Beleidsregel Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur Goeree-Overflakkee 2024

 

 

De burgemeester en burgemeester en wethouders, ieder voor zover het hun bevoegdheden betreft;

 

overwegende dat de Wet bevordering integriteitsbeoordeling door het openbaar bestuur hun beleidsruimte verschaft bij de besluitvorming met betrekking tot het toepassen van hun uit deze wet voortvloeiende bevoegdheden;

 

dat het gewenst is om de eerder op dit punt vastgestelde beleidsregel te actualiseren;

 

gelet op het bepaalde in de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur en artikel 4:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, de artikelen 3, 27, 30a en 31 van de Alcoholwet, artikel 30b van de Wet op de kansspelen, de artikelen 4.19b, 5.31 en 5.40, eerste lid, van de Omgevingswet, de Algemene plaatselijke verordening Goeree-Overflakkee 2020, de Aanbestedingswet 2012 en het Inkoop- en aanbestedingsbeleid 2022, de Algemene subsidieverordening Goeree-Overflakkee 2015, de Verordening speelautomatenhallen gemeente Goedereede, de Huisvestingswet 2014 en het Burgerlijk Wetboek;

 

besluiten vast te stellen de volgende beleidsregel: Beleidsregel Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur Goeree-Overflakkee 2024.

 

Hoofdstuk 1 Algemeen

Artikel 1.1 Definities

  • 1.

    In deze beleidsregel wordt verstaan onder:

    • Bibob-onderzoek: het eigen onderzoek en de beoordeling van een aanvraag door het bestuursorgaan en/of door het bureau op grond van de wet en deze beleidsregel;

    • eigen ambtelijke informatie: informatie die binnen de gemeentelijke organisatie aanwezig en die de gemeente in het kader van het eigen onderzoek kan gebruiken en/of informatie waarover de gemeente op verzoek kan beschikken;

    • gemeente: de publiekrechtelijke rechtspersoon gemeente Goeree-Overflakkee dan wel zijn bestuursorganen;

    • RIEC: het Regionaal informatie- en expertisecentrum voor de regio Rotterdam;

    • wet: Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur.

  • 2.

    De definities in paragraaf 1.1 van de wet en artikel 1:3 van de Algemene wet bestuursrecht zijn van overeenkomstige toepassing op deze beleidsregel.

Artikel 1.2 Toepassing beleidsregel

Deze beleidsregel heeft uitsluitend betrekking op de toepassing van de wet door de rechtspersoon zijnde de gemeente Goeree-Overflakkee en diens bestuursorganen. De beleidsregel laat dus onverlet dat binnen de grenzen van de wet op andere wijze een integriteitstoets wordt uitgevoerd en dat de uitkomsten daarvan bij verdere besluitvorming wordt betrokken.

Artikel 1.3 Uitvoering Bibob-onderzoek in afwijking van beleidsregel

Deze beleidsregel laat onverlet dat in afwijking van de hierna volgende bepalingen tot uitvoering van een onderzoek in het kader van de wet kan worden besloten, indien de omstandigheden van het geval daartoe aanleiding geven.

Artikel 1.4 Risicogebieden

  • 1.

    Een aanvraag voor een vergunning wordt onderworpen aan een Bibob-onderzoek, indien het een locatie betreft die gevestigd is in een door de burgemeester c.q. burgemeester en wethouders bij afzonderlijk besluit aangewezen risicogebied.

  • 2.

    De burgemeester heeft de bevoegdheid om risicogebieden in de gemeente aan te wijzen waarbinnen de wet integraal, dus op alle wettelijk toegestane sectoren, wordt toegepast. Het gaat hierbij om gebieden die extra aandacht behoeven daar waar het gaat om leefbaarheid en veiligheid. Dit kan een territoriaal gebied zijn. Daarnaast gaat het zowel om aanvragers van nieuwe vergunningen als om houders van bestaande vergunningen.

  • 3.

    Voor aanvragers van een vergunning die betrekking heeft op een risicogebied betekent dit dat deze aanvragers altijd gescreend worden, mits de wet deze screening toelaat. Dat betekent dat ook bijvoorbeeld aanvragen voor omgevingsvergunningen bouw en milieu in dat geval standaard gescreend worden. Voor houders van een bestaande vergunning betekent dit dat het enkele feit van deze ligging aanleiding kan zijn om over te gaan tot een Bibob-screening.

Artikel 1.5 Risicocategorieën

  • 1.

    De burgemeester heeft de bevoegdheid om risicocategorieën in de gemeente aan te wijzen waarbinnen de wet integraal, dus op alle wettelijk toegestane sectoren, wordt toegepast. Het gaat hierbij om categorieën die extra aandacht behoeven voor wat betreft criminele beïnvloeding. Deze risico categorieën worden aangewezen op basis van een advies vanuit het RIEC, de DCMR Milieudienst Rijnmond en/of de lokale driehoek.

  • 2.

    Voor aanvragers van een vergunning die betrekking heeft op een risicocategorie betekent dit dat deze aanvragers altijd gescreend worden, mits de wet deze screening toelaat. Voor houders van een bestaande vergunning betekent dit ook dat het enkele feit dat de onderneming valt binnen de risico categorieën aanleiding kan zijn om over te gaan tot een Bibob-screening.

