Gemeenteblad van Heumen
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Heumen | Gemeenteblad 2024, 378466 | beleidsregel |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Heumen | Gemeenteblad 2024, 378466 | beleidsregel |
Beleidsregels Parttime ondernemen (PTO) gemeente Heumen
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Heumen;
overwegende dat het gewenst is om een beleidsregel vast te stellen omdat:
deze een kader scheppen voor de mogelijkheid om parttime te ondernemen als uitkeringsgerechtigde in gemeente Heumen,
besluit vast te stellen de volgende beleidsregel(s):
Artikel 2. Aanvraag en doelgroep
Belanghebbende kan voor de duur van 12 maanden toestemming krijgen om met behoud van uitkering de zelfstandige activiteiten uit te voeren. Deze toestemming kan nogmaals met een periode van maximaal 12 maanden verlengd worden. Voor de beoordeling van de verlenging worden de volgende criteria gehanteerd:
Hoofdstuk 3. Vaststelling van het (jaar)inkomen en verrekenen van inkomsten
Artikel 10. Inkomstenverrekening
Op de uitkering wordt maandelijks een vooraf bepaald inkomen in mindering gebracht. Daarbij geldt het uitgangspunt dat de belanghebbende minimaal € 200,- (netto) verdient per maand, of tenminste € 15,- (netto) per uur wanneer er sprake is van een beperkt aantal werkzame uren. Wanneer dit (nog) niet haalbaar is, wordt beoordeeld welk bedrag wel haalbaar is en welke stappen gezet moeten worden om wel die €200,- per maand, dan wel € 15,- per uur(of een hoger bedrag) te behalen.
Aldus op vastgesteld door burgemeester en wethouders van de gemeente Heumen 27 augustus 2024,
de gemeentesecretaris,
mr. J. de Graaf
de burgemeester,
mr. J.W.M.S. Minses
Toelichting Beleidsregels Parttime Ondernemen
Voor bijstand aan zelfstandigen, die voldoen aan de definitie "zelfstandige" gelden afzonderlijke bijstandsregels (Bbz). Voor mensen die niet als zelfstandige worden aangemerkt en beroep op bijstand moeten doen, geldt de Participatiewet of de IOAW. De Participatiewet en de IOAW bieden juridische mogelijkheden om naast de uitkering parttime als ondernemer te werken. Deze ruimte is niet binnen de wet ingekaderd. Het staat gemeenten derhalve vrij om beleid te formuleren om zelfstandige activiteiten van beperkte omvang binnen de Participatiewet of IOAW te honoreren.
De criteria waaraan de belanghebbende moet voldoen om in aanmerking te (blijven) komen voor een uitkering moeten worden vastgelegd om onder andere concurrentievervalsing te voorkomen en inkomsten goed te kunnen verrekenen.
Deze beleidsregels hebben betrekking op diegenen die voor een gedeelte van hun werkzame uren voor eigen rekening werken en hierdoor niet voldoen aan de definitie “zelfstandige”. In deze beleidsregels wordt aangegeven aan welke voorwaarden de belanghebbende moet voldoen om binnen de Participatiewet of IOAW zelfstandige activiteiten te verrichten.
In dit artikel wordt een aantal begrippen toegelicht die in deze beleidsregels gehanteerd worden. In de regel is belanghebbende op grond van artikel 9 van de Participatiewet voor 38 uur of naar vermogen beschikbaar voor arbeidsinschakeling. Hierbij is volledige bijstandsonafhankelijkheid een richtlijn.
Artikel 2. Aanvraag en doelgroep
In dit artikel wordt omschreven wanneer iemand voldoet aan het begrip “parttime ondernemen” en hoe er een beroep gedaan kan worden op de bepalingen van deze beleidsregels. De activiteiten worden voor eigen rekening en risico uitgevoerd. Dit betekent dat de belanghebbende geen personeelsleden in dienst heeft en vanuit een eenmanszaak of een zzp-constructie zijn werkzaamheden verricht. Dit criterium wordt gebruikt om het verschil tussen de begrippen “zelfstandige”, “parttime ondernemer” en “werknemer” aan te geven. Van een parttime ondernemer wordt motivatie en besef van ondernemerschap verwacht, daarom dient belanghebbende bij het indienen van een verzoek om parttime ondernemerschap te onderbouwen hoe hij tenminste € 200 aan nettoresultaat genereert.
