A. Artikel 2.2.3. wordt gewijzigd als volgt:
Onderzoek
De gemeente heeft de taak en opdracht om zorgvuldig onderzoek te doen naar de hulpvraag. Tijdens het onderzoek naar de hulpvraag wordt het volgende onderzocht:
I. wat is de hulpvraag van de cliënt;
II. welke gemeente is verantwoordelijk op grond van het woonplaatsbeginsel;
III. behoort de cliënt tot de doelgroep van de jeugdwet;
IV. welke beperkingen/problematiek ondervindt de cliënt;
V. welke hulp is nodig;
VI. in hoeverre zijn de eigen mogelijkheden en het probleemoplossend vermogen toereikend;
VII. kan de cliënt aanspraak maken op voorliggende voorzieningen;
VIII. kan de cliënt aanspraak maken op algemene voorzieningen;
IX. is er specifieke deskundigheid vereist, in dat geval zal een specifiek deskundig oordeel en advies niet kunnen ontbreken. De gemeente hoeft alleen een voorziening voor jeugdhulp te treffen als dit naar het oordeel van het college noodzakelijk is wegens opgroei- en opvoedingsproblemen, psychische problemen en stoornissen.
In het kader van het onderzoek naar de hulpvraag geldt het uitgangspunt dat de jeugdige wordt gezien en als dat aangewezen is, wordt gesproken. Tijdens het gesprek worden de jeugdige en/of zijn ouder(s) geïnformeerd over de gang van zaken tijdens het onderzoek, hun rechten en plichten (bijvoorbeeld met betrekking tot de privacywetgeving en de verwerking van de persoonsgegevens) en er wordt uitleg gegeven over het vervolg van de procedure. De jeugdige en/of zijn ouder(s) worden geïnformeerd over de manier waarop zij eventueel een aanvraag kunnen doen voor een individuele voorziening. Indien nader onderzoek noodzakelijk is, dan worden zij hierover geïnformeerd.
B.
Artikel 2.2.3.1 tot en met artikel 2.2.3.3 worden nieuw toegevoegd:
Artikel 2.2.3.1 Aandachtspunten tijdens het onderzoek
De jeugdige of zijn ouder(s) kan problemen ondervinden op verschillende leefgebieden. Uitgangspunt bij het onderzoek naar de hulpvraag van de jeugdige en/of ouder(s) is dat gebruik gemaakt wordt van het normenkader van Factum Advies (FAQT-J). Het normenkader ondersteunt bij het in kaart brengen van de aandachtspunten per leefgebied bij de jeugdige en bij het in kaart brengen van wat nodig is om de eigen kracht en het probleemoplossend vermogen van de jeugdige, ouders/opvoeders en het sociaal netwerk te versterken. Het normenkader biedt tevens handvaten bij de afweging wat naar het oordeel van het college nodig is voor de jeugdige en/of ouder(s). Daarnaast bevat het een richtlijn bij het bepalen van de aard en omvang van de in te zetten ondersteuning als uit het onderzoek blijkt dat inzet van een voorziening op het gebied van jeugdhulp noodzakelijk wordt geacht. Het college maakt bij toepassing van FAQT-J gebruik van bijlagen 1, 2 en 3# aandachtspunten resultaatgebieden jeugdige, bijlage 4# aandachtspunten ouderschap, bijlagen 5, 6 en 7# richtlijnen jeugdige, bijlage 8# richtlijn ouderschap, bijlage 9# onderscheid licht, matig en zwaar bij deze beleidsregels.
Artikel 2.2.3.2 Geen optelsom
Het kan zijn dat uit het onderzoek naar de hulpvraag blijkt dat op meerdere leefgebieden te behalen doelstellingen te formuleren zijn waarvoor geen oplossing gevonden kan worden binnen de eigen kracht (eigen mogelijkheden en probleemoplossend vermogen), voorliggende of algemene voorzieningen. Voor wat betreft de omvang van de individuele voorziening voor jeugdhulp is het niet zo dat de ureninschatting per gebied bij elkaar worden opgeteld. Het gaat om maatwerk: het bereiken van de doelstelling is leidend. Zo kan bijvoorbeeld in een bepaalde volgtijdelijkheid worden gewerkt aan de te bereiken doelstellingen omdat naar het oordeel van het college het niet mogelijk wordt geacht om alle leefgebieden tegelijkertijd aan te pakken. Ook kan inzet van hulp op een bepaald leefgebied indirect tot een oplossing van een probleem leiden op een ander leefgebied. Daarnaast kan de te bereiken doelstelling ertoe leiden dat binnen de duur van de indicatie of na een verzoek om verlening van de jeugdhulp wordt afgeschaald naar een lagere intensiteit. Daar waar de individuele situatie dat noodzaakt kan gemotiveerd van de richtlijn worden afgeweken.
Artikel 2.2.3.3 Normaliseren
In het onderzoek naar de hulpvraag staat centraal wat de oorzaak achter de vraag van de jeugdige/ouder(s) is. Het uitgangspunt is om zo veel als mogelijk te normaliseren. Dit wil zeggen dat gekeken wordt welke hulpvragen en problemen in het algemeen beschouwd kunnen worden als horende bij de ontwikkeling van de jeugdige gelet op de ontwikkelingsfase waarin deze zich bevindt. Voor normaliseren geldt:
• Kwetsbaarheid, problemen en tegenslagen horen bij het leven. Jeugdhulp is bedoeld voor hulpvragen die de oorzaak hebben in gedrags- of opvoedproblematiek, psychische problemen of stoornissen en die niet behoren tot de ontwikkelingsfase waarin de jeugdige zich bevindt. Kinderen opvoeden kost tijd en energie. Dat geldt voor alle kinderen en daarbij verschilt het per kind hoeveel tijd en energie dit kost.
• Het is normaal dat kinderen soms lastig en afwijkend gedrag vertonen.
• Het uitgangspunt is door het versterken van opvoedvaardigheden en de kennis over opvoeden de acceptatie van de jeugdhulpvraag of beperking door ouders te vergroten.
• Er wordt rekening gehouden met de context. Dit betekent dat het gezinssysteem onderdeel is van de beoordeling van de hulpvraag en er naar de omgeving van de ouders en jeugdige wordt gekeken.
• Als het gaat om de inzet van een individuele voorziening gelden de volgende uitgangspunten rondom normaliseren:
o Ouders hebben een eigen verantwoordelijkheid voor een doeltreffende inzet van voorzieningen die bijdragen aan een positieve ontwikkeling van kinderen (medewerkingsplicht). Dit geldt ook voor kinderen met een jeugdhulpvraag.
o De Jeugdwet is bedoeld om de ontwikkeling van kinderen te bevorderen waar deze in gevaar komt en niet voor de bevordering van de algemene ontwikkeling die elke jeugdige doormaakt. Dit kan betekenen dat we naast jeugdhulp direct gericht op het kind hieraan de voorwaarde stellen dat ouders meewerken aan interventies of een traject gericht op het versterken van de eigen mogelijkheden en het probleemoplossend vermogen.
C. Artikel 3.2 wordt gewijzigd als volgt:
Eigen mogelijkheden en probleemoplossend vermogen.
Het college hoeft geen jeugdhulp te verstrekken als de eigen mogelijkheden en het probleemoplossend vermogen van de jeugdige en/of zijn ouder(s) naar oordeel van het college toereikend zijn. Hulp van personen uit het sociaal netwerk valt daar ook onder. De Jeugdwet wordt gevormd door een stelsel met als uiteindelijk doel de eigen kracht van de jongere en van het zorgend en probleemoplossend vermogen van diens gezin en sociale omgeving te versterken (TK 2012/13, 33 684, nr. 3, p. 2). Hierbij past een actieve rol van de ouders en het kind om in eerste instantie te trachten de op hun weg komende problemen zelf of met behulp van hun eigen netwerk op lossen (TK 2012/13, 33 684, nr. 3, p. 136). Deze uitgangspunten zijn (ook) in artikel 2.1 van de wet verankerd; de verantwoordelijkheid voor het gezond en veilig opgroeien van jeugdigen ligt allereerst bij de ouders en de jeugdige zelf en er moet worden uitgegaan van de eigen kracht van de jeugdige, zijn ouder(s) en het sociale netwerk .
De wet schrijft niet voor wat nu precies onder de eigen mogelijkheden en het probleemoplossend vermogen kan vallen. De invulling die het college daaraan geeft, moet vallen binnen een redelijke wetsuitleg. Daartoe dienen deze beleidsregels. Komt het college tot het oordeel dat de eigen mogelijkheden en het probleemoplossend vermogen van de jeugdige en/of zijn ouder(s) (deels) toereikend zijn, dan kan een aanvraag om jeugdhulp geheel of gedeeltelijk worden afgewezen (CRVB:2019:2362 en vergelijk ook CRVB:2019:2815 ).