Hoofdstuk 2 Alcohol- en exploitatievergunningen (APV-vergunningen)

Artikel 2.1 Bibob-onderzoek bij aanvraag voor een vergunning

  • 1.

    Uitvoering van de Bibob-toets vindt plaats bij elke aanvraag voor een:

    • a.

      Alcoholwetvergunningen als bedoeld in artikel 3 van de Alcoholwet;

    • b.

      exploitatievergunning voor een seksinrichting of escortbedrijf als bedoeld in artikel 3:3 van de Algemene Plaatselijke Verordening;

    • c.

      exploitatievergunning voor speelautomatenhallen op grond van de Speelautomatenhallenverordening;

    • d.

      exploitatievergunning openbare inrichting op grond van artikel 2:28 van de Algemene Plaatselijke Verordening;

    • e.

      evenementenvergunning. In het geval van een aanvraag als bedoeld in artikel 2:25 van de APV blijft de toepassing van de Bibob-toets beperkt tot de bij afzonderlijk besluit van de burgemeester aangewezen evenementenvergunningen; en

    • f.

      vergunning voor de huisvesting van arbeidsmigranten op grond van de geldende Huisvestingsverordening.

  • 2.

    Bij elke wijziging van een vergunning genoemd in het eerste lid vindt een Bibob-onderzoek plaats:

    • a.

      indien er sprake is van een nieuwe vestiging van een inrichting of bedrijf;

    • b.

      indien er sprake is van een overname of wijziging van een exploitant; of

    • c.

      indien er op grond van:

      • 1.

        eigen ambtelijke informatie;

      • 2.

        informatie verkregen van het Bureau of wanneer het Bureau een tip heeft uitgebracht als bedoeld in artikel 11 van de wet;

      • 3.

        situaties als bedoeld in artikel 11a van de wet;

      • 4.

        informatie afkomstig van een van de partners van het RIEC;

      • 5.

        vanuit het OM verkregen informatie als bedoeld in artikel 26 van de wet (OM-tip); of

      • 6.

        overige signalen;

    • vragen ontstaan of bestaan over de betrokkene en/of zijn potentiële, huidige of voormalige Bibob-relaties als bedoeld in artikel 3, vierde lid, van de wet en/of over de organisatiestructuur en/of wijze van financiering.

  • 3.

    In afwijking van het bepaalde in het eerste lid zal het bestuursorgaan ten aanzien van een aanvraag voor een exploitatievergunning geen Bibob-onderzoek starten wanneer de aanvrager in de afgelopen twee jaar is onderworpen aan een Bibob-onderzoek, tenzij er op grond van:

    • a.

      eigen ambtelijke informatie;

    • b.

      informatie verkregen van het Bureau of wanneer het Bureau een tip heeft uitgebracht als bedoeld in artikel 11 van de wet;

    • c.

      situaties als bedoeld in artikel 11a van de wet;

    • d.

      informatie afkomstig van een van de partners uit het RIEC;

    • e.

      vanuit het OM verkregen informatie als bedoeld in artikel 26 van de wet (OM-tip); of

    • f.

      overige signalen;

    vragen ontstaan of bestaan over de betrokkene en/of zijn potentiële, huidige of voormalige Bibob-relaties als bedoeld in artikel 3, vierde lid, van de wet en/of over de organisatiestructuur en/of wijze van financiering.

    •  

Artikel 2.2 Uitzonderingen

  • 1.

    Wanneer een Alcoholvergunning of een horeca-exploitatievergunning wordt aangevraagd door een slijtersbedrijf of een para-commerciële rechtspersoon als bedoeld in artikel 1 van de Alcoholwet, vindt er – in principe – geen Bibob-onderzoek plaats zolang men niet als commerciële partij opereert en informatie aanleiding geeft tot het uitvoeren van een Bibob-toets, welke is verkregen van de (eigen) ambtelijke organisatie, een van de partners uit het RIEC, de Officier van Justitie of openbare bronnen.

  • 2.

    Ingeval van het bijschrijven van (een) leidinggevende(n) op het aanhangsel (ex artikel 30a Alcoholwet) vindt er geen Bibob-onderzoek plaats.

Hoofdstuk 3 Bouwactiviteit onder de Omgevingswet

Artikel 3.1 Bibob-onderzoek bij aanvraag voor een Omgevingsvergunning omgevingsplanactiviteit

Uitvoering van het Bibob-onderzoek vindt plaats bij aanvragen voor een beschikking als bedoeld in artikel 5.1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Omgevingswet als zij vallen onder een van de door burgemeester en wethouders bij afzonderlijk besluit aangewezen risicocategorieën en in onderstaande gevallen:

  • a.

    Bouwsom

  • Een Bibob-onderzoek vindt plaats in geval van een aanvraag voor een omgevingsvergunning omgevingsplanactiviteit waarbij de bouwkosten hoger zijn dan € 500.000,- (exclusief btw). De bouwkosten worden door de gemeente berekend op basis van de vigerende Legesverordening;

  • b.