Belanghebbende moet vooraf toestemming krijgen om met behoud van uitkering als zelfstandige te gaan werken. Hiertoe dient belanghebbende een aanvraag in middels het voorgeschreven aanvraagformulier. Het college neemt op de aanvraag een besluit, conform de gehanteerde termijn die in de Algemene wet bestuursrecht zijn genoemd. De toestemming wordt in beginsel voor 12 maanden afgegeven, maar er is een mogelijkheid om de toestemming te verlengen voor de duur van maximaal 12 maanden. Het college beoordeelt of de toestemming verlengd wordt en hanteert daarbij de volgende criteria:
er zijn (onvoorziene) omstandigheden waardoor de belanghebbende zijn bedrijf niet in optimale zin heeft kunnen opstarten of heeft kunnen doorontwikkelen. Er kan gedacht worden aan omstandigheden in de privésfeer, maar het kan ook bijvoorbeeld gaan om misgelopen of niet betaalde opdrachten. De beoordeling van deze omstandigheden is aan het college voorbehouden.
er zijn (onvoorziene) omstandigheden waardoor de belanghebbende niet in staat was om een baan in loondienst te kunnen vinden naast de werkzaamheden die hij als parttime ondernemer verrichtte. Er kan gedacht worden aan mentale of fysieke beperkingen die het moeilijk maken om voor een beperkt aantal uren een baan in loondienst te vinden. Ook hierbij is de beoordeling van de omstandigheden voorbehouden aan het college.
Wanneer tussentijds blijkt dat belanghebbende zich niet houdt aan de voorwaarden die zijn neergelegd in onderhavige beleidsregels, kan de toestemming tussentijds worden ingetrokken. Er wordt geen toestemming verleend wanneer niet voldaan wordt of zal worden aan de voorwaarden.
Na een periode van maximaal 12 maanden of - indien de toestemming verlengd is - na een periode van maximaal 24 maanden dient samen met de belanghebbende bezien te worden in hoeverre
De omvang van deeltijd ondernemerschap met behoud van uitkering moet onder het urencriterium van het Bbz blijven. Het Bbz hanteert een urencriterium van minimaal 1225 uur per jaar. Binnen deze beleidsregels is ervoor gekozen om de grens op 50% van het aantal beschikbare uren te leggen. Bij beschikbare uren wordt uitgegaan van maximaal 38 uur of uren naar vermogen. Zie hiervoor ook de begripsbepalingen in artikel 1. Ervan uitgaande dat iemand 38 uur per week beschikbaar zou zijn voor werk, mag deze persoon de helft van deze uren als parttime ondernemer aan de slag gaan. De belanghebbende kan voor de aangifte inkomstenbelasting niet in aanmerking komen voor zelfstandigenaftrek volgens de regels van de Belastingdienst.
Bij ondernemerschap is sprake van directe en indirecte uren. Directe uren zijn de voor de onderneming gewerkte uren, waarin daadwerkelijk geld wordt verdiend. De indirecte uren zijn de uren die besteed worden aan administratie, het werven van opdrachten, studie etc. Voor belanghebbende met een uitkering gelden zowel de directe als de indirecte uren als zelfstandige werkuren. Daarnaast geldt dit urencriterium voor zowel de alleenstaande ondernemer als voor gehuwden samen. Er kan dus niet meer dan 20 uur per week aan de onderneming besteed worden. De belanghebbende moet zoveel mogelijk met een rooster werken, zodat inzichtelijk is hoeveel uren aan de zelfstandige activiteiten besteed worde en welke uren de belanghebbende beschikbaar is voor arbeidsinschakeling.
Voor de IOAW kan geen urenbeperking worden opgelegd, maar hiervoor geldt dat de belanghebbende nog wel als werkloze werknemer zoals bedoeld in de IOAW moet kunnen worden aangemerkt. Als een lOAW-er door zijn werkzaamheden als belanghebbende helemaal niet meer beschikbaar is voor de arbeidsmarkt, dan is hij geen werkloze werknemer meer en heeft dit gevolgen voor het recht op IOAW. Door middel van een urenregistratie vindt de controle hierop plaats.
