Beleidsregels Wet hersteloperatie toeslagen gemeente Voorne aan Zee

Gelet op:

  • Artikel 1:3 Awb

  • Artikel 2.21 Wet hersteloperatie toeslagen

  • Regeling specifieke uitkering gemeentelijke hulp aan gedupeerden kinderopvangtoeslagproblematiek 2021

Overwegende dat:

  • de Wet hersteloperatie toeslagen beoogt bij te dragen aan het rechtdoen aan inwoners die geraakt zijn door de Toeslagenaffaire en hen te ondersteunen bij het maken van een nieuwe start;

  • de gemeente Voorne aan Zee deze doelgroep een zo breed en zo samenhangend mogelijk herstel wil bieden op de 5 leefgebieden wonen, financiën, gezin, zorg en werk;

  • er behoefte is de landelijke wet- en regelgeving te verankeren in de bestaande praktijk in Voorne een Zee, wat de uniformiteit van het gemeentelijk handelen bevordert;

  • dat dit beleid bijdraagt aan transparantie en rechtszekerheid voor ouders, kinderen en nabestaanden.

Besluit vast te stellen:

Beleidsregels Wet hersteloperatie toeslagen gemeente Voorne aan Zee

Artikel 1 Doelgroep brede ondersteuning

  • 1.

    Alle inwoners van de gemeente Voorne aan Zee die onder de personenkring van artikel 2.21 van de Wet hersteloperatie toeslagen vallen, kunnen zich tot het college wenden voor brede ondersteuning. Zij worden hierna aangeduid als rechthebbende op brede ondersteuning.

  • 2.

    De brede ondersteuning kan ook worden geboden aan het gezin van de rechthebbende. Het moment van melden bij het college is leidend voor het bepalen wie er binnen de gezinsdefinitie van de rechthebbende op brede ondersteuning valt.

  • 3.

    In beginsel wordt de brede ondersteuning geboden aan de rechthebbende die in de gemeente Voorne aan Zee woonachtig is.

  • 4.

    Een minderjarige jongere die in aanmerking komt voor de kindregeling kan te allen tijde zelf een beroep doen op de brede ondersteuning door de gemeente. Een jongere die de leeftijd van 16 jaar heeft bereikt, wordt geacht handelingsbekwaam te zijn.

  • 5.

    Een handelingsonbekwame minderjarige jongere die in aanmerking komt voor de kindregeling kan terecht bij de gemeente in de woonplaats van degene die het gezag over hem uitoefent. Oefenen beide ouders tezamen het gezag over hun minderjarige kind uit, maar hebben zij niet dezelfde woonplaats, dan volgt het kind de woonplaats van de ouder bij wie het feitelijk verblijft op grond van de Basisregistratie Personen.

Artikel 2 Vaststellen hulpvraag en plan van aanpak

  • 1.

    Nadat de rechthebbende op de brede ondersteuning zich bij de gemeente heeft gemeld voor brede ondersteuning, dan wel wanneer de gemeente de gegevens van de ouder die een hulpaanbod wenst vanuit de Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (UHT) heeft ontvangen, wordt binnen twee weken contact opgenomen voor het plannen van een eerste gesprek.

  • 2.

    In het eerste gesprek wordt met de rechthebbende op brede ondersteuning de huidige situatie op de vijf leefgebieden besproken en wordt de situatie getoetst aan de daarin genoemde doelstellingen. Deze doelstellingen zijn per leefgebied:

    • a.

      Wonen: een passende woning. Dit is een veilige en betaalbare plek om te wonen.

    • b.

      Financiën: financieel vaardig en in balans. Dit is in staat zijn om een financieel gezonde huishouding te voeren.

    • c.

      Gezin: een veilige leefomgeving. Dit is samenleven en opgroeien in een veilige omgeving waarbinnen kinderen zich kunnen ontwikkelen.

    • d.

