Besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam tot wijziging van het Algemeen mandaatbesluit Amsterdam in verband met de invoering van de Omgevingswet en enkele technische correcties

Het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam,

 

gelet op artikel 10:3 van de Algemene wet bestuursrecht, artikel 160, eerste lid, aanhef en onder a, van de Gemeentewet en de Omgevingswet;

 

besluit:

Artikel I  

Het Algemeen mandaatbesluit Amsterdam als volgt te wijzigen:

 

A

 

In Bijlage 2: Ondermandaatverlening van de gemeentesecretaris aan de stedelijk directeuren, Hoofdstuk 4 Cluster Ruimte en Economie, Paragraaf 3 Grond en Ontwikkeling wordt als volgt gewijzigd:

  • 1.

    In onderdeel 24 wordt “grondexploitatie in de zin van artikel 6.24 van de Wet ruimtelijke ordening en artikel 6.2.12 van het Besluit ruimtelijke ordening” vervangen door “Kostenverhaal als bedoeld in Afdeling 13.6 Omgevingswet jo. Afdeling 8.4 Omgevingsbesluit en over Financiële bijdragen voor ontwikkelingen van een gebied als bedoeld in Afdeling 13.7 Omgevingswet jo. Afdeling 8.5 Omgevingsbesluit”.

  • 2.

    Onderdeel 25 wordt vervangen door “Het uitoefenen van alle bevoegdheden inzake het behandelen van en het beslissen op aanvragen om vergoeding van schade als bedoeld in Afdeling 15.1, Afdeling 15.3 en Afdeling 15.4 Omgevingswet jo. Hoofdstuk 9 Omgevingsbesluit.”

  • 3.

    In onderdeel 26 wordt na “ter uitoefening” ingevoegd “en intrekking” en wordt na “gevestigd voorkeursrecht” ingevoegd “zoals bedoeld in Hoofdstuk 9 Omgevingswet jo. Afdeling 7.1 Omgevingsbesluit” en vervalt “Wet voorkeursrecht gemeente”.

  • 4.

    Onderdeel 27 wordt vervangen door “Het onderhandelen en uitbrengen van biedingsbrieven in het kader van een Onteigening in de zin van artikel 11.7 lid 1 van de Omgevingswet.”.

  • 5.

    Onderdeel 28 wordt vervangen door “De in artikel 3:11, 3.12 en 3.44 van de Algemene wet bestuursrecht bedoelde kennisgeving en de terinzagelegging van de ontwerponteigeningsbeschikking en de onteigeningsbeschikking met bijbehorende stukken in de zin van artikel 16.33d van de Omgevingswet.”.

  • 6.

    Onderdeel 29 wordt vervangen door “De in artikel 3.13 van de Algemene wet bestuursrecht bedoelde toezending van de ontwerponteigeningsbeschikking aan belanghebbenden.”.

  • 7.

    Onder vernummering van onderdelen 30 tot en met 32 tot 37 t/m 39 worden acht onderdelen ingevoegd, luidende:

    • 30.

      De toezending of uitreiking van de onteigeningsbeschikking aan belanghebbenden (artikel 3.41 Awb) en aan degenen die over het ontwerp van het besluit een zienswijze naar voren hebben gebracht (artikel 3.44 Awb).

    • 31.

      De door de Raad aan B&W opgedragen uitvoeringshandelingen betreffende de vaststelling van de onteigeningsbeschikking in de zin van artikel 11.4 Omgevingswet en het verzoek tot bekrachtiging van de beschikking in de zin van artikel 16.93 Omgevingswet.

    • 32.

      Het indienen van een reactie en eventueel dupliek op de bedenkingen bij de rechtbank in de zin van artikelen 16.99 en 16.100 Omgevingswet.

    • 33.

      Verzet doen tegen de uitspraak bij de rechtbank in de zin van artikel 16.104 Omgevingswet.

    • 34.

      De in artikel 16.114 Omgevingswet bedoelde kennisgeving en terinzagelegging van de uitspraak van de rechtbank.

    • 35.

      Het verzoek aan de rechtbank (burgerlijke rechter) doen om schadeloosstelling vast te stellen in de zin van artikel 11.14 Omgevingswet.

    • 36.

      Het verzoek doen bij de voorzieningenrechter om een bevelschrift tot inbezitneming in de zin van artikel 11.20 lid 1 Omgevingswet.