    Samenhang vergunningen

  • Indien de aanvraag voor een omgevingsvergunning omgevingsplanactiviteit leidt tot een aanvraag voor een exploitatie- en/of alcoholwetvergunning zal primair bij de aanvraag voor een(omgevings-)vergunning voor een omgevingsplanactiviteit het Bibob-onderzoek worden uitgevoerd. Voor zover er sprake is van twee verschillende (rechts)personen zal met betrekking tot de aanvraag voor een nieuwe exploitatie- en/of alcoholwetvergunning ook een Bibob-onderzoek uitgevoerd worden;

  • c.

    Risico-categorieën

  • Een Bibob-onderzoek vindt bovendien plaats in geval van een aanvraag voor een omgevingsplanactiviteit waarbij de bouwkosten meer bedragen dan € 500.000,- of minder bedragen dan of gelijk zijn aan € 500.000,- (exclusief btw) én waarbij sprake is van een of meerdere risicocategorieën die door het college van burgemeester en wethouders zijn aangewezen bij artikel 3.2 afzonderlijk besluit;

  • d.

    Cumulatie

  • In het geval dat een aanvrager in het tijdvak van één jaar, gerekend vanaf de eerste aanvraag, vier aanvragen (of meer) indient voor een omgevingsplanactiviteit, waarbij de bouwkosten meer dan € 50.000,- (exclusief btw) maar minder dan € 500.000,- (exclusief btw) bedragen, zal op de vierde aanvraag voor een omgevingsplanactiviteit van dezelfde aanvrager een Bibob-onderzoek plaatsvinden;

  • e.

    Illegaal gestarte bouwactiviteit

  • Er vindt een Bibob-onderzoek plaats ingeval van een aanvraag voor een omgevingsplanactiviteit indien reeds aanvang is genomen met de realisatie van een vergunningsplichtig bouwwerk, zonder dat daarvoor de vereiste vergunning is verleend en de bouwkosten meer dan € 100.000,- (exclusief btw) bedragen;

  • f.

    Risicogebied

  • Een aanvraag voor een omgevingsplanactiviteit wordt onderworpen aan een Bibob-onderzoek, indien de bouwkosten hoger zijn dan € 50.000,- (exclusief btw) én indien het een locatie betreft die gelegen is in een door burgemeester en wethouders bij afzonderlijk besluit aangewezen risicogebied.

Artikel 3.2 Uitzondering

Bij een aanvraag omgevingsplanactiviteit zal de wet – in beginsel – niet worden toegepast, in het geval dat de aanvraag afkomstig is van:

  • a.

    overheidsinstanties;

  • b.

    semi-overheidsinstanties;

  • c.

    toegelaten woningcorporaties, waarmee wordt bedoeld dat de woningcorporatie is toegelaten door de Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening conform de Woningwet middels een daartoe verleende vergunning; of

  • d.

    (rechts)personen die bouwactiviteiten namens of in opdracht van een toegelaten woningcorporatie verrichten én worden gefinancierd uit de eigen middelen van de toegelaten woningcorporatie.

Hoofdstuk 4 Milieuactiviteit onder de Omgevingswet

Artikel 4.1 Bibob-onderzoek bij een aanvraag voor een vergunning

Uitvoering van de Bibob-onderzoek vindt plaats bij elke aanvraag voor een omgevingsvergunning milieu en een omgevingsvergunning milieubelastende activiteit waarbij sprake is van een of meerdere risicocategorieën die bij afzonderlijk besluit door burgemeester en wethouder zijn aangewezen.

Artikel 4.2 Uitzondering

Bij een aangevraagde of een reeds verleende omgevingsvergunning milieu of milieubelastende activiteit zal de wet – in beginsel – niet worden toegepast, in het geval dat de aanvraag afkomstig is van:

  • a.

    overheidsinstanties; of

  • b.

    semi-overheidsinstanties.

Hoofdstuk 5 Bibob-onderzoek bij verleende vergunningen

Artikel 5.1 Verleende vergunningen

De wet kan worden toegepast bij alle verleende vergunningen op grond van de Alcoholwet, alle exploitatievergunningen en alle omgevingsvergunningen bouw- en milieuactiviteiten Omgevingswet indien:

  • a.

    er sprake is van ambtelijke informatie en/of informatie afkomstig van een van de partners uit het RIEC;

  • b.

    er door het Bureau een zogenaamde tip wordt gegeven als bedoeld in artikel 11 van de wet;

  • c.

    er vanuit het Bureau desgevraagd informatie als bedoeld in artikel 11a van de wet is verstrekt; of

  • d.

    er door de Officier van Justitie gebruik wordt gemaakt van zijn tipfunctie bedoeld in artikel 26 van de wet.