      Zorg: positieve gezondheid. Dit is welzijn vanuit lichamelijke en geestelijke gezondheid.

    • e.

      Werk: werkzekerheid. Dit is duurzaam kunnen participeren in een arbeidsproces en met minimaal de beschikking over een startkwalificatie.

  • 3.

    De te behalen doelen en de naar het oordeel van het college benodigde ondersteuning wordt in het plan van aanpak als genoemd in artikel 3 van deze beleidsregels vastgesteld.

  • 4.

    Bij het bepalen welke voorzieningen worden ingezet voor de betrokkene, wordt onderscheid gemaakt tussen wens en noodzaak. De inzet van voorziening(en) en/of middelen moet redelijkerwijs nodig zijn om het gestelde doel te bereiken.

Artikel 3 Plan van aanpak

  • 1.

    Voor elke rechthebbende die een beroep doet op de brede ondersteuning en het gezin wordt een plan van aanpak opgesteld. Het plan van aanpak is voorwaardelijk voor het bieden van brede ondersteuning en wordt schriftelijk verstrekt aan de rechthebbende.

  • 2.

    Het besluit over de toelating tot de brede ondersteuning en het plan van aanpak neemt de gemeente binnen een termijn van 8 weken na de dag waarop het eerste gesprek heeft plaatsgevonden.

  • 3.

    Het verstrekken van materiële voorzieningen is slechts mogelijk in het eerste half jaar van de brede ondersteuning.

  • 4.

    De beleidskaders voor de minimale en maximale bedragen voor materiële voorzieningen worden gebaseerd op actuele Nibud norm + 40 procent.

  • 5.

    Deze materiële voorzieningen genoemd in lid 3 van dit artikel worden slechts éénmaal verstrekt. Materiële voorzieningen die al eerder bij de brede ondersteuning zijn uitgekeerd worden geen tweede maal vergoed, vervangen of vernieuwd, tenzij maatwerk noodzakelijk is.

  • 6.

    De toeleiding naar reguliere ondersteuning kan onderdeel uitmaken van het plan van aanpak, als niet te voorzien is dat de gestelde doelen binnen afzienbare termijn via de brede ondersteuning kunnen worden behaald.

Artikel 4 Geen terugwerkende kracht

De brede ondersteuning vastgelegd in het plan van aanpak kan geen voorzieningen bevatten welke worden toegekend met terugwerkende kracht, omdat het college in die gevallen de noodzaak van verstrekking niet kan vaststellen.

Artikel 5 Huisbezoek

  • 1.

    Als het college de noodzaak en de omvang van de verstrekking van een voorziening onvoldoende kan vaststellen, kan een huisbezoek plaatsvinden.

  • 2.

    Een huisbezoek vindt in overleg met de rechthebbende en aangekondigd plaats.

  • 3.

    Als de rechthebbende het huisbezoek niet op prijs stelt, heeft deze het recht om het huisbezoek te weigeren.

Artikel 6 Verstrekking

  • 1.

    Als de inzet van één of meerdere voorzieningen onderdeel uitmaakt van het plan van aanpak, verstrekt het college deze in beginsel in natura.

  • 2.

    Bij verstrekking niet in natura kan in bijzondere omstandigheden rechthebbende verplicht worden na ontvangst van de betaling door de gemeente van de voorziening de relevante betalingsbewijzen binnen 2 weken in te dienen. Wordt niet aan deze termijn voldaan, dan kan de gemeente het verstrekte bedrag terugvorderen.

  • 3.

    Voorzieningen die worden toegekend vanuit de brede ondersteuning welke leiden tot een toename van het vermogen waarover de rechthebbende beschikt of redelijkerwijs kan beschikken, worden niet tot de middelen, bedoeld in artikel 31 van de Participatiewet, gerekend.

  • 4.

    De volgende zaken worden niet vergoed vanuit de brede ondersteuning:

    • a.

      Verkeersboetes.

    • b.

      Cosmetische ingrepen.

