Verordening tot wijziging van de Apv gemeente Midden-Drenthe en andere verordeningen in verband met de inwerkingtreding van de Omgevingswet

 

De raad van de gemeente Midden-Drenthe;

 

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 7 november 2023;

 

gelet op:

  • artikel 149 Gemeentewet;

  • artikel 4.6 lid 1 aanhef en onder f Invoeringswet Omgevingswet;

  • artikel 22.8 van de Omgevingswet;

 

gezien het advies van de raadscommissie Ruimte en Groen;

 

besluit:

 

vast te stellen de volgende verordening:

 

Verordening tot wijziging van de Algemene plaatselijke verordening gemeente Midden-Drenthe 2020 en andere verordeningen in verband met de inwerkingtreding van de Omgevingswet.

 

 

Artikel I Algemene plaatselijke verordening (Apv)

De Algemene plaatselijke verordening Midden-Drenthe 2020 wordt als volgt gewijzigd:

  • 1.

    In artikel 1:1 vervalt de begripsbepaling van bevoegd gezag;

  • 2.

    In artikel 1:1 vervalt de begripsbepaling van bouwwerk;

  • 3.

    In artikel 1:1 wordt de begripsbepaling van gebouw vervangen door: “gebouw als bedoeld in bijlage I bij het Besluit bouwwerken leefomgeving”;

  • 4.

    Het tweede lid van artikel 2:23 wordt aangevuld met: “, waaronder de provinciale Omgevingsverordening”;

  • 5.

    Na artikel 34b wordt een artikel ingevoegd luidende:

Artikel 2:34c Proeverijen in slijtlokaliteiten

1. Slijtersbedrijven zijn vrijgesteld van het in artikel 3, eerste lid, en het in artikel 14, eerste lid, van de Alcoholwet vervatte verbod, ten behoeve van het tegen betaling organiseren van een proeverij in hun slijtlokaliteit.

2. De vrijstelling geldt buiten de dagen en tijden dat de slijtlokaliteit bij of krachtens de Winkeltijdenwet regulier is opengesteld.

  • 6.

    In artikel 2:39 wordt in het derde lid, het onder b gestelde “een geldend bestemmingsplan” vervangen door: “het Omgevingsplan”.

  • 7.

    In artikel 2:65 wordt de zinsnede “is het verboden” vervangen door “en de artikelen 2:47, 2:49 en 2:50, is het verboden ter voorkoming van overlast en hinder”.

  • 8.

    In artikel 2:71 wordt de begripsbepaling “hetgeen daaronder wordt verstaan in het Vuurwerkbesluit” vervangen door “vuurwerk van categorie F1, F2 of F3 dat op grond van artikel 2.1.1 van het Vuurwerkbesluit is aangewezen als vuurwerk dat ter beschikking mag worden gesteld voor particulier gebruik”.

  • 9.

    In artikel 2:73b wordt in het derde lid de zinsnede “de Wet milieubeheer, Wet wapens en munitie, Wet milieugevaarlijke stoffen” vervangen door “de Omgevingswet, Wet wapens en munitie”.

  • 10.

    In het bepaalde onder j. van het eerste lid van artikel 3:7 wordt de zinsnede “een geldend bestemmingsplan, een bestemmingsplan in ontwerp dat ter inzage is gelegd, of een beheersverordening” vervangen door: “het Omgevingsplan of een bekendgemaakte ontwerpwijziging daarvan”.

  • 11.

    In het bepaalde onder g. van het eerste lid van artikel 3:9 wordt de zinsnede “een geldend bestemmingsplan, een beheersverordening” vervangen door: “het Omgevingsplan”.

 

Artikel II Algemene verordening ondergrondse infrastructuren

De Algemene verordening ondergrondse infrastructuren 2017 Midden-Drenthe wordt als volgt gewijzigd:

  • 1.

    In artikel 1 wordt onder vernummering van de overige begripsomschrijvingen na a. de volgende begripsbepaling toegevoegd: “b. bomenbeschermingsplan: beschrijving van de bij de aanleg of verleggingswerkzaamheden te nemen beschermingsmaatregelen ter voorkoming van schade aan houtopstanden, zowel boven- als ondergronds, waarvan het uitgangspunt is het behoud van de gezondheid en de levensverwachting van de houtopstanden”.

  • 2.

