Gemeenteblad van Enschede
| Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
|---|---|---|---|
| Enschede | Gemeenteblad 2024, 390131 | algemeen verbindend voorschrift (verordening) |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
| Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
|---|---|---|---|
| Enschede | Gemeenteblad 2024, 390131 | algemeen verbindend voorschrift (verordening) |
Nadere regels re-integratie Participatiewet gemeente Enschede 2024
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Enschede;
in de artikelen 17 lid 2, 19 lid 4, 20 lid 1, 21 lid 5, 23 lid 4, 25 lid 3 en artikel 27 lid 1 van de Re-integratieverordening Participatiewet gemeente Enschede 2023 de mogelijkheid c.q. verplichting is opgenomen om nadere regels vast te stellen;
gelet op het advies van de Bewoners Adviesraad Sociaal;
vast te stellen, de nadere regels re-integratie Participatiewet gemeente Enschede 2024.
Artikel 5. Loonkostensubsidie en Loonwaardebepaling
De ingangsdatum van de loonkostensubsidie kent verschillende varianten, deze zijn als volgt:
Ingangsdatum bij rappelleren. Op het moment dat werkgever een aanvraag voor loonkostensubsidie indient maar niet alle gevraagde documenten aanlevert, dan wordt er twee keer gerappelleerd. Op het moment dat de gevraagde documenten binnen de gestelde termijn zijn ontvangen, geldt de ingangsdatum van het contract als ingangsdatum van de loonkostensubsidie.
Om de noodzaak van inzet jobcoaching vast te stellen, kan het college een medisch advies dan wel arbeidsdeskundig advies inwinnen. Er is sprake van noodzaak wanneer de werknemer zonder de ondersteuning niet in staat is om zijn werkzaamheden in redelijkheid te verrichten. Bovendien moet er een behoefte zijn aan deze ondersteuning vanuit zowel werkgever als werknemer.
Artikel 7. Voorwaarden jobcoaching
De noodzaak van de voorziening persoonlijke ondersteuning wordt ieder half jaar her-beoordeeld. Op basis van deze herbeoordeling kan de ondersteuning steeds met een halfjaar verlengd worden tot maximaal 2 jaar in totaal. Een verlenging van deze ondersteuning na 2 jaar kan uitsluitend plaatsvinden op aanvraag, tot maximaal totaal 3 jaar. Ook dan zal de noodzaak beoordeeld worden. De mate van begeleiding wordt bepaald door de consulent. Deze beoordeelt aldus de noodzaak, de duur en de omvang van de betreffende voorziening.
Artikel 8. Duur, intensiteit en kosten van jobcoaching
Voor de intensiteit van jobcoaching gelden drie regimes met bijbehorende tarieven. De tarieven zijn gelijk aan de regimetarieven interne jobcoaching van het UWV en worden periodiek aangepast aan de indexering van het UWV (daarvoor wordt verwezen naar de site van het UWV-Particulieren, Werkvoorzieningen, Interne jobcoaching). Het betreft hier maximale bedragen per half jaar op basis van een arbeidsovereenkomst van 24 uur of meer per week.
Artikel 9. Interne werkbegeleiding
Om de noodzaak van de inzet van interne werkbegeleiding vast te stellen, kan het college een medisch advies dan wel arbeidsdeskundig advies inwinnen. Er is sprake van noodzaak wanneer de werknemer zonder de ondersteuning niet in staat is om zijn werkzaamheden in redelijkheid te verrichten. Bovendien moet er een behoefte zijn aan deze ondersteuning vanuit zowel werkgever als werknemer.
Artikel 11. Duur, intensiteit en kosten van interne werkbegeleiding
De tarieven voor interne werkbegeleiding zijn gelijk aan 50% van de regimetarieven interne jobcoaching van het UWV. Ook hier geldt dat deze tarieven periodiek worden aangepast aan de indexering van het UWV (daarvoor wordt verwezen naar de site van het UWV-Particulieren, Werkvoorzieningen, Interne jobcoaching). De tarieven zijn all-in, dit wil zeggen inclusief administratiekosten, reiskosten, reistijd, etc. Deze vergoeding is bedoeld als compensatie voor het productieverlies van de begeleidende medewerker. Het betreft hier maximale bedragen per half jaar op basis van een arbeidsovereenkomst van 24 uur of meer per week. Werkt de persoon minder dan 24 uur dan wordt het bedrag naar rato van het minder aantal uren werken vastgesteld.