    • c.

      Auto- en motorvoertuigen.

    • d.

      Verbouwingen en/of aanpassingen aan de woning en/of tuin.

    • e.

      Energiekosten.

    • f.

      Vakanties.

    • g.

      Nieuw gemaakte schulden na 1 juni 2021.

    • h.

      Kosten door ontstane schade na onvoorziene gebeurtenissen.

    • i.

      Sportabonnementen.

    • j.

      Luxegoederen.

    • k.

      Wmo-voorzieningen en Jeugdarrangementen op basis van de Jeugdwet.

  • 5.

    Er worden vanuit de brede aanpak geen schulden betaald als onderdeel van het plan van aanpak. Hierop zijn 2 uitzonderingen:

    • a.

      Jongeren en jongvolwassenen die in aanmerking komen voor het saneren van (problematische) schulden als bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de Regeling specifieke uitkering gemeentelijke hulp aan gedupeerden kinderopvangtoeslagproblematiek 2021.

    • b.

      Het voorkomen van bedreiging van de eerste levensbehoefte(n). Het college doet in dat geval wat nodig is om de dreiging te voorkomen.

Artikel 7 Einde brede ondersteuning

De brede ondersteuning eindigt als:

  • a.

    Rechthebbende niet langer ondersteuning wenst.

  • b.

    Uit de statusinformatie van UHT blijkt dat een inwoner geen rechthebbende is.

  • c.

    De gemeente de rechthebbende in staat heeft gesteld een nieuwe start te kunnen maken doch uiterlijk binnen 2 jaar na vaststelling van het plan van aanpak.

Artikel 8 Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen, ten gunste van de rechthebbende op brede ondersteuning, afwijken van de bepalingen in deze beleidsregels, als toepassing van deze beleidsregels wegens bijzondere omstandigheden onevenredige gevolgen heeft voor rechthebbende.

Artikel 9 klachten, bezwaar en beroep

  • 1.

    Als rechthebbenden op brede ondersteuning niet tevreden zijn over de manier waarop zij worden of zijn ondersteund kunnen zij een klacht indienen bij de gemeente Voorne aan Zee volgens de reguliere klachtenroute.

  • 2.

    Het plan van aanpak wordt beschouwd als een beschikking in de zin van de Algemene wet bestuursrecht, waartegen bezwaar- en beroep mogelijk is binnen de in deze wet gestelde termijnen

Artikel 10 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    Deze beleidsregels treden in werking de dag na plaatsing in het gemeenteblad en werken terug tot 1 juni 2024.

Deze beleidsregels worden aangehaald als: Beleidsregels Wet hersteloperatie toeslagen gemeente Voorne aan Zee.

burgemeester en wethouders van Voorne aan Zee

Arno Scheepers

Burgemeester

Rudie Heintjes

de gemeentesecretaris

Toelichting

Algemeen

Tussen 2005 en 2019 is bij een groot aantal ouders de kinderopvangtoeslag onterecht stopgezet door de Belastingdienst. Daarbij is gezinnen ongekend onrecht aangedaan. Het rijk probeert gedupeerden recht te doen en hen te helpen om een nieuwe start te maken via de hersteloperatie. Op 28 september 2020 heeft de VNG een akkoord met de Belastingdienst/Toeslagen gesloten, waarin is opgenomen dat gemeenten (potentieel) gedupeerde ouders ondersteunen op de vijf leefgebieden (financiën, wonen, zorg, gezin en werk), de zogenaamde brede ondersteuning. In september 2022 is de brede ondersteuning verankerd als wettelijke taak in de Wet hersteloperatie toeslagen.

 

De gemeente Voorne aan Zee faciliteert op grond hiervan ouders en hun gezinnen die in aanmerking komen voor de brede ondersteuning bij het maken van een nieuwe start na de ondervonden gevolgen van de Toeslagenaffaire. Binnen de hersteloperatie kinderopvangtoeslag wordt gemeenten de ruimte geboden om maatwerk te bieden bij deze brede ondersteuning zonder dat zij hierbij belemmerd worden door bijvoorbeeld inkomens- of vermogensvoorwaarden.

