Beleidsregels Parttime ondernemen (PTO) gemeente Heumen

 

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Heumen;

 

gelet op:

  • de artikelen 4:81, eerste lid, 4:83, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht;

  • artikel 3 lid 1 van de Re-integratieverordening Participatiewet Rijk van Nijmegen 2023

 

overwegende dat het gewenst is om een beleidsregel vast te stellen omdat:

deze een kader scheppen voor de mogelijkheid om parttime te ondernemen als uitkeringsgerechtigde in gemeente Heumen,

 

besluit vast te stellen de volgende beleidsregel(s):

 

Beleidsregels Parttime ondernemen gemeente Heumen:

 

 

Hoofdstuk 1 Algemeen

Artikel 1. Begripsbepalingen

  •  

  • 1.

    Alle begrippen die in deze beleidsregels gebruikt worden en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Participatiewet en de Algemene wet bestuursrecht.

  •  

  • 2.

    In deze beleidsregels wordt verstaan onder:

  •  

    • a.

      College: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Heumen;

  •  

    • b.

      Belanghebbende: de (potentiële) parttime ondernemer die aanspraak maakt op de Participatiewet c.a.;

  •  

    • c.

      Uitkering: uitkering op grond van de Participatiewet, Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (IOAW) of Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (IOAZ).

  •  

    • d.

      Beschikbare uren: uren waarin belanghebbende op grond van artikel 9 van de Participatiewet beschikbaar is in verband met zijn arbeidsinschakeling.

  •  

    • e.

      Nettoresultaat: verdienste minus de kosten zoals bepaald in deze beleidsregels

 

Artikel 2. Aanvraag en doelgroep

  •  

  • 1.

    Belanghebbende doet een aanvraag om parttime te ondernemen door indiening van een voorschreven aanvraagformulier.

  •  

  • 2.

    Er is sprake van een parttime ondernemer als:

  •  

    • a.

      dit productieve activiteiten betreffen van geringe omvang die voor de belastingdienst geen ondernemer is, maar waarvan het inkomen het resultaat is van overige werkzaamheden;

  •  

    • b.

      deze activiteiten voor eigen rekening en risico worden uitgevoerd;

  •  

    • c.

      deze activiteiten vooralsnog niet zullen leiden tot voldoende inkomsten om zelfstandig in de kosten van het levensonderhoud te kunnen voorzien.

  •  

  • 3.

    Bij het verzoek om toestemming parttime ondernemerschap onderbouwt belanghebbende hoe hij tenminste € 200 aan nettoresultaat genereert.

  •  

  • 4.

    Belanghebbende kan voor de duur van 12 maanden toestemming krijgen om met behoud van uitkering de zelfstandige activiteiten uit te voeren. Deze toestemming kan nogmaals met een periode van maximaal 12 maanden verlengd worden. Voor de beoordeling van de verlenging worden de volgende criteria gehanteerd:

  •  

    • a.

      er zijn (onvoorziene) omstandigheden waardoor de belanghebbende zijn bedrijf niet in optimale zin heeft kunnen opstarten of heeft kunnen doorontwikkelen; en/of

  •  

    • b.

      er zijn (onvoorziene) omstandigheden waardoor de belanghebbende niet in staat was om een baan in loondienst te kunnen vinden naast de werkzaamheden die hij als belanghebbende verrichtte.

  •  

    • c.

      Gelet op de persoon de werkzaamheden uit parttime ondernemerschap het maximaal haalbare activiteit in verband met zijn arbeidsinschakeling is.

  •  

  • 5.

    Na een periode van maximaal 12 maanden of - indien de toestemming verlengd is - na een periode van maximaal 24 maanden dient samen met de belanghebbende bezien te worden in hoeverre:

  •  

    • de zelfstandige activiteiten verder uitgebreid kunnen worden door fulltime ondernemer te worden (bijv. middels de voorbereidingsperiode Bbz); of

  •  

    • de zoektocht naar een (fulltime dan wel parttime) baan in loondienst vordert of bevorderd dient te worden; of

  •  

    • het gezien de omstandigheden beter is om de zelfstandige activiteiten te staken.

  •  

  • 6.

    Aan belanghebbende wordt geen toestemming verleend of kan tussentijds worden ingetrokken wanneer niet voldaan wordt of zal worden aan de voorwaarden die zijn neergelegd in onderhavige beleidsregels.