Een voorbeeld van de tarieven voor interne werkbegeleiding op peildatum 01-07-2024 zijn als volgt;
Artikel 12. Vervoersvoorziening
Als een belanghebbende door een beperking niet zelfstandig kan reizen, kan het college een vervoersvoorziening toekennen. Dit kan in natura of in de vorm van een (financiële) vergoeding van de reiskosten. De vervoersvoorziening in de Participatiewet wordt afgestemd met de vervoersvoorzieningen vanuit de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). Waar mogelijk wordt aansluiting gezocht bij de vervoersvoorziening van het SW-bedrijf, de Wlz of het leerlingenvervoer.
Wanneer belanghebbende problemen ervaart op het gebied van vervoer wordt onderzocht of en zo ja, welke beperkingen de belanghebbende heeft en wat de vervoersbehoefte is. Er wordt bekeken in hoeverre men zelf in de vervoersbehoefte kan voorzien (met bijvoorbeeld een eigen vervoersmiddel, hulp kan inschakelen van het eigen netwerk (bijvoorbeeld: meerijden met iemand anders), gebruik kan maken van een algemeen gebruikelijke of andere voorziening (bijvoorbeeld het reguliere OV), of een maatwerkvoorziening noodzakelijk is.
Het college biedt een vervoersvoorziening aan de belanghebbende aan als aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
Het college biedt de meest adequate en goedkoopste oplossing, dat kwalitatief verantwoord is. De kosten van de vervoersvoorziening dienen proportioneel te zijn. Dat wil zeggen dat de investering in de vervoersvoorziening moet opwegen tegen de opbrengsten van uitstroom naar werk. Bij de beoordeling of de kosten proportioneel zijn wordt onder andere betrokken:
Artikel 13. Werkplekaanpassingen
Het college kan een aanpassing van de werkplek aanbieden aan een belanghebbende, als dit noodzakelijk is voor de belanghebbende met een arbeidsbeperking om zijn/haar werk uit te voeren. Er is geen limitatieve lijst van werkplekaanpassingen. In principe kan elk product als een werkplekaanpassing worden beschouwd als de noodzaak en meerwaarde in de werksfeer aantoonbaar is.
Artikel 14. Meeneembare voorzieningen
Het college kan een meeneembare voorziening toekennen, als dit nodig is voor de belanghebbende met een arbeidsbeperking om te kunnen werken. Meeneembare voorzieningen zijn bijzondere hulpmiddelen die een werkgever normaal gesproken niet in zijn bedrijf beschikbaar heeft. Er is geen limitatieve lijst van voorzieningen. In principe kan elk product als een voorziening worden beschouwd als de noodzaak en meerwaarde in de werksfeer aantoonbaar zijn. De belanghebbende met een arbeidsbeperking kan deze meeneembare voorzieningen ook op een andere werkplek of bij een andere werkgever gebruiken.
Het college biedt een meeneembare voorzieningen aan de belanghebbende als aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
Het college biedt de meest adequate en goedkoopste oplossing, kwalitatief verantwoord. De kosten van de meeneembare voorziening dienen proportioneel te zijn. Dat wil zeggen dat de investering in de werkplekaanpassing moet opwegen tegen de opbrengsten van uitstroom naar werk. Bij de beoordeling of de kosten proportioneel zijn wordt onder andere betrokken:
Artikel 16. Parttime ondernemen
Het college kan een werkzoekende als bedoeld in artikel 7 van de Participatiewet de re-integratievoorziening Parttime ondernemen voor de duur van maximaal twaalf maanden aanbieden om daarmee arbeidsinschakeling mogelijk te maken. Na de eerste periode wordt beoordeeld of de voorziening wordt verlengd en zo ja voor hoe lang. Deze voorziening houdt in dat freelancewerkzaamheden of (neven)activiteiten van bescheiden omvang mogen worden verricht, waarmee onvoldoende verdiend wordt om volledig uit de uitkering te komen, met een tijdsbeslag van maximaal 1225 uur per kalenderjaar.
De voorwaarden die aan de uitkering zijn gesteld en de afspraken voor re-integratie blijven onveranderd van toepassing. Dit betekent onder meer dat belanghebbende zich blijft inspannen om zo mogelijk volledig uit de uitkering te komen, en daarom beschikbaar blijft voor het aanvaarden van arbeid in loondienst.