 

De brede ondersteuning richt zich op het kunnen maken van een nieuwe start na de toeslagenproblematiek op de vijf leefdomeinen; financiën, wonen, zorg, gezin en werk.

 

Via dit beleid leggen we uit hoe een nieuwe start in het kader van herstel na de toeslagenproblematiek wordt geïnterpreteerd, welke uitgangspunten wij daarbij hanteren en op welke wijze wij afwegen of, en zo ja welke, voorzieningen worden ingezet. Het beleid is een uitwerking van de landelijke wet- en regelgeving en een verankering van de bestaande praktijk bij gemeenten. Het vastleggen van beleid bevordert de uniformiteit van het gemeentelijk handelen. Bovendien draagt het bij aan de transparantie bij de uitvoering en de rechtszekerheid voor ouders, kinderen en nabestaanden.

 

Artikel 1 Doelgroep brede ondersteuning

Lid 1: de beoordeling en de afhandeling van het herstelproces bij de Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (UHT) duurt langer dan initieel gedacht. Veel ouders bevinden zich de komende jaren nog in het beoordelings- en herstelproces. Daarnaast is de doelgroep voor brede ondersteuning via de Wet aanvullende regelingen hersteloperatie toeslagen in juli 2023 uitgebreid met ex-toeslagpartners en onder voorwaarden hun kinderen. Het financieel herstel voor hen en het gezin is eind 2023 gestart. Ook de nabestaandenregeling is in de Wet aanvullende regelingen hersteloperatie toeslagen opgenomen. Deze regeling treedt pas in 2024 in werking, maar heeft wel impact op de brede ondersteuning door gemeenten.

 

Deze ontwikkelingen betekenen dat ook de ondersteuning van gemeenten langer duurt dan in september 2020 verwacht. Dat maakt een transitie van brede ondersteuning als project naar verankering in de staande organisatie noodzakelijk.

 

Lid 2: bij de omschrijving van wat wordt verstaan onder het begrip ‘gezin’ wordt beoogd aan te sluiten bij het begrippenkader van (met name artikel 4 van) de Participatiewet. Per rechthebbende zal moeten worden beoordeeld welke personen tot het gezin kunnen worden gerekend van degene die aanspraak maakt op brede ondersteuning.

 

Lid 3: er zijn uitzonderlijke situaties denkbaar die het wenselijk maken om brede ondersteuning aan te kunnen bieden aan een rechthebbende die voldoet aan een van bovenstaande criteria, maar niet woonachtig (meer) is in de gemeente. In die gevallen zal in afstemming met de betreffende woongemeente en de rechthebbende naar een oplossing worden gezocht.

 

Lid 4 en 5: geven extra uitleg over hoe kinderen zich kunnen melden bij de gemeente voor brede ondersteuning.

 

Artikel 2 Vaststellen hulpvraag en plan van aanpak

Lid 1 en lid 2: brede ondersteuning is gericht op het kunnen maken van een nieuwe start op de vijf leefgebieden. De onderstaande doelstellingen op de leefgebieden bieden een indicatieve beschrijving van de situatie die de betrokkene naar het oordeel van het college in staat stelt om een nieuwe start te maken voor zover haalbaar op individueel niveau van rechthebbende.