Artikel 4. Inkomen en inkomstenvrijlating
De belanghebbende mag eventuele verliezen niet afwentelen op de bijstand. Als een belanghebbende géén winst of verlies heeft gemaakt, zal dit gevolgen hebben voor de gegeven toestemming om met behoud van uitkering als belanghebbende te werken. Uit het oogpunt van bijstandverlening is het maken van verlies of geen winst immers niet verantwoord (o.a. ivm het ontstaan van schulden). Vrijlating gebeurt pas na beoordeling door de gemeente.
Artikel 5. Arbeidsverplichting
Het doel van onderhavige regeling is dat personen met een uitkering op relatief korte termijn onafhankelijk worden van een uitkering en zelf in een inkomen kunnen voorzien. De zelfstandige activiteiten mogen daarom op geen enkele manier een belemmering vormen voor het aanvaarden of verrichten van arbeid in loondienst.
Echter, om de belanghebbende de kans te geven om zijn activiteiten op te zetten, kan het college gedurende maximaal 12 maanden een gedeeltelijke ontheffing geven van de arbeidsverplichting, als bedoeld in artikel 9 lid 2 Participatiewet. Het betreft een gedeeltelijke ontheffing qua omvang en duur. Qua omvang omdat de overige verplichtingen als bedoeld in artikel 9 Participatiewet onverkort blijven gelden; qua duur omdat de ontheffing enkel geldt voor de uren dat zelfstandige activiteiten worden verricht (50% van de beschikbare uren per week). De ontheffing ziet dus toe op de uren waarin door de belanghebbende zelfstandige activiteiten worden verricht.
Om in aanmerking te komen voor een ontheffing zal worden gekeken naar de inspanningen van de belanghebbende om zijn zelfstandige activiteiten op te zetten, uit te voeren of uit te breiden.
De omvang van de arbeidsverplichtingen wordt voor iedere belanghebbende vastgesteld in een plan van aanpak, zoals bedoeld in artikel 44a Participatiewet. Op die manier kan maatwerk geboden worden.
Artikel 6. Administratieve verplichtingen
Uitgangspunt is dat de belanghebbende voor het bijhouden van de administratie en boekhouding zich moet houden aan de eisen die de Belastingdienst hiervoor heeft opgesteld. Hierbij dienen de bankafschriften en de facturen te worden overlegd. De boekhouding kan bestaan uit een jaarrekening (balans, verlies- en winstrekening en toelichting) of een kasboek (in combinatie met een BTW-aangifte – indien van toepassing). Het ontbreken van zo’n administratie wordt gelijkgesteld met oneigenlijk gebruik en/of misbruik van de uitkering (omgekeerde bewijslast) en kan leiden tot intrekking van de toestemming, terugvordering van de uitkering en het opleggen van een bestuurlijke boete of maatregel. De belanghebbende zal veelal met het zgn. ‘kasstelsel’ werken. Hierbij wordt de betaling pas gedaan en in de administratie opgeboekt nadat de inkomsten zijn ontvangen.
Een aparte bankrekening voor de kosten en opbrengst uit ondernemerschap vergemakkelijkt het zicht op de inkomende en uitgaande geldstromen van de onderneming. Het voorkomen van samenloop van privé en zakelijke kasstromen binnen één rekening vergroot het inzicht in de mate waarin de ondernemer de lopende betalingsverplichtingen kan voldoen. Een deel van de administratie die de belanghebbende bij moet houden bestaat uit de urenadministratie. Via deze overzichten kan beoordeeld worden of het urencriterium niet wordt overschreden. Daarnaast kan aan de hand van een maandelijks inkomensoverzicht het inkomen per maand verrekend worden. De inkomstenopgave betreft de netto opbrengt minus de door het college geaccepteerde kosten.
Artikel 7. Overige verplichtingen
Als er wettelijke eisen van toepassing zijn die verband houden met de parttime activiteiten, dan wordt de ondernemer geacht deze te kennen en eraan te voldoen. Voorbeelden van werkzaamheden met benodigde vergunningen en een VOG zijn het geven van (beroeps)trainingen, het organiseren van evenementen of het geven van advies waar een BIG-registratie voor nodig is.