Aldus besloten in de vergadering van het college op 10 september 2024.
Burgemeester, R.W. Bleker
Loco-secretaris, E.A. Smit
In dit artikel worden omschrijvingen gegeven van begrippen die in de nadere regels voorkomen, en waarvan het van belang is dat er telkens hetzelfde onder wordt verstaan. Bij het omschrijven van de begrippen is zoveel mogelijk aangesloten bij de begripsbepalingen in de Wet en de verordening.
Artikel 2. Hoogte vergoeding voorziening
Voor dit artikel is geen nadere toelichting noodzakelijk.
Artikel 3. Arbeidsdeskundig onderzoek
Een arbeidsdeskundig onderzoek kan gestart worden op verzoek van de belanghebbende, als hij/zij zelf aangeeft beperkingen te hebben. Het kan ook gestart worden op initiatief van het college, als er daar een vermoeden is van beperkingen voor de arbeidsinschakeling. Het doel van het onderzoek is om vast te stellen of er inderdaad sprake is van dergelijke beperkingen, en duidelijk te krijgen of en zo ja, op welke wijze arbeidsinschakeling tot de mogelijkheden behoort.
Artikel 4. Begeleidingskosten beschut werk
Werkgevers die een beroep doen op de maximale bijdrage begeleidingskosten beschut werk van € 8.600 moeten er rekening mee houden dat deze bijdrage bedoeld is voor compensatie van alle te maken kosten. Dit geldt dus ook voor bijvoorbeeld een eventuele voorziening werkplekaanpassing.
Artikel 5. Loonkostensubsidie en Loonwaardebepaling
Artikel 11 van de re-integratieverordening Participatiewet 2023 beschrijft het aanvraagproces van loonkostensubsidie. Als aanvulling op artikel 11 van deze verordening zijn de uitvoeringsregels in dit artikel opgesteld. Van de werkgever die een aanvraag om loonkostensubsidie doet, wordt verwacht dat de werkzoekende een arbeidsovereenkomst wordt aangeboden. De loonkostensubsidie wordt gebaseerd op de resultaten uit een loonwaarde meting. Dit is niet het geval als het college ten behoeve van arbeidsplaatsen gedurende de eerste zes maanden gebruik maakt van de mogelijkheid om een forfaitaire loonkostensubsidie (50% bruto WML) volgens artikel 10d, vijfde lid van de wet toe te kennen. De werkgever wordt door middel van loonkostensubsidie gecompenseerd in de ontbrekende loonwaarde van de werkzoekende. De wetgever heeft bepaald dat de maximale loonkostensubsidie niet meer mag bedragen dan 70% van het bruto wettelijk minimumloon en de aanspraak op vakantiebijslag op grond van artikel 15 van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag, vermeerderd met een bij ministeriële regeling nader te bepalen vergoeding voor werkgeverslasten.
De herbeoordelingsfrequentie van de loonwaarde wordt door middel van een loonwaardemeting afgestemd op de individuele omstandigheden van de werknemer en het perspectief op eventuele ontwikkelingsmogelijkheden. De in dit artikel genoemde loonkostensubsidie betreft een generieke regeling omdat ieder bedrijf of iedere onderneming, ongeacht de vestigingsplaats van de onderneming of de plaats van tewerkstelling van de werknemer, een beroep kan doen op subsidie wanneer deze onderneming een werkzoekende uit de doelgroep loonkostensubsidie uit de gemeente Enschede in dienst neemt. De algemene rechtsgrond voor het terug- en invorderen van subsidie is geregeld in artikel 4:57 Awb. Artikel 5 lid 11 van deze nadere regels geeft het college de bevoegdheid voor het kunnen terug- en invorderen van onverschuldigd betaalde loonkostensubsidie aan een werkgever.
Een jobcoach begeleidt een persoon (werknemer) met een structurele functionele beperking of behorende tot de doelgroep loonkostensubsidie gedurende een maximale periode bij het verrichten van zijn taken op de werkplek. Verder is van belang dat de ondersteuning noodzakelijk is in die zin, dat de werknemer zonder die ondersteuning in redelijkheid niet zijn werkzaamheden kan verrichten. De jobcoach begeleidt naast de werknemer ook zijn werkgever.