Wanneer het vermogen om zelf oplossingen te bedenken voor de eigen problemen (eigen kracht) ontoereikend is, wordt beoordeeld of en hoe dit vermogen om zelf oplossingen te bedenken voor de ondervonden problemen door de cliënt vergroot kan worden. Bij het aanspreken van de eigen kracht moet dan ook meer gedacht worden aan het versterken of aanleren van de vaardigheden dan aan iets materieels. Bij het op eigen kracht kunnen realiseren van een oplossing wordt niet gekeken naar de financiële positie van de jeugdige en/of zijn ouder(s ).
Eigen mogelijkheden
Het begrip eigen mogelijkheden kan letterlijk worden opgevat. Dat wil zeggen: het feitelijk in staat zijn tot. Zo kan tijdens het onderzoek naar de behoefte aan jeugdhulp blijken dat ouder(s) zelf al maatregelen hebben getroffen of kunnen treffen om de hulp, zorg en/of ondersteuning te kunnen bieden aan de jeugdige. Denk bijvoorbeeld aan het (gedeeltelijk) opzeggen van een baan. Dat de hulp, zorg en/of ondersteuning van de jeugdige meer is dan normaal bij kinderen van eenzelfde leeftijd en/of ontwikkelingsniveau maakt dat niet anders.
Herkennen én erkennen
Het probleemoplossend vermogen kan als het vermogen worden aangemerkt om te herkennen én erkennen (begrijpen) dat er problemen bestaan om vervolgens te kunnen komen tot het treffen van maatregelen om deze problemen op te lossen .
Vaardigheden
Probleemoplossend vermogen vraagt ook om vaardigheden. Daaronder kunnen ook capaciteiten worden verstaan. Denk bijvoorbeeld aan: het kunnen signaleren en analyseren en oplossingsgericht kunnen denken en handelen. Het niet of onvoldoende beschikken over vaardigheden en/of capaciteiten van de ouders heeft vooral betrekking op jeugdhulp in de vorm van opvoedondersteuning. Deze vorm van hulp kan ook binnen een algemene voorziening worden vormgegeven.
D. Artikel 3.2.1 wordt geschrapt, hiervoor komt een nieuw artikel in de plaats:
Artikel 3.2.1 Afwegingskader
Voor de beoordeling van eigen kracht moeten alle feiten en omstandigheden worden meegenomen.
De gemeente onderzoekt bij de beoordeling of er sprake is van eigen mogelijkheden en probleemoplossend vermogen om de noodzakelijke hulp voor het kind te bieden, de volgende factoren:
1. Is de ouder (eventueel met hulp uit het sociaal netwerk) in staat de noodzakelijke hulp te bieden?
2. Is de ouder (eventueel met hulp uit het sociaal netwerk) beschikbaar om de noodzakelijke hulp te bieden?
3. Levert het bieden van de hulp door de ouder geen overbelasting op?
4. Blijft de ouder (eventueel met hulp uit het sociaal netwerk) de hulp bieden en zo ja, komt de ouder daardoor niet in de problemen?
Als uit onderzoek blijkt dat de ouder(s) (eventueel met hulp uit het sociaal netwerk) de benodigde hulp kunnen bieden zonder dat dit tot problemen leidt op één van deze terreinen, dan is er sprake van voldoende eigen kracht. In elke individuele situatie wordt een zorgvuldige afweging gemaakt op basis van het onderzoek gebaseerd op de hulpvraag waarbij rekening wordt gehouden met de specifieke omstandigheden van de jeugdige en/of zijn ouders.
E. Artikel 3.2.2 wordt gewijzigd als volgt (het oorspronkelijke artikel 3.2.2 wordt vervangen door artikel 3.2.5):
Artikel 3.2.2 Zorg van ouders voor kinderen
Ouders hebben naast het recht ook een plicht om hun minderjarig kind te verzorgen en op te voeden (art. 1:247 van het Burgerlijk Wetboek). Daaronder wordt mede verstaan de zorg en de verantwoordelijkheid voor het geestelijk en lichamelijk welzijn en de veiligheid van het kind alsmede het bevorderen van de ontwikkeling van zijn persoonlijkheid. De zorgplicht van ouder(s) strekt zich in ieder geval uit over: verzorging, begeleiding en opvoeding die een ouder(s) normaal gesproken geeft aan het kind. Dat betekent ook dat als één van de ouders uitvalt, de andere ouder dat overneemt.
In het geval ouders gescheiden zijn, wordt ook rekening gehouden met de ouder waar de jeugdige niet woonachtig is.
Verder behoren ouders hun kinderen een passend leefklimaat te bieden in een beschermende woonomgeving. De zorgplicht van ouders voor kinderen draagt bij aan het gezond en veilig kunnen opgroeien, het groeien naar zelfstandigheid en het voldoende zelfredzaam zijn (worden) en maatschappelijk kunnen participeren.
Werkende ouder(s)
Ook werkende ouders zijn verantwoordelijk voor de hulp, zorg en/of ondersteuning van hun kinderen, ook als vanwege het werk gebruik wordt gemaakt van (naschoolse) kinderopvang. Reguliere naschoolse opvang die nodig is alleen omdat de ouder(s) niet beschikbaar zijn, kan in ieder geval niet als jeugdhulp worden gekwalificeerd.
Gescheiden ouders
Ook in de situatie dat ouder(s) gescheiden zijn, wordt onderzoek gedaan naar de vraag of de ouder (waar de jeugdige niet woonachtig is) hulp, zorg en/of ondersteuning redelijkerwijs kan bieden. De andere ouder van de jeugdige kan immers tot het sociaal netwerk worden gerekend. Is er sprake van co-ouderschap, dan geldt het uitgangspunt dat van hen wordt verwacht dat zij samen de hulp, zorg en/of ondersteuning bieden. Immers, bij co-ouderschap verdelen ouders feitelijk de zorg voor het kind; zij vallen beiden onder het sociaal netwerk (de huiselijke kring) en behouden de zorg- en opvoedplicht voor hun kind.
Beschikbaarheid
Voor zover het ontbreken van eigen mogelijkheden en probleemoplossend vermogen wordt veroorzaakt door maatschappelijke activiteiten of een vorm van werk, gaat in beginsel het verlenen van zorg aan het kind, en daarmee de zorgplicht voor ouders jegens het kind, voor op het uitvoeren van maatschappelijke activiteiten of een vorm van werk.
Capaciteiten van de ouder(s)
Voor de beantwoording van de vraag of de eigen mogelijkheden en het probleemoplossend vermogen van de ouder(s) toereikend zijn geldt het volgende. Het college beoordeelt dat aan de hand van de opgroei- en opvoedingsproblemen, psychische problemen en stoornissen van de jeugdige en welke problemen ouders ondervinden met betrekking tot de zogeheten zorgplicht.
Probleemoplossend vermogen vraagt ook om vaardigheden. Daaronder kunnen ook capaciteiten worden verstaan.
Ook kan het mogelijk zijn dat ouders vanwege eigen problematiek, bijvoorbeeld verslaving of live events (tijdelijk) niet over eigen mogelijkheden of probleemoplossend vermogen beschikken. Verwacht wordt dat ouder(s) de op hun weg trachtende mogelijkheden benutten om de eigen mogelijkheden of probleemoplossend vermogen duurzaam te versterken zodat een beroep op een individuele voorziening vanuit de Jeugdwet niet noodzakelijk is. Hierbij kan naast de eigen inspanningen van ouders(s) ook gedacht worden aan een beroep op voorliggende voorziening zoals de Zorgverzekeringswet, Wet langdurige Zorg, Wet maatschappelijke ondersteuning 2015, Wet passend Onderwijs, een beroep op het sociaal netwerk of algemene voorzieningen. Ouders kunnen in dit kader gevraagd worden om een plan van aanpak op te stellen waarin zij aangeven hoe zij hun eigen mogelijkheden en probleemoplossend vermogen duurzaam kunnen versterken waardoor zij (weer) in staat zijn zelf de (dagelijkse) hulp, zorg en/of ondersteuning te bieden aan het kind.
Artikel 3.2.3 wordt nieuw toegevoegd:
Artikel 3.2.3 (Dreigende) overbelasting van ouder(s)/verzorger(s)
Overbelasting wijst op een verstoring van het evenwicht tussen draagkracht en draaglast waardoor fysieke en/of psychische klachten ontstaan. Soms is het direct duidelijk dat de ouder(s) overbelast is of dreigt te raken, maar soms ook niet. Niet alleen de omvang van de planbare hulp, zorg en/of ondersteuning maar ook de noodzaak tot het aanwezig zijn om die te bieden, kan van invloed zijn op de belastbaarheid van de ouder(s). Met andere woorden: het uitvoeren van enkele taken op vooraf gezette (gebruikelijke) momenten kan minder belastend zijn dan het uitvoeren van dezelfde taken waarbij veel (continu) toezicht en alertheid van de ouder(s) wordt verwacht.
