Gemeenteblad van Waddinxveen
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Waddinxveen | Gemeenteblad 2024, 409289 | beleidsregel |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Waddinxveen | Gemeenteblad 2024, 409289 | beleidsregel |
Beleidsregels Terugvordering en Verhaal gemeente Waddinxveen
In deze beleidsregels wordt verstaan onder:
Bruteren: het verhogen van de vordering met de loonbelasting en premies volksverzekeringen waarvoor de gemeente die de uitkering verstrekt krachtens de Wet op de loonbelasting 1964 inhoudingsplichtig is, voor zover deze belasting en premies niet verrekend kunnen worden met de door het college af te dragen loonbelasting en premies volksverzekeringen;
Hoofdstuk 2 Terug- en invordering, brutering, intrekking en herziening
Artikel 2. Algemene bepalingen betrekking tot de bevoegdheid tot herziening, intrekking en terugvordering
Artikel 5. Uitzonderingen voortvloeiende uit de jurisprudentie
In afwijking van het bepaalde in artikel 2 lid 1 vordert het college een door zijn na ontvangst van een signaal omtrent ten onrechte of tot een te hoog bedrag verstrekte uitkering niet terug, voor zover deze uitkering ook zes maanden na ontvangst van dit signaal nog onterecht of tot een te hoog bedrag is verleend.
In afwijking van het bepaalde in artikel 2 lid 1 beperkt het college de terugvordering tot het bedrag dat te veel zou zijn verstrekt, zou belanghebbende wel aan de inlichtingenplicht hebben voldaan. Dit indien er sprake is van intrekking van het recht op bijstand over een langere periode omdat belanghebbende over de gehele periode in beperkte mate beschikte over in aanmerking te nemen vermogen.
In afwijking van het bepaalde in artikel 2 lid 1 ziet het college af van terugvordering indien de belanghebbende uit eigen beweging het gehele bedrag van de vordering heeft voldaan voordat een terugvorderingsbesluit is afgegeven. Het college volstaat met een schriftelijke kennisgeving aan belanghebbende.
Artikel 6. Geen vrijlating inkomsten
De vrijlatingen van een gedeelte van de inkomsten uit arbeid, bedoeld in artikel 31, tweede lid, onderdelen n en r Participatiewet, artikel 8, tweede en vijfde lid IOAW en artikel 8, derde en negende lid IOAZ, worden niet toegepast op inkomsten die de werkzoekende niet of niet tijdig heeft opgegeven.
Hoofdstuk 3. Geheel of gedeeltelijk afzien van verdere terugvordering
De bepalingen in dit hoofdstuk zijn van toepassing op fraudevorderingen die op of na 1 januari 2013 zijn ontstaan.
Artikel 9. Afzien van terugvordering of van verdere terugvordering na het voldoen aan de betalingsverplichting
Artikel 10. Kwijtschelden boete
Indien binnen een termijn van 5 jaar, gerekend vanaf het moment waarop het positieve besluit op het in het eerste lid bedoelde verzoek is genomen, blijkt dat de belanghebbende opnieuw een overtreding wegens eenzelfde gedraging begaat, wordt het positieve besluit ingetrokken en dient het ten tijde van dat besluit nog resterende boetebedrag, alsnog betaald te worden.
Artikel 11. Afzien van terugvordering bij kruimelbedragen
In afwijking van het bepaalde in artikel 2, eerste lid onder b ziet het college af van het nemen van een terugvorderingsbesluit indien de terug te vorderen uitkering een bedrag van € 150,00 op netto basis per kalenderjaar niet te boven gaat.
Artikel 12. Geheel of gedeeltelijk afzien van terugvordering bij schulden
Paragraaf 4.1 De betalingsverplichting
Onverminderd het bepaalde in artikel 60, derde lid van de Participatiewet, en ongeacht de betalingstermijn gaat het college indien mogelijk meteen na afgifte van het besluit tot terugvordering over tot verrekening van de vordering met een eventueel recht op bijstand of een uitkering in het kader van de IOAW of IOAZ.
Blijft de betaling ook na de aanmaning uit, dan wordt een dwangbevel uitgebracht en zal vereenvoudigd derdenbeslag worden gelegd op het salaris of de uitkering bij de werkgever respectievelijk de uitkerende instantie. Ontvangt de debiteur een uitkering van het UWV of de SVB, dan wordt de vordering met toepassing van artikel 60a lid 2 en 3 Pw rechtstreeks met die uitkering verrekend. Zonder dat daarvoor een machtiging van de debiteur nodig is.
