Route gevaarlijk stoffen

De raad van de gemeente Kaag en Braassem;

 

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 20 augustus 2013;

 

gelet op artikel 18 van de Wet vervoer gevaarlijke stoffen (WVGS) ;

 

dat de gemeenteraad bevoegd is om op het grondgebied van haar gemeente, rijks-, provinciale, waterschaps - en gemeentelijke wegen of weggedeelten aanwijzen, waarover routeplichtige gevaarlijke stoffen mogen worden vervoerd;

 

b e s l u i t:

vast te stellenn de 'beleidregels Route gevaarlijke stoffen gemeente Kaag en Braassem 2013’

  • 1.

    vast te stellen de beleidsregel Route Gevaarlijke Stoffen gemeente Kaag en Braassem 2013' waarbij de volgende wegen worden aangewezen: A4, N207, N445, N446;

     

1 Modelontheffing Kaag en Braassem

Op grond van artikel 18 Wet vervoer gevaarlijke stoffen (WVGS) is de gemeenteraad bevoegd om op het grondgebied van haar gemeente, rijks -, provinciale -, waterschaps - en gemeentelijke wegen of weggedeelten aan te wijzen, waarover gevaarlijke stoffen mogen worden vervoerd.

 

Na het aanwijzen van de route gevaarlijke stoffen (RGS), kan het college van burgemeester en wethouders op grond van artikel 22 WVGS ontheffing verlenen voor het noodzakelijke laden en lossen op de overige niet vrijgegeven of aangewezen wegen. Bij lokaal transport dient ontheffing te worden gevraagd aan de gemeente. In de ontheffing kan de nemen route worden aangegeven. Die ontheffing wordt beoordeeld op specifieke risico’s van de gevaarlijke stoffen in relatie met de omgeving en de infrastructuur. Ook kunnen er specifieke voorschriften aan de ontheffing worden gekoppeld.

 

Het hanteren van een modelontheffing biedt duidelijkheid voor de aanvrager en zorgt voor meer begrip bij vervoerders.

 

2 Onderdelen van de modelontheffing

In deze modelontheffing zullen de volgende aspecten behandeld worden:

  • a.

    Ontheffingsaanvraag

  • b.

    Beoordelingsprocedure

  • c.

    Voorschriften

  • d.

    Afgifte van de ontheffing

  • e.

    Publicatie en bekendmaking

  • f.

    Termijn

  • g.

    Leges

     

 

a. Ontheffingsaanvraag

Doorgaand transport van gevaarlijke stoffen dient te allen tijde gebruik te maken van de, ingevolge artikel 18 Wvgs, vastgestelde routes voor routeplichtige stoffen.

 

De totale aantal transporten LPG, propaan, vuurwerk en overige gevaarlijke stoffen brengt door de beperkte bebouwing en de geringe aantal transporten een relatief laag risico met zich mee, waardoor er geen sprake is van een groeps- of plaatsgebonden risico. Tevens is het onmogelijk om een route gevaarlijks stoffen vast te stellen die alle te bevoorraden bedrijven in het buitengebied te voeren langs alle te bevoorraden bedrijven in het buitengebied voert.

 

Voor het bevoorraden van afleveradressen buiten de bebouwde kom wordt er een ontheffing voor een dynamische route verleend. Dit houdt in dat transporteurs die afleveradressen in het buitengebied (voornamelijk LPG en Propaan) moeten bevoorraden, zelf hun route mogen bepalen. Hierbij zijn zij wel verplicht om woonkernen en kwetsbare objecten te vermijden.

 

Voor bestemmingslocaties binnen de bebouwde kommen van de gemeente zijn vervoerders voor het transport van gevaarlijke stoffen die geen deel uitmaken van de routering verplicht om een ontheffing aan te vragen. Om toch de bestemming te kunnen bereiken moeten de vervoerders beschikken over een ontheffing op basis van artikel 22 WVGS.

 

De ontheffing wordt door de vervoerder aangevraagd. De aanvraagformulieren voor een ontheffing zijn op de gemeentelijke website te vinden. De inhoudelijke beoordeling en afgifte van de ontheffing geschiedt door de gemeente. De gemeente maakt onderscheid in tijdelijke en langdurige ontheffingen. Tijdelijke ontheffingen zijn bedoeld voor eenmalige transporten of transporten die alleen in een bepaald seizoen voorkomen (zoals vuurwerk). Langdurige ontheffingen zijn voor regelmatige leveringen bij inrichtingen die het hele jaar door met gevaarlijke stoffen werken (zoals LPG).

