Gemeenteblad van Westerwolde
| Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
|---|---|---|---|
| Westerwolde | Gemeenteblad 2024, 377429 | beleidsregel |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
| Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
|---|---|---|---|
| Westerwolde | Gemeenteblad 2024, 377429 | beleidsregel |
Bomenbeleidsplan Westerwolde 2019
Het gemeentelijk bomenbeleid is opgesteld met als doel een eenduidig beleid.
Gekozen is voor een modulaire opzet, bestaande uit een visie op het bomenbeleid binnen de vigerende beleidskaders. Voor de realisatie van het beleid wordt gewerkt met drie losse modules die daar onder hangen. Deze kunnen aangepast worden op momenten dat daar behoefte aan is.
Het bomenplan is gebaseerd op 3 strategische vragen:
Het antwoord op de vraag ‘Wat heb ik?’ wordt gegeven vanuit de inventarisatie. Voor het uitwerken van een realistisch bomenplan is het noodzakelijk inzicht te hebben in het actuele bomenbestand in eigendom en/of beheer van de gemeente. De inventarisatie is dan ook bij elke onderdeel de basis van het bomenbeleid.
Het antwoord op de vraag ‘Wat wil ik?’ vormt de visie, passend binnen de diverse kaders. Het zet de koers uit voor de lange termijn. Het bomenbeleid geeft de randvoorwaarden aan, de delen 1, 2 en 3 zijn de uitwerking van het beleid.
Het antwoord op de vraag ‘Hoe moet dat?’ vormt het beheerplan bestaande uit beheerrichtlijnen. De realisatie van het boombeleid gebeurt in bestekken en door de eigen dienst. Er wordt jaarlijks een werkplan / deelopdracht opgesteld met de te verrichten onderhoudsactiviteiten en de daarbij horende inzet van mensen en middelen.
Om ervoor te zorgen dat gemeentebreed dezelfde woordenschat gebruikt wordt en dezelfde kennis beschikbaar is, worden voor de uitvoeringszaken relevante handleidingen opgesteld.
Waarneembare relevante (landelijke) trends en ontwikkelingen zijn:
Algemeen wordt gesteld dat het veranderende klimaat wateroverlast, droogte en hitte-eilanden zal veroorzaken. Droogte is een probleem voor gemeentebomen; in het bijzonder voor bomen in ongunstige groeiomstandigheden, zoals de meeste bomen die de verharding opdrukken.
Hitte-eilanden zijn vooral voor (oudere) inwoners een probleem. Bomen kunnen hierin een (deel van de) oplossing vormen. Maar een duurzame groeiplaats is hiervoor wel een basisvoorwaarde; alleen een boom die het goed doet kan een positieve bijdrage leveren aan het klimaat.
Water, groen en ontstenen zijn de pijlers bij het aanpassen van de gemeente aan het veranderende klimaat. Hiervoor is een visie op wijkniveau nodig.
Deze kan ook als basis dienen voor de aanpak van de boomwortelproblematiek, waarmee een bijdrage kan worden geleverd aan de dringend noodzakelijke klimaatadaptatie.
1.2 Veranderende ‘natuurlijke’ omstandigheden
In het verleden was er geen overlast door bijvoorbeeld (a)processierups, (b)druipende linden, (c)essentaksterfte of (d)kastanjebloedingsziekte, etc..
Rond 2010 werd bij essen rond Utrecht een ziekte waargenomen, de essentaksterfte, ook wel essensterfte genoemd. Ondertussen heeft de ziekte zich over het hele land verspreid en komt het in heel Noord- en Noordwest Europa voor, inclusief Engeland en Ierland. Essentaksterfte is bij uitstek een boomziekte die vooral in de buitengebieden en bossen voorkomt. Op dit moment is er nog geen adequate oplossing om de ziekte te bestrijden. Grote kans dat er complete lanen en groenstructuren uitvallen. Dit brengt kosten met zich mee en de noodzaak tot een gevarieerder bomenbestand.
In 2002 werd de paardenkastanjebloedingsziekte voor het eerst opgemerkt in Nederland. In 2006 is vastgesteld dat het gaat om een bacterieziekte veroorzaakt door Pseudomonas syringae, pv. aesculi. De bacterie kan de plant binnendringen op plaatsen van verwonding, en zich vermeerderen in de bast. Als de aantasting hevig is, leidt dat tot sterke vermindering van de sapstroom naar de wortels, waardoor de boom kan doodgaan. Kastanjebomen vormen normaliter niet een heel groot deel van het bomenbestand, wel zijn het vaak monumentale exemplaren.
Inmiddels maakt de luizenplaag een opmars naar andere boomsoorten. Esdoorn, Eik, Haagbeuk en zelfs Iepen worden door de luizen bezocht en geven in meer of mindere mate overlast van “luizenplak”.
Daarnaast is het niet meer toegestaan om luizen te bestrijden met het middel acefaat.
Wat de toekomst ons brengt is onzeker.
Bomen die nu geen overlast veroorzaken, kunnen dat in de toekomst wellicht wel gaan doen Bomen die nu niet ziek zijn, kunnen dat in de toekomst wel worden.
Ziekten die we nu nog niet kennen, of die hier nu nog niet voorkomen, kunnen in de toekomst wellicht een impact gaan krijgen op bomen
1.3 Veranderende ‘ruimtelijke’ omstandigheden
Onze leefomgeving wordt steeds drukker en moet daarnaast ook steeds meer functies kunnen vervullen. Bomen die tientallen of zelfs honderd jaar geleden zijn aangeplant hebben zich onder andere omstandigheden kunnen ontwikkelen. Veranderende ruimtelijke omstandigheden zetten de keuzes van toen in een ander perspectief. Er moeten keuzes gemaakt worden.
Ten aanzien van veiligheidsaspecten speelt de veiligheid van voetgangers en fietsers een belangrijke rol. Dit maakt het nodig richting aan te geven om keuzes voor de toekomst goed te kunnen maken.
Daarnaast hebben we te maken met andere Openbare Ruimte gebruikers: Parkeren, riolering, bekabeling ondergronds (oa glasvezel) etc. Dit kan ertoe leiden dat de openbare ruimte op sommige plekken anders ingericht moet worden wat vervolgens er toe kan leiden dat ook bomen vervangen worden.
Het gebruik van zonnepanelen door particulieren heeft de laatste jaren een behoorlijke vlucht genomen. Mede onder invloed van het rijks- en gemeentelijk beleid en de inspanningen van lokale partijen, ontvangt de gemeente in toenemende mate verzoeken tot het kappen of snoeien van bomen. Dit in verband met het feit dat in sommige gevallen de schaduw van bomen beperkend kan werken op het rendement van de (nog aan te leggen) zonnepanelen. Dit vraagt om een helder beleid.
