Beleidsregels: Algemene eisen, richtlijnen en plaatsingsprocedure inzamelmiddelen en –voorzieningen Drechterland 2024

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Drechterland,

 

Gelezen het voorstel van 17 september 2024,

 

Overwegende dat:

 

De gemeenteraad op 24 januari 2022 het Recycleplan 2022 – 2025 heeft vastgesteld, waarin is opgenomen bovengrondse containers te plaatsen voor groente-, fruit- en etensresten (GFE) op locaties waar nog geen sprake is van inzameling van deze stroom,

 

In het Recycleplan tevens is opgenomen dat bij hoogbouw en appartementencomplexen de basisvoorzieningen op orde worden gebracht, zodat ook op deze locaties de scheiding van de verschillende huishoudelijke stromen mogelijk is.

 

Op basis van de gewijzigde Kaderrichtlijn afvalstoffen (2018/851/EU) gemeenten zich moeten inzetten om bij alle woning het GFE apart in te zamelen.

 

Gelet op,

 

  • Artikel 4:81, eerste lid van de Algemene wet bestuursrecht;

 

  • Artikel 10, eerste lid van de Afvalstoffenverordening Drechterland 2020;

 

  • Artikel 5, lid a van het uitvoeringsbesluit Afvalstoffenverordening Drechterland 2020;

Besluit vast te stellen:

 

Beleidsregels: Algemene eisen, richtlijnen en plaatsingsprocedure inzamelmiddelen en –voorzieningen Drechterland 2024

 

1 Algemeen

1.1 Achtergrond

In de gemeente Drechterland wordt het Recycletarief per 1 januari 2025 ingevoerd. Hiervoor wil de gemeente eenieder in de gelegenheid stellen de verschillende afvalstromen te scheiden en aan te bieden. Om deze reden worden er op verschillende locaties nieuwe voorzieningen geplaatst. In voorliggend document worden de algemene eisen, richtlijnen en plaatsingsprocedure uiteengezet.

 

1.2 Doel

Voorliggend document bevat de algemene eisen, richtlijnen en plaatsingsprocedure voor het plaatsen van de voorzieningen en heeft tot doel de locatiebepaling zo duidelijk, zorgvuldig en transparant mogelijk plaats te laten vinden. Alhoewel de uitwerking van het Recycleplan geen plaatsing van ondergrondse containers behelst, worden deze wel meegenomen in deze beleidsregels, zodat dit document een algemeen kader vormt voor het plaatsen van afvalvoorzieningen op wijkniveau.

2 Juridisch kaders

2.1 Wet Milieubeheer

Artikel 10.21 van de Wet milieubeheer (Wm) verplicht de gemeente tot het inzamelen van huishoudelijk afval bij elk perceel. Bij en krachtens de Wet milieubeheer zijn regels gesteld met betrekking tot de wijze waarop de gemeente invulling moet geven aan deze verplichting. Artikel 10.26 Wm geeft de mogelijkheid om het inzamelen van huishoudelijk afval via onder-, of bovengrondse containers, of via rolemmers nabij percelen plaats te laten vinden. De ambitie om te komen tot 100 kg restafval per inwoner per jaar en 75% afvalscheiding zijn landelijke doelstellingen, maar niet verplicht. De gemeenteraad heeft deze doelen vastgesteld op 24 januari 2022 bij het vaststellen van het Recycleplan.

 

2.2 Afvalstoffenverordening en uitvoeringsbesluit

Artikel 10.23 Wm verplicht gemeenten een Afvalstoffenverordening vast te stellen. In de Afvalstoffenverordening Drechterland en het hieraan gekoppelde Uitvoeringsbesluit zijn de gemeentelijke regels vastgelegd met betrekking tot de huishoudelijke afvalinzameling. Artikel 10 lid 1 van de Afvalstoffenverordening bepaalt dat de gemeente regels kan stellen voor het aanbieden van het huishoudelijk afval.

 

In artikel 9 van het uitvoeringsbesluit wordt, op basis van doelmatig afvalbeheer, bepaald welk inzamelmiddel of -voorziening wordt gebruikt per perceel of percelencluster. Hierbij wordt ten minste rekening gehouden met locatiekenmerken, afvalscheiding en kosten. Artikel 6 van het uitvoeringsbesluit bepaalt dat bij het plaatsen van inzamelvoorzieningen, indien van toepassing, rekening gehouden wordt met:

 

  • a.

    bevordering van doelmatige afvalinzameling;

  • b.