    In artikel 1 wordt in de begripsomschrijving van kabels en /of leidingen. na het woord “verbonden” ingevoegd het woord “boven- en ondergrondse”.

  • 3.

    Aan artikel 3 wordt een derde lid toegevoegd dat luidt: “Burgemeester en wethouders kunnen bij de uitoefening van hun bevoegdheden op basis van deze verordening onderscheid maken tussen openbare netwerken en niet-openbare netwerken”.

  • 4.

    In het vijfde lid van artikel 4 wordt aan de zin “Tijdens door de gemeente vergunde evenementen geldt altijd een breekverbod” toegevoegd “en kan in overleg met de toezichthouder in bepaalde gevallen worden gewerkt”.

  • 5.

    In het derde lid van artikel 5 wordt de zinsnede “dan stelt de aanvrager burgemeester en wethouders hiervan op de hoogte” vervangen door: “dan moet er ook instemming worden aangevraagd bij burgemeester en wethouders. Dit laatste geldt alleen voor openbaar gebied”.

  • 6.

    In het gestelde onder e. van het tweede lid van artikel 6 vervalt de zinsnede “en/of DWG-“.

  • 7.

    Na het gestelde onder f. van het tweede lid van artikel 6 wordt, onder vernummering van de overige onderdelen, een nieuw onderdeel g. ingevoegd, luidende: “een bomenbeschermingsplan voor zover het te graven of te boren tracé of kopgat onder de boomprojectie van een boom is gepland”.

  • 8.

    Na het gestelde onder c. van het derde lid van artikel 6 wordt, onder vernummering van de overige onderdelen, een nieuw onderdeel d. ingevoegd, luidende: “een bomenbeschermingsplan voor zover het te graven of te boren tracé of kopgat onder de boomprojectie van een boom is gepland”.

  • 9.

    In het tweede lid van artikel 10 wordt na de zinsnede “kabels en/of leidingen” ingevoegd “, of (bovengrondse) werken of bouwwerken, behorend bij het netwerk,”.

  • 10.

    In het derde lid van artikel 10 wordt de zinsnede “een publiekrechtelijke regeling” vervangen door “de vastgestelde nadeelcompensatieregeling”.

 

Artikel III Verordening op de afvoer van hemelwater

De Verordening op de afvoer van hemelwater Midden-Drenthe wordt als volgt gewijzigd:

  • 1.

    In artikel 1 vervalt de begripsomschrijving onder a.

  • 2.

    In artikel 2 vervalt het eerste en het achtste lid.

  • 3.

    In artikel 2, derde en zevende lid wordt “De beheerder” vervangen door “Het college van burgemeester en wethouders”.

  • 4.

    In artikel 2, vijfde lid wordt “de beheerder van het openbare riool” vervangen door “het college van burgemeester en wethouders”.

  • 5.

    Artikel 3 vervalt.

  • 6.

    Artikel 4 vervalt.

 

Artikel IV Verordening speelautomatenhal

De Verordening speelautomatenhal Midden-Drenthe wordt als volgt gewijzigd:

In het eerste lid van artikel 7 wordt in het bepaalde onder f de zinsnede “bestemmingsplan, dan wel een stadsvernieuwingsplan c.q. leefmilieuverordening in de zin van de Wet op de stads- en dorpsvernieuwing” vervangen door: “Omgevingsplan”.

 

Artikel V Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking op de dag na de bekendmaking.

  • 2.

    Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening tot wijziging van de Apv gemeente Midden-Drenthe 2020 en andere verordeningen in verband met de inwerkingtreding van de Omgevingswet.

 

 

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van donderdag 14 december 2024.

de griffier, de voorzitter,

C.A.M. Bodewes J. Zwiers

Toelichting

 

Toelichting

De inwerkingtreding van de Omgevingswet per 1 januari 2024 heeft gevolgen voor de regelgevingen van de gemeente die gaan over de ruimtelijke omgeving.

Het grootste gedeelte van de onderwerpen die betrekking hebben op de fysieke ruimte is op dit moment geregeld in bestemmingsplannen, die gelden voor bepaalde gebieden in de gemeente. Daarnaast zijn er verordeningen die algemeen voor het hele grondgebied van de gemeente gelden, en hogere wetgeving.

