Gemeenteblad van Stede Broec
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Stede Broec | Gemeenteblad 2024, 409366 | gemeenschappelijke regeling |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Stede Broec | Gemeenteblad 2024, 409366 | gemeenschappelijke regeling |
Gemeenschappelijke regeling Recreatieschap Westfriesland
De raden en de colleges van de gemeenten Drechterland, Enkhuizen, Hoorn, Koggenland, Medemblik, Opmeer en Stede Broec ieder voor zover het zijn bevoegdheid betreft;
Gelet op de Gemeentewet en de Wet gemeenschappelijke regelingen.
De gemeenschappelijke regeling Recreatieschap Westfriesland met ingang van 1 juli 2024 te wijzigen zodat deze als volgt zal luiden:
HOOFDSTUK II TAAK, BEVOEGDHEDEN
Het lichaam heeft tot taak de behartiging van de belangen van de openluchtrecreatie en het landschap in het samenwerkingsgebied. Het zal deze taak onder meer behartigen door:
Aan het algemeen bestuur van het lichaam worden toegekend de bevoegdheden, zowel van regeling als van bestuur, die de wet aan de bestuursorganen van de deelnemende gemeente toekent met betrekking tot de in artikel 3 genoemde taken, met inbegrip van:
Het openbaar lichaam verleent inspraak aan ingezetenen en andere belanghebbenden bij de voorbereiding, uitvoering en evaluatie van beleid. Op inspraak is in beginsel de procedure van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing, tenzij het openbaar lichaam een andere inspraakprocedure heeft vastgesteld.
HOOFDSTUK III ALGEMEEN BESTUUR
Het algemeen bestuur bestaat per deelnemende gemeente uit één lid, dat door de gemeenteraad uit de colleges van burgemeester en wethouders wordt aangewezen. De gemeenteraad wijst tevens uit het college van burgemeester en wethouders een of meer personen aan die als plaatsvervangend lid kunnen optreden. Aan een plaatsvervangend lid komt dezelfde rechten toe als aan het lid dat hij vervangt.
Op het houden en de orde van de vergaderingen van het algemeen bestuur is het gestelde in artikel 22 van Wet gemeenschappelijke regelingen onverkort van toepassing.
Binnen 30 dagen na de ontvangst dient het lid van het algemeen bestuur dit verzoek om inlichtingen schriftelijk te beantwoorden en deze beantwoording in te dienen bij de desbetreffende gemeenteraad. Indien beantwoording niet binnen deze termijn kan plaatsvinden geeft het betrokken lid van het algemeen bestuur de voorzitter voornoemd daarvan gemotiveerd bericht.
De gemeenteraad kan besluiten dat het door hem aangewezen lid van het algemeen bestuur zich mondeling dan wel schriftelijk dient te verantwoorden voor het door hem in het algemeen bestuur gevoerde beleid. De gemeenteraad stelt daarbij tevens de termijn vast waarbinnen deze verantwoording moet plaatsvinden.
De gemeenteraad is bevoegd het door hem aangewezen lid in het algemeen bestuur tussentijds ontslag te verlenen wanneer het lid verzuimt te voldoen aan het gestelde in de artikelen 10 en 11 van deze regeling dan wel anderszins het vertrouwen van de gemeenteraad hebben verloren. In dit geval zijn de artikelen 49 en 50 Gemeentewet van toepassing.
HOOFDSTUK IV DAGELIJKS BESTUUR
In de eerstvolgende vergadering van het algemeen bestuur na de mededeling als bedoeld in het voorgaande lid geeft het dagelijks bestuur aan het algemeen bestuur de gelegenheid ter zake nadere mondelinge inlichtingen aan het dagelijks bestuur of aan een of meer leden van het dagelijks bestuur te vragen.
Tijdens de vergadering als bedoeld in het voorgaande lid kunnen het dagelijks bestuur of een of meer leden van het dagelijks bestuur door het algemeen bestuur worden verzocht zich te verantwoorden aangaande het beleid dat is of wordt gevoerd ten aanzien van het onderwerp waarover inlichtingen zijn gevraagd.
Door een of meer leden van de raden van de aan de regeling deelnemende gemeenten kan/kunnen aan het dagelijks bestuur of de voorzitter schriftelijk inlichtingen worden gevraagd aangaande de belangen waarvan de behartiging bij of krachtens deze gemeenschappelijke regeling aan het Lichaam is opgedragen.
Het bestuur van het openbaar lichaam verstrekt de raden van de deelnemers de inlichtingen die de raden nodig hebben voor de uitoefening van hun taken.
