bestuur niet meer bezit, ontslag verlenen.

Artikel 25: Participatie van ingezetenen en belanghebbenden

Met betrekking tot de voorbereiding, uitvoering en evaluatie van het beleid wordt er gelet op de uitvoeringsgerichte aard van deze regeling geen aparte mogelijkheid geopend voor participatie, nu participatie ten aanzien van het beleid reeds via de gemeenteraden plaatsvindt.

Artikel 26: Zienswijzeprocedures voor de gemeenteraden

Voor de volgende gevallen zijn in deze regeling bepalingen opgenomen voor besluiten van het bestuur waarvoor de raden van de deelnemende gemeenten een zienswijze naar voren kunnen brengen voorafgaand aan het nemen van het besluit:

 

  • o

    Bij besluiten als bedoeld in artikel 4, lid 4;

  • o

    De begroting (artikel 28);

  • o

    Toetreding tot de regeling (artikel 35);

  • o

    Uittreding bij de regeling (artikel 36);

  • o

    Opheffing van de regeling (art.37);

  • o

    Wijziging van de regeling (artikel 38).

Hoofdstuk 5. Financiële bepalingen

Paragraaf 1. Administratie

Artikel 27: Administratie

  • 1.

    Het Algemeen Bestuur stelt regels vast met betrekking tot de organisatie van de financiële administratie en van het kasbeheer van het IPP Haaglanden.

  • 2.

    Het Algemeen Bestuur stelt regels vast voor de controle op het financieel beheer en op de inrichting van de financiële organisatie. Deze regels dienen te waarborgen dat de rechtmatigheid van het financiële beheer en van de inrichting van de financiële organisatie wordt getoetst.

  • 3.

    Het Algemeen Bestuur wijst een accountant aan als bedoeld in artikel 393 lid 1 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, belast met de controle van de jaarrekening en het daarbij verstrekken van een accountantsverklaring en het uitbrengen van een verslag van de bevindingen.

  • 4.

    Op de accountantsverklaring en het verslag van de bevindingen is artikel 213, lid 3 t/m 5, van de Gemeentewet van overeenkomstige toepassing.

 

Paragraaf 2. Begroting

Artikel 28: Kadernota

Het bestuur zendt vóór 30 april van het jaar voorafgaande aan dat waarvoor de begroting dient, de algemene financiële en beleidsmatige kaders aan de raden.

Artikel 29: Zienswijzeprocedure en vaststelling begroting

  • 1.

    Het Dagelijks Bestuur stelt jaarlijks een ontwerpbegroting op met de daarbij behorende toelichting. Daarnaast stelt het Dagelijks Bestuur een ontwerp-meerjarenbegroting op voor de aansluitende periode van drie jaar.

  • 2.

    Het Dagelijks Bestuur zendt de ontwerpbegroting ten minste 12 weken voordat deze wordt vastgesteld toe aan de raden.

  • 3.

    De ontwerpbegroting wordt door de colleges voor een ieder ter inzage gelegd en, tegen een redelijke vergoeding van de kosten, algemeen verkrijgbaar gesteld.

  • 4.

    De raden kunnen bij het Dagelijks Bestuur hun zienswijze over de ontwerpbegroting naar voren brengen.

  • 5.

    Het Dagelijks Bestuur stelt de raden van de deelnemende gemeenten voorafgaande aan het vaststellen van de begroting schriftelijk en gemotiveerd in kennis van zijn oordeel over de zienswijze bedoeld in het vierde lid, alsmede van de eventuele conclusies die het daaraan verbindt.

  • 6.

    Het Algemeen Bestuur stelt de begroting vast in het jaar voorafgaande aan dat waarvoor de begroting dient.

  • 7.

    Na vaststelling van de begroting zendt het Dagelijks Bestuur, zo nodig, de begroting aan de raden, die ter zake bij gedeputeerde staten hun zienswijze naar voren kunnen brengen.

  • 8.