Per 1 januari zal de hogere wetgeving voor het grootste gedeelte opgenomen worden in de Omgevingswet en de op grond daarvan genomen besluiten (AMvB’s zoals het Bal en het Bkl). Voor een klein deel van de hogere wetgeving, waarvan de wetgever dacht dat deze beter op lokaal niveau konden worden geregeld, geldt dat deze in het Omgevingsplan moeten worden verwerkt. Die laatste regels komen per 1 januari 2024 van rechtswege terecht in het tijdelijke deel van het Omgevingsplan (daarom worden deze regels ook wel “Bruidsschat” genoemd – het toepasselijker “Paard van Troje” had voor de wetgever onvoldoende positieve connotaties, blijkbaar). Tijdelijk, omdat er nog een besluit moet komen van de gemeenteraad om ze definitief op te nemen. Dat moet voor 1 januari 2032. De Omgevingswet bepaalt dat de gemeente vóór die datum voor het hele grondgebied van de gemeente een volledig Omgevingsplan moet hebben.

Hetzelfde geldt voor de omzetting van bestemmingsplannen die alle per 1 januari 2024 integraal overgaan naar het tijdelijk gedeelte van het Omgevingsplan.

Voor verordeningen is het genuanceerder. Een paar onderwerpen gaan door het overgangsrecht over naar het tijdelijk deel van het Omgevingsplan (regels over geur van veehouderijen, bepaalde regels over monumenten en regels over hemelwater en grondwater (artikel 4.6 lid 1 Invoeringswet Omgevingswet). Andere regels blijven eerst in de verordeningen staan.

In de voorbereiding van de transitie naar de Omgevingswet is om die reden gedurende het jaar 2020 beoordeeld welke verordeningsregels alvast gebundeld konden worden zodat het aantal verordeningen dat blijft bestaan in de periode na 1 januari 2024 kleiner zou worden. Hiertoe zijn een groot aantal gemeentelijke verordeningen gescreend. Deze screening heeft geleid tot de Verordening Leefomgeving 2020. Hierin zijn de regels verzameld die betrekking hebben op het veranderen van de fysieke omgeving of de activiteiten in de fysieke leefomgeving, en die bovendien algemene werking hebben voor de gemeente. Een aantal verordeningen bevatten regels die erg specifiek waren voor wat betreft het onderwerp, of die alleen een relatie hadden met een activiteit in de fysieke ruimte. Die verordeningen zijn blijven bestaan naast de Verordening Leefomgeving.

Met de komst van de Omgevingswet zal een groot aantal landelijke wetten en besluiten verdwijnen. Een aantal van de gemeentelijke verordeningen zal daarmee zijn grondslag verliezen. Dat moet vóór 1 januari 2024 worden gerepareerd. Ook bevatten verordeningen verwijzingen naar begrippen die onder de Omgevingswet niet meer voorkomen, of regels die in de Omgevingswet (hogere wetgeving) al geregeld zijn.

De verordeningen zijn daarom opnieuw gescreend. De Verordening Leefomgeving 2020 bleek de meeste wijzigingen nodig te hebben, zodanig dat bijna elk artikel gewijzigd moest worden. Dat was reden om de verordening in zijn geheel te vernieuwen tot de Verordening Leefomgeving 2024. De overige verordeningen hebben minder, of helemaal geen wijzigingen nodig. Hiertoe kon worden volstaan met een “veegverordening” een wijzigingsverordening waarmee de diverse wijzigingen in één keer doorgevoerd kunnen worden.

Voorts is gekeken of er nieuwe, door de VNG geadviseerde wijzigingen konden worden meegenomen. Hierna in deze toelichting wordt per bekeken verordening uitgelegd of er wijzigingen benodigd zijn, en zo ja, welke.

 

Algemene plaatselijke verordening

Voor de aanpassing van de artikelen van de Algemene plaatselijke verordening aan de Omgevingswet is de ModelApv 2021 van de VNG gebruikt, die is aangepast met het oog op de inwerkingtreding. Ook is de zomerupdate van 2022 gebruikt. In onze gemeente is een groot deel van de artikelen van de ModelApv die betrekking hebben op de fysieke leefomgeving bij het raadsbesluit van januari 2021 overgeheveld naar de Verordening Leefomgeving 2020. Van de overgebleven artikelen, die met name de bescherming van de openbare orde en veiligheid tot doel hebben, behoeft slechts een klein gedeelte aanpassing, voor zover zij verwijzen naar bestemmingsplannen.