Als het niet mogelijk is om vereenvoudigd derdenbeslag te leggen omdat de debiteur zelfstandige is of zijn inkomstenbron onbekend is. Dan wel dat er al beslag ligt op het inkomen of een vordering verrekend wordt, wordt onderzocht of er roerende zaken te gelde kunnen worden gemaakt door executoriaal beslag. In dat geval wordt de vordering in handen gegeven van een gerechtsdeurwaarder. De kosten hiervan komen voor rekening van de debiteur.
Artikel 15. Vaststelling van de hoogte van de maandelijkse afloscapaciteit
Indien belanghebbende een uitkering ontvangt op grond van de Participatiewet, de IOAW, de IOAZ of de Bbz bedraagt de aflossingsverplichting 5% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm, dan wel de van toepassing zijnde grondslag als bedoeld in artikel 5, derde lid en volgende van de IOAW en artikel 5, lid 4 van de IOAZ per maand inclusief vakantietoeslag, maar niet meer dan het bedrag dat ingevolge het bepaalde zoals bedoeld in de Wet vereenvoudiging beslagvrije voet van 8 maart 2017 en in werking getreden vanaf 1 januari 2021 in aanmerking zou komen.
Paragraaf 4.2 Tussentijdse beoordeling van een lopende betalingsverplichting
Paragraaf 4.3 Gevolgen bij het niet of niet meer voldoen aan de betalingsverplichting
Artikel 19. Niet of niet meer voldoen van de betalingsverplichting
Indien de belanghebbende niet bereid is tot het treffen van een betalingsregeling of een eerder opgelegde betalingsverplichting niet meer nakomt, wordt het terugvorderingsbesluit ten uitvoer gelegd door middel van een executoriaal beslag overeenkomstig de artikelen 479b tot en met 479g, behoudens artikel 479e, tweede lid van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, of beslag in de zin van het Tweede Boek van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, op basis van de executoriale titel die is verbonden aan een dwangbevel, als bedoeld in artikel 4:114 Awb, nadat de per omgaande gestarte betalings- en aanmaningsprocedure is doorlopen als bedoeld in artikel 4:117 Awb.
Artikel 21. Bevoegdheid tot verhaal
Het college maakt, rekening houdend met haar beleidsregels ‘vrijlaten van giften in de bijstand gemeente Waddinxveen 2022’, gebruik van de bevoegdheid tot verhaal van kosten van bijstand, artikel 62 Participatiewet, op:
De ontvanger van een schenking waarvan de schenker een beroep op bijstand doet of heeft gedaan, voor zover de geschonken middelen zouden zijn toegerekend aan het vermogen als de schenking niet had plaatsgevonden, tenzij gelet op alle omstandigheden aannemelijk is dat de schenker ten tijde van de schenking de noodzaak van bijstandsverlening niet heeft kunnen voorzien;
Artikel 25. Wijziging draagkracht
Er wordt niet overgegaan tot het gewijzigd vaststellen van een betalingsverplichting als blijkt dat de draagkracht, ten opzichte van het vorige onderzoek, niet meer dan:
Aldus vastgesteld in de vergadering van het college van burgemeester en wethouders van Waddinxveen op 27 augustus 2024,
de secretaris,
Mevr. J. van Vught
de burgemeester,
drs. E.J. Nieuwenhuis
Toelichting op de beleidsregels
Artikel 3. Terugvorderen van gezinsleden
Dit artikel is ter verduidelijking van artikel 59 Pw.
Lid 1: als bijstand aan een gezin wordt toegekend kan de bijstand van alle gezinsleden worden teruggevorderd. Dus ook van ten laste komende kinderen. Van de ten laste komende kinderen kan alleen bijstand worden teruggevorderd als zij daartoe de middelen hebben of als zij eraan hebben bijgedragen dat er ten onrechte of te veel bijstand is verstrekt.
Lid 2: bij een verzwegen gezamenlijke huishouding kan de bijstand alleen mede van de verzwegen partner worden teruggevorderd als deze huishouding in Waddinxveen is gevoerd. Is de gezamenlijke huishouding gevoerd in een andere gemeente dan had de bijstandontvangende belanghebbende helemaal geen recht op bijstand van de gemeente Waddinxveenl. Het recht op bijstand wordt dan ingetrokken op de grond dat belanghebbende het feitelijke hoofdverblijf had in een andere gemeente. Niet omdat er sprake is van een verzwegen gezamenlijke huishouding.
In de Participatiewet is het bruteren van de bijstandsvordering als bevoegdheid opgenomen in artikel 58 lid 5 Participatiewet. Door het opnemen van dit artikel in de beleidsregels wordt geregeld dat in die gevallen waarin de vordering niet binnen het kalenderjaar kan worden terugbetaald, deze zal worden gebruteerd.
