Gemeenteblad van Steenbergen
| Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
|---|---|---|---|
| Steenbergen | Gemeenteblad 2024, 405910 | beleidsregel |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
| Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
|---|---|---|---|
| Steenbergen | Gemeenteblad 2024, 405910 | beleidsregel |
Beleidsregels bijzondere bijstand alleenverdienersproblematiek gemeente Steenbergen
Artikel 2. Doelgroep bijzondere bijstand alleenverdienersproblematiek
De bijzondere bijstand alleenverdienersproblematiek kan worden verstrekt aan een gezin dat:
vergeleken met een vergelijkbaar gezin voor wie algemene bijstand op grond van artikel 19 van de wet de enige bron van inkomsten is, minder toeslag ontvangt op grond van de Wet op de zorgtoeslag en de Wet op de huurtoeslag, vanwege de afbouw van de dubbele algemene heffingskorting zoals bedoeld in artikel 37, tweede lid, van de wet ten opzichte van de afbouw van de dubbele algemene heffingskorting als bedoeld in artikel 8.9 van de Wet Inkomstenbelasting 2001, en
Artikel 3. Hoogte van de individuele bijzondere bijstand alleenverdienersproblematiek en wijze van uitbetaling
De hoogte van de individuele bijzondere bijstand alleenverdienersproblematiek wordt bepaald op:
voor de toeslagenjaren 2023 en 2024: het verschil tussen het bedrag aan huur- en zorgtoeslag waarop een gezin met uitsluitend algemene periodieke bijstand in een toeslagenjaar recht heeft uitgaande van de huurlasten op 1 juli 2023 en 1 juli 2024, en het bedrag aan huur- en zorgtoeslag waarop het gezin volgens de beschikking van de Belastingdienst-Toeslagen recht heeft.
Het recht op bijzondere bijstand wordt beoordeeld op basis van:
Voor de berekening van het recht op bijzondere bijstand als bedoeld in lid 1 onder b wordt gebruik gemaakt van de Proefberekening Belastingdienst-Toeslagen. Bij de te maken vergelijking tussen de aan aanvrager feitelijk toegekende huur- en zorgtoeslag met die van een gezin wat in een toeslagenjaar uitsluitend algemene periodieke bijstand (heeft) ontvangen, wordt bij de uitvraag van het toetsingsinkomen in de Proefberekening uitgegaan van het toetsingsinkomen voor een vergelijkbaar bijstandsgezin. Als er in een toetsingsjaar sprake is van thuiswonende kinderen en/of medebewoners wordt uitgegaan van het belastbaar Pw-inkomen rekening houdend met de kostendelersnorm zoals bedoeld in artikel 22a Pw.
Door of namens het college kan met toepassing van artikel 4:84 van de Awb in bijzondere gevallen ten gunste van de belanghebbende worden afgeweken van deze beleidsregels, indien toepassing hiervan tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.
Artikel 6. Inwerkingtreding en citeertitel
Deze beleidsregels vervallen met ingang van de datum waarop ''Voorstel van wet tot wijziging van de Participatiewet in verband met categoriale bijzondere bijstand voor alleenverdieners'' in werking treedt, met dien verstande dat deze beleidsregels van toepassing blijven op voor 1juli 2025 ingediende aanvragen bijzondere bijstand over de toeslagjaren 2022, 2023 en/of 2024.
Aldus vastgesteld door de burgemeester en wethouders van Steenbergen op 17 september 2024.
De secretaris De loco-burgemeester
A. N. Phaff– de Groot E.M.J. Prent
Voor de begripsbepalingen wordt uitgegaan van de begrippen zoals vermeld in: de Participatiewet (Pw) en de Algemene wet bestuursrecht (Awb), tenzij in deze regeling anders is bepaald. In lid 2 onder c is het begrip gezin gedefinieerd. Dit begrip wijkt af van het begrip 'gezamenlijke huishouding’ zoals dat is omschreven in artikel 3 van de Pw. De reden hiervoor is dat de Wet op de Inkomstenbelasting en de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen, waaronder de huur- en zorgtoeslag vallen, uitgaan van het begrip fiscaal partner. De voorwaarden om als fiscaal partner aangemerkt te worden wijken af van de voorwaarden om als ''gezamenlijke huishouding'' in de zin van de Pw aangemerkt te worden. Ook zijn de begrippen toeslagenjaar en toetsingsinkomen gedefinieerd. Deze komen niet voor in de Pw. De gebruikte begrippen zijn afkomstig uit de Wet op de Inkomstenbelasting (=verzamelinkomen) en uit de Toeslagensystematiek (o.a. Proefberekening Toeslagen van de Belastingdienst-Toeslagen).