Ook is de mogelijkheid van de Alcoholwet opgenomen om buiten de reguliere winkeltijden tegen betaling proeverijen te houden in slijterijen. Dit is voorgesteld door de VNG in de ModelApv 2022 van de VNG (zomerwijziging 2022). Het is zonder deze bepaling in de Apv voor slijters verboden in hun slijterij een proeverij te organiseren. Het is alleen toegestaan de klant te laten proeven indien hij daarom verzoekt en dat proeven moet bovendien gratis zijn (artikel 13, tweede lid, van de Alcoholwet). Artikel 25e van de Alcoholwet maakt het mogelijk om bij verordening vrijstelling te verlenen van dit verbod, zodat betaalde proeverijen in slijtlokaliteiten zijn toegestaan. Deze vrijstelling geldt voor alle slijters in de gemeente. De voorwaarden waaraan een proeverij moet voldoen staan in artikel 6.1 van het Alcoholbesluit. Zo mogen maximaal één proeverij per dag en maximaal drie proeverijen per week worden gegeven.

Artikel 2:65 van de Apv verbiedt het bedelen op een openbare plaats. Toegevoegd wordt het motief ‘voorkoming of beëindiging van overlast of hinder’. Aanleiding is een uitspraak van het Europese Hof van de Rechten van de Mens, waarin het Hof oordeelt dat de menselijke waardigheid wordt aangetast als iemand niet beschikt over voldoende bestaansmiddelen, en dat deze waardigheid beschermd wordt door artikel 8 EVRM (het recht op de eerbiediging van het privéleven). Dit recht kan op grond van artikel 8, tweede lid, EVRM beperkt worden, mits deze beperking een legitiem doel dient, een wettelijke basis heeft en noodzakelijk is voor de democratische samenleving. De laatste voorwaarde vereist een afweging van de belangen van het individu en die van de maatschappij. De raad heeft het bedelen nimmer toegestaan in de gemeente, met als voornaamste reden de bescherming van de samenleving in deze overwegend rurale gemeente, het voorkomen van overlast en bescherming van de openbare orde, en het gegeven dat er in de samenleving – voor legaal verblijvende personen - voldoende middelen beschikbaar zijn om in de bestaanszekerheid te voorzien. Die belangenafweging wordt uitgedrukt in het motief ‘voorkomen of beëindiging van overlast of hinder’ in artikel 2:65.

 

Algemene verordening ondergrondse infrastructuren Midden-Drenthe 2017

De Algemene verordening ondergrondse infrastructuren regelt een toestemming van het college (of bij grote spoed een melding) voor het graven door nutsbedrijven in openbare grond.

Dergelijke regels, die zich richten op de regulering van de werkzaamheden in de openbare ruimte bij de aanleg van nutsvoorzieningenkabels, moeten uiterlijk voor 1 januari 2032 in het omgevingsplan zijn opgenomen. De gemeente moet namelijk regels over activiteiten die onderdelen van de fysieke leefomgeving wijzigen, opnemen in het omgevingsplan (artikel 2.1, eerste lid Omgevingsbesluit). Tot die tijd mogen de regels over de toestemming in de AVOI blijven staan.

Voor zover het gaat om aanleg van kabels en leidingen gaat het om een fysieke activiteit. Voor activiteiten waardoor de fysieke omgeving wijzigt is in beginsel een Omgevingsvergunning nodig. Bij een aanvraag om een vergunning voor een omgevingsplanactiviteit bouwwerken (artikel 22.26 bruidsschat) wordt getoetst of het te bouwen bouwwerk aan de regels van het omgevingsplan voldoet. Alleen die delen van buis- en leidingenstelsels die als bouwwerk aan te merken zijn, kunnen hieronder vallen. De ondergrondse buis- en leidingenstelsels vallen niet onder deze vergunningplicht voor een omgevingsplanactiviteit bouwwerken omdat zij vergunningvrij zijn op basis van artikel 22.27, onder h van de bruidsschat. In het Besluit bouwen leefomgeving (Bbl) heeft het Rijk ondergrondse buis- en leidingenstelsels aangewezen als vergunningvrij voor de omgevingsplanactiviteit (artikel 2.29, onder p, Bbl). Een uitzondering hierop zijn de buisleidingen met gevaarlijke stoffen. De gemeente heeft de bevoegdheid om deze buisleidingen vergunningplichtig te maken in het Omgevingsplan, dat voor 1 januari 2032 gereed moet zijn.