B

 

Bijlage 2: Ondermandaatverlening van de gemeentesecretaris aan de stedelijk directeuren, Hoofdstuk 4 Cluster Ruimte en Economie, Paragraaf 5 Zuidas wordt als volgt gewijzigd:

  • 1.

    Onderdeel 7 wordt vervangen door “Het uitoefenen van alle bevoegdheden inzake de (anterieure en posterieure) overeenkomsten over Kostenverhaal als bedoeld in Afdeling 13.6 Omgevingswet jo. Afdeling 8.4 Omgevingsbesluit en over Financiële bijdragen voor ontwikkelingen van een gebied als bedoeld in Afdeling 13.7 Omgevingswet jo. Afdeling 8.5 Omgevingsbesluit ongeacht de hoogte van de te verhalen bijdrage.”.

  • 2.

    Onderdeel 7 wordt vervangen door “Het uitoefenen van alle bevoegdheden inzake het behandelen van en het beslissen op aanvragen om vergoeding van Schade als bedoeld in Afdeling 15.1 Omgevingswet jo. Hoofdstuk 9 Omgevingsbesluit.”.

  • 3.

    Onderdelen 9 tot en met 12 vervallen.

C

 

Bijlage 2: Ondermandaatverlening van de gemeentesecretaris aan de stedelijk directeuren, Hoofdstuk 4 Cluster Ruimte en Economie, Paragraaf 9 Wonen wordt als volgt gewijzigd:

  • 1.

    In onderdeel 1 wordt “Algemene Subsidieverordening Amsterdam 2013” vervangen door “Algemene Subsidieverordening Amsterdam 2023”.

  • 2.

    In onderdeel 4 wordt “Huisvestingsverordening Amsterdam 2020” vervangen door “Huisvestingsverordening Amsterdam 2024”.

  • 3.

    In onderdeel 40 vervalt subonderdeel o, onder verlettering van subonderdeel p tot o.

  • 4.

    In onderdeel 47 wordt “54, 55 en 57” vervangen door “43, 44 en 46”.

  • 5.

    In onderdeel 48 wordt “54 tot en met 57” vervangen door “43 tot en met 46”.

  • 6.

    In onderdeel 49 wordt “55” vervangen door “44”.

  • 7.

    In onderdeel 50 wordt “54 tot en met 60” vervangen door “43 tot en met 49”.

  • 8.

    Aan paragraaf 9 worden twee onderdelen toegevoegd, luidende:

    • 55.

      Het nemen van besluiten als bedoeld in artikelen 121, 127a en 140a van Boek 5 van het Burgerlijk Wetboek om een machtiging van de kantonrechter te verkrijgen.

    • 56.

      Het opleggen van een bestuurlijke boete als bedoeld in artikel 18.12 van de Omgevingswet, voor zover het niet-naleving van regels voor het in stand houden en gebruiken van bouwwerken betreft.

D

 

Bijlage 2: Ondermandaatverlening van de gemeentesecretaris aan de stedelijk directeuren, Hoofdstuk 4 Cluster Ruimte en Economie, Paragraaf 2 Ruimte en Duurzaamheid wordt als volgt gewijzigd:

  • 1.

    Onderdeel 5 komt te luiden:

    • 5.

      Het voeren van (voor)overleg in het kader van de voorbereiding van de wijziging van het omgevingsplan of een omgevingsvergunning met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met die diensten van provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de fysieke leefomgeving of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan of vergunning in het geding zijn.

  • 2.

    Onderdeel 6 komt te luiden:

    • 6.

      Het kennis geven, mededelen, ter inzage leggen, beschikbaar stellen van en bekendmaken van (ontwerp) ruimtelijke besluiten, c.q. besluiten tot vaststelling van ruimtelijke besluiten en samenhangende besluiten waaronder in ieder geval begrepen de omgevingsvisie, programma's, de wijziging van het omgevingsplan en een omgevingsvergunning en andere besluiten op het gebied van omgevingsrecht en de daarbij behorende stukken. Hieronder worden tevens begrepen andere besluiten in geval van gecoördineerde besluitvorming als bedoeld in Afdeling 3.5 van de Algemene wet bestuursrecht.

  • 3.

    Onderdelen 7 tot en met 57 komen te luiden:

    • 7.