 

b. Beoordelingsprocedure

De gemeente beoordeelt de aanvraag vanuit het perspectief infrastructuur en veiligheid. Hierbij wordt gekeken naar de veiligheid van en op de weg. Is de weg breed genoeg?, zitten er scherpe/onveilige bochten en obstakels in de route?, zijn er gevaarlijke kruispunten of gevaarlijke weggedeelten in de route waardoor er een verhoogd risico op ongevallen bestaat?, voldoet de vervoerder aan de as-last en breedte beperkingen?, zijn er werkzaamheden of omleidingen?

 

De ontheffingsaanvraag wordt behandeld door de afdeling Ruimtelijk Ontwikkeling (RO), team vergunningen (medewerker APV). Deze afdeling draagt er zorg voor dat verschillende andere betrokken afdelingen vanuit hun expertise een advies geven over de aanvraag. Tijdens de beoordelingsprocedure dient afstemming gezocht te worden tussen de afdelingen RO, medewerker verkeer en vervoer, Openbare Ruimte (OR), vakspecialist medewerker wegbeheer en Bedrijfsvoering & Middelen (B&M), medewerker openbare orde en veiligheid.

 

De ontheffingsaanvraag en conceptontheffing word ter advies aan de overige adviserende organisaties:

  • *

    Brandweer: vanuit het perspectief fysieke veiligheid (kwetsbare objecten) en rampenbestrijding

    - Zijn er kwetsbare objecten in de nabijheid van de gekozen wegen zoals scholen, verzorgingscentra, openbare gebouwen en evenementen?

    - Zijn er voldoende voorzieningen (bv. bluswatervoorzieningen en aanwezig materieel) om de gevolgen van een eventueel ongeval te bestrijden?

  • *

    Politie Hollands Midden: vanuit het perspectief openbare orde, veiligheid en handhaving

  • *

    Omgevingsdienst Midden Holland: vanuit het perspectief milieu

    - Is de aanvraag in overeenstemming is met de milieuvergunning van de betrokken inrichting?

 

Op basis van de door de verschillende afdelingen en organisaties afgegeven adviezen kunnen de meest veilige alternatieve routes worden gekozen. Bij het verstrijken van de geldigheidsduur bij langdurige ontheffingen zullen de vervoerders opnieuw een ontheffing aan moeten vragen. In dat geval zal door de bovenstaande partijen alleen gekeken worden of er zich wijzigingen en/of ontwikkelingen hebben voorgedaan, die gevolgen hebben voor de ontheffingsroute.

 

c. Voorschriften

Aan de afgegeven ontheffing kunnen specifieke voorschriften worden gekoppeld. Indien nodig kan in de ontheffing gekozen worden om tijdstippen en/of dagen als voorwaarde te benoemen. Voor het grootste gedeelte van de ontheffingen zullen deze voorschriften niet nodig zijn. Dit is alleen nodig indien een afleveradres zich nabij een kwetsbaar object bevindt. Wanneer een pompstation naast een school gelegen is, zal er gekozen worden voor aflevertijdstippen buiten de schooltijden. Ook de wekelijkse markt op vrijdagochtend kan op deze wijze worden uitgesloten. Tijdstip en dag doen een zwaar beroep op de vervoerder en zullen dus alleen in noodzakelijke gevallen gebruikt worden als voorwaarde. Op basis van het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen (Bevi) worden dergelijke voorschriften vaak al genoemd in de milieuvergunning. Het is aan te bevelen de voorschriften die genoemd worden in de milieuvergunning en de ontheffing op elkaar af te stemmen en in beide documenten op te nemen.

  • a.