 

Artikel 3. Uren

  •  

  • 1.

    De belanghebbende mag niet meer dan 50% van het aantal beschikbare uren per week als zelfstandige werken tot een maximum van 1225 uur per kalenderjaar.

  •  

  • 2.

    De in lid 1 genoemde urengrens geldt voor alle werkzaamheden inclusief de uren die besteed moeten worden aan administratie, boekhouding, reistijden en acquisitie.

  •  

  • 3.

    De belanghebbende hanteert voor de gewerkte uren zoveel als mogelijk een vast rooster, waarvan een kopie aan het college wordt overgelegd.

  •  

  • 4.

    Structurele aanpassingen in het in lid 3 genoemde rooster moeten vooraf worden gemeld.

 

Artikel 4. Inkomen en inkomstenvrijlating

  •  

  • 1.

    Als netto inkomsten worden aangemerkt de belastbare opbrengst minus de door het college geaccepteerde bedrijfs- en verwervingskosten.

  •  

  • 2.

    De vrijlating als bedoeld in artikel 31 lid 2 onder n., r., u. zijn onverkort van toepassing.

 

 

Hoofdstuk 2 Verplichtingen

Artikel 5. Arbeidsverplichting

  •  

  • 1.

    Op de belanghebbende blijven - in beginsel voor de volle omvang van de beschikbare uren - de verplichtingen als bedoeld in artikel 9 Participatiewet onverkort van toepassing.

  •  

  • 2.

    In afwijking van de in lid 1 genoemde verplichtingen kan het college maximaal voor de duur van 12 maanden een gedeeltelijke ontheffing van de verplichting als bedoeld in artikel 9 lid 2 Participatiewet verlenen.

  •  

  • 3.

    De omvang van de arbeidsverplichtingen wordt voor iedere individuele belanghebbende vastgelegd in een plan van aanpak, als bedoeld in artikel 44a Participatiewet.

 

Artikel 6. Administratieve verplichtingen

  •  

  • 1.

    Belanghebbende voert een deugdelijke boekhouding die voldoet aan de eisen die de Belastingdienst hiervoor hanteert en omvat tenminste:

  •  

    • inkomsten en uitgaven;

  •  

    • btw –aangifte

  •  

    • urenregistratie

  •  

  • 2.

    De belanghebbende opent een aparte bankrekening waarop alle betalingen en ontvangsten die te maken hebben met de zelfstandige activiteiten plaatsvinden.

  •  

  • 3.

    De belanghebbende overlegt 2 weken na afloop van een kwartaal samen met het rechtmatigheidsonderzoeksformulier de administratie zoals genoemd onder lid 1.

  •  

  • 4.

    Indien de belanghebbende in een kwartaal geen zelfstandige activiteiten heeft verricht, dienen de in lid 3 genoemde overzichten wel ingeleverd te worden.

 

Artikel 7. Overige verplichtingen

  •  

  • 1.

    Als er wettelijke eisen van toepassing zijn die verband houden met de parttime activiteiten, dan wordt de ondernemer geacht deze te kennen en eraan te voldoen. Hierbij kan gedacht worden aan:

  •  

    • a.

      een geldige inschrijving bij de Kamer van Koophandel;

  •  

    • b.

      benodigde vergunningen dan wel bij een verklaring omtrent het gedrag (vog) specifieke beroepen en werkzaamheden;

  •  

    • c.

      een btw-nummer tenzij er sprake is van een btw-vrijstelling in het kader van de Kleine Ondernemers Regeling.

  •  

  • 2.

    Illegale en strafrechtelijk verboden activiteiten en activiteiten in strijd met het bestemmingsplan of de algemeen verbindende voorschriften zijn niet toegestaan.

  •  

  • 3.

    de belanghebbende gaat géén langlopende (financiële) verplichtingen aan.

  •  

  • 4.

    de activiteiten vormen geen belemmering voor het nakomen van de verplichtingen tot arbeidsinschakeling.

  •  

  • 5.

    De belanghebbende is verplicht om marktconforme tarieven te hanteren voor zijn product of dienst.

 

 

Hoofdstuk 3. Vaststelling van het (jaar)inkomen en verrekenen van inkomsten

Artikel 8. Jaarlijks overzicht

  •  

  • 1.