      Het toezenden van de kennisgeving van de (ontwerp) wijziging van het omgevingsplan en een omgevingsvergunning met de bijbehorende stukken.

    • 8.

      Besluiten inzake het stellen van maatwerkvoorschriften in de zin van artikelen 4.5, eerste lid, 13.5 en 13.6 van de Omgevingswet.

    • 9.

      Het uitoefenen van alle bevoegdheden inzake de (anterieure en posterieure) overeenkomsten over kostenverhaal als bedoeld in afdeling 13.6 van de Omgevingswet en over financiële bijdragen voor ontwikkelingen van een gebied als bedoeld in afdeling 13.7 van de Omgevingswet ongeacht de hoogte van de te verhalen bijdrage.

    • 10.

      Het uitoefenen van alle bevoegdheden inzake het behandelen van en het beslissen op aanvragen om vergoeding van schade als bedoeld in afdeling 15.1 en 15.4 van de Omgevingswet juncto hoofdstuk 9 van het Omgevingsbesluit.

    • 11.

      Het opstellen van een eindafrekening of een tussentijdse afrekening voor een kostenverhaalsgebied op grond van artikel 13.20 van de Omgevingswet.

    • 12.

      Het voorbereiden van en het beslissen tot toepassing van afdeling 3.5 (Coördinatieregeling) van de Algemene wet bestuursrecht.

    • 13.

      Alle (rechts-)handelingen in verband met het aanvragen van subsidie bij andere bestuursorganen of overheidsinstanties voor zover het werkterrein van de directie betreft en overeenkomstig de Budgethoudersregeling Amsterdam 2023.

    • 14.

      Het gehoord worden door provinciale staten respectievelijk de Minister die het aangaat inzake een projectbesluit van provinciale staten of het Rijk in de zin van artikel 5.52 van de Omgevingswet.

    • 15.

      Het verlenen van medewerking indien gedeputeerde staten respectievelijk de Minister die het aangaat dit vordert in het kader van de toepassing van een coördinatieregeling van de provincie of het Rijk in de zin van artikel 16.7, 16.8 en 16.13 van de Omgevingswet.

    • 16.

      Het geven van een reactie of het indienen van een zienswijze ten aanzien van een provinciale verordening of een ander provinciaal besluit inzake het omgevingsrecht alsmede het indienen van een aanvraag om ontheffing en het voeren van overleg omtrent een voorgenomen aanwijzing van gedeputeerde staten.

    • 17.

      Het geven van een reactie of het indienen van een zienswijze ten aanzien van een algemene maatregel van bestuur of ministeriële regeling inzake het omgevingsrecht (fysieke leefomgeving) alsmede het indienen van een aanvraag om ontheffing van een algemene maatregel van bestuur en het voeren van overleg omtrent een voorgenomen aanwijzing van de Minister die het aangaat.

    • 18.

      Het uitvoeren van artikel 2.43 Omgevingswet, inzake het bij besluit bepalen of, en zo ja welke maatregelen aan een gebouw worden getroffen ter beperking van het geluid in het gebouw in samenhang met artikelen 3.52 en 3.53 Besluit kwaliteit leefomgeving, alsmede het wijzigen van het besluit als de eigenaar na het vaststellen zijn toestemming of medewerking intrekt of niet verleend, artikel 3.54 Besluit kwaliteit leefomgeving.

    • 19.

      Het uitvoeren van alle handelingen om de geluidbrongegevens volgens artikel 11.52 Besluit kwaliteit leefomgeving, aan te leveren aan het geluidregister.

    • 20.

      Het uitoefenen van alle bevoegdheden inzake het voorbereiden, opstellen en uitvoeren van een besluit tot het vaststellen van een omgevingswaarde als bedoeld in artikel 2.11 en 2.11a Omgevingswet.

    • 21.

      Het uitoefenen van bevoegdheden en het uitvoeren van taken op grond van bij of krachtens hoofdstuk 8, 10, 17, 19 en 20 van de Wet milieubeheer gestelde regels, voor zover deze bevoegdheden zien op het omgevingsrecht.

    • 22.

      Het dragen van zorg voor de procedure inzake milieueffectrapportage in de zin van afdeling 16.4 van de Omgevingswet juncto hoofdstuk 11 van het Omgevingsbesluit.

    • 23.

      Het vragen of uitbrengen van een advies of instemming als bedoeld in artikel 16.15 tot en met 16.20 van de Omgevingswet.