In de Bevolkingsprognose 2011-2030 wordt gesproken van een explosieve toename van het aantal ouderen in Westerwolde. Bij deze bevolkingsgroep is meer struikelgevaar bij opgedrukte verharding, mede doordat ouderen vaak over meer vrije tijd beschikken en langduriger in de openbare ruimte verblijven.
1.6 Toegenomen assertiviteit burgers
Er is landelijk onderzoek gedaan naar de houding van bewoners ten opzichte van bomen in de gemeente. Hierin is geconcludeerd dat landelijk:
Daarnaast is er de trend dat bewoners hun aanvragen steeds beter onderbouwen, waardoor klachten over overlast moeilijker te weerleggen zijn en afhandeling (per geval) meer tijd kost.
1.7 Besparing door integrale samenwerking
De huidige tijd van beperkte budgetten vraagt om wijze inzet van de schaarse financiële middelen door duurzame integrale planvorming. Met beter ontwerp en beter beheer kunnen hoge sociaal-maatschappelijke kosten worden voorkomen.
Genoemde trends en ontwikkelingen zijn tevens sturend voor de aanpak van de boomwortelproblematiek.
Zorgplicht (Burgerlijk Wetboek, art. 6.162)
Bij de zorgplicht gaat het om de privaatrechtelijke “maatschappelijk betamelijke zorgvuldigheid”.
Op basis van rechtspraak wordt in de praktijk onderscheid gemaakt tussen:
De onderzoeksplicht betreft bomen die bij visuele controle (zoals bedoeld bij punt 1 en 2) potentieel gevaarlijke gebreken vertonen. Bij deze bomen is nader onderzoek naar de aard en omvang van die gebreken vereist en moeten zo nodig adequate maatregelen worden getroffen om de veiligheid te garanderen.
‘Verboden zone’ (Burgerlijk Wetboek art. 5:42)
Binnen 2 meter van het erf van een ander mogen in beginsel geen bomen staan.
Deze ‘verboden zone’ geldt in beginsel niet voor bomen op openbaar terrein, mits belangen voldoende zijn afgewogen.
‘Doe-plicht’ (bron: Mr. B.M. Visser)
Van de gemeente kan redelijkerwijs niet verwacht worden dat zij haar hele bomenbestand op worteloverlast controleert. Wanneer gemeentelijke bomen schade veroorzaken aan eigendommen van derden is de betreffende particulier vanwege zijn eigen onderhoudsplicht degene die de overlast moet beëindigen, bijvoorbeeld door het wegkappen van enige wortels (zonder de stabiliteit van de boom in gevaar te brengen)
Soms is het voor de particulier echter niet mogelijk de voortdurende overlast te beëindigen vanaf zijn eigen terrein. In dergelijke gevallen is de gemeente verplicht medewerking te verlenen. De gemeente heeft geen ‘betaalplicht’ maar een ‘doe-plicht’. Dit kan bijvoorbeeld inhouden dat de gemeente het trottoir openmaakt of de weg afzet om mogelijk te maken dat de particulier de wortels kan afkappen of een wortelscherm kan plaatsen.
APV (Het bewaren van houtopstanden Artikel 4.10 t/m 4.11)
In de APV is bepaald voor welke bomen een kapverbod geldt. Daarnaast is in de
APV ten behoeve van bestrijding van de iepziekte geregeld dat aangetaste iepen verwijderd moeten worden en op welke wijze dat moet gebeuren.
Gemeente Westerwolde voert sinds 2014, toen nog in oprichting, het Cittaslow keurmerk. Een internationaal keurmerk voor kleine gemeenten die staan voor de eigen identiteit en iets extra’s willen bieden. Een belangrijk onderdeel hierin is het cultuurhistorisch erfgoed, want nergens is de historie van Nederland zo zichtbaar als in Westerwolde! Gastvrijheid, het trots zijn op plaatselijke tradities en het mooie en kleinschalig landschap levert een totaalbeeld, waar het goed vertoeven is. Het keurmerk benadrukt het bewuster leven in een menselijk tempo. De vele beeldbepalende bomen, onderdeel van het aantrekkelijke Landschap en een rijke cultuurhistorie zorgen er voor dat Westerwolde met recht de ‘groenste gemeente van Nederland’ kon worden. Bescherming en instandhouding van dit beeld is een waardevolle en dankbare taak voor de toekomst.
3.3 Collegeprogramma 2018-2022
In het collegeprogramma 2018-2022 staat het volgende: ‘Het grote grondgebied en de openbare ruimte van Westerwolde gebruiken we elke dag. Het vormt een betekenisvol geheel dat we goed willen onderhouden zodat we ook in de toekomst optimaal gebruik kunnen blijven maken van de unieke kwaliteiten van ons gebied. We willen ons blijven profileren als groene toeristische verblijfs- en woongemeente. Daarom vinden we het belangrijk om als gemeente een actieve en stimulerende rol te blijven spelen in landschapsontwikkeling.’ Dit beleidsplan draagt er toe bij om het groene karakter van de gemeente te bewaken en te behouden.
Verder staat in het collegeprogramma 2018-2022 het volgende over de klimaatadaptatie: ‘In 2015 is in het akkoord van Parijs besloten dat de temperatuur van de aarde niet meer dan twee graden Celsius mag stijgen in 2050. De Nederlandse regering heeft zich hieraan geconformeerd en is bezig met het formuleren van opgaven op het gebied van: de gebouwde omgeving, elektriciteit, mobiliteit, industrie en landbouw en landgebruik. Bij het ontwikkelen van de visie houden we de landelijke opgaven en doelstellingen nauwlettend in de gaten en zullen we deze waar mogelijk verwerken in de visie’
3.4 Visiedocument Westerwolde samen verduurzamen
De gemeente hecht grote waarde aan het verduurzamen van de energievoorziening. In 2035 dient een energieneutrale en in 2050 een afvalloze samenleving de norm te zijn.
In het geval van verzoeken omtrent het verwijderen of snoeien van bomen vanwege de plaatsing van zonnepanelen raken de verschillende belangen elkaar en kunnen dan als conflicterend worden ervaren. De uitgangspunten voor het vellen van bomen zijn vastgelegd in de APV.