    De belanghebbende verstrekt uit zijn boekhouding als bedoeld in art 7. jaarlijks alle documenten die van belang zijn voor de resultaatbepaling, aangevuld met:

  •  

    • a.

      een kopie van de aangifte en aanslag inkomstenbelasting;

  •  

    • b.

      Indien van toepassing een jaarrekening inclusief balans, winst- en verliesrekening en toelichting;

  •  

  • 2.

    De in lid 1 genoemde boekhouding moet jaarlijks na afloop van het boekjaar vóór 1 juni aan het college verstrekt worden.

 

Artikel 9. Kosten

  •  

  • 1.

    Noodzakelijke kosten voor de uitvoering van de werkzaamheden mogen als kosten in mindering worden gebracht op de omzet wanneer het college deze heeft goedgekeurd. De belanghebbende dient hiertoe bewijsstukken te overleggen.

  •  

  • 2.

    Op de omzet kunnen de volgende kosten niet in mindering worden gebracht:

  •  

    • a.

      Periodieke huur of kosten bedrijfsruimte (mits aangetoond kan worden dat deze verplichting binnen een termijn van maximaal twee maanden kan worden beëindigd);

  •  

    • b.

      investeringen;

  •  

    • c.

      rentelasten;

  •  

    • d.

      kosten die worden opgevoerd in strijd met de belastingwetgeving;

  •  

    • e.

      kosten van activiteiten die in strijd zijn met de bepalingen van deze beleidsregels.

  •  

  • 3.

    Kosten die door de Belastingdienst niet als aftrekbaar in aanmerking worden genomen, blijven voor eigen rekening van de belanghebbende.

  •  

  • 4.

    Het aandeel van de kosten ten opzichte van de omzet mag niet meer bedragen dan 50%.

 

Artikel 10. Inkomstenverrekening

 

Op de uitkering wordt maandelijks een vooraf bepaald inkomen in mindering gebracht. Daarbij geldt het uitgangspunt dat de belanghebbende minimaal € 200,- (netto) verdient per maand, of tenminste € 15,- (netto) per uur wanneer er sprake is van een beperkt aantal werkzame uren. Wanneer dit (nog) niet haalbaar is, wordt beoordeeld welk bedrag wel haalbaar is en welke stappen gezet moeten worden om wel die €200,- per maand, dan wel € 15,- per uur(of een hoger bedrag) te behalen.

 

Artikel 11. Definitieve vaststelling

  •  

  • 1.

    Na ontvangst van de in artikel 7 en 9 genoemde stukken zal overgegaan worden tot een definitieve vaststelling van het inkomen uit onderneming, rekening houdend met de bepalingen van artikel 10 van deze beleidsregels.

  •  

  • 2.

    Indien de inkomsten na definitieve vaststelling lager zijn dan wat op grond van artikel 11 met de uitkering is verrekend, vindt nabetaling plaats van wat teveel verrekend is, rekening houdend met de bepalingen van artikel 10 van deze beleidsregels.

  •  

  • 3.

    Indien de inkomsten na definitieve vaststelling hoger zijn dan wat op grond van artikel 9 met de uitkering is verrekend, vindt herziening plaats van de verstrekte uitkering over het afgelopen boekjaar.

  •  

  • 4.

    De teveel verstrekte uitkering als gevolg van het bepaalde in lid 3 zal worden teruggevorderd.

 

 

Hoofdstuk 4. Overige bepalingen

Artikel 12. Hardheidsclausule

  •  

  • 1.

    Het college kan in bijzondere gevallen gemotiveerd afwijken van de bepalingen in deze regeling, indien toepassing ervan tot kennelijke onredelijkheid en onbillijkheid leidt.

  •  

  • 2.

    In gevallen waarin deze beleidsregels niet voorziet, beslist het afdelingshoofd Domein Sociaal.

 

Artikel 13. Inwerkingtreding

 

Deze beleidsregels treden in werking de dag na bekendmaking.

 

Artikel 14. Inwerkingtreding

 

Deze beleidsregels worden aangehaald als: Beleidsregels Parttime Ondernemen gemeente Heumen.