In de AVOI zijn geen verwijzingen naar oude wetgeving die wordt ingetrokken per 1 januari 2024 of andere verwijzingen met dan verouderde terminologie. Voor zover een omgevingsvergunning benodigd is voor de aanleg van de kabel of de bouw van onderdelen daarvan, is de Omgevingswet onverkort van toepassing, net zoals voorheen de Wabo van toepassing was. In de Avoi hoeven wat dat betreft geen aanpassingen te worden gedaan.

Wel is het vanuit de uitvoering in de praktijk gewenst enige technische aanpassingen uit te voeren in de verordening. De meeste aanvullingen zijn om reden van duidelijkheid.

De toevoeging van “boven- en ondergrondse” aan de begripsbepaling van kabels en/of leidingen is om duidelijk te maken dat ook bovengrondse functionele onderdelen tot het begrip behoren. De bepaling dat burgemeester en wethouders bij de uitoefening van hun bevoegdheden onderscheid kunnen maken tussen openbare netwerken en de niet-openbare netwerken (zoals warmtenetten, particuliere laadpalen of point-to-point glasvezelverbindingen), is ook voor de duidelijkheid opgenomen. In de praktijk zal de aanleg van openbare netwerken in gemeentegrond door nutsbedrijven wel worden toegestaan. Voor de toestemming voor aanleg van private netwerken, zal in veel gevallen een algemeen belang nodig zijn. Het college kan hiervoor beleid maken.

De toevoeging aan artikel 4 is een nuancering van het breekverbod tijdens evenementen. Dit was als een absoluut verbod in de verordening opgenomen, waardoor het college geen bevoegdheid had om daarvan af te wijken. Door de aanvulling kan dat - na overleg - wel.

In artikel 5 wordt een instemmingsvereiste toegevoegd als de werkzaamheden in openbare grond van een particulier of van een ander bestuursorgaan plaatsvinden. Dit komt in de plaats van de verplichting om het college op de hoogte te stellen. Dit laatste gebeurde in de praktijk niet, waardoor de gemeente niet op de hoogte was van werkzaamheden in de openbare ruimte. Dat kan problemen opleveren bij het vergunnen van activiteiten, bij het onderhoud van de openbare ruimte en de verantwoordelijkheid van de gemeente als wegbeheerder.

In artikel 6 lid 2 wordt bij de aanvraag in te dienen stukken onder e. een bepaald bestandsformaat waarin kaarten konden worden aangeleverd, geschrapt omdat dat bestandsformaat in onze gemeente niet te lezen is. Onder g., en in het derde lid onder d. wordt een bomenbeschermingsplan verplicht gesteld, voor zover het tracé onder de kruin van een boom loopt. Dit is met name om het wortelgestel van de boom te beschermen, maar ook de stam en de takken, zodat de gezondheid van de boom niet achteruit gaat. De grondroerder moet in het plan aangeven welke beschermingsmaatregelen hij neemt. Als de gevolgen voor het college niet kunnen worden geaccepteerd, zal de aanlegger met een alternatief plan moeten komen, waarvoor wel toestemming kan worden verleend. In beleid (het handboek) kan een en ander verder worden ingevuld.

Bij de regeling van de verlegverplichting in het tweede lid van artikel 10, is voor de duidelijkheid toegevoegd dat een verleggingsverzoek ook betrekking kan hebben op (bovengrondse) werken of bouwwerken, behorend bij het netwerk. Dit is toegevoegd voor het theoretische geval dat een te verplaatsen bouwwerk van een netbeheerder/nutsbedrijf niet onderdeel is van hetgeen onder het begrip kabels en/of leidingen valt. Als een zodanig bouwwerk in de weg ligt van een ontwikkeling van algemeen belang is het nutsbedrijf verplicht op verzoek van het college het netwerk en de bouwwerken te verleggen op kosten van de gemeente. Hiervoor is een nadeelcompensatieregeling vastgesteld. Momenteel is dat de “Nadeelcompensatieregeling verleggen kabels en leidingen gemeente Midden-Drenthe 2020”, zoals die door het college is vastgesteld. Om dit in de verordening nader te regelen is in het derde lid van artikel 10 “een publiekrechtelijke regeling” vervangen door “de vastgestelde nadeelcompensatieregeling”.