    (verkeers)veiligheid;

  • c.

    fysieke bereikbaar van de voorziening voor gebruikers en inzameldienst;

  • d.

    fysieke geschiktheid van de locatie en zijn omgeving;

  • e.

    aanwezige kabels en leidingen in de bodem;

  • f.

    beperking van overlast en voorkoming van schade;

  • g.

    bestaande groene- en parkeervoorzieningen;

  • h.

    voldoende laagdrempeligheid wat betreft toegankelijkheid;

  • i.

    voorziene aanpassing van de omgeving;

  • j.

    doelmatige bedrijfsvoering van de inzameldienst;

  • k.

    doelmatige afvalbeheer;

  • l.

    gezichtsbepalende objecten in historische kernen.

2.3 Beleidsuitgangspunten

De Wm bepaalt dat het de wettelijke taak van de gemeente is om zorg te dragen voor de huishoudelijke afvalinzameling. Het college is bevoegd om te bepalen welke inzamelmiddelen en voorzieningen worden ingezet. Belangrijk is dat bij het plaatsen en/of verstrekken van de inzamelmiddelen en –voorzieningen gebruik wordt gemaakt van vaste richtlijnen.

3 Voorwaarden locatiebepaling

De keuze voor de locaties van de afvalvoorzieningen zijn afhankelijk van een groot aantal zaken. In dit hoofdstuk worden de belangrijkste aandachtspunten toegelicht, welke in het volgende hoofdstuk worden uitgewerkt in algemene eisen en richtlijnen.

 

3.1 Noodzakelijke voorwaarden

De inzamelvoorzieningen dienen te allen tijde veilig te bereiken zijn en gebruikt te worden. Veiligheid van inwoners mag niet in het geding komen. Ook het inzamelvoertuig moet veilig bij de locatie kunnen komen, en veilig kunnen stoppen en werken. Daarnaast dient de aangewezen locatie financieel haalbaar te zijn, wat betekent dat onnodig hoge kosten, bijvoorbeeld voor het verleggen van leidingen of het aanleggen van een damwand, vermeden dient te worden.

3.1.1 Bereikbaarheid en toegankelijkheid inwoners

De inzamelvoorziening en het inzamelmiddel moet zowel voor de inzamelaar als voor de gebruikers voldoende bereikbaar en toegankelijk zijn. Vanuit de kant van de inzamelaar houdt dit minimaal in dat de containers zo gesitueerd dienen te zijn dat het technisch mogelijk is de container te legen en op een zodanige wijze geleegd kan worden dat de inzamelwagen en/of de container geen objecten in de openbare ruimte (zoals bomen, lantaarnpalen, auto's e.d.) of gebouwen (bijvoorbeeld muren, balkons, uitsteeksels aan gebouwen e.d.) raakt.

Vanuit de kant van de gebruikers dienen de containers makkelijk bereikbaar en toegankelijk te zijn, in het bijzonder ook voor ouderen en mindervaliden. De inzamelvoorzieningen moeten zodanig gesitueerd worden dat de loopafstand van de te lopen route niet groter is dan noodzakelijk is.

3.1.2 Bereikbaarheid inzamelvoertuig en verkeersveiligheid

De afvalvoorziening moet zowel voor de inzamelaar als voor de gebruiker op een verkeersveilige wijze bereikt kunnen worden. Vanuit de kant van de inzamelaar houdt dit minimaal in dat de container in alle rust geleegd moet kunnen worden zonder dat hierdoor een gevaarlijke verkeerssituatie kan ontstaan. Vanuit de kant van de gebruiker betekent dit dat zij hun afval kwijt moeten kunnen geraken, zonder hiervoor verkeersonveiIige handelingen te moeten verrichten. De locatie moet verder voldoen aan de eisen zoals gesteld door brandweer en politie alsmede de betrokken gemeentelijke afdelingen.