Lid 2: In lijn met rechtspraak mag het college de bevoegdheid tot bruto terugvordering van artikel 58 lid 5 tweede volzin Pw niet gebruiken als een vordering is ontstaan mede of geheel door toedoen van het college én de belanghebbende niet kan worden verweten dat hij de vordering niet al heeft voldaan in het kalenderjaar waarin deze is ontstaan. Dat schending van de inlichtingenverplichting met zich meebrengt dat de vordering niet buiten toedoen van de belanghebbende is ontstaan, betekent niet dat aan andere omstandigheden, waaronder de handelwijze van het college, geen betekenis toekomt.
Artikel 9. Afzien van terugvordering of van verdere terugvordering na het voldoen aan de betalingsverplichting
Lid 2: Alhoewel er met betrekking tot fraudevorderingen een wettelijke verplichting is tot terugvorderen en uitgangspunt blijft dat een vordering zo mogelijk geheel terugbetaald moet worden, heeft de wetgever in artikel 58 lid 7 Pw voorwaarden geformuleerd op grond waarvan het college de bevoegdheid heeft om ook in deze gevallen af te kunnen van verdere invordering.
Aan een beslissing tot buiten invordering stellen bij fraudevorderingen (algemene bevoegdheid artikel 58 Pw) moet altijd een individuele beoordeling ten grondslag liggen. Deze individuele beoordeling moet vooral raakvlakken hebben met een uitstroombevordering en armoedebestrijding.
Lid 1 en 2: Een vordering op een persoon die bijstand ontvangt of een uitkering van het UWV of de SVB, kan verrekend worden met deze uitkering. Dat is geregeld in artikel 60a Pw. Dit laat echter onverlet dat er ook gekeken kan worden of de debiteur de vordering uit het aanwezige vermogen kan voldoen. Van belanghebbende kan worden verlangd om het voor de algemene bijstand buiten beschouwing te laten vermogen aan te wenden voor de betaling van (een deel van) de vordering ineens. Het is gerechtvaardigd om niet al het buiten beschouwing te laten vermogen voor de aflossing te laten aanwenden. Als het mogelijk is moet belanghebbende kunnen blijven beschikken over een buffer voor incidentele algemeen noodzakelijke kosten.
Lid 3, 4 en 5: Deze bepalingen regelen verder dat er zo spoedig mogelijk nadat de betalingstermijnen zijn verstreken, overgegaan wordt tot het leggen van beslag. De meest eenvoudige en goedkoopste wijze is het vereenvoudigd derdenbeslag, dat door het college zelf kan worden uitgevoerd. Dit vereenvoudigd derdenbeslag is niet altijd mogelijk. Om die reden is hier bepaald dat het college in die gevallen onderzoekt of de vordering met executoriaal beslag op een roerende zaak te gelde kan worden gemaakt. Dit beslag kan alleen door een gerechtsdeurwaarder worden gelegd en uitgevoerd. Het brengt extra invorderingskosten met zich mee die voor rekening komen van de debiteur.
Artikel 15. Vaststelling van de hoogte van de maandelijkse afloscapaciteit
Lid 1 en 2: Op grond van artikel 4:87 Algemene wet bestuursrecht (Awb) moet een bestuursrechtelijke vordering worden voldaan binnen zes weken. Dit geldt dus ook voor de bijstandsvordering. Het komt vaak voor dat een vordering niet ineens kan worden voldaan. Als dit het geval is, kan al bij het terugvorderingsbesluit uitstel van betaling worden gegeven in de vorm van een betalingsregeling. Dit is meestal aan de orde als de debiteur bijstand of een andere uitkering ontvangt. Als de debiteur inkomsten uit arbeid geniet zal hij zelf om uitstel van betaling moeten verzoeken. Er zal dan een onderzoek moeten worden verricht naar de draagkracht.
De termijn van 6 weken begint te lopen 1 dag na verzending van het besluit. Dus als het besluit op 1 juni is verzonden, beginnen de 6 weken op 2 juni.
Lid 3 en 4: Als een debiteur bijstand ontvangt wordt maandelijks 5% van de bijstand verrekend met de vordering. Heeft de debiteur inkomsten uit arbeid die meer bedragen dan de toepasselijke bijstandsnorm, dan is het redelijk dat een deel van dat meerinkomen wordt aangewend voor de aflossing. Er is uitdrukkelijk voor gekozen slechts de helft van het meerinkomen in aanmerking te nemen, zodat uitstroom niet wordt belemmerd.
