Twaalfde wijziging van het Besluit mandaat, volmacht en machtiging Rotterdam 2021

Het college van burgemeester en wethouders en de burgemeester van de gemeente Rotterdam, elk voor zover het zijn bevoegdheden betreft,

 

gelezen het voorstel van 17 september 2024 van de wethouder Financiën, Organisatie, Dienstverlening en Grote Projecten, registratienummer: M2408-4326;

 

gelet op afdeling 10.1.1 van de Algemene wet bestuursrecht;

 

overwegende, dat het Besluit mandaat, volmacht en machtiging Rotterdam 2021 periodiek wordt gewijzigd;

 

besluiten:

Artikel I  

Het Besluit mandaat, volmacht en machtiging Rotterdam 2021 wordt als volgt gewijzigd:

 

A.

 

Na artikel 2.9 wordt een artikel toegevoegd, luidende:

 

Artikel 2.9a Collegemandaten aan de wethouder met Buitenruimte in de portefeuille

Aan de wethouder met Buitenruimte in de portefeuille wordt door het college mandaat verleend tot het uitvoeren van de Straatnamenverordening 2014, voor zover het betreft het geven van straatnamen, gehoord het advies van de Commissie van advies inzake straatnamen.

 

B.

 

Artikel 2.13 vervalt.

 

C.

 

In artikel 4.17, vierde lid, wordt onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel r door een puntkomma een onderdeel toegevoegd, luidende:

 

  • s.

    het beslissen op aanvragen voor ontheffingen als bedoeld in de Beleidsregels en ontheffingenbesluit ontheffingen milieuzone Maasvlakte Rotterdam 2022.

 

D.

 

Artikel 4.20 wordt als volgt gewijzigd:

  • 1.

    In onderdeel n wordt ‘Verordening op de straatnamen en de nummering van gebouwen en onbebouwde terreinen’ vervangen door ‘Straatnamenverordening 2014’.

  • 2.

    In onderdeel z wordt ‘bedoeld in artikel 1.1 van de Bouwverordening Rotterdam 2010’ vervangen door ‘bedoeld in onderdeel A van de bijlage van de Omgevingswet’.

E.

Artikel 4.22 komt te luiden:

 

Artikel 4.22 Collegemandaten met betrekking tot Dienstverlening aan de algemeen directeur

Aan de algemeen directeur wordt door het college mandaat verleend tot:

  • a.

    het besluiten tot instellen van beroep in cassatie en beslissen tot het voeren van verweer in belastingzaken;

  • b.

    het besluiten tot het nemen van alle conservatoire maatregelen en het doen van al wat mogelijk is ter voorkoming van verjaring of verlies van recht of bezit van de gemeente Rotterdam in verband met belastingvorderingen;

  • c.

    het nemen van procesbesluiten in belastingzaken, bedoeld in artikel 160, eerste lid, onderdeel e, van de Gemeentewet;

  • d.

    de aanwijzing van gemeenteambtenaren die werkzaam zijn bij een vakeenheid dan wel bij een ander onderdeel van de gemeentelijke organisatie als gemeentelijk belastingdeurwaarder als bedoeld in artikel 231, tweede lid, aanhef en onderdeel e, van de Gemeentewet;

  • e.

    het besluiten tot bij dwangbevel invorderen, waaronder het nemen van een procesbesluit en het in der minne regelen van bestuursrechtelijke geldschulden, bedoeld in artikel 4:114 van de Algemene wet bestuursrecht, voor zover deze bevoegdheid niet in ondermandaat is opgedragen aan de concerndirecteur Werk en Inkomen en de concerndirecteur Bestuurs- en Concernondersteuning;

  • f.

    het uitvoeren van draagvlakmetingen, bedoeld in de artikelen 4, 5 en 6 van de Wet op de bedrijveninvesteringszones;

  • g.

    het beslissen op administratieve beroepen in het kader van uitstel van betaling en kwijtschelding, bedoeld in artikel 25, respectievelijk 26 van de Invorderingswet;

  • h.

    het besluiten tot invorderen, waaronder het nemen van een procesbesluit en het in der minne regelen van civielrechtelijke geldvorderingen van door de concerndirecteur Stadsbeheer in ondermandaat geheven parkeergelden;

  • i.

    het besluiten tot het wijzigen van de inschrijving van de gemeente Rotterdam en haar vestigingen in het handelsregister van de Kamer van Koophandel;

  • j.

    het uitvoeren van de Wet basisregistratie personen en de Verordening gegevensverstrekking basisregistratie personen 2018;

  • k.

    het benoemen en ontslaan van ambtenaren en buitengewoon ambtenaren van de burgerlijke stand op grond van artikel 2 van het Reglement burgerlijke stand 2014;

  • l.

    het uitoefenen van de bevoegdheden met betrekking tot de huisvestingsvergunning, bedoeld in hoofdstuk 2 van de vigerende Verordening toegang woningmarkt en samenstelling woningvoorraad voor zover deze bevoegdheid niet is opgedragen aan de woningcorporaties, bedoeld in artikel 5.13 van dit besluit;