    Het Dagelijks Bestuur zendt de begroting binnen twee weken na vaststelling, doch in ieder geval vóór 15 september van het jaar voorafgaande aan dat waarvoor de begroting dient, aan gedeputeerde staten, vergezeld van de zienswijzen, als bedoeld in het vierde lid, en het schriftelijk gemotiveerd oordeel van het Dagelijks bestuur, als bedoeld in het vijfde lid.

  • 9.

    Besluiten tot wijziging van de begroting kunnen tot uiterlijk het einde van het betreffende begrotingsjaar worden genomen. Van het bepaalde in het tweede tot en met vijfde lid kan worden afgeweken voor de ramingen van baten en/of lasten bij begrotingswijzigingen binnen het programma die de gemeentelijke bijdrage niet beïnvloeden.

  • 10.

    Het tweede tot en met zevende lid zijn ook van overeenkomstige toepassing op besluiten tot wijziging van de begroting, met dien verstande dat in dit geval inzending aan gedeputeerde staten binnen twee weken na vaststelling door het Algemeen Bestuur plaatsvindt.

 

Paragraaf 3. Jaarrekening

Artikel 30: Jaarrekening

  • 1.

    Het Dagelijks Bestuur stelt de jaarrekening op in het jaar volgende op het jaar waarop deze betrekking heeft.

  • 2.

    Het Dagelijks Bestuur zendt vóór 30 april van het jaar volgende op het jaar waarop de jaarrekening betrekking op heeft de definitieve jaarrekening inclusief controleverklaring van de accountant aan de raden.

  • 3.

    Het Algemeen Bestuur stelt de jaarrekening en het jaarverslag vast in het jaar volgende op het jaar waarop deze betrekking heeft.

  • 4.

    Het Dagelijks Bestuur zendt de jaarrekening en het jaarverslag binnen twee weken na de vaststelling, doch in ieder geval vóór 15 juli van het jaar volgende op het jaar waarop de jaarrekening betrekking heeft, aan gedeputeerde staten.

  • 5.

    De vaststelling van de jaarrekening strekt het Dagelijks Bestuur tot décharge, behoudens later in rechte gebleken valsheid in geschrifte of andere onregelmatigheden.

Artikel 31: Slot van de rekening van lasten en baten

  • 1.

    Het Algemeen Bestuur beslist of een batig slot van de rekening van lasten en baten geheel of gedeeltelijk:

    • a)

      zal worden toegevoegd aan de reserve, dan wel

    • b)

      zal worden toegevoegd aan het vermogen van de in artikel 4, vierde lid bedoelde rechtsperso(o)n(en), dan wel

    • c)

      aan de deelnemende gemeenten zal worden uitgekeerd.

  • 2.

    Het Algemeen Bestuur beslist of een nadelig slot van rekening van lasten en baten geheel of gedeeltelijk:

    • a)

      ten laste van het volgende dienstjaar zal worden gebracht, dan wel

    • b)

      ten laste van de bestaande reserve zal worden afgeschreven, dan wel

    • c)

      ten laste van het vermogen van de in artikel 4, vierde lid bedoelde rechtsperso(o)n(en) zal worden gebracht, dan wel

    • d)

      ten laste van de deelnemende gemeenten zal worden gebracht.

  • 3.

    Bij de toepassing van dit artikel worden de navolgende regels in acht genomen.

  • 4.

    Een batig saldo wordt verdeeld over de deelnemende gemeenten, elk voor een gelijk deel.

  • 5.

    Een nadelig saldo wordt ten laste gebracht van de deelnemende gemeenten, elk voor een gelijk deel.

Hoofdstuk 6. Archief

Artikel 32: Archief

  • 1.

    Het Dagelijks Bestuur is verplicht de onder hem berustende archiefbescheiden in goede, geordende en toegankelijke staat te brengen en te bewaren, alsmede zorg te dragen voor de vernietiging van daarvoor in aanmerking komende archiefbescheiden.

  • 2.