Het ruimtelijk beleid van Westerwolde zal worden geharmoniseerd in een omgevingsvisie en omgevingsplan. Vaststelling hiervan vloeit voort uit de Omgevingswet die – naar verluidt – in 2021 wordt ingevoerd. Met deze wet bundelt de rijksoverheid de regels voor ruimtelijke projecten en wordt het makkelijker om ruimtelijke projecten te starten.
Doel is om in 2020 een vastgestelde omgevingsvisie te hebben, zodat we vervolgens aan het omgevingsplan kunnen gaan werken.
De Omgevingswet staat voor een goede balans tussen het benutten en beschermen van de fysieke leefomgeving. “Ruimte voor ontwikkeling, waarborgen van kwaliteit” is het motto. De nieuwe wet zorgt voor minder en overzichtelijke regels, een samenhangende benadering van de leefomgeving, ruimte voor lokaal maatwerk en betere en snellere besluitvorming.
Het bomenonderhoudsplan kent een cyclus van 3 jaar waarin alle gemeentelijke laanbomen door gecertificeerde buitendienstmedewerkers worden geïnspecteerd. Uit deze inspectie blijkt welke bomen moeten worden gesnoeid. De snoei wordt hoofdzakelijk door de eigen dienst uitgevoerd en voor het overige deel door gespecialiseerde bedrijven. 2020 is het derde jaar van deze cyclus en daarmee wordt deze onderhoudscyclus afgerond en het streven is om dan ook alle achterstand te hebben weggewerkt. Alle gegevens zijn en worden opgenomen in het beheerpakket. Op deze wijze wordt voldaan aan de wens van de raad om het onderhoud op planmatige wijze vorm te geven.
De bomen in Westerwolde zijn een onmiskenbaar onderdeel van het groene karakter van de gemeente Westerwolde. Om die reden moeten de bomen worden gekoesterd en beschermd. Het beleid is: ’Bomen worden niet gekapt, tenzij...’. De tenzij wordt in dit beleidsplan verder uitgewerkt. Bij ‘de tenzij’ wordt ook herplant van bomen betrokken.
In het bevorderen van de gezondheid spelen bomen een belangrijke rol. Met betrekking tot de fysieke gezondheid filteren bomen schadelijk stoffen, zoals fijnstof en stikstofdioxide, uit de lucht. Daarnaast hebben bomen een aantoonbare positieve invloed op de mentale gezondheid van mensen en bevorderen ze de productiviteit. Bomen nodigen ook uit om in de openbare ruimte te bewegen (wandelen, fietsen) wat goed is voor de gezondheid.
Het klimaat verandert. We krijgen te maken met steeds extremer weer met hevige buien, kans op overstromingen, langere periode van droogte en hogere temperaturen (hitte). De openbare ruimte biedt belangrijke kansen om de effecten van het veranderende klimaat gedeeltelijk op te vangen. Bomen zorgen voor het beperken van wateroverlast, demping van hitte en opvang van fijnstof. Daarmee hebben bomen een belangrijke functie in het omgaan met negatieve effecten van klimaatverandering. Bomers zijn immers effectief in het voorkomen van wateroverlast en overstromingen, en overstromingen, maar ook nuttig tegen hittestress en verdroging van de bodem. In perioden van hevige regenval vangen bomen hemelwater af in hun kronen waardoor regenwater niet op de bodem terecht komt maar verdampt, slaan ze bodemwater op in hun stammen en bladeren en zorgen ze met behulp van hun wortelstelsel dat de bodem meer water kan bergen. Al deze eigenschappen van bomen verkleinen de piek en dus de kans op wateroverlast en overstromingen. In geval van extreme droogte zoals in de zomer van 2018, houden bomen de bodem juist langer vochtig en gaan ze verdroging van de bodem tegen.
Daarnaast hebben bomen tijdens hitte een verkoelend effect. Met hun kroonoppervlaktes zorgen ze in eerste instantie voor koele schaduwplekken. Daarnaast voorkomen ze dat bebouwing zonlicht absorbeert en dit omzet in infrarode warmte (het hitte-eiland effect). Het verdampen van vocht vanuit het blad, twijgen en stam, het evapo-transpiratie effect genoemd, zorgt voor extra verkoeling.
Behoud c.q. uitbreiding van een gezond, veilig en duurzaam bomenbestand.
Bomen vergen regulier onderhoud en na uitval, vervanging. In de tussentijd dienen ze gecontroleerd te worden op veiligheid.
Het uitgangspunt is dat de uitvoering van het bomenbeleidsplan binnen de financiële kaders van de reguliere begroting zullen plaatsvinden.
Het beleid zoals beschreven in deze nota zal in veel gevallen gerealiseerd kunnen worden door koppeling aan voorziene reconstructies of kwaliteitsimpulsen in de openbare ruimte, waarbij soms bomen vervangen moeten worden o.a. door wijziging van het wegprofiel.
De ontwikkeling van ziekten en plagen, bijvoorbeeld de kastanjeziekte, blijft een moeilijk voorspelbare gebeurtenis en is derhalve een specifieke opgave.
In de begroting is momenteel geen rekening gehouden met renovaties. Indien er sprake is van renovaties zullen hiervoor separate kredietaanvragen in het kader van het meerjarig investeringsprogramma (MIP) worden aangevraagd bij de raad.
Het gemeentelijk bomenbeleid is opgesteld met als doel een eenduidig beleid.
Gekozen is voor een modulaire opzet, bestaande uit een visie op het bomenbeleid binnen de vigerende beleidskaders. Voor de realisatie van het beleid wordt gewerkt met drie losse modules die daar onder hangen. Deze kunnen aangepast worden op momenten dat daar behoefte aan is.
Het bomenplan is gebaseerd op 3 strategische vragen:
Het antwoord op de vraag ‘Wat heb ik?’ wordt gegeven vanuit de inventarisatie. Voor het uitwerken van een realistisch bomenplan is het noodzakelijk inzicht te hebben in het actuele bomenbestand in eigendom en/of beheer van de gemeente. De inventarisatie is dan ook bij elke onderdeel de basis van het bomenbeleid.
Het antwoord op de vraag ‘Wat wil ik?’ vormt de visie, passend binnen de diverse kaders. Het zet de koers uit voor de lange termijn. Het bomenbeleid geeft de randvoorwaarden aan, de delen 1, 2 en 3 zijn de uitwerking van het beleid.
Het antwoord op de vraag ‘Hoe moet dat?’ vormt het beheerplan bestaande uit beheerrichtlijnen. De realisatie van het boombeleid gebeurt in bestekken en door de eigen dienst. Er wordt jaarlijks een werkplan / deelopdracht opgesteld met de te verrichten onderhoudsactiviteiten en de daarbij horende inzet van mensen en middelen.