Artikel 2. Doelgroep bijzondere bijstand alleenverdienersproblematiek
In het eerste lid onderdeel a wordt bepaald dat het moet gaat om gezinnen die een uitkering ontvangen anders dan een uitkering op grond van Participatiewet. Voorbeelden daarvan zijn een uitkering op grond van de Werkeloosheidswet (“WW”), of een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (“WIA”). Ook gezinnen die zo’n uitkering ontvangen, en daarnaast bijvoorbeeld een aanvullende bijstandsuitkering op grond van de Participatiewet, kunnen onder deze regeling vallen. Dat is geëxpliciteerd met de toevoeging “eventueel aangevuld met een uitkering op grond van artikel 19 Pw”. In onderdeel b wordt bepaald dat het, binnen de groep die is afgebakend in onderdeel a, gaat om gezinnen die minder huurtoeslag en/of zorgtoeslag ontvangen, dan zij zouden ontvangen als zij een volledige bijstandsuitkering zouden ontvangen, vanwege de afbouw van de dubbele algemene heffingskorting. Daarbij worden zij vergeleken met een gezin dat in alle voor de Participatiewet en toeslagen relevante kenmerken gelijk is, afgezien van het feit dat zij geen volledige bijstandsuitkering ontvangen, maar een andere uitkering, met eventueel daarnaast een aanvullende bijstandsuitkering. De dubbele algemene heffingskorting wordt afgebouwd in artikel 37, tweede lid van de Participatiewet. In artikel 8.9 van de Wet inkomstenbelasting 2001 is de dubbele algemene heffingskorting reeds volledig afgebouwd voor gehuwden waarvan de minst verdienende partner geboren is na 1962. Gezinnen waarvan de minstverdienende partner geboren is vóór 1963, ontvangen nog altijd de maximale dubbele algemene heffingskorting. In onderdeel c wordt bepaald dat het, binnen de groep die is afgebakend in de onderdelen a en b, gaat om gezinnen die door het ontvangen van minder huurtoeslag en/of zorgtoeslag, in een toeslagenjaar een inkomen genieten onder het bestaansminimum. In het 2e lid wordt de doelgroep verder beperkt tot gezinnen die daadwerkelijk in de gemeente wonen en daar ook over eigen woonruimte beschikken waarvoor commerciële huurlasten verschuldigd zijn. In het 3e lid wordt aangegeven hoe het compensatiebedrag wordt uitbetaald op het moment dat het gezin gedurende het jaar gescheiden gaat leven en er in dat betreffende jaar recht op compensatie bestaat. In het 4e lid wordt aangegeven dat het vermogen niet in aanmerking wordt genomen bij toepassing van deze regeling. Normaliter wordt bij de verstrekking van bijzondere bijstand ook beoordeeld of de aanvrager draagkracht uit vermogen heeft. De op grond van deze beleidsregels te verstrekken bijzondere bijstand komt in de plaats van de gemiste zorg- en huurtoeslag. Deze toeslagen komen immers niet volledig tot uitbetaling. De huur- en zorgtoeslag kennen veel hogere vermogensgrenzen (ruim € 67.000 voor een gezin), dan de vermogensgrens binnen de Participatiewet. Daarom is bepaald dat het vermogen buiten beschouwing blijft.
Artikel 3. Hoogte van de individuele bijzondere bijstand alleenverdienersproblematiek en wijze van uitbetaling
Voor het vergoedingsjaar 2022 wordt de hoogte van de bijzondere bijstand afgestemd op het bedrag aan huur- en/of zorgtoeslag wat door de Belastingdienst-Toeslagen wordt teruggevorderd of verrekend. Voor de vergoedingsjaren 2023 en 2024 wordt de hoogte van de te verstrekken bijzondere bijstand bepaald door de hoogte van de door het gezin ontvangen toeslagen af te zetten tegen de hoogte van de toeslag die het gezin zou hebben ontvangen als zij alléén een bijstandsuitkering zou krijgen.Systematiek van de Toeslagen is dat die veelal jaarlijks in december voorlopig worden vastgesteld voor het nieuwe kalenderjaar, maandelijks worden uitbetaald en pas definitief worden vastgesteld in de loop van het daarop volgende kalenderjaar. Zo worden de toeslagen over het kalenderjaar 2023 pas medio 2024 definitief vastgesteld door de Belastingdienst-Toeslagen.
over het Toeslagjaar 2024: de voorlopige beschikking van de Belastingdienst-Toeslagen.Die voorlopige beschikking is vaak al voor aanvang van het nieuwe kalenderjaar bij het gezin bekend, of binnen een paar maanden nadat het gezin een aanvraag voor toeslagen, of een eventuele wijziging daarvan, heeft ingediend bij de Belastingdienst-Toeslagen.