Noodzakelijke kosten voor de uitvoering van de werkzaamheden mogen als kosten in mindering worden gebracht op de opbrengst. Noodzakelijke kosten zijn kosten die echt nodig zijn, omdat de belanghebbende anders de werkzaamheden niet zou kunnen uitvoeren. De belanghebbende overlegt hiertoe bewijsstukken (bonnetjes, facturen waarop de bedrijfsnaam staat etc.). Kosten die de belanghebbende ook zou hebben als hij geen zelfstandige activiteiten zou verrichten, zijn geen noodzakelijke kosten. Dit zijn bijvoorbeeld abonnementskosten voor telefoon, internet of televisie in het woonhuis.
Deze kosten komen volledig voor eigen privérekening:
De in dit artikel genoemde kosten vormen geen limitatieve opsomming. Het college bepaalt of kosten wel of niet kunnen worden opgevoerd. Daarbij wordt tevens aangesloten bij de regels van de Belastingdienst hieromtrent.
Bij parttime ondernemerschap is het uitgangspunt dat deze activiteiten ook op korte termijn beëindigd kunnen worden. Er kunnen dus geen langlopende verplichtingen aangegaan worden zoals het huren van een bedrijfspand of het aannemen van personeel. De aangegane verplichtingen dienen niet langer te lopen dan de afgesproken periode waarvoor toestemming is verleend. Dergelijke kosten kunnen dan ook niet in mindering worden gebracht op de omzet. Wanneer aangetoond kan worden dat een huurcontract op korte termijn kan worden beëindigd, dan geldt dit bezwaar niet.
Daarnaast kan er (indirect) geen bijstand worden verleend voor schulden of investeringen in het bedrijf.
Het is in beginsel niet mogelijk om, grootschalige, investeringen te doen. Dit verdraagt zich niet met het tijdelijke karakter van deze regeling. Er kan een uitzondering worden gemaakt voor bepaalde bedrijfsmiddelen die de belanghebbende financiert met eigen geld en voor zover deze binnen een termijn van 12 maanden (de maximale periode voor een ontheffing) kunnen worden terugverdiend. Eventuele afschrijvingskosten zijn echter voor eigen rekening en worden gecorrigeerd op de jaarrekening bij de jaarlijkse afrekening.
De kosten mogen niet meer dan 50% van de omzet bedragen. Een hoger kostenpercentage kan duiden op ineffectieve bedrijfsvoering of oneerlijke concurrentie vanwege een te lage winstopslag.
Artikel 10. Inkomstenverrekening
De inkomsten uit parttime ondernemerschap worden volledig in mindering gebracht op de uitkering. Daarvoor wordt maandelijks forfaitair een bedrag in rekening gebracht. De belanghebbende dient een minimaal bedrag te verdienen (netto), zodat er een prikkel is om als zelfstandige aan de slag te gaan. Daarbij geldt het uitgangspunt dat de belanghebbende minimaal €200,- per maand, of tenminste € 15,- per uur verdient. Wanneer dit (nog) niet haalbaar is, wordt beoordeeld welk percentage wel haalbaar is en welke stappen gezet moeten worden om deze richtbedragen wel te behalen.
In deze beleidsregels is ervoor gekozen om een richtbedrag forfaitair in mindering te brengen op de uitkering. Dit zal er in sommige gevallen toe leiden dat een te hoog bedrag in rekening wordt gebracht als de belanghebbende niet een minimaal bedrag aan winst weet te genereren. Als dit een tijdelijk probleem is, dan kan er tijdelijk afgeweken worden van het bedrag zoals dat is vastgelegd in de beleidsregels. Als er geen uitzicht is dat de winst zal toenemen, dan ligt het in de rede om de parttime activiteiten te beëindigen.
Artikel 11. Definitieve vaststelling
Aan de hand van de jaarcijfers en kopie belastingaangifte wordt het inkomen definitief vastgesteld en volgt eventueel terugvordering of nabetaling. Als de belanghebbende de definitieve belastingaanslag inlevert, volgt een definitieve herziening.
Voor onvoorziene situaties is de hardheidsclausule opgenomen in de beleidsregels. Als toepassing van de overige artikelen leidt tot kennelijke onredelijkheid en onbillijkheid, kan het college van de beleidsregels afwijken.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2024-378466.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.