    Overeenkomstig een door het Dagelijks Bestuur vast te stellen regeling, draagt het Dagelijks Bestuur zorg voor de archiefbescheiden. Het bestuur deelt voornoemde regeling mee aan gedeputeerde staten.

  • 3.

    De kosten, verbonden aan de uitoefening van de zorg voor de archiefbescheiden, bedoeld in het tweede lid, komen ten laste van IPP Haaglanden.

  • 4.

    Voor de bewaring van de op grond van artikel 12, eerste lid, en artikel 13 eerste lid, van de Archiefwet 1995, over te brengen archiefbescheiden is de archiefbewaarplaats van het Stadsarchief Delft aangewezen.

  • 5.

    Ten aanzien van het beheer van de archiefbescheiden van IPP Haaglanden, voor zover deze archiefbescheiden niet zijn overgebracht naar een archiefbewaarplaats, is, onder de bevelen van het bestuur, met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens de Archiefwet 1995 belast de archivaris. Met betrekking tot dit toezicht stelt het bestuur een regeling vast. Het bestuur deelt voornoemde regeling mee aan de colleges.

  • 6.

    De archivaris wordt door het bestuur benoemd, geschorst en ontslagen.

  • 7.

    Het bestuur heeft de archivaris van het Stadsarchief Delft aangewezen voor het toezicht op de archiefbescheiden die niet zijn overgebracht naar de archiefbewaarplaats.

  • 8.

    Indien de regeling wordt opgeheven zoals bedoeld in artikel 37, wordt het archief dat tot dan toe gevormd is naar de gemeente Rijswijk overgebracht. De gemeente Rijswijk draagt dit archief vervolgens over aan het Stadsarchief Delft.

Hoofdstuk 7. Bepalingen over de regeling

Artikel 33: Duur

De regeling wordt getroffen voor onbepaalde tijd.

Artikel 34: Evaluatie

  • 1.

    Het Dagelijks Bestuur draagt zorg voor een evaluatie van de regeling. De evaluatie vindt telkens halverwege een zittingsperiode van de raad plaats of zoveel eerder als gewenst. Onderdeel van de evaluatie zijn in ieder geval:

    • a)

      de wijze waarop IPP Haaglanden bijdraagt aan het belang waarvoor zij is ingesteld en de kwaliteit van haar taakuitvoering;

    • b)

      de governance van IPP Haaglanden, waaronder de rollenscheiding, sturing en verantwoording.

  • 2.

    In geval van uittreding als bedoeld in artikel 36 en opheffing als bedoeld in artikel 37 vindt een eindevaluatie plaats.

Artikel 35: Toetreding

  • 1.

    De colleges van burgemeester en wethouders van andere gemeenten dan die bedoeld in de aanhef van deze regeling kunnen een verzoek tot toetreding indienen bij het Algemeen Bestuur.

  • 2.

    Het Algemeen Bestuur zendt het verzoek tot toetreding onverwijld door aan de colleges. Overeenkomstig artikel 1, derde lid, van de wet kunnen de raden van de deelnemende gemeenten bij de colleges van burgemeester en wethouders van hun gemeente binnen acht weken na ontvangst van het verzoek tot toetreding hun zienswijze over het verzoek tot toetreding naar voren brengen.

  • 3.

    Toetreding tot de regeling is slechts mogelijk indien de colleges, die op dat moment deelnemen, daartoe unaniem besluiten met toestemming van hun raden als bedoeld in artikel 1, vierde lid, van de wet.

  • 4.

    Het Algemeen Bestuur kan, met inachtneming van het bepaalde in lid 3, nadere voorwaarden verbinden aan de toetreding, voordat over de toetreding wordt besloten.

  • 5.

    De toetreding treedt in werking op de in het toetredingsbesluit aangegeven dag. De wijziging treedt niet eerder in werking voordat zij is bekend gemakt op de in artikel 38 lid 3 en 4 bedoelde wijze.

Artikel 36: Uittreding

  • 1.