 

Aldus op vastgesteld door burgemeester en wethouders van de gemeente Heumen 27 augustus 2024,

de gemeentesecretaris,

mr. J. de Graaf

de burgemeester,

mr. J.W.M.S. Minses

Toelichting Beleidsregels Parttime Ondernemen

Algemeen

Voor bijstand aan zelfstandigen, die voldoen aan de definitie "zelfstandige" gelden afzonderlijke bijstandsregels (Bbz). Voor mensen die niet als zelfstandige worden aangemerkt en beroep op bijstand moeten doen, geldt de Participatiewet of de IOAW. De Participatiewet en de IOAW bieden juridische mogelijkheden om naast de uitkering parttime als ondernemer te werken. Deze ruimte is niet binnen de wet ingekaderd. Het staat gemeenten derhalve vrij om beleid te formuleren om zelfstandige activiteiten van beperkte omvang binnen de Participatiewet of IOAW te honoreren.

De criteria waaraan de belanghebbende moet voldoen om in aanmerking te (blijven) komen voor een uitkering moeten worden vastgelegd om onder andere concurrentievervalsing te voorkomen en inkomsten goed te kunnen verrekenen.

Deze beleidsregels hebben betrekking op diegenen die voor een gedeelte van hun werkzame uren voor eigen rekening werken en hierdoor niet voldoen aan de definitie “zelfstandige”. In deze beleidsregels wordt aangegeven aan welke voorwaarden de belanghebbende moet voldoen om binnen de Participatiewet of IOAW zelfstandige activiteiten te verrichten.

 

Artikelsgewijze toelichting

 

Artikel 1. Begripsbepalingen

In dit artikel wordt een aantal begrippen toegelicht die in deze beleidsregels gehanteerd worden. In de regel is belanghebbende op grond van artikel 9 van de Participatiewet voor 38 uur of naar vermogen beschikbaar voor arbeidsinschakeling. Hierbij is volledige bijstandsonafhankelijkheid een richtlijn.

 

Artikel 2. Aanvraag en doelgroep

In dit artikel wordt omschreven wanneer iemand voldoet aan het begrip “parttime ondernemen” en hoe er een beroep gedaan kan worden op de bepalingen van deze beleidsregels. De activiteiten worden voor eigen rekening en risico uitgevoerd. Dit betekent dat de belanghebbende geen personeelsleden in dienst heeft en vanuit een eenmanszaak of een zzp-constructie zijn werkzaamheden verricht. Dit criterium wordt gebruikt om het verschil tussen de begrippen “zelfstandige”, “parttime ondernemer” en “werknemer” aan te geven. Van een parttime ondernemer wordt motivatie en besef van ondernemerschap verwacht, daarom dient belanghebbende bij het indienen van een verzoek om parttime ondernemerschap te onderbouwen hoe hij tenminste € 200 aan nettoresultaat genereert.

 

Belanghebbende moet vooraf toestemming krijgen om met behoud van uitkering als zelfstandige te gaan werken. Hiertoe dient belanghebbende een aanvraag in middels het voorgeschreven aanvraagformulier. Het college neemt op de aanvraag een besluit, conform de gehanteerde termijn die in de Algemene wet bestuursrecht zijn genoemd. De toestemming wordt in beginsel voor 12 maanden afgegeven, maar er is een mogelijkheid om de toestemming te verlengen voor de duur van maximaal 12 maanden. Het college beoordeelt of de toestemming verlengd wordt en hanteert daarbij de volgende criteria:

  • er zijn (onvoorziene) omstandigheden waardoor de belanghebbende zijn bedrijf niet in optimale zin heeft kunnen opstarten of heeft kunnen doorontwikkelen. Er kan gedacht worden aan omstandigheden in de privésfeer, maar het kan ook bijvoorbeeld gaan om misgelopen of niet betaalde opdrachten. De beoordeling van deze omstandigheden is aan het college voorbehouden.

  • er zijn (onvoorziene) omstandigheden waardoor de belanghebbende niet in staat was om een baan in loondienst te kunnen vinden naast de werkzaamheden die hij als parttime ondernemer verrichtte. Er kan gedacht worden aan mentale of fysieke beperkingen die het moeilijk maken om voor een beperkt aantal uren een baan in loondienst te vinden. Ook hierbij is de beoordeling van de omstandigheden voorbehouden aan het college.