Aannemelijk maken (dreigende) overbelasting
Een beroep op (dreigende) overbelasting moet door de ouder(s) aannemelijk worden gemaakt en zonodig nader worden onderbouwd. Is dat door de ouder(s) aannemelijk gemaakt, dan rust de plicht op de gemeente om daar verder onderzoek naar te doen. Daarvoor zal de specifieke situatie van de ouder(s), bijvoorbeeld de fysieke en mentale gezondheidstoestand, in kaart worden gebracht. De ouder(s) is desgevraagd verplicht zijn medewerking te verlenen aan dat onderzoek. Weigert de ouder(s) dit, dan kan de gemeente de noodzaak voor het verstrekken van jeugdhulp niet inhoudelijk beoordelen. Is de (dreigende) overbelasting vastgesteld én kan van de ouder(s) niet worden verwacht deze op te heffen, dan zijn de eigen mogelijkheden ontoereikend. Indien uit het onderzoek naar de noodzaak van jeugdhulp blijkt dat inzet van jeugdhulp noodzakelijk wordt geacht, dan geldt hierbij het uitgangspunt dat:
• De inzet van jeugdhulp bij (dreigende) overbelasting altijd tijdelijk is met het doel om de (dreigende)overbelasting duurzaam op te heffen. Van ouder(s) wordt verwacht dat zij een plan van aanpak opstellen om de (dreigende) overbelasting op te lossen en dat zij in de tijd dat jeugdhulp wordt gegeven werken aan dit plan van aanpak.
• De inzet van jeugdhulp bij (dreigende) overbelasting gericht is op een duurzame oplossing, dat wil zeggen dat de hulp gericht is op het gezinssysteem in gezamenlijke verantwoordelijkheid tot het verkrijgen van voldoende probleemoplossend vermogen en eigen kracht. In beginsel wordt daarom de jeugdhulp ingezet in de thuissituatie;
• Voor de inzet van jeugdhulp bij (dreigende) overbelasting een verband moet zijn tussen de (dreigende) overbelasting en de zorg die geboden wordt en noodzakelijk wordt geacht in het kader van de Jeugdwet. Bij overbelasting met een andere oordzaak dan de zorg aan het kind dient de oorzaak van deze overbelasting opgelost te worden.
• Wanneer de geldigheidsduur van de indicatie voor een individuele voorziening is verlopen en een herindicatie wordt aangevraagd, zal onderzocht worden of en welke inspanningen zijn verricht om de overbelasting terug te dringen. Hierbij geldt het uitgangspunt van de Jeugdwet dat van ouders een actieve rol verwacht wordt om in eerste instantie te trachten de op hun weg komende problemen (waaronder (dreigende) overbelasting) zelf of met behulp van hun eigen netwerk of andere mogelijkheden op te lossen.
Persoonsgebonden budget
Als de ouder(s) en/of de jeugdige een pgb wensen en er wordt voldaan aan de voorwaarden, dan is het niet toegestaan om dat pgb te besteden aan de (dreigende) overbelaste ouder. Dit verhoudt zich namelijk niet tot het uitgangspunt van de eigen mogelijkheden en het probleemoplossend vermogen.
Daarnaast kan bij (dreigende) overbelasting ook niet meer worden gesproken van aantoonbaar betere en effectievere ondersteuning voor het kind dan jeugdhulp in natura.
F. Artikel 3.2.4 wordt nieuw toegevoegd:
Artikel 3.2.4 (intieme) persoonlijke verzorging jeugdige vanaf 12 jaar
Wanneer de jeugdige van 12 jaar of ouder geen (intieme) persoonlijke verzorging (meer) wil ontvangen van de ouder(s), terwijl de ouder(s) daartoe wel in staat is en deze vorm van jeugdhulp noodzakelijk wordt geacht, dan wordt daarin geen bijdrage van de ouder(s) verwacht. Dat vloeit mede voort uit de Wet Geneeskundige Behandelovereenkomst (WBGO) op grond waarvan kinderen vanaf 12 jaar een eigen beslissingsbevoegdheid hebben wat betreft hun lichamelijke integriteit. Het college heeft bij deze vorm van zorg oog voor een mogelijke aanspraak op intensieve kindzorg op grond van de Zorgverzekeringswet of toegang tot de Wet langdurige zorg.
G. Artikel 3.2.5 vervangt het oorspronkelijke artikel 3.2.2 en wordt gewijzigd als volgt:
Artikel 3.2.5 Aanvullende verzekering
Soms blijken ouders van de jeugdige aanvullend verzekerd te zijn voor de jeugdhulp die de gemeente, nadat onderzoek is verricht, noodzakelijk acht. In dat geval wordt van de jeugdige en/of zijn ouder(s) verwacht dat ze die aanvullende verzekering aanspreken. Het college hoeft namelijk geen voorziening voor jeugdhulp te treffen als de jeugdige of zijn ouders in staat zijn zelf de problemen op te lossen (zie artikel 2.3 lid 1 Jeugdwet). Indien ouders van de jeugdige niet beschikken over een aanvullende verzekering en inzet van jeugdhulp in het kader van de Jeugdwet wordt noodzakelijk geacht, dan is de gemeente verantwoordelijk voor het inzetten van de individuele voorziening. Als vaststaat dat de hulp noodzakelijk is en meer behandelingen nodig zijn of slechts een gedeelte wordt vergoed vanuit de aanvullende verzekering, dan treft het college hiervoor in het kader van de Jeugdwet aanvullend een voorziening indien dit naar het oordeel van het college noodzakelijk wordt geacht.
Bijlagen
Bijlage 1 Aandachtspunten resultaatgebied 0 - 4 jaar
KIND GERELATEERD
PERSOONLIJK FUNCTIONEREN
|
Problematiek
|
|
nee
|
licht
|
matig
|
zwaar
|
Emotieregulatie (overspoelen, uitbarsten, driftbuien)
|
|
|
|
|
Huilen
|
|
|
|
|
Onzeker/angsten
|
|
|
|
|
Dwars/koppig
|
|
|
|
|
Gooien
|
|
|
|
|
Schelden, vieze woorden gebruiken
|
|
|
|
|
Slaan, schoppen, bijten
|
|
|
|
|
Zelfbeschadigend gedrag
|
|
|
|
|
Dwanghandelingen (herhaling van gedragingen)
|
|
|
|
|
SOCIAAL FUNCTIONEREN
|
Problematiek
|
|
nee
|
licht
|
matig
|
zwaar
|
Hechting
|
|
|
|
|
Omgang met ouder
|
|
|
|
|
Omgang met ander (broer/zus/e.d.)