Hoofdstuk 6 Toepassingsbereik bij subsidies

Artikel 6 Bibob-onderzoek bij subsidies

De gemeente start een eigen Bibob-onderzoek bij een aanvraag voor een subsidie of (deels) goedgekeurde subsidie zoals bedoeld in de Algemene subsidieverordening als:

  • a.

    indien de activiteit waarvoor subsidie wordt aangevraagd valt onder een of meer van de aangewezen risicocategorieën en/ of risicogebieden;

  • b.

    eigen ambtelijke informatie;

  • c.

    informatie verkregen van het Bureau of wanneer het Bureau een tip heeft uitgebracht als bedoeld in artikel 11 van de wet;

  • d.

    informatie afkomstig van een van de partners uit het RIEC;

  • e.

    vanuit het OM verkregen informatie als bedoeld in artikel 26 van de wet (OM-tip);

  • f.

    vragen bestaan over de betrokkene en/of zijn potentiële, huidige of voormalige Bibob-relaties als bedoeld in artikel 3, vierde lid, van de wet en/of over de organisatiestructuur en/of wijze van financiering; of

  • g.

    er sprake is van overige relevante signalen.

Hoofdstuk 7 Privaatrechtelijke transacties

Artikel 7.1 Toepassingsbereik bij vastgoedtransacties

  • 1.

    Het bevoegde bestuursorgaan kan de wet – in beginsel – toepassen bij vastgoedtransacties waarbij de gemeente partij is. Bij de start van onderhandelingen daartoe, zal de gemeente de wederpartij ervan in kennis stellen dat een onderzoek deel kan uitmaken van de procedure.

  • 2.

    In de overeenkomst wordt een integriteitsclausule opgenomen, op basis waarvan kan worden overgegaan tot ontbinding, opzegging, vernietiging of opschorting van de overeenkomst indien de uitkomst van het onderzoek daartoe aanleiding geeft.

  • 3.

    Het onderzoek wordt – in beginsel – beperkt tot de gevallen die een of meerdere van de navolgende kenmerken hebben:

    • a.

      de vastgoedtransactie ziet op een als zodanig door de gemeente aangewezen risico-branches en/of risicogebied;

    • b.

      de beoogde contractspartij heeft een bedrijfsstructuur die aanleiding geeft voor een Bibob-onderzoek; of

    • c.

      de vastgoedtransactie behelst naar het oordeel van de gemeente een financieel risico voor de gemeente.

Artikel 7.2 Toepassingsbereik bij overheidsopdrachten

  • 1.

    De gemeente kan de wet toepassen bij overheidsopdrachten, indien, doch niet uitsluitend, de overheidsopdracht betrekking heeft op een activiteit die valt onder één of meer van de aangewezen risicocategorieën en/of plaatsvindt binnen een door burgemeester en wethouders bij afzonderlijk besluit aangewezen risicogebied.

  • 2.

    De gemeente neemt een weloverwogen besluit met inachtneming van:

    • a.

      de algemene beginselen van behoorlijk bestuur; en

    • b.

      de algemene beginselen van het aanbestedingsrecht.

  • 3.

    In aanbestedingsdocumenten zal worden opgenomen dat inschrijvende partijen rekening moeten houden dat de gemeente , alvorens tot gunning over te gaan, een onderzoek kan verrichten, dan wel advies kan inwinnen als bedoeld in artikel 9, tweede lid, van de wet.

Hoofdstuk 8 Niet genoemde aanvragen/vergunningen

Artikel 8 Andere aanvragen

Op alle andere aanvragen op grond van eigen ambtelijke informatie (gemotiveerd en onderbouwd), of op advies van de politie, reden toe wordt gezien voor een Bibob-onderzoek.

Hoofdstuk 9 Algemene uitzonderingen

Artikel 9 Uitzonderingen Bibob-onderzoek

In artikel 2.2, 3.2 en 4.2 van deze beleidsregel staat een aantal gevallen genoemd waar – in beginsel – geen Bibob-onderzoek wordt verricht. Er vindt toch een Bibob-onderzoek plaats als er sprake is van een van de volgende situaties:

  • a.

    er sprake is van eigen ambtelijke informatie en/of informatie afkomstig van een van de partners uit het RIEC;

  • b.

    er door het Bureau een zogenaamde tip wordt gegeven als bedoeld in artikel 11 van de wet;

  • c.

    er vanuit het Bureau desgevraagd informatie als bedoeld in artikel 11a van de wet is verstrekt;

  • d.

    er door de Officier van Justitie of een bestuursorgaan gebruik wordt gemaakt van de tipfunctie bedoeld in artikel 26 van de wet; of

  • e.

    er door een ander bestuursorgaan informatie wordt gedeeld op basis van artikel 28, tweede lid, sub m, en artikel 29 van de wet.

Hoofdstuk 10 Tipfunctie en informatiedeling

Artikel 10 Delen van informatie

  • 1.

    Op grond van artikel 26 van de wet kan de Officier van Justitie of een bestuursorgaan een tip geven aan een bestuursorgaan. De burgemeester en burgemeester en wethouders zullen in geval van een tip ex artikel 26 van de wet een Bibob-onderzoek starten.

  • 2.

    Op grond van artikel 28 van de wet kan een bestuursorgaan informatie uit een eigen Bibob-onderzoek delen met een ander bestuursorgaan. Indien een ander bestuursorgaan informatie deelt zal de burgemeester respectievelijk burgemeester en wethouders een eigen Bibob-onderzoek starten.

  • 3.

    De gemeente actief informatie deelt met andere bestuursorganen op grond van artikel 28 van de wet indien daartoe aanleiding bestaat.