Wanneer tussentijds blijkt dat belanghebbende zich niet houdt aan de voorwaarden die zijn neergelegd in onderhavige beleidsregels, kan de toestemming tussentijds worden ingetrokken. Er wordt geen toestemming verleend wanneer niet voldaan wordt of zal worden aan de voorwaarden.

 

Na een periode van maximaal 12 maanden of - indien de toestemming verlengd is - na een periode van maximaal 24 maanden dient samen met de belanghebbende bezien te worden in hoeverre

  • de zelfstandige activiteiten verder uitgebreid kunnen worden door fulltime ondernemer te worden (bijv. middels de voorbereidingsperiode Bbz). Door binnen het Bbz als fulltime ondernemer te starten, kan (op een hopelijk duurzame manier) uit de bijstandsuitkering gekomen worden; of

  • de zoektocht naar een (fulltime dan wel parttime) baan in loondienst vordert of bevorderd dient te worden. Immers, bij de ondernemer dient voldoende op het netvlies te staan dat uitstroom uit de uitkering uiteindelijk het doel is; of

  • het gezien de omstandigheden beter is om de zelfstandige activiteiten te staken. Dit kan bijvoorbeeld aan de orde zijn wanneer schulden zich opstapelen en geen winst wordt gemaakt of wanneer de zelfstandige niet in lijn zijn met het naar vermogen maximaal haalbare.

 

Artikel 3. Uren

De omvang van deeltijd ondernemerschap met behoud van uitkering moet onder het urencriterium van het Bbz blijven. Het Bbz hanteert een urencriterium van minimaal 1225 uur per jaar. Binnen deze beleidsregels is ervoor gekozen om de grens op 50% van het aantal beschikbare uren te leggen. Bij beschikbare uren wordt uitgegaan van maximaal 38 uur of uren naar vermogen. Zie hiervoor ook de begripsbepalingen in artikel 1. Ervan uitgaande dat iemand 38 uur per week beschikbaar zou zijn voor werk, mag deze persoon de helft van deze uren als parttime ondernemer aan de slag gaan. De belanghebbende kan voor de aangifte inkomstenbelasting niet in aanmerking komen voor zelfstandigenaftrek volgens de regels van de Belastingdienst.

Bij ondernemerschap is sprake van directe en indirecte uren. Directe uren zijn de voor de onderneming gewerkte uren, waarin daadwerkelijk geld wordt verdiend. De indirecte uren zijn de uren die besteed worden aan administratie, het werven van opdrachten, studie etc. Voor belanghebbende met een uitkering gelden zowel de directe als de indirecte uren als zelfstandige werkuren. Daarnaast geldt dit urencriterium voor zowel de alleenstaande ondernemer als voor gehuwden samen. Er kan dus niet meer dan 20 uur per week aan de onderneming besteed worden. De belanghebbende moet zoveel mogelijk met een rooster werken, zodat inzichtelijk is hoeveel uren aan de zelfstandige activiteiten besteed worde en welke uren de belanghebbende beschikbaar is voor arbeidsinschakeling.

Voor de IOAW kan geen urenbeperking worden opgelegd, maar hiervoor geldt dat de belanghebbende nog wel als werkloze werknemer zoals bedoeld in de IOAW moet kunnen worden aangemerkt. Als een lOAW-er door zijn werkzaamheden als belanghebbende helemaal niet meer beschikbaar is voor de arbeidsmarkt, dan is hij geen werkloze werknemer meer en heeft dit gevolgen voor het recht op IOAW. Door middel van een urenregistratie vindt de controle hierop plaats.

 

Artikel 4. Inkomen en inkomstenvrijlating

De belanghebbende mag eventuele verliezen niet afwentelen op de bijstand. Als een belanghebbende géén winst of verlies heeft gemaakt, zal dit gevolgen hebben voor de gegeven toestemming om met behoud van uitkering als belanghebbende te werken. Uit het oogpunt van bijstandverlening is het maken van verlies of geen winst immers niet verantwoord (o.a. ivm het ontstaan van schulden). Vrijlating gebeurt pas na beoordeling door de gemeente.

 

Artikel 5. Arbeidsverplichting

Het doel van onderhavige regeling is dat personen met een uitkering op relatief korte termijn onafhankelijk worden van een uitkering en zelf in een inkomen kunnen voorzien. De zelfstandige activiteiten mogen daarom op geen enkele manier een belemmering vormen voor het aanvaarden of verrichten van arbeid in loondienst.