|
|
|
|
|
Samen spelen met volwassenen
|
|
|
|
|
Samen spelen met leeftijdgenootjes
|
|
|
|
|
GEZONDHEID EN ZELFZORG
|
Problematiek
|
|
nee
|
licht
|
matig
|
zwaar
|
Eten (gevarieerd)
|
|
|
|
|
Wassen (incl. tanden poetsen)
|
|
|
|
|
Aankleden
|
|
|
|
|
Toilet (zindelijk, bedplassen, broekpoepen)
|
|
|
|
|
Slapen (inslapen, doorslapen, wakker worden, dag-nachtritme)
|
|
|
|
|
DAGINVULLING
(spel)
|
Problematiek
|
|
nee
|
licht
|
matig
|
zwaar
|
Algemene ontwikkeling (sorteren, herkennen, benoemen)
|
|
|
|
|
Grof motorische activiteiten (bal gooien, voetballen, fietsen,
|
|
|
|
|
Fijn motorische activiteiten (schrijven, knippen)
|
|
|
|
|
Visio-motorische activiteiten (puzzelen, rijgen, bouwen)
|
|
|
|
|
Creatieve activiteiten (knutselen, tekenen, kleien, zingen)
|
|
|
|
|
Bewegen en sporten
|
|
|
|
|
Bijlage 2 Aandachtspunten resultaatgebied 4 – 12
jaar
KIND GERELATEERD
PERSOONLIJK FUNCTIONEREN
|
Problematiek
|
|
nee
|
licht
|
matig
|
zwaar
|
Zelfbeeld
|
|
|
|
|
Zelfinzicht/zelfreflectie
|
|
|
|
|
Omgaan met veranderingen
|
|
|
|
|
Begrijpen consequenties (korte termijn)
|
|
|
|
|
Keuzes maken
|
|
|
|
|
Grenzen aangeven
|
|
|
|
|
Impulsiviteit (sociale regels, geen risico zien)
|
|
|
|
|
Taakinitiatie (andere dingen doen i.p.v. aan de slag)
|
|
|
|
|
Emotieregulatie (overspoelen, uitbarsten, driftbuien)
|
|
|
|
|
Angsten (incl. spanning, zenuwen, nerveus, bang)
|
|
|
|
|
Stemmingsproblemen (somber, wisselingen, uitbundig)
|
|
|
|
|
Teruggetrokken/ eenzaam/ verdrietig
|
|
|
|
|
Luidruchtig opstandig
|
|
|
|
|
Ongehoorzaam
|
|
|
|
|
Pesten
|
|
|
|
|
Agressie verbaal/fysiek (dreigen, vloeken, anderen pijn doen)
|
|
|
|
|
Zelfbeschadigend gedrag
|
|
|
|
|
Dwanghandelingen (herhaling van gedragingen)
|
|
|
|
|
SOCIAAL FUNCTIONEREN
|
Problematiek
|
|
nee
|
licht
|
matig
|
zwaar
|
Functioneren binnen gezin/familie
|
|
|
|
|
Vrienden maken
|
|
|
|
|
Vriendschappen behouden
|
|
|
|
|
Beste vriend/vriendin
|
|
|
|
|
Vriendengroep
|
|
|
|
|
Verkering
|
|
|
|
|
Grenzen aangeven bij de ander
|
|
|
|
|
Inleven in de ander
|
|
|
|
|
Beïnvloedbaar
|
|
|
|
|
GEZONDHEID EN ZELFZORG
(BASALE ADL)
|
Problematiek
|
|
nee
|
licht
|
matig
|
zwaar
|
Eten (verantwoord, bereiden)
|
|
|
|
|
Wassen (verzorgd uiterlijk)
|
|
|
|
|
Aankleden (schone kleding)
|
|
|
|
|
Toilet (zindelijk, bedplassen, broekpoepen)
|
|
|
|
|
Slapen (inslapen, doorslapen, wakker worden, dag-nachtritme)
|
|
|
|
|
Klusjes in huis (afwassen, kamer opruimen)
|
|
|
|
|
Omgaan met geld (schulden)
|
|
|
|
|
Seksuele gezondheid
|
|
|
|
|
VERPLAATSEN EN VERVOER
|
Problematiek
|
|
nee
|
licht
|
matig
|
zwaar
|
Aanleren vaardigheden
|
|
|
|
|
Verkeersinzicht
|
|
|
|
|
Deelname verkeer (zelfstandig)
|
|
|
|
|
Gebruik maken van OV
|
|
|
|
|
SCHOOL
|
Problematiek
|
|
nee
|
licht
|
matig
|
zwaar
|
Aanwezigheid
|
|
|
|
|
Op tijd komen
|
|
|
|
|
Voorbereiding/huiswerk
|
|
|
|
|
Leerstrategieën
|
|
|
|
|
Voldoende resultaten leervakken en overige vakken
|
|
|
|
|
Accepteren met autoriteit
|
|
|
|
|
VRIJE TIJD
|
Problematiek
|
|
nee
|
licht
|
matig
|
zwaar
|
Sporten
|
|
|
|
|
Zwemmen
|
|
|
|
|
Hobby’s
|
|
|
|
|
Buurt
|
|
|
|
|
Religie
|
|
|
|
|
Interesse in nieuws
|
|
|
|
|
JUSTITIE
|
Problematiek
|
|
nee
|
licht
|
matig
|
zwaar
|
Stelen
|
|
|
|
|
Vandalisme
|
|
|
|
|
Drugs
|
|
|
|
|
Geweld
|
|
|
|
|
HALT
|
|
|
|
|
Leerplicht
|
|
|
|
|
VERSLAVING
|
Problematiek
|
|
nee
|
licht
|
matig
|
zwaar
|
Roken
|
|
|
|
|
Alcohol
|
|
|
|
|
Soft-drugs
|
|
|
|
|
Hard-drugs
|
|
|
|
|
Gamen
|
|
|
|
|
Telefoongebruik/social media
|
|
|
|
|
Anders
|
|
|
|
|
Bijlage 3 Aandachtspunten resultaatgebied 12 – 18 jaar
KIND GERELATEERD
PERSOONLIJK FUNCTIONEREN
|
Problematiek
|
|
nee
|
licht
|
matig
|
zwaar
|
Zelfbeeld
|
|
|
|
|
Zelfinzicht/zelfreflectie
|
|
|
|
|
Omgaan met veranderingen
|
|
|
|
|
Begrijpen consequenties (korte lange termijn)
|
|
|
|
|
Keuzes maken
|
|
|
|
|
Grenzen aangeven
|
|
|
|
|
Impulsiviteit (sociale regels, geen risico zien)
|
|
|
|
|
Taakinitiatie (andere dingen doen i.p.v. aan de slag)
|
|
|
|
|
Emotieregulatie (overspoelen, uitbarsten, driftbuien)
|
|
|
|
|
Angsten (incl. spanning, zenuwen, nerveus, bang)
|
|
|
|
|
Stemmingsproblemen (somber, wisselingen, uitbundig)
|
|
|
|
|
Teruggetrokken/eenzaam/verdrietig
|
|
|
|
|
Luidruchtig opstandig
|
|
|
|
|
Ongehoorzaam
|
|
|
|
|
Pesten
|
|
|
|
|
Agressie verbaal/fysiek (dreigen, vloeken, vechten)
|
|
|
|
|
Zelfbeschadigend gedrag
|
|
|
|
|
Dwanghandelingen (herhaling van gedragingen)
|
|
|
|
|
SOCIAAL FUNCTIONEREN
|
Problematiek
|
|
nee
|
licht
|
matig
|
zwaar
|
Functioneren binnen gezin/familie
|
|
|
|
|
Vrienden maken
|
|
|
|
|
Vriendschappen behouden
|
|
|
|
|
Beste vriend/vriendin
|
|
|
|
|
Vriendengroep
|
|
|
|
|
Verkering
|
|
|
|
|
Grenzen aangeven bij de ander
|
|
|
|
|
Inleven in de ander
|
|
|
|
|
Beïnvloedbaar
|
|
|
|
|
GEZONDHEID EN ZELFZORG
(BASALE ADL)
|
|
|
Problematiek
|
|
nee
|
|
|
licht
|
matig
|
zwaar
|
Eten (verantwoord, bereiden)
|
|
|
|
|
|
|
Wassen (verzorgd uiterlijk, geur)
|
|
|
|
|
|
|
Aankleden (schone kleding)
|
|
|
|
|
|
|
Toilet (zindelijk, bedplassen)
|
|
|
|
|
|
|
Slapen (in- doorslapen, wakker worden, dag-nachtritme)
|
|
|
|
|
|
|
Voldoende beweging
|
|
|
|
|
|
|
Voorkomen van ziekten
|
|
|
|
|
|
|
Omgaan met geld (schulden)
|
|
|
|
|
|
|
Seksuele gezondheid (incl. veilig vrijen)
|
|
|
|
|
|
|
Zelfstandigheid
|
|
|
|
|
|
|
VERPLAATSEN EN VERVOER
|
Problematiek
|
|
nee
|
licht
|
matig
|
zwaar
|
Aanleren vaardigheden
|
|
|
|
|
Verkeersinzicht
|
|
|
|
|
Deelname verkeer (zelfstandig)
|
|
|
|
|
Gebruik maken van OV
|
|
|
|
|
SCHOOL/DAGBESTEDING
|
Problematiek
|
|
Nee
|
licht
|
matig
|
zwaar
|
Aanwezigheid
|
|
|
|
|
Op tijd komen (o.a. reizen naar school)
|
|
|
|
|
Voorbereiding/ huiswerk
|
|
|
|
|
Leerstrategieën
|
|
|
|
|
School passend bij interesse
|
|
|
|
|
Voldoende resultaten leervakken en overige vakken
|
|
|
|
|
Accepteren autoriteit
|
|
|
|
|
Maken van keuzes voor de toekomst
|
|
|
|
|
VRIJE TIJD
|
Problematiek
|
|
nee
|
licht
|
matig
|
zwaar
|
Kan alleen thuis zijn
|
|
|
|
|
Opvang geregeld
|
|
|
|
|
Structuur/invulling
|
|
|
|
|
Sport
|
|
|
|
|
Hobby’s
|
|
|
|
|
Interesse (o.a. nieuws)
|
|
|
|
|
Zwemmen
|
|
|
|
|
Religie
|
|
|
|
|
JUSTITIE
|
Problematiek
|
|
nee
|
licht
|
matig
|
zwaar
|
HALT
|
|
|
|
|
Leerplicht
|
|
|
|
|
Stelen
|
|
|
|
|
Vandalisme
|
|
|
|
|
Geweld
|
|
|
|
|
Oplichting
|
|
|
|
|
Taakstraf
|
|
|
|
|
Jeugdreclassering
|
|
|
|
|
Boetes
|
|
|
|
|
Schulden
|
|
|
|
|
VERSLAVING
|
Problematiek
|
|
nee
|
licht
|
matig
|
zwaar
|
Roken
|
|
|
|
|
Alcohol
|
|
|
|
|
Softdrugs
|
|
|
|
|
Harddrugs (incl. Anabolen)
|
|
|
|
|
Gamen
|
|
|
|
|
Anders
|
|
|
|
|
Bijlage 4 Aandachtspunten ouderschap
LICHAMELIJKE VERZORGING
|
Problematiek
|
|
nee
|
licht
|
matig
|
zwaar
|
Veiligheid
|
|
|
|
|
Hygiëne
|
|
|
|
|
Primaire levensbehoeften
|
|
|
|
|
Op tijd naar (medische) hulpverlening
|
|
|
|
|
Gezond weekmenu
|
|
|
|
|
Voldoende beweging
|
|
|
|
|
SOCIAAL-EMOTIONELE ONDERSTEUNING
|
Problematiek
|
|
nee
|
licht
|
matig
|
zwaar
|
Betrouwbaar
|
|
|
|
|
Beschikbaar (emotioneel)
|
|
|
|
|
Betrokkenheid ouders
|
|
|
|
|
Structuur
|
|
|
|
|
Regels
|
|
|
|
|
Stimulatie
|
|
|
|
|
SCHOOL EN WERK
|
Problematiek
|
|
nee
|
licht
|
matig
|
zwaar
|
Schoolkeuze
|
|
|
|
|
Ingeschreven
|
|
|
|
|
Vervoer
|
|
|
|
|
Mogelijkheid huiswerk maken/werk voorbereiden
|
|
|
|
|
Toekomstperspectief
|
|
|
|
|
Stimulatie/steun
|
|
|
|
|
OPVANG
|
Problematiek
|
|
nee
|
licht
|
matig
|
zwaar
|
Beschikbaarheid (zelf of derden)
|
|
|
|
|
Veiligheid woning en omgeving
|
|
|
|
|
Hygiëne (schoon en leefbaar)
|
|
|
|
|
Overlast
|
|
|
|
|
Dreigende uithuiszetting
|
|
|
|
|
Bijlage 5 Richtlijn 0 - 4 jaar
RESULTAATGEBIED
|
LICHT
|
MATIG
|
ZWAAR
|
PERSOONLIJK FUNCTIONEREN (gedrag)
- 1.