Hoofdstuk 11 Slotbepalingen

Artikel 11.1 Intrekking oude beleidsregel

De BeleidsregelBIBOB Goeree-Overflakkeewordt ingetrokken.

Artikel 11.2 Inwerkingtreding

Deze beleidsregel treedt in werking op de dag na bekendmaking.

Artikel 11.3 Citeertitel

Deze beleidsregel wordt aangehaald als: Beleidsregel Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur Goeree-Overflakkee 2024.

Aldus vastgesteld op 27 augustus 2024 door

Burgemeester van Goeree-Overflakkee,

Mr. A. Grootenboer-Dubbelman

Aldus vastgesteld op 27 augustus 2024 door

Burgemeester en wethouders van Goeree-Overflakkee,

secretaris, burgemeester,

S. van Heeren mr. A. Grootenboer-Dubbelman

Toelichting: hoe past de gemeente Goeree-Overflakkee de Wet Bibob toe?

 

{Deze uitleg maakt duidelijk hoe de gemeente de Wet Bibob toepast, en welke mogelijkheden de gemeente heeft binnen die wet.}

 

Deze toelichting legt de stappen uit die de gemeente zet bij een Bibob-onderzoek. Soms voert de gemeente het onderzoek anders uit. Dit mag, zolang de gemeente zich aan de wet houdt.

 

De gemeente begint altijd met een eigen Bibob-onderzoek. Als dit onderzoek niet genoeg informatie oplevert om een beslissing te nemen, kan de gemeente ook het Landelijk Bureau Bibob om advies vragen. Dit bureau heeft toegang tot meer informatie dan de gemeente.

 

Ook kan de gemeente tijdens het onderzoek hulp vragen aan het Regionaal Informatie- en Expertise Centrum (RIEC).

 

In de beleidsregel Wet Bibob staat wanneer de gemeente een eigen Bibob-onderzoek kan starten. Soms gebruikt de gemeente eigen ambtelijke informatie bij dit onderzoek. Het kan zijn dat de gemeente deze informatie heeft gekregen uit één of meerdere (gesloten) bronnen, zoals gegevens van de politie. De gemeente houdt zich hierbij altijd aan de Wet Bibob.

 

Gaat het om een privaatrechtelijke overeenkomst? Dan gelden de afspraken in het (algemene) inkoopbeleid van de gemeente, de (algemene) verkoopvoorwaarden van de gemeente en contracten. Deze beleidsregel is een aanvulling op die afspraken.

 

 

Eigen Bibob -onderzoek door de gemeente

 

De gemeente start altijd met een eigen Bibob-onderzoek. De gemeente voert hiervoor onderstaande stappen uit.

 

 

De betrokkene moet een Bibob -vragenformulier invullen

 

Wanneer de gemeente een eigen Bibob-onderzoek start, vraagt het de betrokkene om het Bibob-vragenformulier in te vullen en in te leveren bij de gemeente. De betrokkene moet ook alle documenten (bijlagen) inleveren waar in het vragenformulier om wordt gevraagd. Deze documenten gelden als bewijs voor de antwoorden.

 

Als de betrokkene de aanvraag doet voor een nieuwe beschikking, zoals een vergunning of subsidie, maken de Bibob-vragenformulieren onderdeel uit van de aanvraag voor de vergunning of subsidie.

 

De gemeente voert daarna de volgende acties uit:

  • 1.

    De gemeente controleert en onderzoekt alle informatie die de betrokkene heeft ingevuld op het Bibob-vragenformulier en alle toegevoegde documenten (bijlagen).

  • 2.

    De gemeente controleert en onderzoekt extra informatie die de betrokkene heeft ingeleverd bij de gemeente als de gemeente hierom heeft gevraagd.

  • 3.

    De gemeente doet onderzoek naar informatie over de betrokkene en de omgeving van de betrokkene in open bronnen waar iedereen toegang toe heeft, zoals de Kamer van Koophandel en het Kadaster.

 

De gemeente kan de volgende extra gegevens opvragen:

  • Politiegegevens (zie artikel 4.3 onder l van het Besluit politiegegevens);

  • Justitiële gegevens, zoals een strafblad;

  • Informatie van het Landelijk Bureau Bibob, zoals bedoeld in artikel 11a van de Wet Bibob;

  • Informatie van de Rijksbelastingdienst zoals bedoeld in artikel 7c van de Wet Bibob;

 

De gemeente kan deze extra informatie opvragen van de betrokkene zoals bedoeld in artikel 1, lid 1 van de Wet Bibob, maar ook van Bibob-relaties van de betrokkene. Daaronder vallen de volgende personen:

  • degene die direct of indirect leiding geeft of heeft gegeven aan de betrokkene;

  • degene die direct of indirect zeggenschap heeft of heeft gehad over de betrokkene;

  • degene die direct of indirect vermogen geeft of heeft gegeven aan de betrokkene;

  • degene die als leidinggevende, beheerder, bedrijfsleider of vervoersmanager staat vermeld op de aangevraagde of al gegeven beschikking;

  • degene die met de betrokkene gelijk kan worden gesteld door zijn invloed op de betrokkene.