    Termijn. Geadviseerd wordt om een termijn tussen de 12 maanden en de 36 maanden (3 jaar) aan te houden voor langdurige ontheffingen en drie maanden voor tijdelijke ontheffingen. Door de termijn op een jaar tot drie jaar te stellen kan gekeken worden of er zich relevante ontwikkelingen hebben voorgedaan. Zo kan de afdeling Ruimtelijke ontwikkeling (onderafdeling vergunningen: bestaande uit medewerkers APV en wegbeheerders van de gemeente (verkeer en vervoer, APV en bijzondere wetten) wegwerkzaamheden en omleidingen voor een komende periode wel overzien, maar voor een zeer lange periode vaak nog niet. Wordt er gekozen voor een langere termijn (36 maanden), dan zullen er minder vaak aanvragen binnenkomen. Bovendien beperkt dit het papierwerk voor de vervoerder. Wordt er gekozen voor een kortere termijn (1 jaar), dan zijn de voorschriften in de ontheffing en het inzicht in het transport actueler. De gekozen termijnen zijn mede op basis van ervaringen van gemeenten die al met ontheffingen werken opgesteld. Voor Kaag en Braassem wordt een termijn van 36 maanden aangehouden.

  • b.

    Route. In de ontheffing dient de te volgen route specifiek te worden beschreven. Dit kan door een kaart bij te voegen en de wegen waarlangs gereden moet worden te benoemen.

    Beoordelingsaspecten voor het vinden van een geschikte route zijn:

    * Aansluiting op de hoofdroutering

    * Overschrijdingen van de norm voor het plaatsgebonden risico

    * verschrijdingen van de oriënterende waarde van het groepsrisico

    * Aanwezigheid bebouwing (bebouwde kom)

    * Aanwezigheid kwetsbare objecten

    * Lengte en dwarsprofiel weg

    * Verloop van de weg (bv. bochtig)

    * Risicovolle verkeersknooppunten (bv. kruisingen)

    * Aanwezigheid natuurgebieden

    * Aanwezigheid waterwingebied

    * Planologische ontwikkelingen (worden er kwetsbare objecten/bebouwing voorzien rond de route)

    * Evenementen

    * Zelfredzaamheid burgers

    * Bereikbaarheid hulpdiensten

    * Aanwezigheid bluswater

  • c.

    Tijdstippen. Indien gewenst kan voorgeschreven worden dat de vervoerders van gevaarlijke stoffen alleen binnen bepaalde tijden mogen rijden en laden en lossen.

     

d. Afgifte van de ontheffing

Een ontheffing wordt afgegeven op naam van de aanvrager. Dit is altijd de vervoerder. De vervoerder dient er ook voor te zorgen dat een kopie van de ontheffing aanwezig is in de vrachtwagen. De ontheffing is niet overdraagbaar indien een inrichting voor een andere vervoerder kiest. De nieuwe vervoerder dient dan zelf een ontheffing aan te vragen.

 

De afgegeven ontheffing kan voor één of meerdere afleveradressen gelden. Het is namelijk niet praktisch (en waarschijnlijk ook niet veilig) om een vervoerder eerst terug te laten rijden naar de RGS en dan opnieuw een ontheffingsroute te laten volgen voor het tweede afleveradres.

 

De gemeente stelt de brandweer, politie en de omgevingsdienst op de hoogte van de afgegeven ontheffingen.

 

e. Publicatie en bekendmaking

Een ontheffing van de routering (Art. 22 WVGS) is een beschikking zoals bedoeld in artikel 1.3, lid 2 van de Algemene Wet Bestuursrecht (Awb). Op een beschikking is afdeling 3.4 van de Awb niet van toepassing. Een ontheffing hoeft dus niet ter inzage te worden gelegd. Wel is afdeling 3.6 van de Awb (Bekendmaking en mededeling) van toepassing op een ontheffing. In dit geval kan worden volstaan met artikel 3:41 (bekendmaking van een besluit dat zich richt tot één of meer belanghebbenden geschiedt door toezending aan hen, onder wie begrepen de aanvrager).

 

Concreet betekent dit dat de gemeente de ontheffing bekend moet maken door toezending naar de aanvrager. Daarnaast kan de gemeente ervoor kiezen om de ontheffing bekend te maken in een huis-aan-huisblad, maar dit is niet verplicht.

 

f. Leges

De werkzaamheden die de gemeente moet uitvoeren om ontheffingen te verlenen worden gecompenseerd door de leges. Leges worden geheven conform de legesverordening.

 

 

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Kaag en Braassem, gehouden op 13 november 2013

de griffier,

drs. B.S.M. Sepers

de voorzitter,

mr. K.M. van der Velde-Menting

Bijlage  

 

 

Naar boven