    • 24.

      Het voorbereiden en uitvoeren van alle besluiten en handelingen die op grond van de afdeling 5.2 van de Omgevingswet aan het college zijn opgedragen.

    • 25.

      Het aanvragen van een verklaring van geen bezwaar in de zin van artikel 8.9 en 8.47 van de Wet luchtvaart.

    • 26.

      Het aanvragen van een ontheffing in de zin van artikel 8.12 en 8.47 van de Wet luchtvaart.

    • 27.

      Het aanvragen van een advies bedoeld in artikel 2.2.2a, eerste lid van het Luchthavenindelingbesluit Schiphol.

    • 28.

      Het indienen van een schriftelijk verzoek bedoeld in artikel 2.2.2a, tweede lid van het Luchthavenindelingbesluit Schiphol.

    • 29.

      Het voorbereiden, aanvragen en uitvoeren van besluiten, beslissingen en handelingen die betrekking hebben op een flora- en fauna-activiteit of een Natura 2000-activiteit als bedoeld in de Omgevingswet, voor zover deze nodig zijn voor de uitoefening van bevoegdheden en taken ten aanzien van het werkterrein van de directie.

    • 30.

      Het doen van een verzoek om instemming als bedoeld in artikel 4.27 in het Omgevingsbesluit aan de minister van BZK om met het oog op duurzaam bouwen een maatwerk voorschrift op te leggen op grond van artikel 4.5 van het Besluit bouwwerken leefomgeving.

    • 31.

      Het voorbereiden van het wijzigen van een beleidsregel als bedoeld in artikel 4.19 van de Omgevingswet.

    • 32.

      Het doen van een verzoek om toepassing van de experimentenregeling in de zin van artikel 120a van de Woningwet.

    • 33.

      Het nemen van een selectiebesluit in de zin van artikel 24, eerste lid van de Erfgoedverordening Amsterdam.

    • 34.

      Het stellen van nadere eisen ten aanzien van een archeologisch onderzoek en het vaststellen van een programma van eisen voor de kwaliteit van een archeologisch veldonderzoek in de zin van artikel 24, tweede lid en derde lid van de Erfgoedverordening Amsterdam.

    • 35.

      Het bepalen dat een terrein in het belang van een archeologisch onderzoek wordt betreden, dat daarop metingen worden verricht, dan wel daarin opgravingen worden gedaan, voor zover dat onderzoek dient ter voorbereiding of ter uitvoering van een besluit als bedoeld in artikel 2.4 van de Omgevingswet en artikel 5.1 van de Omgevingswet, in de zin van artikel 26 van de Erfgoedverordening Amsterdam.

    • 36.

      Het vaststellen of een archeologisch rapport voldoet aan de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie en het Kwaliteitshandboek van de afdeling Monumenten in de zin van artikel 39, tweede lid van de Monumentenwet 1988.

    • 37.

      Het opstellen van een selectiebesluit aan de hand van een archeologisch rapport, als bedoeld in artikel 39, tweede lid Monumentenwet 1988, de Wet op de archeologische monumentenzorg, de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie en de Erfgoedverordening Amsterdam.

    • 38.

      Het bijhouden van een gemeentelijk erfgoedregister van aangewezen cultureel erfgoed in de zin van artikel 3.16 lid 3 Erfgoedwet.

    • 39.

      Het uitoefenen van de rol van bronhouder van de kernregistratie op grond van het Reglement basisinformatie 2018.

    • 40.

      Het voorbereiden en uitvoeren van besluiten, beslissingen en handelingen op grond van de Erfgoedwet.

    • 41.

      Het opleggen van een gedoogplicht in het belang van archeologisch onderzoek als bedoeld in artikel 10.11 en artikel 10.19, tweede lid van de Omgevingswet.

    • 42.

      Het verstrekken van gegevens en maatregelen bij een archeologische toevalvondst.

    • 43.

      Het op grond van artikel 10, lid 7, onder a, Gaswet aanwijzen van gebieden waar een gasaansluiting strikt noodzakelijk is om zwaarwegende redenen van algemeen belang, zoals nader uitgewerkt in de Regeling gebiedsaanwijzing gasaansluitplicht.

    • 44.

      Het aanmelden van project als een experiment in de zin van artikel 23.3 van de Omgevingswet.

    • 45.

