Beleidsregels tot eerste wijziging van de Beleidsregel schuldhulpverlening gemeente Asten 2021

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Asten;

 

gelet op de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening en artikel 4:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht;

 

overwegende dat;

 

  • -

    de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening in 2021 een wijziging heeft aangebracht in de definitie van het begrip ‘cliënt’, waardoor het begrip ‘de verzoeker’ in de beleidsregel onjuist wordt toegepast;

  • -

    het begrip ‘de verzoeker’ in een aantal artikelen gewijzigd dient te worden in ‘de cliënt’;

  • -

    er middels dit wijzigingsbesluit onderscheid wordt gemaakt tussen ‘cliënt’ en ‘verzoeker’. Het verschil tussen ‘cliënt’ en ‘verzoeker’ is dat een cliënt een persoon is die al is toegelaten tot een schuldhulpverleningstraject, terwijl een verzoeker dit nog niet is. Voor ‘verzoekers’ geldt nog geen medewerkings- en inlichtingenplicht, terwijl dit voor cliënten wel al geldt volgens de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening;

besluit:

 

vast te stellen de Beleidsregels tot eerste wijziging van de Beleidsregel schuldhulpverlening gemeente Asten 2021.

Artikel I (Wijzigingen)

De Beleidsregel schuldhulpverlening gemeente Asten 2021 wordt als volgt gewijzigd:

 

A.

 

Artikel 4 komt te luiden:

 

  • 1.

    Onder de inlichtingenplicht wordt in ieder geval verstaan dat de cliënt zowel bij de aanvraag als gedurende de looptijd van het schuldhulpverleningstraject, aan het college op verzoek of onverwijld uit eigen beweging mededeling doet van alle feiten en omstandigheden waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat zij van invloed kunnen zijn op de schuldhulpverlening.

  • 2.

    Onder de medewerkingsverplichting wordt in ieder geval verstaan dat de cliënt alle medewerking verleent die het college redelijkerwijs nodig acht voor de uitvoering van de wet, waaronder:

    • a.

      het nakomen van afspraken, zoals opgenomen in het plan van aanpak;

    • b.

      het zich – indien van toepassing – houden aan de bepalingen van de schuldregelingsovereenkomst en de stabilisatieovereenkomst.

B.

 

Artikel 5 komt te luiden:

 

Het college beëindigt de schuldhulpverlening in ieder geval in de navolgende gevallen:

  • a.

    indien de cliënt niet voldoet aan de toelatingscriteria als opgenomen in de wet of in artikel 2 van deze beleidsregel;

  • b.

    op schriftelijk verzoek van de cliënt;

  • c.

    door overlijden van de cliënt;

  • d.

    door een rechterlijke uitspraak tot voorlopige of definitieve toepassing van de Wet schuldsanering natuurlijke personen op de cliënt, tenzij de noodzaak tot nazorg is vastgesteld;

  • e.

    indien het college heeft vastgesteld dat de cliënt onjuiste gegevens heeft verstrekt en bij het overleggen van correcte gegevens tot een ander besluit zou zijn gekomen;

  • f.

    wanneer de cliënt zich aantoonbaar niet houdt aan een of meerdere afspraken uit het plan van aanpak en/of de schuldregelings- en stabilisatieovereenkomst, waardoor de schuldhulpverlening niet (langer) effectief is;

  • g.

    wanneer de cliënt aantoonbaar onjuiste gegevens verstrekt of in het verleden heeft verstrekt, waardoor schuldhulpverlening niet (langer) effectief is.

C.

 

De toelichting bij de Afwijkingsmogelijkheden komt als volgt te luiden:

 

  • 2.

    Het afwegingskader bij weigering en beëindiging.

  • De artikelen 3 en 5 van de beleidsregel gaan over de inlichtingen- en medewerkingsplicht in de aanvraagfase en tijdens de uitvoering van het plan van aanpak en vloeien voort uit de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening, artikel 3, lid 2 en 3.

  •  

  • Het afwegingskader van art. 3 en 5 van de beleidsregel gaat over de vraag welk ongewenst gedrag van de cliënt dient te resulteren in een beëindiging of weigering van schuldhulpverlening.

  •  

  • Het causale verband tussen het gedrag en de ineffectiviteit van de schuldhulp staat voorop. Het is niet wenselijk om alle vormen van ongewenst gedrag vooraf exact te formuleren in beleidsregels. Bovendien gaat het niet om incidenten, maar om consistent gedrag.

    • a.

      Gedragsuitingen

      • -

        wanneer de cliënt zich niet houdt aan een of meerdere afspraken uit het plan van aanpak, waardoor de schuldhulpverlening niet (langer) effectief is of zelfs onmogelijk is (= medewerkingsplicht).

      • -

        wanneer de cliënt onjuiste gegevens verstrekt waardoor de schuldhulpverlening niet (langer) effectief of zelfs onmogelijk is (= inlichtingenplicht).