 

De betrokkene moet de volgende informatie geven over hoe hij het project of de activiteit financiert:

De financiering van het project of de activiteit moet aannemelijk en inzichtelijk zijn. Dit betekent dat geloofwaardig moet zijn dat de betrokkene het geld heeft en dat duidelijk moet zijn waar het geld vandaan komt. Daarom gelden de volgende regels:

 

Optie 1: De betrokkene gebruikt eigen vermogen

De betrokkene moet kunnen bewijzen dat hij het geld heeft en waar het vandaan komt. Ook als de betrokkene met contant geld betaalt.

 

Optie 2: De betrokkene gebruikt vreemd vermogen

In dit geval moet de betrokkene de volgende documenten inleveren:

  • Een lenings- of schenkingscontract waarop staat wat de voorwaarden voor de lening of schenking zijn. Dit contract moet in het Nederlands zijn, of vertaald zijn naar het Nederlands.

  • Documenten die de identiteit van de (indirecte) geldgever bewijzen:

    • o

      Geldig identiteitsbewijs

    • o

      Adres en woonplaats

    • o

      Gegevens over de natuurlijke personen (aandeelhouders) als de financiering door rechtspersonen gebeurt.

  • Documenten waaruit blijkt waar het geld van de geldgever vandaan komt en om hoeveel geld het gaat. Denk aan overeenkomsten, jaaropgaven, loonstroken en belastingaangiftes.

  • Bankafschriften waaruit blijkt dat de betrokkene het geld heeft ontvangen.

  • Betaalt de betrokkene met contant geld? Dan moet de betrokkene laten zien hoe hij aan dit geld komt.

  • Maakt de betrokkene gebruik van crowdfunding of andere manieren om via een platform geld op te halen bij een groep mensen? Dan kan de gemeente het platform verplichten de identiteit van de uiteindelijke vermogensverschaffers bekend te maken aan de betrokkene of de gemeente.

 

 

Onderzoek door het Landelijk Bureau Bibob

De gemeente kan ook het Landelijk Bureau Bibob een onderzoek laten doen. Het Landelijk Bureau Bibob heeft toegang tot meer informatie dan de gemeente, zoals internationale informatie en informatie van inlichtingendiensten. Een onderzoek door het Landelijk Bureau Bibob heeft daarom meer invloed op een betrokkene en de privacy van een betrokkene dan een onderzoek door de gemeente. De gemeente laat het Landelijk Bureau Bibob daarom alleen een onderzoek doen als zij dit echt nodig vindt.

 

De gemeente kan het Landelijk Bureau Bibob (LBB) onderzoek laten doen in de volgende gevallen:

  • a.

    De gemeente heeft nog vragen over de integriteit van de betrokkene en/of de omgeving van de betrokkene, zoals bedoeld in artikel 3, lid 4 van de Wet Bibob;

  • b.

    De gemeente heeft nog vragen over de bedrijfsstructuur van één of meerdere bedrijven die te maken hebben met de beschikking, overheidsopdracht of vastgoedtransactie;

  • c.

    De gemeente heeft nog vragen over de financiering van de activiteiten;

  • d.

    Het Landelijk Bureau Bibob adviseert de gemeente om hen onderzoek te laten doen naar de betrokkene, zoals bedoeld in artikel 11 van de Wet Bibob;

  • e.

    De gemeente heeft een tip ontvangen van de officier van justitie, of een ander bestuursorgaan, of een rechtspersoon met een overheidstaak, zoals bedoeld in artikel 26 van de Wet.

Een betrokkene kan geen bezwaar maken of in beroep gaan tegen een adviesvraag bij het Landelijk Bureau Bibob. De betrokkene kan de aanvraag wel altijd intrekken.

 

Wanneer besluit de gemeente om geen vergunning of subsidie te geven, of geen vastgoedtransactie of overheidsopdracht te sluiten?

De gemeente beoordeelt zelf, of met een advies van het Landelijk Bureau Bibob, of het een negatief of positief besluit neemt. In de Wet Bibob staat hoe de gemeente moet omgaan met de kans op criminele activiteiten. Als die kans erg groot is, heeft de Wet Bibob het over ‘een ernstige mate van gevaar’. Als de kans kleiner is heeft de Wet Bibob het over ‘een mindere mate van gevaar’.

 

Vergunningen en subsidies

In de volgende gevallen kan de gemeente beslissen om een aanvraag voor een vergunning of subsidie niet te behandelen. Of een al verleende vergunning of subsidie in te trekken. Dit kan de gemeente doen volgens artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht en op grond van artikel 3 en artikel 4 van de Wet Bibob.

  • De betrokkene werkt niet mee aan het eigen Bibob-onderzoek van de gemeente. Bijvoorbeeld door het Bibob-vragenformulier niet of niet helemaal in te vullen, en/of niet alle gevraagde bewijzen mee te sturen. Ook niet nadat de gemeente de betrokkene tijd heeft gegeven om de missende informatie aan te vullen.