Impulscontrole en zelfregulatie
- 2.
- 3.
|
Het kind heeft opvallende mondgewoonten of rituelen. Het kind heeft beperkte controle over het eigen gedrag. Het kind heeft soms moeite om zich te exploreren.
Het heeft moeite tot het aangeven, bewaken of naleven van (inter)persoonlijke grenzen en keuzes.
|
Het kind heeft interfererende mondgewoonten of rituelen. Het kind heeft weinig controle over het eigen gedrag. Het kind heeft een beperkte mate van exploratie.
Het is beperkt tot het aangeven, bewaken of naleven van (inter)persoonlijke grenzen en keuzes.
|
Het kind beschadigt zichzelf en/of anderen en is niet in staat zichzelf hierin te reguleren. Het kind heeft problematische mondgewoonten of rituelen. Het kind heeft weinig tot geen controle over het eigen gedrag. Het kind exploreert niet. Het is niet in staat tot het aangeven, bewaken of naleven van (inter)persoonlijke grenzen en keuzes.
|
|
Een keer per week
30 tot 60 min per keer
< 3 maanden
|
Een tot twee keer per week
30 tot 60 min per keer
3 – 6 maanden
|
Twee of meer keer per week
30 tot 60 min per keer
> 6 maanden
|
SOCIAAL FUNCTIONEREN
- 1.
- 2.
Functioneren binnen gezin/familie
- 3.
Binnen groep van leeftijdsgenootjes
|
Het kind is beperkt in staat hulp te vragen wanneer het vastloopt. Er is sprake van een verminderde belangstelling of een atypische- of onsuccesvolle manier van sociaal contact.
|
Het kind is niet in staat uit zichzelf hulp te vragen. Er is sprake van weinig belangstelling of een atypische- of onsuccesvolle manier van sociaal contact.
|
Het kind kan niet om hulp vragen.
Het kind heeft geen belangstelling of een atypische- of onsuccesvolle manier van sociaal contact.
|
|
Een keer per week
30 tot 60 min per keer
< 3 maanden
|
Een tot twee keer per week
45 tot 60 min per keer
3 – 6 maanden
|
Twee of meer keer per week
45 tot 60 min per keer
> 6 maanden
|
GEZONDHEID EN ZELFZORG
(basale ADL)
|
Het kind heeft moeite op het gebied van (het meewerken aan of accepteren van) zelfzorg en heeft hierbij aansturing en/of motivatie nodig. Het kind wil niet altijd drinken, eten of slapen. Het kind houdt af en toe de plas of de ontlasting op of heeft incidenteel ongelukjes terwijl het eerst wel zindelijk was.
|
Het kind heeft lichte moeilijkheden op het gebied van (het meewerken aan of accepteren van) zelfzorg en heeft hierbij hulp nodig. Het eet-, drink- of slaappatroon van het kind is verstoord of er is sprake van atypische voorkeuren. Het kind houdt regelmatig de plas of de ontlasting op of heeft regelmatig ongelukjes terwijl het eerst wel zindelijk was.
|
Het kind heeft ernstige moeilijkheden op het gebied van (het meewerken aan of accepteren van) zelfzorg en dit moet volledig worden overgenomen. Er zijn ernstige moeilijkheden op het gebied van drinken, eten of slapen. Het kind heeft geen controle over plassen en/of poepen.
|
|
Een keer per week
30 tot 45 min per keer
< 3 maanden
|
Een tot twee keer per week
45 tot 60 min per keer
3 – 6 maanden
|
Twee of meer keer per week
45 tot 60 min per keer
> 6 maanden
|
RESULTAATGEBIED
|
LICHT
|
MATIG
|
ZWAAR
|
DAGINVULLING (spel)
- 1.
- 2.
- 3.
Visio-motorische activiteiten
- 4.
- 5.
|
Het kind heeft op een van de ontwikkelingsgebieden ondersteuning nodig om aan de leeftijd gerelateerde verwachtingen te kunnen voldoen. Mogelijk gaat dit gepaard met problemen in de motivatie of participatie van het kind op dit specifieke gebied.
|
Het kind blijft op meerdere ontwikkelingsgebieden achter in vergelijking met leeftijdsgenoten. Het kind heeft veelal behoefte aan (individuele) ondersteuning, duidelijke afspraken, opdrachten en structuur. Regelmatig gaat dit gepaard met verminderde motivatie of participatie. Soms heeft het kind meerdere rustmomenten nodig.
|
Het vermogen van het kind om aan de leeftijd gerelateerde verwachtingen te voldoen is zeer beperkt. Het kind functioneert niet zonder structuur en duidelijke, korte, opdrachten. De problemen zijn van dien aard, dat het kind ook met (individuele) ondersteuning niet mee kan komen met de aangeboden ontwikkelings-activiteiten. Het kind heeft regelmatig rustmomenten nodig.
|
|
Een keer per week
30 tot 45 min per keer
< 3 maanden
|
Een tot twee keer per week
45 tot 60 min per keer
3 – 6 maanden
|
Twee of meer keer per week
60 tot 90 min per keer
> 6 maanden
|
Gebruikte bronnen:
- 1.
Richtlijnen jeugdhulp - Video -interactie begeleiding
- 2.
Protocollaire behandelingen voor volwassenen met psychische klachten - Incredible Years (pittige jaren)
- 3.
Trauma verwerking interventies - Psycho-educatieve gezinsinterventie KOPP
- 4.
- 5.
- 6.
Signs of Safety - Intensieve Ambulante gezinsbegeleiding
Bijlage 6 Richtlijn 4 - 12 jaar
RESULTAATGEBIED
|
LICHT
|
MATIG
|
ZWAAR
|
PERSOONLIJK FUNCTIONEREN (gedrag)
- 1.
Het hebben van zelfvertrouwen en positief zelfbeeld
- 2.
- 3.
Impulscontrole en zelfregulatie
- 4.
- 5.
|
Het kind heeft een beperkt zelfbeeld en/of beperkte controle over het eigen gedrag. Het kind is beperkt in staat tot het aangeven, bewaken of naleven van (inter)persoonlijke grenzen. Er is begeleiding nodig op het gebied van (persoonlijke en sociale) vaardigheden.
|
Het kind heeft een beperkt (soms negatief) zelfbeeld en/of is de controle over het eigen gedrag kwijt. Het aanleren en (tijdelijk) deels overnemen van (persoonlijke en sociale) vaardigheden is noodzakelijk.
|
Het kind heeft geen realistisch zelfbeeld en/of zeer weinig tot geen controle over het eigen gedrag. Het kind beschadigt zichzelf en/ of anderen en is niet in staat zichzelf hierin te reguleren. Het aanleren en deels overnemen van (persoonlijke en sociale) vaardigheden is noodzakelijk.
|
|
Een keer per week
30 tot 60 min per keer
< 3 maanden
|
Een tot twee keer per week
45 tot 60 min per keer
3 – 6 maanden
|
Twee of meer keer per week
45 tot 60 min per keer
> 6 maanden
|
SOCIAAL FUNCTIONEREN
- 1.