3.1.3 Omgeving en ondergrond

Bij het bepalen van locaties wordt, wanneer van toepassing, de ondergrond onderzocht op de aanwezigheid van obstakels. Belangrijkste voorbeeld hiervan is de aanwezigheid van kabels, leidingen en wortels. Het omleggen van kabels en leidingen - zo al technisch mogelijk en wenselijk - is over het algemeen een zeer kostbare aangelegenheid en wordt zoveel mogelijk vermeden.

 

Er wordt tevens rekening gehouden met de afstand tussen de inzamelvoorzieningen en gevels. Ook wordt rekening gehouden met de situering van containers ten opzichte van speelplaatsen, parkeervakken e.d. Ondergrondse containers worden bijvoorbeeld in beginsel niet direct naast een speelplaats geplaatst. Containers nabij parkeervakken worden, vanwege het straatbeeld, in beginsel in lijn met de parkeervakken geplaatst.

 

LIOR

Voor de inrichting van de openbare ruimte hanteert de gemeente de Leidraad inrichting openbare ruimte. Hierin zijn richtlijnen opgesteld voor o.a. de bereikbaarheid en plaatsing van afvalvoorzieningen. Deze zijn meegenomen in de richtlijnen.

3.2.1 Algemeen belang versus individuele belang

Bij het bepalen van de locaties vindt per locatie een zorgvuldige afweging plaats op basis van de opgestelde richtlijnen. De mogelijkheden om tegemoet te komen aan individuele bewoners die bedenkingen hebben tegen gekozen locaties zijn in dat opzicht relatief beperkt. Het algemene belang gaat daarbij in beginsel altijd voor op het individuele belang ('niet bij mij voor de deur/in mijn directe omgeving').

4 Algemene eisen en richtlijnen voor locatiebepaling

De in het vorige hoofdstukken genoemde punten betreffen de aandachtspunten voor de plaatsing van de inzamelvoorzieningen. In dit hoofdstuk worden deze aandachtspunten uitgewerkt in richtlijnen.

 

4.1 Algemene eisen

  • 1.

    De locatie dient te allen tijde veilig bereikbaar te zijn en gebruikt te kunnen worden

  • 2.

    Het inzamelvoertuig moet veilig kunnen stoppen en werken.

  • 3.

    De plaatsing van het inzamelmiddel dient financieel haalbaar te zijn.

4.2 Richtlijnen voor locatiebepaling ondergrondse containers

Bereikbaarheid en toegankelijkheid inwoners

  • 1.1

    Iedere locatie dient optimaal toegankelijk te zijn voor bewoners.

  • 1.2

    De richtlijn voor de loopafstand naar een container voor restafval is maximaal 200 meter. In bijzondere situaties kan, in overleg met de gemeente, worden afgeweken van de hiervoor genoemde norm.

  • 1.3

    De locatie voldoet aan de notitie toegankelijkheid, hieronder valt o.a. de bereikbaarheid voor rolstoelgebruikers en ouderen.

  • 1.4

    De container moet zo geplaatst worden dat er voldoende sociale controle en toezicht mogelijk is. De locatie moet goed bereikbaar, veilig en ’s avonds goed verlicht zijn (niet in steegjes e.d.).

Bereikbaarheid inzamelvoertuig en verkeersveiligheid

  • 2.1

    Iedere locatie dient optimaal toegankelijk te zijn voor de inzamelwagen.

  • 2.2

    Het inzamelvoertuig moet (verkeers)veilig kunnen stoppen en werken.

  • 2.3

    Binnen een straal van 1 meter van de inzamelvoorziening mag geen gelegenheid zijn tot het parkeren van motorvoertuigen of andere voertuigen die een belemmering kunnen vormen voor het legen van de inzamelvoorzieningen.

  • 2.4

    De inzamelvoorziening dient op een zodanige plaats te worden gesitueerd dat deze voor het inzamelvoertuig bereikbaar is. Hiertoe dienen in de directe nabijheid van de inzamelvoorziening indien nodig parkeerbelemmeringen gemaakt te worden.

  • 2.5

    De inzamelvoorziening moet zodanig gelegen zijn dat het inzamelvoertuig niet over geparkeerde wagens kraant.

  • 2.6

    De afstand van de zijkant van het inzamelvoertuig tot het hart van de container mag maximaal 5 meter zijn.