  • De betrokkene heeft opzettelijk informatie weggelaten van het Bibob-formulier of foute informatie gegeven. Dit is strafbaar volgens artikel 225 van het Wetboek van Strafrecht. Als de gemeente denkt dat de betrokkene dit heeft gedaan, kan de gemeente aangifte doen bij de politie.

  • De betrokkene heeft niet goed genoeg kunnen bewijzen dat hij het geld voor de activiteit heeft en hoe hij aan dit geld is gekomen.

  • De betrokkene werkt niet mee aan het onderzoek van het Landelijk Bureau Bibob. Bijvoorbeeld door de gevraagde informatie of bewijzen niet te geven. Of door niet naar waarheid te antwoorden.

  • Uit het Bibob-onderzoek blijkt dat er een ernstig mate van gevaar is, zoals bedoeld in artikel 3, lid 1 van de Wet Bibob. Als de vergunning of subsidie al gegeven is, kan de gemeente deze intrekken.

  • Is er geen ernstige mate van gevaar, maar een mindere mate van gevaar, zoals bedoeld in artikel 3, lid 1 van de Wet Bibob? Dan kan de gemeenten extra voorschriften (regels) opleggen voor de vergunning of subsidie. Die extra voorschriften moeten ervoor zorgen dat het gevaar voor criminele activiteiten verdwijnt of kleiner wordt. Als de betrokkene zich niet aan deze regels houdt, kan de gemeente de vergunning of subsidie intrekken.

  • Is er wel een ernstige mate van gevaar, maar vindt de gemeente het weigeren of intrekken van de vergunning of subsidie een te zware beslissing ? Ook dan kan de gemeente extra regels opleggen. Die extra regels moeten ervoor zorgen dat het gevaar voor criminele activiteiten verdwijnt of kleiner wordt. Als de betrokkene zich niet aan deze regels houdt, kan de gemeente de vergunning of subsidie intrekken.

 

Vastgoedtransacties

In de volgende gevallen kan de gemeente beslissen om een geen vastgoedtransactie te sluiten. Of het contract te verbreken dat na de vastgoedtransactie is gesloten. De gemeente moet die optie wel in het contract hebben opgenomen.

  • De betrokkene werkt niet mee aan het eigen Bibob-onderzoek van de gemeente. Bijvoorbeeld door het Bibob-vragenformulier niet of niet helemaal in te vullen, en/of niet alle gevraagde bewijzen mee te sturen. Ook niet nadat de gemeente de betrokkene tijd heeft gegeven om de missende informatie aan te vullen.

  • De betrokkene heeft expres informatie weggelaten van het Bibob-formulier of foute informatie gegeven. Dit is strafbaar volgens artikel 225 van het Wetboek van Strafrecht. Als de gemeente denkt dat de betrokkene dit heeft gedaan, kan de gemeente aangifte doen bij de politie.

  • De betrokkene heeft niet goed genoeg kunnen bewijzen dat hij het geld voor de activiteit heeft en hoe hij aan dit geld is gekomen.

  • De betrokkene werkt niet mee aan het onderzoek van het Landelijk Bureau Bibob. Bijvoorbeeld door de gevraagde informatie of bewijzen niet te geven. Of door niet naar waarheid te antwoorden.

  • Er is minimaal een mindere mate van gevaar dat de vastgoedtransactie wordt gebruikt voor het witwassen van crimineel geld of vermogen.

  • Er is minimaal een mindere mate van gevaar dat in of met het gebouw of de grond strafbare activiteiten zullen gebeuren.

  • De gemeente is ervan overtuigd dat de betrokkene mogelijk niet integer is door ernstige strafbare activiteiten waarmee de betrokkene te maken heeft.

  • De gemeente is ervan overtuigd dat er strafbare activiteiten zijn uitgevoerd om het gebouw of de grond te verkrijgen.

 

Overheidsopdrachten

In de volgende gevallen kan de gemeente beslissen om geen overheidsopdracht te geven. Of het contract voor deze overheidsopdracht te verbreken. De gemeente moet die optie wel in het contract hebben opgenomen.

  • De betrokkene werkt niet mee aan het eigen Bibob-onderzoek van de gemeente. Bijvoorbeeld door het Bibob-vragenformulier niet of niet helemaal in te vullen, en/of niet alle gevraagde bewijzen mee te sturen. Ook niet nadat de gemeente de betrokkene tijd heeft gegeven om de missende informatie aan te vullen.

  • De betrokkene heeft expres informatie weggelaten van het Bibob-formulier of foute informatie gegeven. Dit is strafbaar volgens artikel 225 van het Wetboek van Strafrecht. Als de gemeente denkt dat de betrokkene dit heeft gedaan, kan de gemeente aangifte doen bij de politie.

  • De betrokkene heeft niet goed genoeg kunnen bewijzen dat hij het geld voor de activiteit heeft en hoe hij aan dit geld is gekomen.

  • De betrokkene werkt niet mee aan het onderzoek van het Landelijk Bureau Bibob. Bijvoorbeeld door de gevraagde informatie of bewijzen niet te geven. Of door niet naar waarheid te antwoorden.

  • Uit het Bibob-onderzoek blijkt dat de betrokkene misschien niet integer is. De gemeente kan dan beslissen dat de partij niet mee mag doen aan de aanbesteding volgens de Aanbestedingswet 2012.