Functioneren binnen gezin/ familie
- 2.
Functioneren binnen groep leeftijdsgenootjes
- 3.
Vermijden van schadelijke contacten
|
Het kind is beperkt in staat hulp te vragen wanneer het vastloopt. Er is sprake van een verminderde belangstelling, atypische- of onsuccesvolle manier van sociaal contact.
|
Het kind is niet in staat uit zichzelf hulp te vragen. Het kind loopt vast in sociaal contact. Het kind beschadigt zichzelf en/of anderen en heeft begeleiding nodig om dit te reguleren
|
Het kind kan niet om hulp vragen. Het kind gedraagt zich in vergelijking met leeftijdsgenootjes inadequaat in sociaal contact.
|
|
Een keer per week
30 tot 60 min per keer
< 3 maanden
|
Een tot twee keer per week
45 tot 60 min per keer
3 – 6 maanden
|
Meerdere momenten per week
45 tot 60 min per keer
> 6 maanden
|
GEZONDHEID EN ZELFZORG (basale ADL)
- 1.
- 2.
- 3.
- 4.
Deelnemen aan het verkeer
- 5.
- 6.
|
Het kind heeft moeite op het gebied van (het meewerken aan of accepteren van) zelfzorg en heeft hierbij aansturing en/ of motivatie nodig. Het kind heeft beperkt inzicht in gezondheidsrisico’s. Daarnaast is controle op afspraken nodig. Het kind is ’s nachts nog niet volledig zindelijk.
|
Het kind heeft lichte moeilijkheden op het gebied van (het meewerken aan of accepteren van) zelfzorg en heeft hierbij hulp nodig. Het kind heeft onvoldoende inzicht in gezondheidsrisico’s. Daarnaast is begeleiding voor het beheren van afspraken nodig. Het kind is ’s nachts nog niet volledig zindelijk en/of heeft overdag ongelukjes.
|
Het kind heeft ernstige moeilijkheden op het gebied van (het meewerken aan of accepteren van) zelfzorg en dit moet deels/ volledig worden overgenomen. Het kind heeft geen inzicht in gezondheidsrisico’s. Daarnaast moet het beheren van afspraken worden overgenomen. Het kind is niet zindelijk.
|
|
Een keer per week
30 tot 45 min per keer
< 3 maanden
|
Een tot twee keer per week
45 tot 60 min per keer
3 – 6 maanden
|
Twee of meer keer per week
45 tot 60 min per keer
> 6 maanden
|
RESULTAATGEBIED
|
LICHT
|
MATIG
|
ZWAAR
|
VERPLAATSEN EN VERVOER
|
De jongere heeft ondersteuning nodig bij deelname aan het verkeer/ OV.
|
De jongere heeft (deels) begeleiding nodig bij deelname aan het verkeer/OV.
|
De jongere heeft begeleiding nodig bij deelname aan het verkeer/OV.
|
|
Een keer per week
30 tot 45 min per keer
< 3 maanden
|
Een tot twee keer per week
30 tot 45 min per week
3 – 6 maanden
|
Twee of meer keer per week
30 tot 45 min per week
> 6 maanden
|
SCHOOL/DAGBESTEDING
|
Het kind heeft op een van de schoolse gebieden ondersteuning nodig om aan de leeftijd gerelateerde verwachtingen te kunnen voldoen. Mogelijk gaat dit gepaard met problemen in de participatie van het kind op dit specifieke gebied.
|
Het kind blijft op meerdere schoolse gebieden achterin vergelijking met leeftijdsgenoten. Het kind heeft veelal behoefte aan (individuele) ondersteuning, duidelijke afspraken, opdrachten en structuur. Regelmatig gaat dit gepaard met verminderde participatie. Soms kan het kind niet gedurende de gehele week aanwezig zijn in de (eigen) klas.
|
Het vermogen van het kind om aan de leeftijd gerelateerde verwachtingen te voldoen is zeer beperkt. De problemen zijn van dien aard, dat het kind ook met (individuele) ondersteuning niet mee kan komen met de aangeboden lesstof.
|
|
Meerdere keren per week
45 tot 60 min per keer
< 3 maanden
|
Meerdere keren per week
60 min per keer of
meerdere dagdelen
> 6 maanden
|
Meerdere dagdelen
> 6 maanden
|
VRIJE TIJD
|
Het kind heeft aansturing en/of motivatie nodig bij het invullen van de vrije tijd of participatie in de samenleving. Het kind heeft verminderde en/of afwijkende belangstelling of interesses. Er is ondersteuning nodig op het gebied van omgaan met vrije tijd, invulling of zelfstandigheid (incl. even alleen thuisblijven).
|
Het kind heeft begeleiding nodig bij het invullen van de vrije tijd of participatie in de samenleving. Het kind heeft beperkte en/ of afwijkende belangstelling of interesses. Er is begeleiding nodig op het gebied van omgaan met vrije tijd, invulling of zelfstandigheid.
|
Het kind heeft de ander nodig bij het invullen van de vrije tijd of participatie in de samenleving. Het kind heeft geen of ernstig afwijkende belangstelling of interesses. Het is niet in staat zijn vrije tijd zelf in te vullen en/of te participeren in de samenleving.
|
|
Een keer per week
45 tot 60 min per keer
< 3 maanden
|
Een tot twee keer per week
45 tot 60 min per keer
3 – 6 maanden
|
Twee of meer keer per week
45 tot 60 min per keer
> 6 maanden
|
RESULTAATGEBIED
|
LICHT
|
MATIG
|
ZWAAR
|
JUSTITIE
|
Er is sprake van incidenteel verzuim. Het kind heeft iets weggenomen, heeft gevochten, heeft een eigendom van een ander kapot gemaakt, heeft een brandje aangestoken, is gezien met vuurwerk (1 of 2 keer).
|
Er is sprake van verzuim met zorgsignalen. Het kind heeft gestolen, heeft gevochten, heeft een eigendom van een ander vernield, heeft een brandje aangestoken, is gezien met zwaar vuurwerk of drugs (incidenteel).
|
Er is sprake van absoluut verzuim of ongeoorloofd verzuim is vastgesteld. Het kind is in contact gekomen met de politie en dreigt af te glijden naar het criminele circuit. Er is een risico op het worden van een jeugdige veelpleger.
|
|
Een keer per week
45 tot 60 min per keer
< 3 maanden
|
Een tot twee keer per week
45 tot 90 min per keer
3 – 6 maanden
|
Twee of meer keer per week
45 tot 120 min per keer
> 6 maanden
|
VERSLAVING
|
Het gamen of social media gebruik interfereert met het gewoon meedoen in het gezin, op tijd aan tafel komen, met vrienden spelen of sporten. Het kind heeft moeite met het begrijpen of naleven van de afspraken rondom het roken van een sigaret of het drinken van een glas alcohol.
|
Het gamen of social media gebruik belemmert het functioneren binnen het gezin en/of op school; het meedoen in het gezin, op tijd aan tafel komen, aan een opdracht beginnen, met vrienden spelen of sporten. Het kind rookt, drinkt alcohol of gebruikt (soft) drugs.
|
Er is sprake van obsessief gamen of social media gebruik. Het kind kan niet meer functioneren binnen het gezin, op school en/of vrije tijd. Het kind gebruikt op regelmatige basis nicotine, alcohol of drugs.
|
|
Een keer per week
45 tot 60 min per keer
< 3 maanden
|
Een tot twee keer per week
45 tot 60 min per keer
3 – 6 maanden
|
Twee of meer keer per week
45 tot 60 min per keer
> 6 maanden
|
Gebruikte bronnen:
- 1.
Richtlijnen jeugdhulp - Video -interactie begeleiding
- 2.
Protocollaire behandelingen voor volwassenen met psychische klachten - Incredible Years (pittige jaren)
- 3.
Trauma verwerking interventies - Psycho-educatieve gezinsinterventie KOPP
- 4.
- 5.
- 6.
Signs of Safety - Intensieve Ambulante gezinsbegeleiding
Bijlage 7 Richtlijn 12 – 18 jaar
RESULTAATGEBIED
|
LICHT
|
MATIG
|
ZWAAR
|
PERSOONLIJK FUNCTIONEREN (gedrag)
- 1.
Zelfvertrouwen en positief zelfbeeld
- 2.