  • m.

    het aanwijzen van een huis der gemeente op grond van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek, het Besluit burgerlijke stand 1994 en artikel 4, tweede lid, van het Reglement burgerlijke stand 2014, alsmede het intrekken van deze aanwijzing;

  • n.

    het in verband met de erkenning, bedoeld in artikel 4, vierde lid, van de Rijkswet op het Nederlanderschap in ontvangst nemen en beoordelen van DNA-bewijs als bedoeld in artikel 1, eerste en vierde lid, van het Besluit DNA-onderzoek vaderschap;

  • o.

    het uitoefenen van de volgende bevoegdheden op grond van de Kieswet en het Kiesbesluit:

    • 1°.

      het registreren van de kiesgerechtigdheid, bedoeld in artikel D 1, van de Kieswet;

    • 2°.

      het voor elke verkiezing benoemen van de leden van elk stembureau, alsmede het benoemen van een voldoend aantal plaatsvervangende leden, bedoeld in artikel E 4, eerste lid, van de Kieswet;

    • 3°.

      het benoemen van de leden van het gemeentelijk stembureau, alsmede het benoemen van een voldoend aantal plaatsvervangende leden, bedoeld in artikel E 8, eerste lid, van de Kieswet;

    • 4°.

      het aanwijzen van een plaatsvervangend lid, bedoeld in artikel J 12, vierde lid, van de Kieswet;

    • 5°.

      het aanwijzen van ambtenaren ten behoeve van de werkzaamheden, bedoeld in artikel N 5, van de Kieswet;

    • 6°.

      het aanwijzen van ambtenaren, alsmede het benoemen van andere personen, ten behoeve van de ondersteuning van de werkzaamheden van het gemeentelijk stembureau, bedoeld in artikel Na 6, eerste lid, van de Kieswet;

    • 7°.

      het registeren van de kiesgerechtigdheid van de personen, bedoeld in artikel Y 3, aanhef en onderdeel b, van de Kieswet, op hun verzoek, bedoeld in artikel Y 32, eerste lid, van de Kieswet;

    • 8°.

      het beslissen op het verzoek, bedoeld in artikel Y 32, zesde lid, van de Kieswet;

    • 9°.

      het schrappen van de registratie van kiesgerechtigdheid, bedoeld in artikel Y 33, tweede lid, van de Kieswet;

    • 10°.

      het schrappen van de registratie van kiesgerechtigdheid, indien betrokkene het Nederlanderschap verkrijgt, bedoeld in artikel Y 33a, van de Kieswet;

    • 11°.

      het registreren van de personen, alsmede het schrappen van de registratie, bedoeld in artikel D2, eerste, respectievelijk, tweede lid, van het Kiesbesluit;

    • 12°.

      het aanwijzen van een plaatsvervangend lid, bedoeld in artikel E 4, tweede lid, van het Kiesbesluit;

  • p.

    het besluiten tot het aanvaarden van schenkingen, legaten en erfstellingen tot een bedrag van € 11.500 per keer;

  • q.

    het besluiten tot het verrichten van de rechtshandelingen als bedoeld in de artikelen 5 tot en met 10 van boek 5 van het Burgerlijk Wetboek.

F.

Artikel 4.24 wordt als volgt gewijzigd:

  • 1.

    In onderdeel c wordt ‘bedoeld in de artikelen 19e, vijfde lid en 19h, derde lid, van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek’ vervangen door ‘bedoeld in de artikelen 19e, zesde lid en 19h, vijfde lid, van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek’.

  • 2.

    In onderdeel f wordt ‘bedoeld in artikel 11, vierde lid, van het Besluit op de lijkbezorging’ vervangen door ‘bedoeld in artikel 11, eerste dan wel vierde lid, van het Besluit op de lijkbezorging’.

  • 3.

    Onderdeel g wordt als volgt gewijzigd:

    • a.

      ‘het Besluit justitiële gegevens’ wordt telkens vervangen door ‘het Besluit justitiële en strafvorderlijke gegevens’.

    • b.

      In subonderdeel 2 wordt ‘de artikelen 9, 10, 11, 12 en 13 van de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens’ vervangen door ‘de artikelen 9, 10, 11, 12, eerste lid, en 13 van de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens’.

G.

Aan artikel 4.26 wordt onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel x door een puntkomma een onderdeel toegevoegd, luidende:

 

  • y.

    het besluiten tot het doen van de opgave van de gemeente tot het verkrijgen van een bijdrage uit het BTW-compensatiefonds, bedoeld in artikel 2 van de Wet op het BTW-compensatiefonds.

Artikel II

Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 oktober 2024.

Aldus vastgesteld in de vergadering van 17 september 2024.

De secretaris,

G.J.D. Wigmans

De burgemeester,

A. Aboutaleb

Aldus vastgesteld door de burgemeester op 17 september 2024.

De burgemeester,

A. Aboutaleb

Dit gemeenteblad ligt ook ter inzage bij het Concern Informatiecentrum Rotterdam (CIC): 010-267 2514 of bir@rotterdam.nl

Naar boven