  • Bij contracten zoals bedoeld in de Jeugdwet en/of de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo) kan de informatie uit het Bibob-onderzoek reden voor de gemeente zijn om het contract niet te sluiten of te verbreken.

 

Hoe snel krijgt de betrokkene de uitslag van het onderzoek?

De gemeente moet binnen een bepaalde periode reageren op de aanvraag van een betrokkene voor een beschikking. Ook het Landelijk Bureau Bibob moet binnen een bepaalde periode reageren op een vraag van de gemeente voor een extra Bibob-onderzoek. In sommige gevallen krijgen de gemeente en het Landelijk Bureau Bibob meer tijd.

 

Als de gemeente een advies aanvraagt bij het Landelijk Bureau Bibob, dan krijgt de gemeente meer tijd om op de aanvraag te reageren. De periode wordt verlengd met het aantal dagen dat het Landelijk Bureau Bibob nodig heeft om dit advies te geven. De dag dat het Landelijk Bureau Bibob de aanvraag in behandeling neemt telt als dag 1, en de dag dat de gemeente het advies heeft ontvangen telt als de laatste dag. De periode hiertussen mag niet meer dan 8 weken zijn (zie artikel 15, lid 1 van de Wet Bibob).

 

Lukt het het Landelijk Bureau Bibob niet binnen 8 weken een advies te geven aan de gemeente? Dan kan het de periode verlengen met maximaal 4 weken (zie artikel 15, lid 3 van de Wet Bibob). De gemeente laat het de betrokkene direct weten als dit gebeurt.

 

Mist het Landelijk Bureau Bibob nog informatie om het onderzoek uit te voeren? Dan vraagt het dit op bij de betrokkene, de gemeente of een andere organisatie. De periode die het Landelijk Bureau Bibob moet wachten op deze extra informatie gaat niet af van het totaal van 8 weken dat het Landelijk Bureau Bibob heeft om een advies te geven. Ook de gemeente krijgt deze periode erbij om op de aanvraag te reageren.

 

Informatieplicht van de gemeente

Als de gemeente het Landelijk Bureau Bibob een onderzoek laat doen, moet de gemeente dit in een brief laten weten aan de betrokkene. De gemeente laat de betrokkene ook weten dat dit betekent dat de gemeente meer tijd krijgt om over de aanvraag van de betrokkene te beslissen (zie artikel 31 Wet Bibob). Een kopie van die brief voegt de gemeente toe aan de vraag om een advies bij het Landelijk Bureau Bibob.

 

De gemeente moet de betrokkene een kopie van het advies van het Landelijk Bureau Bibob geven als dit advies reden was voor de gemeente om:

  • een aanvraag voor een beschikking te weigeren;

  • een verleende beschikking in te trekken;

  • extra voorschriften (regels) op te leggen voor de beschikking.

De gemeente moet die kopie ook aan andere personen geven als die zijn onderzocht (derden, zoals bedoeld in artikel 28 en 33 van de Wet Bibob) en de informatie over deze personen onderdeel heeft uitgemaakt van de beslissing van de gemeente. De gemeente mag alleen de onderdelen die over hen gaan met hen delen.

 

De betrokkene en anderen die de kopie hebben ontvangen moeten de informatie hieruit geheim houden (geheimhoudingsplicht). De gemeente laat dit in een brief aan hen weten (zie artikel 28 Wet Bibob).

 

Reageren op een negatief besluit naar aanleiding van een Bibob -onderzoek

Komt er een negatief besluit na het onderzoek? Dan mogen de betrokkene en andere personen die zijn onderzocht hierop reageren, zoals bedoeld in artikel 33 van de Wet Bibob.

 

Andere rechten en plichten van de gemeente

 

Gebruiken van Bibob -advies (en informatie uit eigen onderzoek)

 

De gemeente mag een advies van het Landelijk Bureau Bibob en informatie uit het eigen onderzoek vijf jaar lang gebruiken voor een andere beslissing.

 

Aantekening maken in het Bibob -register

Het Bibob-register zorgt ervoor dat verschillende overheidsorganisaties informatie met elkaar kunnen delen. De gemeente maakt een aantekening in het Bibob-register, zoals bedoeld in artikel 7a, lid 7 en 8 van de Wet Bibob, als:

  • uit het eigen Bibob-onderzoek van de gemeente blijkt dat de betrokkene een gevaar vormt.

  • de gemeente vermoedt dat de betrokkene de aanvraag heeft ingetrokken omdat de gemeente de Wet Bibob uitvoert.

  •  

Tippen andere gemeenten en/of rechtspersonen

De gemeente tipt andere gemeenten of rechtspersonen met een overheidstaak als het denkt dat zij informatie over betrokkenen moeten hebben, zoals bedoeld in artikel 26 van de Wet Bibob.

 

Delen van gegevens met andere gemeenten en/of rechtspersonen

De gemeente deelt Bibob-informatie met andere gemeenten en/of rechtspersonen met een overheidstaak als zij daarom vragen, zoals bedoeld en onder de voorwaarden in artikel 28, lid 2 onder m van de Wet Bibob.

Naar boven