De voorziening persoonlijke ondersteuning (jobcoaching) heeft als doel dat een werknemer wordt begeleid naar een situatie waarin hij/zij uiteindelijk zonder begeleiding bij een reguliere werkgever kan werken. Aan het einde van een geslaagd traject kan de werknemer zelfstandig zijn/haar werk uitvoeren en/of is de werkgever zelf in staat de werknemer te begeleiden op zijn/haar werkplek.
Doelgroep(en) waarvoor jobcoaching kan worden ingezet
Jobcoaching kan worden ingezet voor de volgende twee doelgroepen:
Het is mogelijk, indien van toepassing, de jobcoach in te zetten bij een werkstage of proefplaatsing. Dit wordt ook aangeraden vanuit de ervaring dat hierdoor de kans op succes en daarmee doorstroming naar regulier werk toeneemt.
Intensiteit en tarieven inzet jobcoaching
Voor meer uniformiteit is voor de inzet van de jobcoach regionaal aangesloten bij de begeleidingsregimes licht, midden of intensief die het UWV hanteert. Het ondersteuningsregime kan bepaald worden via een loonwaarde meting (of afzonderlijke meting door een externe).
De begeleidingsregimes worden toegepast ongeacht of jobcoaching geregeld wordt door de gemeente of door de werkgever. Mocht het begeleidingsniveau “intensief” niet voldoende blijken te zijn dan zijn de extra kosten voor eigen rekening van de werkgever. Ook zijn de kosten van jobcoaching voor eigen rekening van de werkgever als jobcoaching na 2 jaar nodig blijft.
Optioneel kan in specifieke gevallen (hierbij is dus sprake van maatwerk, bijvoorbeeld bij langdurige ziekte) de mogelijkheid geboden worden de inzet van het instrument jobcoaching met nog eens twee keer een half jaar (tot maximaal 3 jaar) te verlengen. Hiermee wordt aangesloten op het aanbod Jobcoaching vanuit het UWV.
Artikel 9 t/m 11. Interne werkbegeleiding
Onderscheid tussen jobcoaching en interne werkbegeleiding
Er bestaat onderscheid in de begeleidingsbehoefte en omstandigheden van de werknemer. Op basis hiervan kan besloten worden voor inzet van de voorziening jobcoaching of interne werkbegeleiding. Het onderscheid tussen beide begeleidingsvormen betreft het volgende:
Jobcoaching is gericht op baanbehoud en zelfstandig functioneren van een kandidaat. Daarnaast kan jobcoaching gericht zijn op begeleiding van de werkgever met als doel de directe collega’s van de kandidaat en zijn directe leidinggevende zodanig te coachen, dat zij na afloop zelfstandig de begeleiding kunnen verzorgen.
Interne werkbegeleiding is gericht op begeleiding op de werkplek door een collega die getraind is in het begeleiden van de werknemers met een arbeidsbeperking. De focus ligt alleen op de werkplek en niet op andere leefgebieden, zoals bij jobcoaching wel het geval is. Deze vorm wordt ingezet wanneer er vooral behoefte is aan constante begeleiding op de werkplek en minder behoefte is aan ondersteuning op de andere leefgebieden.
Kerntaken en verantwoordelijkheden van de interne werkbegeleider zijn:
Artikel 12. Vervoersvoorziening
Op grond van dit artikel kan een vervoersvoorziening worden toegekend. Dit kan een voorziening in natura zijn of een vergoeding in de gemaakte reiskosten. Een vervoersvoorziening wordt ingezet om mensen aan het werk te krijgen en te houden. De reiskostenvergoeding wordt alleen toegekend voor reiskosten die noodzakelijk zijn voor de re-integratie of het werk, vergoeding van reiskosten voor vrijwilligerswerk is in principe niet mogelijk. Voor het in aanmerking komen voor een reiskostenvergoeding geldt dat er in principe sprake moet zijn van een minimale reisafstand van 5 kilometer (enkele reis). Het gaat hier om de reisafstand tussen het woonadres en het adres van de werkplek.
De aanvraag voor een reiskostenvergoeding moet altijd worden voorzien van bewijsstukken van de gemaakte kosten en de activiteiten waarmee ze samenhangen. Voor de hoogte van de vergoeding wordt uitgegaan van de kosten van de goedkoopste adequate oplossing. Dit betekent dat de kosten van tweede klas openbaar vervoer worden berekend. In principe is dat de maximale vergoeding, in uitzonderlijke gevallen kan hiervan worden afgeweken.
Voor deze artikelen is geen nadere toelichting noodzakelijk.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2024-390131.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.