Echter, om de belanghebbende de kans te geven om zijn activiteiten op te zetten, kan het college gedurende maximaal 12 maanden een gedeeltelijke ontheffing geven van de arbeidsverplichting, als bedoeld in artikel 9 lid 2 Participatiewet. Het betreft een gedeeltelijke ontheffing qua omvang en duur. Qua omvang omdat de overige verplichtingen als bedoeld in artikel 9 Participatiewet onverkort blijven gelden; qua duur omdat de ontheffing enkel geldt voor de uren dat zelfstandige activiteiten worden verricht (50% van de beschikbare uren per week). De ontheffing ziet dus toe op de uren waarin door de belanghebbende zelfstandige activiteiten worden verricht.

Om in aanmerking te komen voor een ontheffing zal worden gekeken naar de inspanningen van de belanghebbende om zijn zelfstandige activiteiten op te zetten, uit te voeren of uit te breiden.

De omvang van de arbeidsverplichtingen wordt voor iedere belanghebbende vastgesteld in een plan van aanpak, zoals bedoeld in artikel 44a Participatiewet. Op die manier kan maatwerk geboden worden.

 

Artikel 6. Administratieve verplichtingen

Uitgangspunt is dat de belanghebbende voor het bijhouden van de administratie en boekhouding zich moet houden aan de eisen die de Belastingdienst hiervoor heeft opgesteld. Hierbij dienen de bankafschriften en de facturen te worden overlegd. De boekhouding kan bestaan uit een jaarrekening (balans, verlies- en winstrekening en toelichting) of een kasboek (in combinatie met een BTW-aangifte – indien van toepassing). Het ontbreken van zo’n administratie wordt gelijkgesteld met oneigenlijk gebruik en/of misbruik van de uitkering (omgekeerde bewijslast) en kan leiden tot intrekking van de toestemming, terugvordering van de uitkering en het opleggen van een bestuurlijke boete of maatregel. De belanghebbende zal veelal met het zgn. ‘kasstelsel’ werken. Hierbij wordt de betaling pas gedaan en in de administratie opgeboekt nadat de inkomsten zijn ontvangen.

Een aparte bankrekening voor de kosten en opbrengst uit ondernemerschap vergemakkelijkt het zicht op de inkomende en uitgaande geldstromen van de onderneming. Het voorkomen van samenloop van privé en zakelijke kasstromen binnen één rekening vergroot het inzicht in de mate waarin de ondernemer de lopende betalingsverplichtingen kan voldoen. Een deel van de administratie die de belanghebbende bij moet houden bestaat uit de urenadministratie. Via deze overzichten kan beoordeeld worden of het urencriterium niet wordt overschreden. Daarnaast kan aan de hand van een maandelijks inkomensoverzicht het inkomen per maand verrekend worden. De inkomstenopgave betreft de netto opbrengt minus de door het college geaccepteerde kosten.

 

Artikel 7. Overige verplichtingen

Als er wettelijke eisen van toepassing zijn die verband houden met de parttime activiteiten, dan wordt de ondernemer geacht deze te kennen en eraan te voldoen. Voorbeelden van werkzaamheden met benodigde vergunningen en een VOG zijn het geven van (beroeps)trainingen, het organiseren van evenementen of het geven van advies waar een BIG-registratie voor nodig is.

 

Artikel 9. Kosten

Noodzakelijke kosten voor de uitvoering van de werkzaamheden mogen als kosten in mindering worden gebracht op de opbrengst. Noodzakelijke kosten zijn kosten die echt nodig zijn, omdat de belanghebbende anders de werkzaamheden niet zou kunnen uitvoeren. De belanghebbende overlegt hiertoe bewijsstukken (bonnetjes, facturen waarop de bedrijfsnaam staat etc.). Kosten die de belanghebbende ook zou hebben als hij geen zelfstandige activiteiten zou verrichten, zijn geen noodzakelijke kosten. Dit zijn bijvoorbeeld abonnementskosten voor telefoon, internet of televisie in het woonhuis.