Om ervoor te zorgen dat gemeentebreed dezelfde woordenschat gebruikt wordt en dezelfde kennis beschikbaar is, worden voor de uitvoeringszaken relevante handleidingen opgesteld.
In deze module worden handvatten geboden die in alle projecten als ‘standaard’ dienen om in al de verschillende dorpen en kernen zorgvuldig met bomen om te gaan.
Inrichten met richtlijnen heeft tot doel bomen bij aanplant een duurzame groeiplaats, groeiomstandigheden en groeiruimte te geven, afgestemd op de beoogde levensduur. Alleen dan is een gezond en duurzaam bomenbestand mogelijk.
Voorkomen moet worden dat er sprake is van:
Dit kan betekenen dat er, al dan niet in overleg met bewoners en andere afdelingen:
Deze richtlijnen zijn belangrijk vanaf het eerste ontwerp wil de gemeente tot een duurzaam bomenbestand komen voor de toekomst.
Met het hanteren van een standaard1 kan uniformer en zakelijker gewerkt worden.
In de initiatieffase wordt een uitspraak gedaan over de beoogde levensduur voor een te ontwikkelen project. Hierbij wordt ervan uit gegaan dat de beoogde levensduur voor bomen (als onderdeel van de openbare ruimte) als volgt is:
Figuur 1. Natuurlijke groeiomstandigheden van een boom in open grond (bron: Ecostyle)
Met de natuurlijke groeiomstandigheden (figuur 1) als inspiratie zijn uitgangspunten geformuleerd waarmee de natuurlijke groeiomstandigheden van een boom zo dicht mogelijk worden benaderd binnen de stedelijke context. Daarbij wordt geprobeerd een zo veel mogelijk zelfredzame boom te realiseren, om de investerings- en beheerkosten zo laag mogelijk te houden.
De vertaling naar duurzame aanplant (en inpassing) van bomen in de openbare ruimte betekent dat:
Toelichting op omvang en samenstelling groeiplaats
Bij de keuze voor een (redelijke) omvang en een (matig humeuze) samenstelling van de groeiplaats in open grond is overwogen:
Dat een optimale omvang van de voor een boom in een bebouwde omgeving niet realistisch is gelet op de veelheid aan ruimteclaims. En dat zelfs een redelijke omvang van de groeiplaats moeilijk in te passen is in ruimtelijke plannen. Maar dat een marginale omvang niet duurzaam is, omdat de boom daarvan nadelen (zoals zwakke groei en ziektegevoeligheid) ondervindt.
Door de grond voor aanplant te verrijken tot een OS van 5% wordt voor de boom een goede uitgangssituatie gecreëerd; het bodemleven krijgt een impuls en er ontstaat een zelfredzaam systeem. Bovendien is hierdoor minder groeiruimte nodig om een redelijke groeiplaats voor de boom te realiseren (zie tabel 1.)
Tabel 1. Voorbeeld: Vergelijk groeiruimte 2e grootte boom, 30 jr, hangwaterprofiel
In de open grond neemt het OS minder snel af dan bij standsplaats in verharding, maar zal uiteindelijk (na ca. 20 jaar) toch weer richting de van nature aanwezige x% gaan.
De beschikbare groeiruimte (in dit voorbeeld 13 m3) ligt dan dicht bij de marginale norm (12 m3). De boom ondervindt hiervan echter geen nadelen (zoals zwakke groei en ziektegevoeligheid) en naar verwachting zijn er geen beheerproblemen. Dit komt doordat de boom vanaf de aanplant een goede groei en ontwikkeling heeft kunnen doormaken en zich geleidelijk kan aanpassen aan het langzaam teruglopende OS.
Binnen onze organisatie zijn 5 boomspecialisten (waarvan 2 European Tree Workers) werkzaam, die moeten worden ingeschakeld voor advisering over bomen.
Uitgangspunt is dat bij voorgenomen afwijking van de ontwerpeisen en de kwaliteitseisen voor groeiplaatsen in voorliggende Standaard, direct (dus in een zo vroeg mogelijke fase van het project) een boomspecialist wordt ingeschakeld om te adviseren over:
Ontwerp in 4D: Houd rekening met de factor tijd!
Dit vraagt om een ontwerptekening met (op schaal) een juiste weergave van kroonomvang van bomen, zowel bij aanleg als bij de beoogde levensduur.
Het ontwerp van nieuw in te richten gebieden dient te bestaan uit een ontwerptekening (bovenaanzicht) met een schriftelijke plantoelichting waarin is gespecificeerd en gemotiveerd:
De ontwerpfase van nieuwe plannen bestaat daarom uit de volgende stappen
In nieuwe plannen is het uitgangspunt om kabels en leidingen in woonstraten zo veel mogelijk te concentreren. Dit betekent:
In de ontwerpnormen (bijlage 2, 3 en 4) is aangegeven welke groeiruimte voor een boom vrij zou moeten blijven van kabels en leidingen. In situaties waar de ruimte hiervoor ontoereikend is kunnen kabels en leidingen worden beschermd tegen schade door boomwortels door gebruik te maken van mantelbuizen, kabelgoten, wortelschermen e.a.
Belangrijkste is dat huisaansluitingen niet onder de stam van de boom (= boomkluit) liggen vanwege storingsgevoeligheid en bereikbaarheid voor werkzaamheden.
Bij projecten (renovatie of herinrichting) in bestaande locaties, zijn specifieke randvoorwaarden (zoals kabels en leidingen) medebepalend voor de mogelijkheden. Het ontwerp hierop afstemmen is maatwerk. Daarom dient bij projecten op een bestaande locatie in de ontwerpfase het volgende stappenplan te worden doorlopen:
De bevindingen uit het bodemonderzoek en de proefsleuven (stap 3) worden door de boomspecialist schriftelijk gerapporteerd aan de projectleider. Hierin wordt een uitspraak gedaan over:
Deze rapportage hoort als bijlage bij de plantoelichting.
Het definitief ontwerp gebaseerd op deze bevindingen bestaat uit een ontwerptekening (bovenaanzicht) met een schriftelijke plantoelichting waarin is gespecificeerd en gemotiveerd:
Ondanks dat het streven is bomen en kabels en leidingen niet te combineren, zijn op een bestaande locatie onder en in de nabijheid van bestaande bomen vaak kabels en leidingen aangebracht.