Lid 5: De beslagvrije voet bedraagt ten minste 95% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm. Een aflossingscapaciteit aannemen van 5% beschermt deze beslagvrije voet. Zie ook de rekentool beslagvrije voet (https://bereken.uwbeslagvrijevoet.nl).
Artikel 22. Vaststellen hoogte verhaalsbedrag
Lid 1: De hoogte van de verhaalsbijdrage wordt bepaald door de in dit artikel genoemde 3 grenzen. Er kan niet meer bijstand worden verhaald dan er behoefte bestaat aan een bijdrage in de kosten van het eigen levensonderhoud of een bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige kinderen.
Is de draagkracht van de onderhoudsplichtige te laag om aan de vastgestelde behoefte te voldoen, dan wordt er niet meer verhaald dan de draagkracht toelaat.
Tot slot kan er noot meer worden verhaald dan er bruto aan bijstand wordt verstrekt.
Lid 2: Het college is gehouden de bijdrage vast te stellen volgens dezelfde maatstaven als die van de rechter. Daarom wordt hier aangesloten bij de door de Expertgroep Alimentatienormen vastgestelde Tremanormen.
Artikel 23. Ambtshalve vaststelling
Ook een onderhoudsplichtige is wettelijk verplicht om de gemeente te voorzien van de benodigde informatie voor het vaststellen van een onderhoudsbijdrage. Voor het geval dat de onderhoudsplichtige niet voldoet aan de inlichtingenplicht wordt de onderhoudsbijdrage op deze wijze vastgesteld.
Algemeen gebruikelijk bij een ambtshalve vaststelling is om een bijdrage op te leggen gelijk aan de bruto kosten van bijstand. Dit kan alleen als er sprake is van onderhoudsplicht tegen de bijstandsgerechtigde en eventuele ten laste komende kinderen.
Als er alleen sprake is van een onderhoudsplicht tegen de in de bijstandsverlening begrepen kinderen moet een andere benadering gekozen worden. In de Tremanormen is de tabel eigen aandeel kosten van kinderen opgenomen. De tabel wordt in de rechtspraak gebruikt om de maximale behoefte van kinderen te bepalen en is gebaseerd op onderzoek van het Nibud. Daarbij is onderzoek gedaan naar de hoogte van het netto-inkomen, gezinssamenstelling en wat er dan gemiddeld per kind maandelijks wordt besteed ten behoeve van dat kind. Voor een ambtshalve vaststelling kan worden uitgegaan van het maximaal in die tabel genoemde bedrag.
Artikel 24. Verhaal volgens rechterlijke uitspraak (alimentatiebeschikking)
Het kan zijn dat de financiële situatie van de onderhoudsplichtige is gewijzigd waardoor hij niet of veel minder kan betalen dan de bijdrage die door de rechter is bepaald. In dat geval bepaalt het college dat het bedrag dat wordt verhaald lager is dan het door de rechter vastgestelde bedrag. Is de onderhoudsplichtige helemaal niet in staat om aan zijn verplichtingen te voldoen dan ziet het college geheel af van verhaal. Er wordt aan de onderhoudsplichtige niet geadviseerd om de rechter te verzoeken de onderhoudsbijdrage te verlagen of op nihil vast te stellen, tenzij vaststaat dat de verlaging van het inkomen blijvend is. Er moet worden voorkomen dat de onderhoudsgerechtigde opnieuw een procedure moet voeren als de financiële situatie van de onderhoudsplichtige is verbeterd.
Voor de duidelijkheid wordt gesteld dat artikel 4:84 Awb van toepassing is. Op grond van die bepaling is het mogelijk af te wijken van de beleidsregels zoals die hier zijn opgenomen. Dit is gerechtvaardigd als toepassing van die regels voor een of meer betrokkenen gevolgen zou hebben die vanwege bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de doelen die de beleidsregels dienen. Dit laatste zal slechts bij hoge uitzondering aan de orde zijn. Het afwijken van beleidsregels leidt in de regel immers tot schending van het gelijkheidsbeginsel. Er moet dus sprake zijn van daadwerkelijk bijzondere omstandigheden op grond waarvan onverkorte toepassing van de leidraad onevenredig nadeel voor de betrokkene zou opleveren. Dit criterium gaat aanzienlijk verder dan een belangenafweging als bedoeld in artikel 3:4 Awb. In het kader hiervan wordt er gewerkt met het “vier ogen principe”. Een besluit op grond van de hardheidsclausule wordt door meerdere personen getoetst.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2024-409289.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.