    Een college richt een verzoek tot uittreding aan het Algemeen Bestuur. Het Algemeen Bestuur neemt een verzoek tot uittreding in behandeling en stelt de voorwaarden vast. Het Algemeen Bestuur spant zich in binnen zes maanden na het verzoek tot uittreding deze voorwaarden te hebben vastgesteld.

  • 2.

    Een college dient een verzoek tot uittreding een volledig kalenderjaar voorafgaand aan de beoogde ingangsdatum van de uittreding aanhangig te maken bij het Algemeen Bestuur. Het Algemeen Bestuur kan een college ontheffing verlenen van de termijn van een volledig kalenderjaar als hiervoor bedoeld.

  • 3.

    Een besluit tot uittreding kan niet worden genomen gedurende de eerste vijf jaren na toetreding, indien het een toetreder betreft.

  • 4.

    Bij het vaststellen van voorwaarden voor uittreding baseert het Algemeen Bestuur zich op de volgende kosten voor uittreding:

    • a)

      Investeringen (inclusief onderhouds-/vervangingsinvesteringen): generiek naar rato en individuele naar betreffende gemeente;

    • b)

      Contractuele verplichtingen jegens derden;

    • c)

      Financiële gevolgen voor de directe kosten en de overheadkosten, waaronder personeel

    • d)

      Aandeel naar rato in de algemene reserve

    • e)

      Advies- en begeleidingskosten van het proces tot uittreding, door de uittredende partij

    • f)

      Voor personeel wordt zoveel mogelijk uitgegaan van het principe ‘mens volgt werk’, indien taken overgaan naar een andere organisatie.

  • 5.

    De uittredingsvergoeding wordt vastgesteld met inachtneming van het volgende:

    • a)

      De accountant van het IPP Haaglanden en de accountant van de deelnemende gemeente van het college die wenst uit te treden benoemen gezamenlijk een derde onafhankelijk deskundige die de hoogte van de uittredingsvergoeding zal vaststellen.

    • b)

      voorafgaand aan de benoeming van de onafhankelijke deskundige wordt de formule voor de vaststelling van de hoogte van de uittredingsvergoeding door het Algemeen Bestuur vastgesteld, met inachtneming van het vierde lid;

    • c)

      de vaststelling van de uittredingsvergoeding door de onafhankelijk deskundige is bindend voor de deelnemende gemeente en voor IPP Haaglanden.

  • 6.

    Een college dat verzocht heeft tot uittreding kan, nadat de hoogte van de kosten zoals genoemd in lid 4 en, voor zover van toepassing, beëindiging van de activiteiten van het IPP Haaglanden overeenkomstig het vierde lid vastgesteld is, ervoor kiezen om indien van toepassing en voor zover akkoord bevonden door het Algemeen Bestuur personeel of verplichtingen van het IPP Haaglanden over te nemen in ruil voor kwijtschelding van dat deel van de verschuldigde kosten van desintegratie of beëindiging van activiteiten.

  • 7.

    Een college kan slechts besluiten tot uittreding na toestemming van zijn raad, zoals is bepaald in artikel 1 van de wet. Uittreding van een college vergt eveneens, overeenkomstig artikel 1 van de wet, een wijziging van de regeling waarbij het bepaalde in artikel 38 van de regeling in acht wordt genomen.

  • 8.

    De uittreding treedt in werking op de in het uittredingsbesluit aangegeven dag. De wijziging treedt niet eerder in werking voordat zij is bekend gemaakt op de in artikel 38 lid 3 en 4 bedoelde wijze

  • 9.

    Indien na uittreding slechts één college blijft deelnemen aan deze regeling, is een verzoek tot uittreding een verzoek tot opheffing als bedoeld in artikel 37.

Artikel 37: Opheffing

  • 1.

    Tot opheffing kan slechts worden overgegaan na toestemming van de raden van de deelnemende gemeenten.

  • 2.

    Indachtig artikel 1 van de wet zenden de colleges een verzoek tot opheffing aan de raden van de deelnemende gemeenten.

  • 3.

