Burgemeester en wethouders van de gemeente Noordenveld maken bekend dat de gemeenteraad in zijn vergadering van 12 juni 2024 het bestemmingsplan “Facetbestemmingsplan kleinschalige windturbines Noordenveld” (NL.IMRO.1699.2023BP107-vg01) gewijzigd heeft vastgesteld.
Aanleiding hiervoor is dat er meer aanvragen voor kleine windturbines binnenkomen en de gemeente het plaatsen van een kleinschalige windturbines makkelijker wil maken. Omdat de voorgenomen ontwikkeling op dit moment nog niet mogelijk is volgens de nu geldende bestemmingsplannen en omdat de gemeente door middel van een vergunningstelsel zicht wil houden op de bouw van de kleine windturbines, is dit onderhavige bestemmingsplan opgesteld. Ook worden een aantal voorwaarden gekoppeld aan de bouw van de windturbines. Deze voorwaarden worden opgenomen in de regels van dit bestemmingsplan.
Inzage
Het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan ligt samen met het eerdergenoemde bestemmings- plan en bijbehorende stukken met ingang van 3 oktober 2024 tot en met 13 oktober 2024 voor 6 weken ter inzage in het gemeentehuis aan de Raadhuisstraat 1 te Roden. U kunt de stukken ook bekijken op de landelijke website www.omgevingswet.overheid.nl. Bovenaan de website klikt u op ‘Regels op de kaart’. Daarna klik u op ‘regels op de kaart’ in het groene blokje. Via het tabblad ‘Document zoeken’ kunt u zoeken op de plannaam of het plannummer van het project. Het plannummer is: NL.IMRO.1699.2023BP107-vg01. De publicatie is te vinden op www.officiëlebekendmakingen.nl en in de Krant.
Beroep
Tegen het besluit kan gedurende de inzagetermijn beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuurs- rechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA Den Haag.
Dit beroep kan worden ingesteld door:
1. een belanghebbende die bezwaar heeft tegen de wijzigingen welke bij de vaststelling van het bestemmingsplan ten opzichte van het ontwerp zijn aangebracht;
2. een belanghebbende die tijdig een zienswijze naar voren heeft gebracht over het ontwerpbe- stemmingsplan;
3. een belanghebbende die weliswaar geen zienswijze naar voren heeft gebracht, maar kan aan- tonen dat hij/zij redelijkerwijs niet in staat was tijdig een zienswijze in te dienen.