 

Verordening op de afvoer van hemelwater Midden-Drenthe

De Verordening maakt van rechtswege deel uit van het tijdelijk gedeelte van het Omgevingsplan (artikel 4.6 lid 1 onder f Invoeringswet Omgevingswet). Dat betekent dat de regels van de Omgevingswet rechtstreeks van toepassing zijn. Als gevolg daarvan kan een aantal artikelen die strijdig zijn met de Omgevingswet (hogere wetgeving) niet in de verordening blijven staan. Dat gaat om de volgende regels:

Artikel 1 onder a: de begripsbepaling van bouwwerk. Dat begrip wordt al in de Omgevingswet bepaald.

Artikel 2 lid 1: de aanwijzing van een gebied waarbinnen het verboden is hemelwater af te voeren op het vuilwaterriool. Volgens de verordening is het college daartoe bevoegd, Zo’n aanwijzing van het gebied is onder de Omgevingswet het wijzigen van het Omgevingsplan. Hiertoe is de Gemeenteraad bevoegd, niet het college. De raad kan het wel delegeren aan het college, maar dat kan niet impliciet via een verordening. Dat kan alleen bij een specifiek delegatiebesluit,

Artikel 2 lid 8: de bepaling dat de UOV (afd. 3.4 van de Awb) van toepassing is op de aanwijzing van een gebied: dat bepaalt artikel 16:30 Ow al.

Artikel 3 is een strafbepaling. Ook daar is de Omgevingswet van toepassing. Omdat artikel 2.1 lid 2 van het Omgevingsbesluit bepaalt dat voor het Omgevingsplan de gemeenteraad geen afzonderlijke bevoegdheid meer heeft om van artikel 154 Gemeentewet (bevoegdheid om in eigen verordeningen strafbepalingen op te nemen) gebruik te maken, moet deze bepaling vervallen voor deze verordening (anders dan de andere verordeningen, zoals de Verordening Leefomgeving, die nog wel blijven bestaan).

Artikel 4 regelt dat het college toezichthouders kunnen aanwijzen. Ook dat staat al in de Omgevingswet, in artikel 18.6. De raad kan daarom niet ook nog bepalen dat het college bevoegd is, en al helemaal niet in het Omgevingsplan.

Deze artikelen vervallen daarom.

Artikel 5 bepaalt de inwerkingtreding en de citeertitel. De VNG adviseert deze bepalingen te laten vervallen omdat ze geen nut meer hebben. Dat wordt niet overgenomen. De titel van een verordening maakt identificatie van de verordening mogelijk, en de regels vindbaar. De datum van inwerkingtreding is een wezenlijk onderdeel van een verordening. Deze laat zien dat de verordening bestond vóór de datum van inwerkingtreding van de Omgevingswet. Beide is nodig voor toepassing van het overgangsrecht. Het overgangsrecht maakt dat deze verordening strikt genomen geen zelfstandige verordening meer is, maar onderdeel van het Omgevingsplan.

 

Afvalstoffenverordening

De Afvalstoffenverordening behoeft geen wijziging. De grondslag van artikel 10:23 Wet milieubeheer blijft ongewijzigd onder de Omgevingswet. De bepalingen over zwerfafval zijn in de Verordening Leefomgeving opgenomen en daar gewijzigd. In de artikelen van de Afvalstoffenverordening zijn geen verwijzingen die gewijzigd moeten worden. Voor de regels van Afvalstoffenverordening en die van de Verordening Leefomgeving met deze grondslag geldt overigens dat de raad voor de opname van de regels, ook die gaan over het wijzigen van de fysieke leefomgeving, in de overgangsperiode de keuze heeft tussen de opname van die regels in het Omgevingsplan of opname in de Afvalstoffenverordening.

 

Huifkarverordening

De Verordening vervoer van personen per huifkar in Orvelte van 30 juni 2016 is vooral een procedureverordening voor de afgifte van een schaarse vergunning. In de artikelen van de verordening zijn geen verwijzingen die gewijzigd moeten worden.