    De raden van de deelnemende gemeenten kunnen bij de colleges binnen acht weken na ontvangst van het verzoek hun zienswijze over het verzoek tot opheffing naar voren brengen. Indien de raden geen zienswijze naar voren wensen te brengen stellen zij de colleges hier zo spoedig mogelijk van op de hoogte.

  • 4.

    Na verkregen toestemming van de raden richten de colleges een verzoek tot opheffing aan het Algemeen Bestuur.

  • 5.

    Bij opheffing is artikel 36 eerste tot en met het zesde lid zo veel mogelijk van toepassing.

  • 6.

    De organen van IPP Haaglanden blijven in functie voor zover dit tot vereffening van haar vermogen nodig is.

  • 7.

    De opheffing treedt in werking op de in het opheffingsbesluit aangegeven dag. De opheffing treedt niet eerder in werking voordat zij is bekend gemaakt op de in artikel 38 lid 3 en 4 bedoelde wijze.

Artikel 38: Wijziging

  • 1.

    Het Algemeen Bestuur kan een voorstel tot wijziging van de regeling aan de colleges zenden.

  • 2.

    Overeenkomstig artikel 1 van de wet wordt de regeling pas na verkregen toestemming van de raden gewijzigd.

  • 3.

    De wijziging treedt in werking op de in het wijzigingsbesluit aangegeven dag. De wijziging treedt niet in werking voordat zij is bekend gemaakt op de in artikel 26 van de wet bedoelde wijze.

  • 4.

    Het college van de gemeente Rijswijk draagt zorg voor bekendmaking van de regeling en de wijzigingen daarvan.

Hoofdstuk 8. Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 39: Genomen besluiten

Alle verordeningen en besluiten van de bestuursorganen van de gemeenschappelijke regeling Het Industrieschap "De Plaspoelpolder" aangegaan bij besluiten van de raden op 1 juni 1953 door de gemeenten Den Haag en Rijswijk en zoals nadien gewijzigd, blijven, voor zover deze niet zijn ingetrokken, van kracht en worden geacht te zijn verordeningen en besluiten van deze regeling.

Artikel 40: Geschillen

  • 1.

    Voordat over een geschil, als bedoeld in artikel 28 van de wet, de beslissing van Gedeputeerde Staten wordt ingeroepen, spant het Algemeen Bestuur zich in om een en ander minnelijk met elkaar op te lossen.

  • 2.

    Indien een minnelijke oplossing niet wordt bereikt legt het Algemeen Bestuur het geschil voor aan een commissie van goede diensten.

  • 3.

    De commissie bestaat uit drie personen, waarvan er één wordt aangewezen door het Algemeen Bestuur, één door de betrokken gemeente en de derde door die beiden tezamen.

  • 4.

    De commissie hoort de bij het geschil betrokken besturen.

  • 5.

    De commissie brengt binnen drie maanden advies uit over de mogelijkheden partijen tot overeenstemming te brengen.

  • 6.

    Elke bij het geschil betrokken deelnemende gemeente draagt de eigen kosten, voortvloeiend uit de procedures zoals beschreven in dit artikel. Eventuele gezamenlijke kosten zullen gelijkelijk worden verdeeld.

Artikel 41: Citeerwijze

Deze regeling, zijnde een wijziging van de gemeenschappelijke regeling Het Industrieschap "De Plaspoelpolder" van 1 augustus 2023, kan worden aangehaald als: Gemeenschappelijke Regeling IPP Haaglanden.

Artikel 42: Inwerkingtreding

De gewijzigde regeling treedt in werking met ingang van 15 oktober 2024.

Artikel 43: Bekendmaking

Het college van de gemeente Rijswijk draagt, overeenkomstig artikel 26 van de wet, zorg voor de bekendmaking van de gemeenschappelijke regeling.

Aldus besloten door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Den Haag op 3 september 2024 en door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rijswijk op 9 juli 2024

W. van Damme, Voorzitter

D. van Haeften, Secretaris

Bijlage 1. Werkgebieden IPP Haaglanden

 

Naar boven