      De bevoegdheden in de onderdelen 13, 16, 17, 29, 30 en 32 van deze paragraaf blijven voorbehouden aan de directeur Ruimte en Duurzaamheid.

Artikel II  

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na bekendmaking.

Aldus vastgesteld in de vergadering van 14 mei 2024.

De burgemeester

Femke Halsema

De gemeentesecretaris

Peter Teesink

Aldus vastgesteld door de burgemeester op 22 augustus 2024.

De burgemeester

Femke Halsema

Aldus vastgesteld door de gemeentesecretaris op 21 augustus. 2024.

De gemeentesecretaris

Peter Teesink

Aldus vastgesteld door de stedelijk directeur van het cluster Ruimte en Economie op 4 september 2024.

Stedelijk directeur cluster Ruimte en Economie

Thea de Vries

Toelichting  

Algemeen deel

Het Algemeen Mandaatbesluit bevat de bevoegdheden die door het college en de burgemeester aan de gemeentesecretaris zijn gemandateerd en bevoegdheden die zijn ondergemandateerd aan de stedelijk directeuren en directeuren. Vanwege de inwerkingtreding van de Omgevingswet per 1 januari 2024 is het noodzakelijk om het Algemeen mandaatbesluit hierop aan te passen. Tevens zijn een aantal gebreken in het Algemeen mandaatbesluit hersteld. Het gaat daarbij om juridisch-technische reparaties, zoals het herstel van verschrijvingen, kennelijke omissies en fouten.

 

Artikelsgewijze toelichting

 

Artikel I

 

C (Bijlage 2, hoofdstuk 4, paragraaf 9)

 

Dit betreft wijzigingen die niet eerder zijn ondergemandateerd.

 

In onderdeel 55 gaat het om de bevoegdheid van de gemeente, zoals beschreven in het vierde lid van artikel 121 van Boek 5 van het Burgerlijk Wetboek. Deze bevoegdheid houdt in dat de gemeente, in het geval dat de staat van een gebouw niet voldoet aan de regels voor het in stand houden van bouwwerken zoals gesteld in artikel 4.3 van de Omgevingswet, of als er een ernstige dreiging is dat een dergelijke situatie zal ontstaan, een machtiging kan aanvragen bij de kantonrechter. De machtiging is bedoeld voor handelingen die betrekking hebben op het beheer of onderhoud van verschillende delen van het gebouw. Deze machtiging kan worden aangevraagd wanneer de benodigde medewerking of toestemming voor deze handelingen al is verleend door een of meer appartementseigenaars die samen ten minste de helft van het aantal stemmen in de vergadering van eigenaars hebben.

 

Artikel 127a van Boek 5 van het Burgerlijk Wetboek gaat over het verkrijgen van een machtiging van de kantonrechter teneinde:

  • a.

    Een vergadering van eigenaars bijeen te roepen volgens de in de statuten bepaalde wijze.

  • b.

    Deze vergadering bij te wonen, er het woord te voeren, en voorstellen te doen over onderwerpen zoals het beheer en onderhoud van het gebouw, bijdragen aan het reservefonds, het lidmaatschap van verenigingen of coöperaties voor onderhoud, de samenstelling van het bestuur, en het uitbesteden van beheer aan een professionele beheerder.

  • c.

    Personen anders dan bestuursleden aan te wijzen voor de leiding van de vergadering.

Artikel 140a van Boek 5 van het Burgerlijk Wetboek bevat regels voor het verkrijgen van een machtiging van de kantonrechter in geval van wijziging van het reglement van een vereniging van eigenaars (VvE). De bepalingen bieden een procedurele basis voor het doorvoeren van reglementswijzigingen binnen een VvE, zelfs in situaties waarin niet alle betrokken partijen hun goedkeuring geven, mits een substantieel deel van de eigenaars (ten minste de helft van de stemmen) de wijziging ondersteunt.

 

In onderdeel 56 past de wijziging de mandatering van de bevoegdheid tot het opleggen van een bestuurlijke boete aan, zodat deze in overeenstemming is met het regime van de Omgevingswet, en neemt deze als een apart onderdeel op in de verordening. Het betreft de bevoegdheid die is omschreven in artikel 18.12 van de Omgevingswet, specifiek gericht op situaties waarin er sprake is van niet-naleving van de regels die van toepassing zijn op het in stand houden en gebruiken van bouwwerken.

Naar boven