      • -

        wanneer de gedragingen van de verzoeker aantoonbaar leiden tot een gevoel van onveiligheid bij de uitvoerder(s) (= ongewenst gedrag) .

    • b.

      Consistent gedrag

    • Het gedrag herhaalt zich. Het gedrag wordt benoemd en is objectief. Alleen dan kan het een grondslag zijn voor het (negatieve) besluit. De interpretatie en beoordeling van de signalen en het besluit om hieraan gevolgen te verbinden in de schuldhulpverlening, geeft de nodige ruimte aan de uitvoering om verantwoord maatwerk te leveren.’

  • 3.

    Collegiale toets in de vorm van een werkinstructie

  • Het is wenselijk om voorafgaand aan een besluit tot weigering of beëindiging over het voorgenomen besluit te sparren met een collega. Dit noemen we een collegiale toets. Dit wordt uitgewerkt in een werkinstructie.

  •  

  • Definitie collegiale toetsing

  • Een vorm van kwaliteitsbewaking vóóraf, bij de voorgenomen besluiten die weigering van de toelating tot schuldhulpverlening of beëindiging van een lopend traject inhouden. De toetsing gebeurt met specialisten uit het eigen team of andere professionals met wie in multidisciplinair verband aan hetzelfde proces wordt samengewerkt. Er wordt gereflecteerd op het eigen handelen en op het afwegingsproces dat heeft geleid tot het oordeel dat de (toelating tot) schuldhulp moet worden geweigerd of beëindigd. Het doel ervan is om te toetsen of het voorgenomen besluit voldoet aan de eisen van:

    • 1.

      Een zorgvuldige belangenafweging: zijn de gevolgen, de situatie en de persoon van de verzoeker of cliënt voldoende meegewogen?

    • 2.

      Is het besluit voldoende onderbouwd: Is het oorzakelijk verband tussen het ongewenste gedrag en de ineffectiviteit van schuldhulp voldoende onderbouwd?

D.

 

De toelichting op artikel 5 Beëindiging schuldhulpverlening komt te luiden:

 

Uit de bevoegdheid van het college om aan al de inwoners van zijn gemeente schuldhulpverlening te verlenen, vloeit impliciet de bevoegdheid om schuldhulpverlening in bepaalde gevallen te beëindigen voort. In dit artikel van de beleidsregel is aangegeven in welke gevallen het college in ieder geval van deze bevoegdheid gebruik maakt en de schuldhulpverlening zal beëindigen.

 

Het betreffen de navolgende gevallen:

 

  • a.

    indien de cliënt niet voldoet aan de toelatingscriteria als opgenomen in de wet of in artikel 2 van deze beleidsregel;

  • b.

    op schriftelijk verzoek van de cliënt;

  • c.

    door overlijden van de cliënt;

  • d.

    door een rechterlijke uitspraak tot voorlopige of definitieve toepassing van de Wet schuldsanering natuurlijke personen op de cliënt, tenzij de noodzaak tot nazorg is vastgesteld;

  • e.

    indien het college heeft vastgesteld dat de cliënt onjuiste gegevens heeft verstrekt en bij het overleggen van correcte gegevens tot een ander besluit zou zijn gekomen;

  • f.

    wanneer de cliënt zich aantoonbaar niet houdt aan een of meerdere afspraken uit het plan van aanpak en/of de schuldregelings- en stabilisatieovereenkomst, waardoor de schuldhulpverlening niet (langer) effectief is;

  • g.

    wanneer de cliënt aantoonbaar onjuiste gegevens verstrekt of in het verleden heeft verstrekt, waardoor schuldhulpverlening niet (langer) effectief is.

De woorden ‘in ieder geval’ maken duidelijk dat er naast bovengenoemde situaties zich in praktijk ook nog andere situaties kunnen voordoen op grond waarvan het college tot beëindiging van de schuldhulpverlening kan overgaan. Denk daarbij bijvoorbeeld aan agressief gedrag.

 

Voordat tot beëindiging wordt overgegaan maakt het college een zorgvuldige belangenafweging conform de Algemene Wet Bestuursrecht. Hierbij moet het college ook nagaan of die beëindiging tot disproportionele onredelijkheid of onbillijkheid zal leiden. Zie ook de toelichting in hoofdstuk 1, pag. 1, Afwijkingsmogelijkheden/Toelichting op het afwegingskader bij beëindiging of weigering.

Artikel II (Inwerkingtreding)

Deze beleidsregels treden in werking op de dag na bekendmaking.

Artikel III (Citeertitel)

Deze beleidsregels worden aangehaald als: Beleidsregels tot eerste wijziging van de Beleidsregel schuldhulpverlening gemeente Asten 2021.

Aldus vastgesteld in de vergadering van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Asten van 27 augustus 2024.

College van burgemeester en wethouders van Asten,

M. Derks

secretaris

A.A.H.C.M. van Extel-van Katwijk

burgemeester

Naar boven