Uitgangspunt is dat wanneer bestaande bomen moeten worden verwijderd en vervangen de aanwezigheid van deze kabels en leidingen in principe geen beperking is voor het aanplanten van nieuwe bomen (anders zouden nergens meer bomen geplant kunnen worden).
Belangrijk daarbij is dat huisaansluitingen niet onder de stam van de boom (= boomkluit) liggen vanwege storingsgevoeligheid en bereikbaarheid voor werkzaamheden. Waar (financieel) mogelijk kan worden overwogen de kabels en leidingen op profiel te brengen (dus concentreren), om vrije groeiruimte te creëren voor bomen.
Als dit geen optie is kan het aanbrengen van bescherming (tegen beschadiging door boomwortels) worden overwogen. Een goede afstemming van het ontwerp op de praktijksituatie vraagt altijd om maatwerk: afstemming tussen boomspecialist en landschapsarchitect, eventueel in overleg met de coördinator kabels en leidingen.
Water is een onmisbaar element voor de groei van bomen en dus bepalend voor de omvang en inrichting van de groeiplaats.
De hoeveelheid beschikbaar vocht voor een boom in open grond is grotendeels afhankelijk van:
De indeling in figuur 2. onderscheidt 5 zones:
Blauw zijn natte gebieden (grondwaterprofiel) waar alleen vochtminnende boomsoorten toegepast kunnen worden. Hier is de hoge grondwaterstand ook een beperkende factor in de fysieke groeiruimte voor bomen: om voldoende groeiruimte te creëren worden groeiplaatsen ondieper en groter om het benodigd volume (zie tabel 3) te realiseren
N.B. Voor nieuwe projecten waar tijdens de bouw- en/of woonrijpfase de bodem wordt verlaagd of verhoogd. In dergelijke situaties is specifiek advies nodig van een boomspecialist.
De grootte van een boom is bepalend voor de benodigde omvang van de groeiplaats. De boomgrootte is ingedeeld in drie klassen volgens onderstaande tabel.
Tabel 2. Omvang boom per grootteklasse
Onder ‘normale kroonbreedte’ (zie tabel 2) wordt in deze Standaard verstaan:
de gemiddelde diameter van een boomkroon van een volwassen boom.
Deze normale breedte wordt toegepast in de berekening van de omvang van de groeiplaats, waarbij er van uitgegaan wordt dat de groeiruimte ook volstaat voor bomen met smalle (zuilvormige) of brede kronen.
Voor afstanden (conform bijlage 2 tot en met 4) tot bovengrondse obstakels, zoals lichtmasten en gevels, is het van belang uit te gaan van de specifieke kroonbreedte van de toegepaste boomsoort.
De maatvoering van een duurzame groeiplaats voor een boom in open grond wordt afgestemd op:
De ontwerpnormen op basis van deze aspecten zijn in tabel 3 gepresenteerd.
Het gaat hierbij om netto bewortelbare ruimte.
Dat wil zeggen: effectief beschikbaar voor de boom.
Dus na aftrek van bijvoorbeeld:
Figuur 3. Onbruikbare ruimte voor groeiplaats boom
In de tabel op de volgende pagina zijn enkele getallen tussen haakjes aangegeven.
Het betreft 1e grootte bomen in woonstraten en 3e grootte in hoofdstructuren. Deze worden in principe niet toegepast, omdat de omvang van de boom meestal niet past bij de inrichting en het beoogde beeld.
Tabel 3. Ontwerpnormen netto bewortelbare ruimte voor straatbomen in matig humeuze grond met 5% OS
Als vuistregel wordt gehanteerd dat een boom minimaal een laag van 15 cm nodig heeft als drainerende laag tussen de boomkluit en de gemiddeld hoogste grondwaterstand (=GHG). Dit betekent dat een laag van 15 cm boven de GHG niet als groeiruimte mee gerekend mag worden!
Een tweede vuistregel is dat bomen in Westerwolde meestal niet dieper dan 1,0 m wortelen, omdat in de diepere ondergrond te weinig zuurstof is.
Uitgaande van een kwalitatief goede groeiplaats in open grond (zie hoofdstuk 4) conform de ontwerpnomen (in voorgaande tabel) moet een boom probleemloos de beoogde levensduur kunnen bereiken.
Uitgaande van de eerder genoemde randvoorwaarden en de bodem, het klimaat en de grondwaterstanden als vaste gegevens is er een bepaalde sortimentskeuze beschikbaar binnen de gemeente Westerwolde.
4 KWALITEITSEISEN GROEIPLAATSEN
Het technisch ontwerp dient te bestaan uit een ontwerptekening (bovenaanzicht) met een schriftelijke plantoelichting waarin is gespecificeerd en gemotiveerd:
(Dit is een uitwerking van het definitief ontwerp en bijbehorende plantoelichting)
Ten behoeve van de afstemming tussen civiel- en cultuurtechnische werkzaamheden is ook een juiste weergave van belang van:
Enkele van deze aspecten zijn hierna kort toegelicht.
4.1 Bodemopbouw en –samenstelling
Voor een geslaagde aanplant van bomen moet de groeiplaats voldoen aan de eisen die de boomsoort stelt. Advies van een boomspecialist is nodig om te kunnen bepalen of, en zo ja welke, maatregelen nodig zijn voor het verbeteren van de groeiplaats. Hiervoor zal soms een bodemonderzoek door de boomspecialist nodig zijn.
Uitkomsten van het onderzoek kunnen leiden tot:
Bodemonderzoek naar aanwezige grondslag
Bij het bodemonderzoek kijkt de boomspecialist naar:
Basiseisen ten aanzien van de bodemsamenstelling / plantlocatie:
Op basis van het bodemonderzoek geeft de boomspecialist een specifiek op het ontwerp afgestemd advies over de bruikbaarheid van de aanwezige grondslag en eventueel noodzakelijke groeiplaatsverbetering.
Daarbij dient rekening te worden gehouden met het gebruik tijdens de bouwfase (als opslagterrein, bouwweg oid.).
Het advies van de boomspecialist voor verbetering van de groeiplaats kan omvatten:
Daarbij wordt de gewenste diepte en/of hoeveelheid eveneens aangegeven.
Bij leverantie van materiaal voor groeiplaatsverbetering is vereist:
De specifieke kwaliteitseisen voor teelaarde, bomengrond en blad- of wormencompost zijn opgenomen in bijlage 4.
6 IMPLEMENTATIE EN DOORONTWIKKELING
Het geven van bekendheid aan deze standaard onder direct betrokkenen door:
Opmerkingen uit deze bijeenkomsten verwerken in de definitieve versie van dit document.