  • 2.7

    De toe- en afvoerroutes op wijk- en buurtniveau dienen te voldoen aan de eisen die het ledigingsvoertuig stelt ten aanzien van wegbreedte en bochtstralen.

  • 2.8

    Containers worden zo gesitueerd dat bij het ledigen geen schade aan objecten (bomen, openbare verlichting, verkeersborden e.d.) of gebouwen (bijvoorbeeld muren, balkons, uitsteeksels aan gebouwen e.d.) kan optreden.

Omgeving en ondergrond

  • 3.1

    Het verleggen van kabels en leidingen voor het plaatsen van ondergrondse containers is niet wenselijk. Ondergrondse containers worden bij voorkeur niet boven een riolering geplaatst.

  • 3.2

    De locatie (2,5 meter x 2,5 meter) dient vrij te zijn van kabels en leidingen tot een diepte van 3 meter.

  • 3.3

    De afstand tussen inzamelvoorziening en voorgevel van een gebouw dient tenminste 3 meter te zijn.

  • 3.4

    De afstand tussen inzamelvoorziening en een blinde zijgevel van een gebouw dient tenminste 1 meter te zijn.

  • 3.5

    Containers worden in beginsel niet direct naast een speelplaats geplaatst.

  • 3.6

    Binnen een straal van 5 meter van de inzamelvoorziening mogen geen objecten zoals bomen, lichtmasten en dergelijke lager dan 9 meter aanwezig zijn die een belemmering kunnen vormen voor het legen van de inzamelvoorzieningen.

  • 3.7

    De container wordt niet binnen de kroonprojectie van bestaande bomen geplaatst, ter voorkoming van schade aan wortels en boomkroon.

  • 3.8

    De inzamelvoorziening wordt, waar mogelijk, in lijn geplaatst met overig straatmeubilair en parkeervakken.

  • 3.9

    Bij de locatiekeuze wordt het openbaar groen zoveel mogelijk ontzien.

  • 3.10

    Doorgaande routes op trottoirs worden zoveel mogelijk vrijgehouden.

  • 3.11

    Containers mogen niet op laad- en losplaatsen, bushalten of invalidenparkeerplaats geplaatst worden.

  • 3.12

    Containers moeten bij voorkeur geplaatst worden voor een opgaande rand c.q. gevel, dit heeft een minder verstorende werking dan plaatsing in open ruimte.

  • 3.13

    Bij de keuze van locaties wordt rekening gehouden met drempels en straatmeubilair.

  • 3.14

    De locatie mag niet belemmerend zijn voor de doorgang van weggebruikers (zoals rolstoelgebruikers, kinderwagens, etc.).

4.2 Richtlijnen voor locatiebepaling bovengrondse GFE voorzieningen en bovengrondse containers voor restafval

Bereikbaarheid en toegankelijkheid inwoners

  • 1.1

    Iedere locatie dient optimaal toegankelijk te zijn voor bewoners.

  • 1.2

    De richtlijn voor de loopafstand naar de voorziening is maximaal 200 meter. In bijzondere situaties kan, in overleg met de gemeente, worden afgeweken van de hiervoor genoemde norm.

  • 1.3

    De locatie voldoet aan de notitie toegankelijkheid, hieronder valt o.a. de bereikbaarheid voor rolstoelgebruikers en ouderen.

  • 1.4

    De container dient op een locatie te worden geplaatst waar voldoende sociale controle en toezicht mogelijk zijn. De plek moet veilig bereikbaar zijn en in de avonduren voldoende verlicht worden. Steegjes en andere afgelegen gebieden worden vermeden.

Bereikbaarheid inzamelvoertuig en verkeersveiligheid

  • 2.1

    Iedere locatie dient optimaal toegankelijk te zijn voor de inzamelwagen.

  • 2.2

    Het inzamelvoertuig moet (verkeers)veilig kunnen stoppen en werken.

  • 2.3

    De toe- en afvoerroutes op wijk- en buurtniveau moeten voldoen aan de vereisten m.b.t. de wegbreedte en bochtstralen, zodat het inzamelvoertuig de route veilig en efficiënt kan rijden.