 

Leefgebied

Doelstelling

Omschrijving doelstelling

Wonen

Passende woning

Veilige en betaalbare plek om te wonen

Financiën

Financieel vaardig en in balans

In staat zijn om een financieel gezonde huishouding te voeren

Gezin

Veilige leefomgeving

Samenleven en opgroeien in een veilige omgeving waarbinnen kinderen zich kunnen ontwikkelen

Zorg

Positieve gezondheid

Welzijn vanuit lichamelijke en geestelijke gezondheid

Werk

Werkzekerheid

Duurzaam kunnen participeren in een arbeidsproces met minimaal de beschikking over een startkwalificatie

 

Lid 3: de doelstellingen sluiten aan bij de reguliere ondersteuning die gemeenten bieden aan alle inwoners. Het verschil zit in de snelheid en de ruimhartigheid die kan worden geboden. Het college hoeft namelijk niet te toetsen aan de reguliere kaders vanuit de domeinwetgeving, maar alleen aan het gestelde kader vanuit de Wet hersteloperatie toeslagen. Het college kan zonder de reguliere inkomens- of andere voorwaarden voorzieningen toekennen om snel en adequaat een nieuwe start te kunnen bieden gekoppeld aan de individuele maatschappelijke doelstellingen, zoals opgenomen in het plan van aanpak. Dit neemt niet weg dat met de financiële draagkracht van de rechthebbende rekening wordt gehouden.

 

Lid 4: bij het bepalen welke voorzieningen worden ingezet voor de betrokkene, wordt onderscheid gemaakt tussen wens en noodzaak. De inzet van voorziening(en) en/of middelen moet redelijkerwijs nodig zijn om het gestelde doel te bereiken. Wordt het doel niet bereikt als het middel of de voorziening niet wordt ingezet, dan wordt vervolgens redelijkerwijs bekeken naar de meest adequate manier om dit doel te bereiken.

 

Artikel 3 Plan van aanpak

Lid 1 t/m lid 4: brede ondersteuning blijft hulp op maat voor ouders, hun kinderen, erkend ex-toeslagpartners en nabestaanden. De geboden hulp wordt altijd opgenomen in een gemotiveerd plan van aanpak. Er wordt duidelijkheid geboden rondom het verstrekken van noodzakelijke materiële voorzieningen - spullen - in het eerste half jaar van de brede ondersteuning. Er wordt duidelijkheid geboden over de maximale duur van de brede ondersteuning. De brede ondersteuning dient binnen 2 jaar na vaststellen van het plan van aanpak (het beschikkingsmoment) te zijn afgerond. Zie ook artikel 7 van deze beleidsregels voor deze en de overige beëindigingsgronden.

 

De voorzieningen die nodig zijn om een nieuwe start te kunnen maken, worden getoetst aan de gestelde doelstellingen en vervolgens toegekend en gemotiveerd via het plan van aanpak. Hierbij wordt de volgende afweging gemaakt:

  • Is er nu acute hulp nodig om te voorkomen dat de situatie snel verslechtert?

  • Over welke vaardigheden en kennis dient de rechthebbende te beschikken om de doelstellingen, zoals opgenomen in het plan van aanpak, te bereiken?

  • Welke hulp heeft de rechthebbende nodig om deze doelstellingen te behalen?

Worden de doelen bereikt als er een bepaalde voorziening of middel niet wordt ingezet?

 

Lid 5: terugkerende aanvragen voor voorzieningen of middelen worden getoetst aan de eerder vastgestelde doelstellingen. Met uitzondering van de situatie dat er sprake is van nieuwe feiten en omstandigheden die een wijziging van de eerder vastgestelde doelstellingen rechtvaardigt, kan het plan van alleen tussentijds worden aangepast als dit in lijn is met de eerder vastgestelde doelstellingen op de vijf leefgebieden.

 

Lid 6: toeleiding naar reguliere ondersteuning kan onderdeel uitmaken van het plan van aanpak ook als te voorzien is dat de gestelde doelen niet binnen 2 jaar kunnen worden behaald. In die gevallen draagt het begeleiden naar de reguliere ondersteuning van de gemeente bij aan het (duurzaam) kunnen maken van de nieuwe start.