- 3.
Impulscontrole en zelfregulatie
- 4.
- 5.
- 6.
- 7.
|
De jongere heeft een beperkt zelfbeeld en/of beperkte controle over het eigen gedrag of heeft beperkt inzicht hierin. De jongere is beperkt in staat tot het aangeven, bewaken of naleven van (inter)persoonlijke grenzen of keuzes maken. Er is begeleiding nodig op het gebied van persoonlijke vaardigheden.
|
De jongere heeft een beperkt (soms negatief) zelfbeeld en/of is de controle over het eigen gedrag kwijt of heeft onvoldoende inzicht hierin. De jongere beschadigt zichzelf en heeft begeleiding nodig om dit te reguleren. Het aanleren en (tijdelijk) deels overnemen van persoonlijke vaardigheden is noodzakelijk.
|
De jongere heeft geen realistisch zelfbeeld en/of zeer weinig tot geen controle over het eigen gedrag of geen inzicht hierin. De jongere beschadigt zichzelf en/ of anderen en is niet in staat zichzelf hierin te reguleren. Het aanleren en (langdurig) overnemen van persoonlijke vaardigheden is noodzakelijk.
|
|
Een keer per week
45 tot 60 min per keer
< 3 maanden
|
Een tot twee keer per week
45 tot 60 min per keer
3 – 6 maanden
|
Twee of meer keer per week
45 tot 60 min per keer
> 6 maanden
|
SOCIAAL FUNCTIONEREN
- 1.
Functioneren binnen gezin/familie
- 2.
Functioneren binnen groep leeftijdsgenoten
- 3.
Vermijden van schadelijke contacten
|
De jongere is beperkt in staat hulp te vragen. Er is sprake van een verminderde belangstelling, atypische- of onsuccesvolle manier van sociaal contact. Er is begeleiding nodig op het gebied van sociale vaardigheden.
|
De jongere is niet in staat uit zichzelf hulp te vragen. De jongere loopt vast in sociaal-contact. Het aanleren en (tijdelijk) deels overnemen van sociale vaardigheden is noodzakelijk.
|
De jongere kan niet om hulp vragen. De jongere gedraagt zich in vergelijking met leeftijdsgenootjes inadequaat in sociaal contact. Het aanleren en (langdurig) overnemen van sociale vaardigheden is noodzakelijk.
|
|
Een keer per week
45 tot 60 min per keer
< 3 maanden
|
Een tot twee keer per week
45 tot 60 min per keer
3 – 6 maanden
|
Twee of meer keer per week
45 tot 60 min per keer
> 6 maanden
|
GEZONDHEID EN ZELFZORG
(basale ADL)
|
De jongere heeft moeite op het gebied van zelfzorg en heeft hierbij motivatie en/of aansturing nodig. De jongere heeft beperkt inzicht in gezondheidsrisico’s. Daarnaast is controle op afspraken nodig. Er is sprake van incidenteel bedplassen (zonder medische aanleiding). Er zijn lichte problemen m.b.t. omgaan met geld.
|
De jongere heeft moeite op het gebied van zelfzorg en heeft hierbij aansturing nodig. De jongere heeft onvoldoende inzicht in gezondheidsrisico’s. Daarnaast is begeleiding voor het beheren van afspraken nodig. Het kind is ‘s nachts nog niet volledig zindelijk. Er zijn problemen m.b.t. omgaan met geld.
|
De jongere heeft moeilijkheden op het gebied van (het meewerken aan of accepteren van) zelfzorg. Het kind heeft geen inzicht in gezondheidsrisico’s. Daarnaast moet het beheren van afspraken worden overgenomen. De jongere is ’s nachts nog niet zindelijk. De jongere is niet in staat om te gaan met geld.
|
|
Meerdere keren per week
15 tot 60 min per keer
< 3 maanden
|
Meerdere keren per week
15 tot 60 min per keer
3 – 6 maanden
|
Meerdere keren per week
15 tot 60 min per keer
> 6 maanden
|
RESULTAATGEBIED
|
LICHT
|
MATIG
|
ZWAAR
|
VERPLAATSEN EN VERVOER
- 1.
Aanleren van vaardigheden
- 2.
|
De jongere heeft ondersteuning nodig bij deelname aan het verkeer/OV.
|
De jongere heeft (deels) begeleiding nodig bij deelname aan het verkeer/OV.
|
De jongere heeft begeleiding nodig bij deelname aan het verkeer/OV.
|
|
Een keer per week
30 tot 60 min per keer
< 3 maanden
|
Een tot twee keer per week
30 tot 60 min per week
3 - 6 maanden
|
Twee of meer keer per week
30 tot 60 min per week
> 6 maanden
|
SCHOOL/DAGBESTEDING
|
De jongere heeft op een van de schoolse gebieden ondersteuning nodig om aan de leeftijd gerelateerde verwachtingen te kunnen voldoen. De jongere heeft lichte problemen in de participatie of motivatie of met het maken van keuzes voor de toekomst.
|
De jongere blijft op meerdere schoolse gebieden achter. De jongere heeft veelal behoefte aan (individuele) ondersteuning, duidelijke afspraken, opdrachten en structuur. Regelmatig is er sprake van verminderde participatie of motivatie of de jongere is niet in staat keuzes voor de toekomst te maken. Soms kan de jongere niet gedurende de gehele week aanwezig zijn in de (eigen) klas.
|
Het vermogen van de jongere om aan de leeftijd gerelateerde verwachtingen te voldoen is zeer beperkt. De problemen zijn van dien aard dat de jongere, ook met (individuele) ondersteuning, niet mee kan komen met de aangeboden lesstof. Er is sprake van zeer beperkte participatie en/of afwezige motivatie. De jongere kan geen keuzes maken voor de toekomst.
|
|
Een keer per week
30 tot 60 min per keer
< 3 maanden
|
Meerdere keren per week
60 min per keer of meerderde dagdelen
> 6 maanden
|
Meerdere dagdelen
> 6 maanden
|
VRIJE TIJD
|
De jongere heeft aansturing en/ of motivatie nodig bij het invullen van de vrije tijd of participatie in de samenleving. De jongere heeft verminderde en/ of afwijkende belangstelling of interesses. Er is ondersteuning nodig op het gebied van omgaan met vrije tijd, invulling of zelfstandigheid (incl. even alleen thuisblijven).
|
De jongere heeft begeleiding nodig bij het invullen van de vrije tijd of participatie in de samenleving. De jongere heeft beperkte en/of afwijkende belangstelling of interesses. Er is begeleiding nodig op het gebied van omgaan met vrije tijd, invulling of zelfstandigheid.
|
Het kind heeft de ander nodig bij het invullen van de vrije tijd of participatie in de samenleving. Het kind heeft geen of ernstig afwijkende belangstelling of interesses.
De jongere is niet in staat zijn vrije tijd zelf in te vullen en/of te participeren in de samenleving.
|
|
Een keer per week
30 tot 60 min per keer
< 3 maanden
|
Een tot twee keer per week
45 tot 60 min per keer
3 – 6 maanden
|
Twee of meer keer per week
45 tot 60 min per keer
> 6 maanden
|
RESULTAATGEBIED
|
LICHT
|
MATIG
|
ZWAAR
|
JUSTITIE
|
Er is sprake van incidenteel verzuim.
De jongere heeft iets weggenomen, heeft gevochten, heeft een eigendom van een ander kapot gemaakt, heeft een brandje aangestoken, is gezien met vuurwerk (1 of 2 keer). Er is begeleiding nodig op het gebied van gedrag en/of risicobeperking.
|
Er is sprake van verzuim met zorgsignalen.
De jongere heeft gestolen, heeft gevochten, heeft een eigendom van een ander vernield, heeft een brandje aangestoken, is gezien met zwaar vuurwerk of drugs (incidenteel). Er is sprake van een overtreding of eerste delict/ HALT-straf.
|
Er is sprake van absoluut verzuim of ongeoorloofd verzuim is vastgesteld.
De jongere is in contact gekomen met de politie en dreigt af te glijden naar het criminele circuit. Er is sprake van een taakstraf of boete.
|
|
Een keer per week
45 tot 60 min per keer
< 3 maanden
|
Een tot twee keer per week
45 tot 60 min per keer
3 – 6 maanden
|
Twee of meer keer per week
45 tot 60 min per keer
> 6 maanden
|
VERSLAVING
|
Het gamen of social media gebruik interfereert met het gewoon meedoen in het gezin, op tijd aan tafel komen, met vrienden optrekken of sporten. De jongere heeft moeite met het begrijpen- of naleven van de afspraken rondom het of het drinken van alcohol. Er is begeleiding nodig op het gebied van gedrag en/of risicobeperking.
|
Het gamen of social media gebruik belemmert het functioneren binnen het gezin en/of op school; het meedoen in het gezin, op tijd aan tafel komen, aan een opdracht beginnen, met vrienden optrekken of sporten. De jongere rookt, drinkt alcohol of gebruikt (soft)drugs en is hierdoor niet in staat voldoende te functioneren.
|
Er is sprake van obsessief gamen of social media gebruik. De jongere kan niet meer functioneren binnen het gezin, op school en/ of vrije tijd. De jongere gebruikt op regelmatige basis nicotine, alcohol of drugs en kan hierdoor niet functioneren, de verslaving beheerst het leven.
|
|
Een keer per week
45 tot 60 min per keer
< 3 maanden
|
Een tot twee keer per week
45 tot 60 min per keer
3 – 6 maanden
|
Twee of meer keer per week
45 tot 60 min per keer
> 6 maanden
|
Gebruikte bronnen:
- 1.