Deze kosten komen volledig voor eigen privérekening:

  • Internet-, telefoon- en tv(-abonnement) kosten thuis zijn niet aftrekbaar

  • Mobiele telefoonkosten, alleen zakelijke gesprekken tot max. € 300,00 per jaar

  • Gebruik eigen auto, zakelijke reizen € 0,19 per km (km-registratie verplicht)

  • Reiskosten openbaar vervoer, zakelijke reizen zijn volledig aftrekbaar

  • Opleidingen, cursussen, seminars, etc. zijn niet aftrekbaar

  • Werkruimte thuis is niet aftrekbaar

  • Gemengde kosten zijn niet aftrekbaar

  • Abonnementen zijn niet aftrekbaar

  • Laptop, tablet, IPad, telefoon, pc, geluidsdragers, etc. zijn niet aftrekbaar

De in dit artikel genoemde kosten vormen geen limitatieve opsomming. Het college bepaalt of kosten wel of niet kunnen worden opgevoerd. Daarbij wordt tevens aangesloten bij de regels van de Belastingdienst hieromtrent.

Bij parttime ondernemerschap is het uitgangspunt dat deze activiteiten ook op korte termijn beëindigd kunnen worden. Er kunnen dus geen langlopende verplichtingen aangegaan worden zoals het huren van een bedrijfspand of het aannemen van personeel. De aangegane verplichtingen dienen niet langer te lopen dan de afgesproken periode waarvoor toestemming is verleend. Dergelijke kosten kunnen dan ook niet in mindering worden gebracht op de omzet. Wanneer aangetoond kan worden dat een huurcontract op korte termijn kan worden beëindigd, dan geldt dit bezwaar niet.

Daarnaast kan er (indirect) geen bijstand worden verleend voor schulden of investeringen in het bedrijf.

Het is in beginsel niet mogelijk om, grootschalige, investeringen te doen. Dit verdraagt zich niet met het tijdelijke karakter van deze regeling. Er kan een uitzondering worden gemaakt voor bepaalde bedrijfsmiddelen die de belanghebbende financiert met eigen geld en voor zover deze binnen een termijn van 12 maanden (de maximale periode voor een ontheffing) kunnen worden terugverdiend. Eventuele afschrijvingskosten zijn echter voor eigen rekening en worden gecorrigeerd op de jaarrekening bij de jaarlijkse afrekening.

De kosten mogen niet meer dan 50% van de omzet bedragen. Een hoger kostenpercentage kan duiden op ineffectieve bedrijfsvoering of oneerlijke concurrentie vanwege een te lage winstopslag.

 

Artikel 10. Inkomstenverrekening

De inkomsten uit parttime ondernemerschap worden volledig in mindering gebracht op de uitkering. Daarvoor wordt maandelijks forfaitair een bedrag in rekening gebracht. De belanghebbende dient een minimaal bedrag te verdienen (netto), zodat er een prikkel is om als zelfstandige aan de slag te gaan. Daarbij geldt het uitgangspunt dat de belanghebbende minimaal €200,- per maand, of tenminste € 15,- per uur verdient. Wanneer dit (nog) niet haalbaar is, wordt beoordeeld welk percentage wel haalbaar is en welke stappen gezet moeten worden om deze richtbedragen wel te behalen.

In deze beleidsregels is ervoor gekozen om een richtbedrag forfaitair in mindering te brengen op de uitkering. Dit zal er in sommige gevallen toe leiden dat een te hoog bedrag in rekening wordt gebracht als de belanghebbende niet een minimaal bedrag aan winst weet te genereren. Als dit een tijdelijk probleem is, dan kan er tijdelijk afgeweken worden van het bedrag zoals dat is vastgelegd in de beleidsregels. Als er geen uitzicht is dat de winst zal toenemen, dan ligt het in de rede om de parttime activiteiten te beëindigen.

 

Artikel 11. Definitieve vaststelling

Aan de hand van de jaarcijfers en kopie belastingaangifte wordt het inkomen definitief vastgesteld en volgt eventueel terugvordering of nabetaling. Als de belanghebbende de definitieve belastingaanslag inlevert, volgt een definitieve herziening.

 

Artikel 12. Hardheidsclausule

Voor onvoorziene situaties is de hardheidsclausule opgenomen in de beleidsregels. Als toepassing van de overige artikelen leidt tot kennelijke onredelijkheid en onbillijkheid, kan het college van de beleidsregels afwijken.

 

Artikel 8 en 13

Behoeven geen toelichting.

 

Naar boven