 

Artikel 4 Geen terugwerkende kracht

Brede ondersteuning richt zich op het kunnen maken van een nieuwe start. Het richt zich op de toekomst. Het college bepaalt op het moment van melden bij de gemeente wat de rechthebbende op dat moment nodig heeft voor het maken van een nieuwe start en legt dat vast in een plan van aanpak. Dat betekent dat in beginsel geen voorzieningen worden toegekend met terugwerkende kracht, omdat het college in die gevallen de noodzaak van verstrekking niet kan vaststellen. Het vergoeden van geleden schade of gemiste kansen in het verleden, is onderdeel van het financieel herstel, zoals belegd bij de UHT, en niet van de brede ondersteuning. Zie echter ook artikel 10 van deze beleidsregels voor de situatie dat het plan van aanpak nog niet is vastgesteld.

 

Artikel 5 Huisbezoek

Lid 1 t/m lid 3: een huisbezoek kan een beter beeld opleveren over met name de woon- en leefsituatie van de rechthebbende in relatie tot de brede ondersteuning. Een huisbezoek vindt nooit onaangekondigd plaats. De rechthebbende kan altijd een huisbezoek weigeren. Weigering kan van invloed zijn op de brede ondersteuning, indien weigering ertoe leidt dat het college onvoldoende in staat wordt gesteld om vast te stellen wat de rechthebbende nodig heeft voor het kunnen maken van een nieuwe start. Rechthebbende moet hierop worden gewezen alvorens het plan van aanpak wordt opgesteld.

 

Artikel 6 Verstrekking

Lid 1 en lid 2: de voorzieningen worden zoveel mogelijk in natura verstrekt al dan niet met tussenkomst van een leverancier of derde partij. In het geval dat een voorziening in geld wordt verstrekt, kan in bijzondere omstandigheden gemotiveerd rechthebbende binnen een redelijke termijn van twee weken worden verplicht een betaalbewijs te overleggen. Indien rechthebbende dit in dit bijzondere geval niet doet, kan dit een grond zijn om de verstrekte voorziening terug te vorderen.

 

Lid 3: spreekt voor zich.

 

Lid 4: hierin is een lijst van onderwerpen genoemd, welke niet vanuit de brede ondersteuning zullen worden vergoed. In de dagelijkse praktijk is gebleken dat deze onderwerpen vaak worden aangevraagd, maar dat niet altijd helder is in hoeverre deze passen bij de uitgangspunten van de UHT en brede ondersteuning door de gemeenten. Door het opnemen van deze onderwerpen wordt er voldaan aan de voorwaarde dat vooraf duidelijk is (transparantie) wat men van de gemeente kan verwachten vanuit de brede ondersteuning. Bij punt h. wordt gedacht aan schade door extreme weersomstandigheden, lekkages, molest. Bij punt j. kan gedacht worden aan iPads, smartwatches, spelcomputers, elektrische steps, smartphones, tuinsets en dergelijke.

 

Lid 5: het rijk heeft een schuldenaanpak opgesteld voor erkend gedupeerde aanvragers en hun toeslagpartner en ex-toeslagpartners. Deze is gericht op het binnen de reikwijdte van de diverse regelingen, betalen en kwijtschelden van achterstallige betalingen. De regelingen hebben betrekking op publieke schulden, private schulden, schulden die betaald zijn vanuit de ontvangen compensatie en een regeling voor de afhandeling van ouders met een schuldregeling (Msnp/Wsnp). De schuldenaanpak is daarmee onderdeel van het financieel herstelproces. De uitvoering is belegd bij (de gemandateerde van) het ministerie van Financiën – en niet bij de gemeente. Er worden vanuit de brede ondersteuning om die reden in beginsel geen schulden betaald als onderdeel van het plan van aanpak. Hierop zijn twee uitzonderingen van toepassing:

  • Jongeren en jongvolwassenen die in aanmerking komen voor het saneren van (problematische) schulden als bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de Regeling specifieke uitkering gemeentelijke hulp aan gedupeerden kinderopvangtoeslagproblematiek 2021. Aan de schuldeisers van jongeren en jongvolwassenen vallend onder de kindregeling die in aanmerking komen voor het saneren van (problematische) schulden als bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de Regeling specifieke uitkering gemeentelijke hulp aan gedupeerden kinderopvangtoeslagproblematiek 2021, wordt ten minste de minimale afloscapaciteit geboden van 5% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm - ook indien het berekende vrij te laten bedrag (Vtlb) van de jongere of jongvolwassene hoger is. Het college maakt hierin een belangenafweging, waarin zowel de belangen van de jongere als de schuldeiser worden behartigd. De onderbouwing wordt vastgelegd in het plan van aanpak.

Het voorkomen van bedreiging van de eerste levensbehoefte(n). Te denken valt aan het voorkomen van huisuitzettingen of afsluiting van gas/water/licht. Het college doet in dat geval wat nodig is om de dreiging te voorkomen. In die gevallen wordt, naast de inzet van hetgeen acuut nodig is, ook te allen tijde voorzieningen ingezet die op een duurzame manier bijdragen aan een nieuwe start en het voorkomen van herhaling van de dreiging.

 

Artikel 7 Einde brede ondersteuning

De brede ondersteuning wordt binnen 30 dagen beëindigd nadat de Belastingdienst Toeslagen het college van burgemeester en wethouders heeft geïnformeerd dat ten aanzien van de aanvrager van de kinderopvangtoeslag een afwijzende beschikking is gegeven. De toegekende voorzieningen die zijn opgenomen in het al verstrekte plan van aanpak worden nagekomen. In overleg met de inwoner wordt vastgesteld of ondersteuning vanuit het regulier kader nodig en gewenst is.

 

Op het moment dat ondersteuning aan een rechthebbende in een plan van aanpak niet langer gemotiveerd kan worden, noch rekening gehouden hoeft te worden met beperkingen vanuit zelfstandigheid, netwerk en psychische of lichamelijke gesteldheid is dit een reden om de brede ondersteuning te beëindigen. Het college heeft de rechthebbende op de vijf leefgebieden in staat gesteld om een nieuwe start te maken

 

Artikel 8 Hardheidsclausule

Als toepassing van het beleid voor een rechthebbende wegens bijzondere omstandigheden onevenredige gevolgen zou hebben, kan of moet het bestuursorgaan besluiten om niet overeenkomstig het beleid te handelen. Het beleid is dus sterk richtinggevend voor in individuele gevallen te nemen besluiten, maar niet allesbepalend. Een en ander volgt uit het bepaalde in de Algemene wet bestuursrecht (art. 4:81 e.v. van de Awb).

 

Artikel 9 Klachten, bezwaar en beroep

Lid 1: als rechthebbenden op brede ondersteuning niet tevreden zijn over de manier waarop zij worden of zijn ondersteund (denk aan kwaliteit van de ondersteuning, bejegening etc.) dan moet gekeken worden of het kan helpen om een onafhankelijke cliëntondersteuner, een ervaringsdeskundige of de ombudsman in te schakelen. Uiteraard kan de rechthebbende altijd een klacht indienen.

 

Lid 2: het toekennen van niet vrij toegankelijke voorzieningen veronderstelt altijd een verleningsbeslissing op basis van een beoordeling door de gemeente van de persoonlijke situatie en behoeften. Dit doet het college - of de gemandateerde namens het college – via het plan van aanpak. Het plan van aanpak is daarmee een beschikking. Dit betekent ook dat bezwaar- en beroep openstaat binnen de gestelde termijn.

 

Artikel 10 Inwerkingtreding en citeertitel

Lid 1: deze beleidsregels werken terug tot 1 juni 2024 voor de gevallen, waarin het plan van aanpak nog niet is vastgesteld. Hiermee worden deze beleidsregels zoveel mogelijk van toepassing verklaard op de lopende verzoeken om brede ondersteuning.

Naar boven