Richtlijnen jeugdhulp - Video -interactie begeleiding
- 2.
Protocollaire behandelingen voor volwassenen met psychische klachten - Incredible Years (pittige jaren)
- 3.
Trauma verwerking interventies - Psycho-educatieve gezinsinterventie KOPP
- 4.
- 5.
- 6.
Signs of Safety - Intensieve Ambulante gezinsbegeleiding
Bijlage 8 Richtlijn ouderschap
RESULTAATGEBIED
|
LICHT
|
MATIG
|
ZWAAR
|
LICHAMELIJKE VERZORGING
- 1.
- 2.
- 3.
- 4.
- 5.
Nakomen medische afspraken
|
Het lukt de ouder niet altijd om het kind te stimuleren en/of toezicht te houden op het gebied van de lichamelijke verzorging op de genoemde gebieden.
|
De ouder is niet goed in staat om het kind te stimuleren en/of toezicht te houden op het gebied van de lichamelijke verzorging op de genoemde gebieden.
|
De ouder is beperkt of niet in staat om het kind te stimuleren en/of toezicht te houden op het gebied van de lichamelijke verzorging op de genoemde gebieden.
|
|
Een keer per week
45 tot 60 min per keer
< 3 maanden
|
Meerdere keren per week
30 tot 60 minuten per keer
3 - 6 maanden
|
Meerdere keren per week of overname
30 tot 60 min per keer
> 6 maanden
|
SOCIAAL EMOTIONELE ONDERSTEUNING
|
Stelt niet altijd leeftijdsadequate grenzen. Heeft moeite om een emotionele, veilige relatie aan te gaan met het kind. Het lukt de ouder niet altijd om het kind te stimuleren en te ondersteunen bij het aanleren van vaardigheden.
|
De ouder stelt onvoldoende grenzen of stelt grenzen niet leeftijdsadequaat. Is beperkt in staat om een emotioneel veilige relatie aan te gaan met het kind. Toont beperkt interesse in de belevingswereld van het kind. Stuurt onvoldoende op wenselijk gedrag.
|
De ouder is niet in staat om te voorzien in de sociaal-emotionele behoeften van het kind en regie te nemen. Ouder stelt geen grenzen. Toont geen interesse in de belevingswereld van het kind. Stuurt onvoldoende op gedrag en geeft geen goed voorbeeld.
|
|
Een keer per week
45 tot 60 min per keer
< 3 maanden
|
Meerdere keren per week
30 tot 60 min per keer
3 - 6 maanden
|
Meerder keren per week of overname
30 tot 60 min per keer
> 6 maanden
|
SCHOOL
|
Leerplichtige kinderen zijn zelden
(max. 1 keer per maand) zonder
geldige reden afwezig in de les. Er zijn met enige regelmaat problemen om huiswerk te maken. Ouders zijn beperkt betrokken bij school.
|
Leerplichtige kinderen zijn regelmatig (2-5 keer per maand) zonder geldige reden afwezig. Hebben beperkte
mogelijkheden om huiswerk te maken. Ouders zijn beperkt betrokken bij school.
|
Leerplichtige kinderen zijn frequent (meer dan 5 keer per maand) zonder geldige reden afwezig. Hebben geen mogelijkheden om huiswerk te maken. Ouders zijn minimaal betrokken bij school.
|
|
Een keer per week
15 tot 30 min per keer
< 3 maanden
|
Meerdere keren per week
15 tot 30 min per keer
Inlichten leerplichtambtenaar
|
Meerdere keren per week of overname
15 tot 30 min per keer
Inschakelen leerplichtambtenaar
|
RESULTAATGEBIED
|
LICHT
|
MATIG
|
ZWAAR
|
OPVANG
|
Opvang is soms noodzakelijk en niet altijd voldoende en betrouwbaar beschikbaar. Opvang voorziet in alle aspecten van lichamelijk basiszorg én
toereikende uitvoering opvoedtaken.
|
Noodzakelijke opvang voorziet in
alle aspecten van basiszorg maar
is onbetrouwbaar beschikbaar.
Lichamelijke basiszorg is op orde
maar één of meerdere opvoedtaken
worden door opvang niet
uitgevoerd.
|
Noodzakelijke opvang van één of meer kinderen is amper beschikbaar
of er is een belangrijk probleem op één of meer gebieden van lichamelijke basiszorg en meerdere opvoedtaken worden door opvang niet uitgevoerd.
|
|
Een keer per week
30 tot 45 min per keer
< 3 maanden
|
Meerdere keren per week
30 tot 45 min per keer
3 - 6 maanden
|
Meerdere keren per week of overname
30 tot 45 min per keer
> 6 maanden
|
Gebruikte bronnen:
- 1.
Richtlijnen jeugdhulp - Video -interactie begeleiding
- 2.
Protocollaire behandelingen voor volwassenen met psychische klachten - Incredible Years (pittige jaren)
- 3.
Trauma verwerking interventies - Psycho-educatieve gezinsinterventie KOPP
- 4.
- 5.
- 6.
Signs of Safety - Intensieve Ambulante gezinsbegeleiding
Indien ondersteuning, begeleiding van de ouder(s) vanuit de Wmo waarschijnlijk is, maak dan gebruik van de richtlijn 18+ uit FAQT-V.
Bijlage 9 Onderscheid licht, matig en zwaar
ERNST PROBLEMATIEK
|
LICHT
|
MATIG
|
ZWAAR
|
Abnormaliteit van het gedrag
|
Passend bij leeftijd.
Gedrag treedt sporadisch op.
Bestrijkt enkele resultaatgebieden.
|
Niet passend bij leeftijd.
Gedrag treedt regelmatig op.
Bestrijkt enkele resultaatgebieden.
|
Niet passend bij leeftijd.
Gedrag treedt vaak op of is constant aanwezig.
Bestrijkt meerdere resultaatgebieden.
|
Bijdragende factoren gezin en sociaal netwerk
|
Probleemoplossende vaardigheden.
Competent opvoedklimaat, maar belast.
Steunend netwerk, veel beschermde factoren.
|
Matige/beperkte probleemoplossende vaardigheden.
Competent opvoedklimaat, maar sterk belast.
Matige/beperkt steunend netwerk, beperkte beschermde factoren.
|
Geen probleemoplossende vaardigheden.
Competent opvoedklimaat, maar overbelast of
incompetent opvoedklimaat.
Geen steunend netwerk. beperkt tot geen beschermende factoren.
|
Gevolgen gedrag
|
Weinig lijdensdruk.
Geen/beperkt effect op de ontwikkeling.
Weinig sociale belemmering.
Geen tot beperkt gevolgen voor anderen.
|
Matige/beperkte lijdensdruk.
Matig/beperkt effect op de ontwikkeling.
Matige/beperkte sociale belemmering.
Matige gevolgen voor anderen.
|
Zware/ernstige lijdensdruk.
Zware/ernstige effecten op de ontwikkeling.
Zware sociale belemmering.
Zware/ernstige gevolgen voor anderen.
|
|
|
|
|
Aard van de begeleiding
|
Veelal stimuleren en controleren.
Begeleiding is planbaar en/of op vaste momenten beschikbaar.
|
Stimuleren, aansturen, instrueren en controleren.
Begeleiding is planbaar, op afroep en/of op vaste momenten beschikbaar.
|
Stimuleren, aansturen, instrueren, overnemen en controleren. Begeleiding is planbaar en/of op vaste momenten en/of direct beschikbaar.
|
Deskundigheid begeleider
|
Er worden geen specifieke eisen gesteld.
|
Kennis van ziektebeelden, methodisch handelen is gewenst.
|
Kennis van ziektebeelden, methodisch handelen is noodzakelijk. Overleg met behandelaars is veelal noodzakelijk.
|
Artikel II INWERKINGTREDING
Dit besluit treedt in werking op de dag na bekendmaking en werkt terug tot en met 1 januari 2024
Burgemeester en Wethouders van Almelo,
de secretaris, de burgemeester,
J. Dijkstra M.M. van ‘t Veld