 

Telecommunicatieverordening (in 2018 ingetrokken)

Artikel 5:4 Telecommunicatiewet bepaalt in lid vier dat de Raad een verordening vaststelt over het verrichten van werkzaamheden. Deze zijn ooit vastgesteld in de Verordening inzake werkzaamheden in verband met de aanleg, instandhouding en opruiming van telecommunicatiekabels (Telecommunicatieverordening gemeente Midden-Drenthe). Hierin zijn verschillende belangen meegewogen die ook in de Omgevingswet van belang zijn. Gezien artikel 1.4 Omgevingswet is de Omgevingswet op die regels niet van toepassing, omdat de doelen al in de andere wet uitputtend zijn geregeld. Er is geen aanvullende werking.

De Telecommunicatieverordening is bij de inwerkingtreding van de Avoi van 2018 ingetrokken, omdat het handig was de telecommunicatieverordening te integreren met de regels met betrekking tot de andere kabels en leidingen. Als de Avoi in de komende tijd wordt opgenomen in het Omgevingsplan, zal de Avoi weer worden gesplitst in een gedeelte dat zelfstandig verder kan gaan om het onderwerp in de Telecommunicatiewet te regelen, en een gedeelte dat onder de Omgevingswet valt. Anders dan de VNG adviseert, is het handig de overblijvende verordening niet Avoi te noemen, maar Telecommunicatieverordening, omdat deze niet meer algemeen toepasselijk is maar alleen specifiek betrekking heeft op het leggen en verleggen van telecommunicatiekabels.

 

Verordening speelautomatenhal Midden-Drenthe

De Verordening speelautomatenhal Midden-Drenthe beoogt niet de fysieke omgeving te regelen, maar is veeleer gericht op de openbare gezondheid. De mogelijkheid tot het gebruik van een gebouw voor deze activiteit is wel gereguleerd in het bestemmingsplan. Vandaar dat het bestemmingsplan bij de weigeringsgronden is genoemd. Omdat de bestemmingsplannen van de gemeente bij de inwerkingtreding van de Omgevingswet onderdeel gaan uitmaken van het tijdelijke deel van het Omgevingsplan, wordt het begrip “bestemmingsplan” vervangen door “Omgevingsplan”.

De verwijzing naar instrumenten op grond van de Wet op de stads- en dorpsvernieuwing is obsoleet. Deze wet is in 2008 ingetrokken. Deze verwijzing vervalt daarom.

 

Verordening op het gebruik van woningen als tweede woning

De verordening beoogt niet de fysieke omgeving te regelen, maar de bescherming van het woningareaal in de gemeente. Het heeft een volkshuisvestingsdoel. De Woningwet, die dat doel behartigde, gaat op in de Omgevingswet. In die zin is het onderwerp volkshuisvesting onderdeel van de Omgevingswet. De verordening is echter niet een uitwerking van de Woningwet of het Bro, maar vindt zijn grondslag in de zelfstandige bevoegdheid van de raad om verordeningen in het belang van de gemeente te maken. In die zin verandert er niets. De Wet versterking regie volkshuisvesting (voorstel ligt sinds juli bij de Raad van State), zou daar verandering in kunnen brengen. Vanaf 2026 zou het college, Rijk en Provincie volkshuisvestings-programma’s moeten vaststellen, en er komen instructieregels in het Bkl. Het is nog afwachten of dit uiteindelijk zo wordt aangenomen. In elk geval behoeft de huidige verordening geen wijziging. De gehanteerde begrippen in de verordening, zoals woning of recreatiewoning, staan op zichzelf en zijn niet afhankelijk van de definities in ruimtelijke wetgeving.

 

Verordening doelgroepen woningbouw gemeente Midden-Drenthe 2021

Net als bij de vorige verordening heeft deze verordening een volkshuisvestingsdoel. De grondslag is artikel 147 en 149 van de Gemeentewet en artikel 1.1.1 lid 1 van het Besluit ruimtelijke ordening. Artikel 8.2.15a van het Invoeringsbesluit Omgevingswet bepaalt dat dergelijke verordeningen blijven bestaan tot het moment dat de overgangsfase is afgelopen, op 1 januari 2032. Deze verordening moet voor die datum in het Omgevingsplan zijn verwerkt. Er zijn in de verordening geen begrippen gehanteerd die wijziging behoeven.

 

Naar boven