  • 2.4

    De locatie is dusdanig gesitueerd dat het inzamelvoertuig niet achteruit hoeft te rijden om de container te kunnen legen

Omgeving en ondergrond

  • 3.1

    De afstand tussen inzamelvoorziening en voorgevel van een gebouw dient tenminste 3 meter te zijn.

  • 3.2

    De inzamelvoorziening wordt, waar mogelijk, in lijn geplaatst met overig straatmeubilair en parkeervakken.

  • 3.3

    Bij de locatiekeuze wordt het openbaar groen zoveel mogelijk ontzien.

  • 3.4

    Doorgaande routes op trottoirs worden zoveel mogelijk vrijgehouden.

  • 3.5

    Containers mogen niet op laad- en losplaatsen, bushalten of invalidenparkeerplaats geplaatst worden.

  • 3.6

    Bij de keuze van locaties wordt rekening gehouden met drempels en straatmeubilair.

  • 3.7

    De locatie mag niet belemmerend zijn voor de doorgang van weggebruikers (zoals rolstoelgebruikers, kinderwagens, etc.).

  • 3.8

    Aan één zijde van de cocon dient minimaal 1 meter ruimte vrijgehouden te worden om de container uit de cocon te rijden.

5. Locatiebepaling

Bij bepaling van de locaties voor de afvalvoorzieningen wordt allereerst gekeken naar de algemene eisen. Vervolgens wordt gekeken naar de richtlijnen. Waar mogelijk wordt voldaan aan alle richtlijnen. Wanneer dit niet mogelijk is wordt een afweging gemaakt tussen het individueel belang en het algemeen belang.

 

Algemene eisen

  • 1.

    De locatie dient te allen tijde veilig bereikbaar te zijn en gebruikt te kunnen worden.

  • 2.

    Het inzamelvoertuig moet veilig kunnen stoppen en werken.

  • 3.

    De plaatsing van het inzamelmiddel dient financieel haalbaar te zien.

Bij de locatiebepaling wordt het volgende afwegingskader gebruikt:

 

  • 1.

    Voldoet de locatie aan de algemene eisen?

    • -

      Ja, dan verder naar richtlijnen

    • -

      nee, dan andere locatie zoeken

  • 2.

    Voldoet de locatie aan de richtlijnen?

    • -

      Ja, locaties wordt vastgesteld

    • -

      Nee, de richtlijnen worden afgewogen, waarbij het algemeen belang voorop staat.

6 Besluiten en bezwaartraject

De gemeenteraad heeft op 24 januari 2022 het Recycleplan vastgesteld. Het plaatsen van de extra inzamelmiddelen is een uitwerking van het plan. Voor het plaatsen van de nieuwe inzamelmiddelen wordt een aanwijzingsbesluit genomen door het college.

 

6.1 Aanwijzingsbesluit

Voor het plaatsen van zowel ondergrondse als bovengrondse containers is geen omgevingsvergunning vereist. Dit volgt uit artikel 2, aanhef en onderdeel 18 onder e van Bijlage II van het Besluit omgevingsrecht (Bor).

 

Voor de nieuwe voorzieningen dient echter wel een aanwijzingsbesluit genomen te worden. Grondslag voor het aanwijzingsbesluit is Artikel 7, eerste lid, van de Afvalstoffenverordening, waarin is bepaald dat het college regels stelt over de bestanddelen van de huishoudelijke afvalstoffen, de frequentie van inzameling en de locaties. Die regels zijn gesteld in artikel 4 van het Uitvoeringsbesluit.

 

Het aanwijzingsbesluit wordt binnen een week na besluitvorming gepubliceerd. Tegen het aanwijzingsbesluit staat bezwaar open (binnen zes weken na publicatie).

 

Inwerkingtreding

Deze beleidsregels treden in werking één dag na bekendmaking.

 

Citeertitel

Deze beleidsregels wordt aangehaald als ‘Beleidsregels: Algemene eisen, richtlijnen en plaatsingsprocedure inzamelmiddelen en –voorzieningen Drechterland 2024.

Aldus vastgesteld bij collegebesluit in de vergadering van 17 september 2024,

de secretaris,

W. van Twuijver

de burgemeester,

P.F. Dijkman

Naar boven