Blijf beleving, ervaring en ontwikkelingen met elkaar delen. Ontwikkel en verbeter het verder met zijn allen.
Maak revisies van dit document
Verklaring woorden en afkortingen
Bijlage 1. Ontwerpnormen 1e grootte boom in open grond
Duurzame aanplant in open grond (matig humeus 5% organische stof)
NB. Alle bovenstaande normen zijn NETTO-normen!
Dat wil zeggen: effectief beschikbaar voor de boom (zie ook paragraaf 3.4) (van toepassing bij nieuwe ontwikkeling en inboet)
Bijlage 2. Ontwerpnormen 2e grootte boom in open grond
Duurzame aanplant in open grond (matig humeus 5% organische stof)
NB. Alle bovenstaande normen zijn NETTO-normen!
Dat wil zeggen: effectief beschikbaar voor de boom (zie ook paragraaf 3.4) (van toepassing bij nieuwe ontwikkeling en inboet)
Bijlage 3. Ontwerpnormen 3e grootte boom in open grond
Duurzame aanplant in open grond (matig humeus 5% organische stof)
NB. Alle bovenstaande normen zijn NETTO-normen!
Dat wil zeggen: effectief beschikbaar voor de boom (zie ook paragraaf 3.4) (van toepassing bij nieuwe ontwikkeling en inboet)
Kwaliteitseisen teelaarde (of bomengrond):
Kwaliteitseisen voor houtcompost:
Leverantie van een bekende betrouwbare leverancier verdient de voorkeur vanwege grote kwaliteitsverschillen.
Het gemeentelijk bomenbeleid is opgesteld met als doel een eenduidig beleid.
Gekozen is voor een modulaire opzet, bestaande uit een visie op het bomenbeleid binnen de vigerende beleidskaders. Voor de realisatie van het beleid wordt gewerkt met drie losse modules die daar onder hangen. Deze kunnen aangepast worden op momenten dat daar behoefte aan is.
Het bomenplan is gebaseerd op 3 strategische vragen:
Het antwoord op de vraag ‘Wat heb ik?’ wordt gegeven vanuit de inventarisatie. Voor het uitwerken van een realistisch bomenplan is het noodzakelijk inzicht te hebben in het actuele bomenbestand in eigendom en/of beheer van de gemeente. De inventarisatie is dan ook bij elke onderdeel de basis van het bomenbeleid.
Het antwoord op de vraag ‘Wat wil ik?’ vormt de visie, passend binnen de diverse kaders. Het zet de koers uit voor de lange termijn. Het bomenbeleid geeft de randvoorwaarden aan, de delen 1, 2 en 3 zijn de uitwerking van het beleid.
Het antwoord op de vraag ‘Hoe moet dat?’ vormt het beheerplan bestaande uit beheerrichtlijnen. De realisatie van het boombeleid gebeurt in bestekken en door de eigen dienst. Er wordt jaarlijks een werkplan / deelopdracht opgesteld met de te verrichten onderhoudsactiviteiten en de daarbij horende inzet van mensen en middelen.
Om ervoor te zorgen dat gemeentebreed dezelfde woordenschat gebruikt wordt en dezelfde kennis beschikbaar is, worden voor de uitvoeringszaken relevante handleidingen opgesteld.
Bomen kunnen zichzelf niet verplaatsen noch verdedigen, wij zullen voor goede condities en bescherming moeten zorgen.
Ontwikkeling van een gezond en duurzaam bomenbestand en een goede bescherming van (bijzondere) bomen.
Vaststellen van uniforme waardering van bomen:
Voor overige, niet beschermde, gemeentelijke bomen vindt u in deze module regels om eenduidige objectieve behandeling van bomen mogelijk te maken. Daarbij wordt de boomwaarde op basis van meetbare criteria afgewogen, aan de hand waarvan bepaald kan worden of een kapaanvraag toegekend dan wel geweigerd wordt
Aanwijzing van waardevolle en bijzondere elementen (solitaire bomen, boomgroepen, bomenlanen, bomenrijen, houtwallen en gebieden) waarvoor een kapverbod geldt.
Ontheffingscriteria APV - uitwerking
In artikel 4.11, derde lid, van de Algemene Plaatselijke Verordening staat vermeld dat het velverbod niet van toepassing is onder bepaalde voorwaarden. Voor zover het college van burgemeester en wethouders het bevoegd gezag is, kan ontheffing worden verleend op basis van het criterium:
Hieronder wordt nadere invulling gegeven aan de betekenis van dit criterium:
Voor dit criterium dient er sprake te zijn van gevaar voor de veiligheid van personen of zaken in de directe omgeving van de houtopstand. Van gevaar voor veiligheid is sprake bij:
Aanwijzing objecten met een voor Westerwolde bijzonder groen karakter
Burgemeester en wethouders wijzen op grond van artikel 4 van de Algemene Plaatselijke Verordening elementen (solitaire bomen, boomgroepen, bomenlanen, bomenrijen, houtwallen en gebieden) aan waarvoor een kapverbod geldt. Slechts in uiterste gevallen wordt hiervan ontheffing verleend.
Burgemeester en wethouders wijzen op basis van de Uniforme bomenwaardering alle bomen met meer dan 23 punten aan, waarvoor een kapverbod geldt.
Slechts in uiterste gevallen wordt hiervan ontheffing verleend.
De door burgemeester en wethouders aangewezen elementen worden opgenomen in een Bomencatalogus en op een Bomenkaart.
Deze elementen kunnen enkel gemeentelijk eigendom zijn.
In een Bomencatalogus is per element een omschrijving en foto opgenomen.
Op basis van een uniforme waardering kan de waarde van bomen vastgesteld worden.
Betreft leeftijd van de boom in jaren.
Uitgangspunt is dat een boom in de meeste gevallen ouder dan 50 jaar moet zijn om beschermingswaardig te zijn.
Tabel 1. Waardering van de leeftijd
Betreft de conditie van de boom op basis van visuele beoordeling (conform Vitaliteitsklassering van Roloff), zoals hierna beschreven.
Normaal: De conditie is goed. Op middellange termijn (10-15 jaar) worden geen problemen verwacht. Een boom met een goede conditie heeft een goed ontwikkelde kroon, met een gelijkmatige verdeling van veel fijne twijgen in de buitenkroon. Er is geen of nauwelijks dood hout aanwezig.
Verminderd: De conditie is verminderd, maar op de korte termijn (<5 jaar), worden ten aanzien van de fysiologische toestand van de boom geen problemen verwacht. Bomen met een verminderde conditie hebben een redelijke verdeling van fijne twijgen. Er is weinig dood hout aanwezig.