Verhuurders passen vaak per 1 juli van het jaar de huurprijs aan. Gevolg hiervan is dat veel gezinnen in het 1e halfjaar een andere huurprijs betalen dan in het 2e halfjaar. De te betalen huur heeft effect op de hoogte van het recht op huurtoeslag. Bij een hele zuivere benadering moet er dan op jaarbasis met twee verschillende huurbedragen worden gerekend. Dit brengt zowel voor het gezin als ook de ISD Brabantse Wal een hogere administratieve belasting met zich mee. Ervan uitgaande dat verhuurders vaker hun huur verhogen in plaats van verlagen, wordt bij de berekening van de huurtoeslag steeds uitgegaan van de huurlasten die een gezin per 1 juli in een kalenderjaar moet betalen. Voor de meeste gezinnen zal dit leiden tot een iets hoger recht op huurtoeslag, waardoor ook de te verstrekken bijzondere bijstand iets hoger uitvalt.
Met de hiervoor beschreven beleidskeuzes wordt al enigszins vooruitgelopen op de landelijke categoriale regeling die ingaat in 2025 en waarbij ook niet op individueel casusniveau exact de hoogte van de te verstrekken bijzondere bijstand wordt bepaald.
Om een uniforme en goede berekening te kunnen maken van de door het gezin in een toetsingsjaar gemiste huur- en zorgtoeslag, is in het 2e lid bepaald dat voor die berekening gebruik gemaakt wordt van de landelijke Proefberekening van de Belastingdienst – Toeslagen - website: Proefberekening toeslagen (belastingdienst.nl) Voor de te maken vergelijking met een gezin wat het gehele kalenderjaar uitsluitend algemene periodieke bijstand heeft ontvangen wordt bij de uitvraag van het jaarinkomen bij die proefberekening uitgegaan van het belastbaar jaarinkomen van een bijstandsgezin. Als er in een toetsingsjaar sprake is van medebewoning, wordt gerekend met het belastbaar inkomen op grond van art. 22a Pw (=toepassing kostendelersnorm). De overweging hierbij is dat bij de berekening van de huurtoeslag de Belastingdienst-Toeslagen ook rekening houdt met het inkomen van thuiswonende kinderen en medebewoners. Het 3e lid geeft aan dat het te verstrekken compensatiebedrag als één bedrag voor een heel kalenderjaar wordt berekend en uitbetaald.
In het 2e lid staat beschreven dat de aanvraagdatum leidend is. Op het moment dat de belanghebbenden op de aanvraagdatum woonachtig zijn in de gemeente Steenbergen en in de voorgaande periode niet, dan beoordeeld de gemeente het recht op compensatie ook over de voorafgaande periode tot 2022. Zijn de belanghebbenden op het moment van aanvraag niet woonachtig in de gemeente Steenbergen en dienen zij een aanvraag in bij de gemeente waar zij op dat moment woonachtig zijn, dan wordt door de gemeente Steenbergen over de voorliggende periode tot 2022 waarin zij wel woonachtig waren in de gemeente geen compensatie verstrekt (artikel 40 Participatiewet). In het 3e lid staat beschreven gedurende welke periode een gezin een aanvraag bijzondere bijstand kan indienen om bijzondere bijstand te krijgen over de jaren 2022 tot en met 2024. Het 4e lid regelt welke bewijsstukken bij welke toetsingsjaren aangeleverd moeten worden. Dit spreekt voor zich en behoeft geen verdere toelichting.
Artikel 6 Inwerkingtreding en citeertitel
De beleidsregels worden met terugwerkende kracht vastgesteld tot en met het toeslagenjaar 2022. Deze beleidsregels vervallen zodra de landelijke regeling op basis van het voorgestelde nieuwe artikel 35a van de Participatiewet in werking treedt. De beleidsregels blijven nog wel gelden voor tijdig ingediende aanvragen (zie art. 4 lid 2 van de regeling) waarop nog geen besluit is genomen. Aanvragen kunnen tot 1 juli 2025 worden ingediend.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2024-405910.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.