Bij de informatieverstrekking geldt dat:
Schriftelijke inlichtingen zendt het bestuur (dagelijks bestuur, algemeen bestuur en/of voorzitter) rechtstreeks naar en gelijktijdig aan de raden (en staten) en in cc aan de colleges van de deelnemers. Indien de informatie wordt verstrekt door dagelijks bestuur of voorzitter dan wordt het algemeen bestuur vooraf geïnformeerd.
HOOFDSTUK VIII FINANCIËLE BEPALINGEN
Het dagelijks bestuur van de gemeenschappelijke regeling biedt uiterlijk 15 april de conceptbegroting aan de gemeenteraden aan voor zienswijze. Het dagelijks bestuur dient gelijktijdig met de conceptbegroting de voorlopige jaarrekening van het jaar voorafgaande aan dat waarvoor de begroting dient aan de raden toe te sturen.
Het dagelijks bestuur van de gemeenschappelijke regeling stelt de gemeenteraden voorafgaande aan het vaststellen van de begroting voor 15 juli schriftelijk en gemotiveerd in kennis van zijn oordeel over de zienswijze, bedoeld in het zesde lid, alsmede van de eventuele conclusies die het daaraan verbindt.
Het dagelijks bestuur van de gemeenschappelijke regeling stelt de gemeenteraden voorafgaande aan het vaststellen van de Kadernota, de jaarrekening en het strategisch of meerjarenplan schriftelijk en gemotiveerd in kennis van zijn oordeel over de zienswijze, bedoeld in het derde, vijfde, en zevende lid, alsmede van de eventuele conclusies die het daaraan verbindt.
HOOFDSTUK IX GARANTIEBEPALINGEN
De deelnemende gemeenten staan gezamenlijk garant voor de tijdig en volledige betaling van rente en aflossing, boeten en kosten van door het dagelijks bestuur onder goedkeuring van het algemeen bestuur gesloten en af te sluiten kasgeldleningen, langlopende geldleningen en in rekening courant opgenomen kredieten, voor zover ter zake door andere overheidsorganen geen garantie is of wordt gegeven.
HOOFDSTUK XI TOETREDING EN UITTREDING
Een deelnemer kan (geheel of gedeeltelijk) uittreden door toezending aan het algemeen bestuur van de daartoe strekkende besluiten van de raad en het college van burgemeester en wethouders. De procedure voor uittreding vangt aan op de dag nadat het (algemeen) bestuur de betreffende besluiten heeft ontvangen.
Van gedeeltelijke uittreding is sprake indien de deelnemer slechts een deel van de door het samenwerkingsverband ten behoeve van alle deelnemers uitgevoerde taken, als bedoeld in artikel 3 van deze regeling, wenst terug te nemen.
Na ontvangst van de in het tweede lid bedoelde besluiten, komen de uittredende deelnemer en het (dagelijks) bestuur, uiterlijk 6 maanden voor de datum van uittreding, een concept-uittredingsregeling overeen, welke door de deelnemers wordt vastgesteld, waarbij de belangen van de uittredende deelnemer en die van de achterblijvende deelnemers op reële en evenwichtige wijze worden afgewogen. In de concept-uittredingsregeling worden de personele, juridische, organisatorische en financiële gevolgen, waaronder de gevolgen voor het vermogen, van de uittreding geïnventariseerd, de wijze waarop met deze gevolgen kan of moet worden omgegaan, de voorwaarden voor uittreding, de hoogte van de uittreedsom en de overname van personeel en/of overige verplichtingen door de uittredende deelnemer. Indien blijkt dat, als gevolg van een mogelijk verlies aan arbeidsplaatsen, een overleg met de bij de sector betrokken vakbonden noodzakelijk is ten behoeve van het opstellen van een sociaal plan, wordt de conclusie van dit overleg opgenomen in de concept-uittredingsregeling.
Indien het algemeen bestuur constateert dat de besluiten tot uittreding van de bestuursorganen van de deelnemer de vraag oproept of continuering van de samenwerking in de gemeenschappelijke regeling Recreatieschap Westfriesland redelijkerwijs nog wel mogelijk is, doet zij de deelnemers een voorstel tot opheffing van de gemeenschappelijke regeling Recreatieschap Westfriesland als bedoeld in artikel 30 van deze regeling.
Het bestuur van het Recreatieschap Westfriesland en de uittredende deelnemer zullen zich inspannen om de nadelige gevolgen van de uittreding voor het openbaar lichaam en de uittredende deelnemer zo veel mogelijk te beperken, bijvoorbeeld door personeel of andere verplichtingen over te nemen of anderszins in stand te doen houden.
Bij het vaststellen van de hoogte van de uittreedsom is het uitgangspunt dat de uittredende deelnemer de reële schade van het openbaar lichaam én de overblijvende deelnemers dient te vergoeden, die rechtstreeks gevolg is van het (gedeeltelijk) uittreden uit de gemeenschappelijke regeling, waarbij bij het bepalen van de hoogte van de schade in beginsel een afbouwperiode van 5 jaar wordt gehanteerd, te rekenen vanaf de datum van uittreding.