Sterk verminderd: De conditie is duidelijk verminderd. De fysiologische toestand van de boom is slecht, maar herstel van de boom is eventueel mogelijk. Bomen met een sterk verminderde conditie hebben weinig fijne vertwijging in de buitenkroon. Er kan redelijk veel dood hout in de kroon aanwezig zijn.
Slecht: De conditie en levensverwachting van de boom is minimaal. De mechanische en/of fysiologische toestand is zo slecht dat ‘herstel’ van de boom niet of nauwelijks mogelijk is.
Uitgangspunt is dat conditie beperkte invloed heeft op de beschermingswaardigheid van een boom en dat dode bomen niet beschermingswaardig zijn.
Tabel 2. Waardering van de conditie
Betreft de bijzonderheid van de boomsoort.
Hierbij wordt het sortiment ingedeeld in 7 klassen (zie bijlage 1). Bepalend voor de sortimentsklassering zijn de groei- en ontwikkelingssnelheid en de teeltkosten van bomen.
Uitgangspunt is dat naarmate bomen moeilijker te vermeerderen zijn en zich langzamer ontwikkelen zij in een hogere klasse komen.
Tabel 3. Waardering van het sortiment Sortimentsklasse
Als de boom niet in de lijst voorkomt, wordt door een vakkundige een inschatting gemaakt die in verhouding is met de classificatie op de lijst.
3.4 Zeldzaamheid in Westerwolde
Maatstaf voor de beoordeling van de zeldzaamheid is (een inschatting van) de frequentie van voorkomen binnen de gemeentegrenzen van de gemeente Westerwolde. Hierbij gaat het om de boom in zijn gehele hoedanigheid: de combinatie van boomsoort, leeftijd, boomvorm.
Uitgangspunt is: hoe zeldzamer, hoe hoger gewaardeerd.
Tabel 4. Waardering van de zeldzaamheid in Westerwolde
Betreft de bijzonderheid van de boomvorm. Hierbij wordt rekening gehouden met de natuurlijke habitus, bijzondere groeiwijzen en mate waarin menselijk ingrijpen de boom heeft gevormd of misvormd.
Uitgangspunt is dat de natuurlijke habitus of een bijzondere natuurlijke variatie (zoals meerstammigheid of een karakteristieke stambuiging) zeldzaam zijn en daardoor hogere waarde hebben dan bomen die door menselijk ingrijpen zijn gevormd.
Tabel 5. Waardering van de boomvorm Boomvorm
Betreft de mate waarin de boom bepalend is voor het beeld van de openbare ruimte voor gebruikers daarvan. Hierbij is zowel het zomer- als het winterbeeld van belang.
Zeer beeldbepalend is een boom die op alle momenten van de dag en vanuit alle richtingen direct in het oog springt door zijn omvang en vorm. Meestal staat de boom vrij in de ruimte. Soms hangt de kroon over de gebruiksruimte, zodat je er onderdoor komt en de boom ‘beleeft’.mDe boom is kenmerkend voor de plek; die plek zou totaal veranderen als de boom er niet meer zou zijn.
Normaal is dat een boom in het straatbeeld uit minstens twee richtingen opvalt, waarbij minstens 50% van de kroon zichtbaar is.
Enigszins beeldbepalend is een boom die alleen het beeld bepaalt als je er naar kijkt, maar niet in de gebruikelijke kijkrichting voor de doorsnee gebruiker van de openbare ruimte.
Niet beeldbepalend is een boom als alleen een klein deel van de boom zichtbaar is (meestal alleen het topje) vanuit de openbare ruimte.
Uitgangspunt is dat de boom hoger wordt gewaardeerd naarmate de boom meer het karakter van de openbare ruimte bepaalt.
Tabel 6. Waardering van de beeldbepalendheid
Uitgangspunt is dat een cultuurhistorisch waardevolle boom veel hoger wordt gewaardeerd.
Tabel 7. Waardering van cultuurhistorische waarde
Betreft vermelding op de het Landelijk Register van Monumentale Bomen van de Bomenstichting of als (gemeentelijke) herdenkingsboom (met gedenkplaatje).
Uitgangspunt is dat herdenkingsbomen bij aanplant al waardevol zijn.
Het gemeentelijk bomenbeleid is opgesteld met als doel een eenduidig beleid.
Gekozen is voor een modulaire opzet, bestaande uit een visie op het bomenbeleid binnen de vigerende beleidskaders. Voor de realisatie van het beleid wordt gewerkt met drie losse modules die daar onder hangen. Deze kunnen aangepast worden op momenten dat daar behoefte aan is.
Het bomenplan is gebaseerd op 3 strategische vragen:
Het antwoord op de vraag ‘Wat heb ik?’ wordt gegeven vanuit de inventarisatie. Voor het uitwerken van een realistisch bomenplan is het noodzakelijk inzicht te hebben in het actuele bomenbestand in eigendom en/of beheer van de gemeente. De inventarisatie is dan ook bij elke onderdeel de basis van het bomenbeleid.
Het antwoord op de vraag ‘Wat wil ik?’ vormt de visie, passend binnen de diverse kaders. Het zet de koers uit voor de lange termijn. Het bomenbeleid geeft de randvoorwaarden aan, de delen 1, 2 en 3 zijn de uitwerking van het beleid.
Het antwoord op de vraag ‘Hoe moet dat?’ vormt het beheerplan bestaande uit beheerrichtlijnen. De realisatie van het boombeleid gebeurt in bestekken en door de eigen dienst. Er wordt jaarlijks een werkplan / deelopdracht opgesteld met de te verrichten onderhoudsactiviteiten en de daarbij horende inzet van mensen en middelen.
Om ervoor te zorgen dat gemeentebreed dezelfde woordenschat gebruikt wordt en dezelfde kennis beschikbaar is, worden voor de uitvoeringszaken relevante handleidingen opgesteld.
|
Overlast tussen derden onderling Bomen kunnen tussen buren onderling voor ergernissen zorgen. Voor deze gevallen verwijzen we naar het burgerlijk wetboek Artikel 5.42 waarin de rechten en plichten van de boomeigenaar in relatie tot de standplaats van de boom zijn beschreven. Daarnaast is de APV van de gemeente Westerwolde van kracht. In de verordening is opgenomen wanneer een kapvergunning verplicht is (gemeente neemt besluit) en voor welke bomen niet langer een kapvergunning nodig is (burger neemt besluit). De bomenstichting (www.bomenstichting.nl) heeft op haar website de meest voorkomende vragen over bomen op een heldere en duidelijke manier verwoord. |
2.1 Angst voor omwaaien of afvallende takken
Kanttekening: Gevoel van angst is niet altijd weg te nemen ondanks dat veiligheidscontrole van de boom uitwijst dat er nauwelijks risico is en de boom goed wordt onderhouden (aan zorgplicht wordt voldaan).