De hoogte van de uittreedsom als bedoeld in lid 8 wordt slechts verhoogd indien er sprake is van substantiële langlopende en niet te mitigeren financiële verplichtingen, indien vast staat dat deze zich zullen voor doen én in die becijferde omvang, waarbij de bijdrage in de kosten door de uittredende deelnemer naar rato wordt vastgesteld.
De uittreedsom bestaat uit de zakelijke gerechtvaardigde kosten, te weten de kosten die rechtstreeks ontstaan uit de uittreding (frictiekosten) en de bijdragen aan de overtollige kosten (desintegratiekosten) in de in lid 8 genoemde afbouwperiode, waarbij geen verrekening van het vermogen plaats vindt.
Op de uittreedsom wordt het aandeel van de uittredende deelnemer in de algemene reserve van het openbaar lichaam op de datum van uittreding in mindering gebracht, voor zover deze algemene reserve het benodigde weerstandsvermogen overschrijdt. Het aandeel in de algemene reserve wordt berekend naar rato van het inwoneraantal van de uittredende deelnemer. Indien er sprake is van een tekort in de algemene reserve ten opzichte van het benodigde weerstandsvermogen wordt de uittreedsom met dit tekort verhoogd overeenkomstig de hiervoor benoemde berekeningswijze.
Onder frictiekosten wordt verstaan alle incidentele kosten in verband met de uittreding van de deelnemer, zoals de kosten van inhuur externe dienstverlening, kosten onderzoek accountant, kosten boventallig primair personeel, kosten opstellen sociaal plan, kosten boventallig decentrale personele overhead, kosten afwaardering activa. De frictiekosten komen volledig ten laste van de uittredende deelnemer.
Onder desintegratiekosten wordt verstaan alle doorbelaste kosten als gevolg van overcapaciteit in personele en materiele sfeer en andere verplichtingen, die ontstaan als direct gevolg van de uittreding gedurende de in lid 8 genoemde afbouwperiode.
De desintegratiekosten die direct aan de uittredende deelnemer kunnen worden toegerekend, komen integraal voor rekening van de uittredende deelnemer voor de duur van maximaal 5 jaar. Desintegratiekosten die niet direct aan de uittredende deelnemer kunnen worden toegerekend, zoals investeringskosten, afschrijvingskosten, kantoorhuur, salariskosten en inhuur van personeel etc. komen naar rato van de kostenverdeelsleutel als bedoel in artikel 22 van de regeling, voor rekening van de uittredende deelnemer bij algehele uittreding. Bij gedeeltelijke uittreding komen de desintegratiekosten voor rekening van de uittredende gemeente naar rato van uittreding.
De kosten als bedoeld in lid 12 en lid 13 worden door de accountant van het openbaar lichaam bepaald aan de hand van de jaarrekeningen over de afgelopen 3 jaar voorafgaand aan de datum van uittreding. De beoordeling van de kosten van uittreden wordt gebaseerd op de feiten en omstandigheden die bekend zijn op het moment van de daadwerkelijke uittreding.
Met het oog op het vaststellen van de hoogte van de uittreedsom, als bedoeld in het achtste tot en met het tiende lid, vragen de uittredende deelnemer en het (dagelijks) bestuur gezamenlijk om een bindend advies aan een onafhankelijke externe deskundige. De kosten voor het inschakelen van de externe deskundige zijn, als onderdeel van de frictiekosten, voor rekening van de uittredende deelnemer.
HOOFDSTUK XII EVALUATIE, WIJZIGING EN OPHEFFING
Wijziging van de regeling, daaronder mede verstaan aanvulling met of schrapping van woorden of bepalingen, vindt plaats bij eensluidend besluit van twee derde van de gemeenteraden van de deelnemende gemeenten, waarin tenminste de helft van het aantal inwoners van het grondgebied woont, met dien verstande dat voor wijziging van de belangen, vermeld in artikel 3, de instemming is vereist van de bestuursorganen van elk der deelnemende gemeenten.
HOOFDSTUK XIII OVERGANGS-, SLOT-, EN CITEERARTIKEL
Het dagelijks bestuur draagt zorg voor de archiefbescheiden van de organen van het openbaar lichaam.
Artikel 33 Archiefbewaarplaats
Voor de bewaring van de over te brengen archiefbescheiden van de organen van het openbaar lichaam wordt aangewezen de archiefbewaarplaats van het Westfries Archief.
Met het toezicht op het beheer van de archiefbescheiden van de organen van het openbaar lichaam, voor zover deze niet zijn overgebracht naar de archiefbewaarplaats, is belast de archivaris van het Westfries Archief.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2024-409366.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.