2.2 Gevaar door stekels of gif
* Situaties waarbij kap wordt overwogen zijn:
(bron: Handboek Veiligheid van Speelgelegenheden)
In deze situaties wordt afhankelijk van de status van de boom als volgt gehandeld:
* Kap wordt overwogen als boomwortels schade veroorzaken aan een gebouw (niet tuinmuur), verharding of riolering en kap van de betreffende boomwortel geen definitieve oplossing is.
In dergelijke situaties wordt afhankelijk van de status van de boom als volgt gehandeld:
Het tot nu toe gebruikelijke herstelwerk bij opdruk van verharding bestaat uit het opnemen van de verharding, verwijderen van de boomwortels die het probleem veroorzaken en het terugbrengen van de verharding. Bij repeterend herstelwerk ontstaat op enig moment de situatie dat, bij het verwijderen van de boomwortels, de boom niet meer voldoende stabiel is. Hierbij is het risico dat de boom omwaait en zo letsel en schade kan veroorzaken.
In elke situatie zijn diverse maatregelen mogelijk om boomwortelproblematiek op te lossen.
De investeringsmogelijkheden, binnen de beschikbare onderhoudsbudgetten, maken dat voor de ‘normale’ straatboom geen dure maatregelen (hoog investeringsniveau) kunnen worden toegepast.
Alleen als hiervoor aanvullende financiële middelen beschikbaar zijn kan hiervoor worden gekozen.
2.4 Droogteschade en verzuring door bomen
2.6 Verminderde opbrengst zonnepanelen
Westerwolde hanteert hierbij gedifferentieerde uitgangspunten naar gelang de specifieke situatie. Er wordt een onderscheid gemaakt in:
Bij de verkaveling wordt reeds zoveel mogelijk rekening gehouden met een zongerichte situering van de woningen. Dit betekent ook dat bij nieuwe inrichting van een straat zoveel mogelijk rekening gehouden dient te worden met onder andere de kabel- en leidingstraat, parkeervakken, plantvakken en verlichtingsmasten ten opzichte van de bomen. Voor de projectie van (toekomstige) bomen zal de keuze voor locatie en omvang van de bomen zoveel mogelijk gericht moeten zijn op het zo min mogelijk belemmeren van het rendement van zonnepanelen.
In alle gevallen waarbij sprake is van een reeds ingerichte openbare ruimte inclusief een bestaand bomenbestand prevaleert de boom. Met andere woorden, degene die voornemens is over te gaan tot de plaatsing van zonnepanelen moet rekening houden met de aanwezigheid van de bestaande bomen en het feit dat deze mogelijk nog kunnen groeien. Als blijkt dat door de aanwezigheid van bomen het te behalen rendement onvoldoende is, dient men zelfstandig de afweging moeten maken of plaatsing van zonnepanelen als zinvol kan worden betiteld.
Verzoeken tot snoeien worden individueel beoordeeld, waarbij de inpasbaarheid in de reguliere planning van het bomenonderhoud en de gewenste kroon van de boom leidend zijn. Dit betekent dat er niet voor individuele gevallen afgeweken wordt van de reguliere onderhoudscyclus.
3. Herinrichting van de openbare ruimte:
Indien sprake is van een herinrichting van de openbare ruimte en bestaande bomen kunnen/ hoeven niet worden gehandhaafd op dezelfde locaties gelden dezelfde regels al bij nieuwbouwlocaties.
Daar waar het aanwezige bomenbestand wordt gehandhaafd of herbeplanting op dezelfde locaties kan plaatsvinden is sprake van een bestaande situatie en gelden zodoende de uitgangspunten die hiervoor zijn beschreven.
Bij herbeplanting wordt het uitgangspunt “de juiste boom op de juiste plek” gehanteerd. Bij herbeplanting op locaties waar een primaire, secundaire of historische en/of waardevolle boomstructuur is aangegeven kan het belang van zonnepanelen ondergeschikt zijn aan de te planten bomen.
2.7 Signaalbelemmering satellietontvangst
|
Klachten vanwege storing in de ontvangst van satellietsignalen |
||
|
Bomen staan er vaak al eerder dan de bewoners er wonen; bewoner heeft de woning gekocht/gehuurd inclusief de boom/bomen. |
||
Degene die voornemens is over te gaan tot de plaatsing van enige signaalontvanger moet rekening houden met de aanwezigheid van de bestaande bomen en het feit dat deze mogelijk nog kunnen groeien.
Als blijkt dat door de aanwezigheid van bomen de signaalontvangst onvoldoende is, dient men zelf de afweging te maken of plaatsing van ontvangers op die locatie als zinvol kan worden betiteld.
2.8 Schade en gladheid door zware zaden en vruchten
* Kap van overlast veroorzakende appels en peren is alleen een optie als sprake is van (te voorziene) jaarlijks terugkerende materiële schade of gevaar door gladheid.
In dergelijke situaties wordt afhankelijk van de status van de boom als volgt gehandeld:
|
alleen kap in combinatie met boomwisselplan, mits 75% van de direct belanghebbenden instemt |
|
|
bij voorkeur in combinatie met boomwisselplan, mits 75% van de |
2.9 Rommel van lichte zaden en vruchten
2.10 “Plak” Honingdauw en roetdauw
* Bij jaarlijks terugkerende overlast door honing- of roetdauw, die al meer dan 5 jaar tot meervoudige klachten leidt, kan kap worden overwogen.
Afhankelijk van de status van de boom wordt daarbij als volgt gehandeld:
|
wordt overwogen bij bomen ouder dan 30 jaar1 die jaarlijks overlast geven, mits 75% van de direct belanghebbenden instemt. bij voorkeur in combinatie met boomwisselplan. |
2.14 Schaduw en uitzichtbelemmering
* Kap kan worden overwogen in situaties waarbij:
In dergelijke situaties wordt afhankelijk van de status van de boom als volgt gehandeld:
|
wordt overwogen bij bomen ouder dan 30 jaar2 die jaarlijks overlast geven. mits 75% van de direct belanghebbenden instemt. bij voorkeur in combinatie met boomwisselplan. |
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2024-377429.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.