Gemeenteblad van Huizen
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Huizen | Gemeenteblad 2024, 369784 | beleidsregel |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Huizen | Gemeenteblad 2024, 369784 | beleidsregel |
Richtlijnen Bijzondere Bijstand Huizen
1. Inleiding en uitgangspunten
De invulling en uitvoering van het bijzondere bijstandsbeleid is aan het college van burgemeester en wethouders. Het college heeft beleidsvrijheid bij de vaststelling van de draagkracht en de draagkrachtperiode van de belanghebbende, en tot op zekere hoogte bij de bepaling van de inhoud van het bijzondere bijstandsbeleid. In deze Richtlijnen wordt uitgewerkt hoe de gemeente Huizen invulling geeft aan de beleidsvrijheid ten aanzien van het verstrekken van individuele bijzondere bijstand.
Bij de ontwikkeling van het bijzondere bijstandsbeleid spelen de volgende uitgangspunten een rol.
Geen strijd met rijksinkomensbeleid
Bij het verlenen van bijzondere bijstand blijft het uitgangspunt dat de verstrekking niet strijdig mag zijn met het rijksinkomensbeleid. Hierbij dient overigens wel rekening te worden gehouden met het feit dat de gemeente in bepaalde opzichten bevoegd is om zich te begeven op het terrein van het inkomensbeleid (hoogte en duur draagkracht, wel of geen drempelbedrag, gedeeltelijke vrijheid bij de invulling van het pakket).
Geen bijstand voor niet noodzakelijke kosten.
Artikel 14 Participatiewet somt een aantal posten op, die in elk geval niet worden gerekend tot de noodzakelijke kosten van het bestaan. Bijstandsverlening is dan niet mogelijk. Het gaat hier onder meer om kosten van medische behandelingen en verrichtingen die gerekend kunnen worden tot de ontwikkelingsgeneeskunde, alimentatieverplichtingen, geleden of toegebrachte schade, vrijwillige premiebetaling in het kader van een publiekrechtelijke verzekering en de betaling van een boete.
Het bijzondere bijstandsbeleid mag het beleid van voorliggende voorzieningen niet doorkruisen.
De bijzondere bijstand in het kader van de Participatiewet mag het beleid wat gevoerd wordt bij voorliggende voorzieningen niet doorkruisen (onder voorliggende voorziening wordt verstaan: elke voorziening buiten deze wet waarop de persoon of het gezin aanspraak kan maken, dan wel een beroep kan doen, ter verwerving van middelen of ter bekostiging van specifieke uitgaven).
Bijzondere bijstand staat open voor alle minima
Bijzondere bijstand is niet voorbehouden aan personen met een bijstandsuitkering voor levensonderhoud. Ook degene, die beschikt over een ander inkomen (bijvoorbeeld inkomen uit arbeid, alimentatie, uitkering van het UWV kan een beroep op bijzondere bijstand doen, als dat inkomen niet toereikend is om bepaalde bijzondere noodzakelijke kosten te voldoen.
Naast bovengenoemde uitgangspunten geldt uiteraard het individualiseringsprincipe van de Participatiewet. Dit is geregeld in artikel 18 lid 1 van deze wet. Dit betekent dat het college de bijstand en de daaraan verbonden verplichtingen dienen af te stemmen op de omstandigheden, mogelijkheden en middelen van de belanghebbende(n). Het kan dus voorkomen dat de algemene richtlijnen moeten wijken voor individualisering als de omstandigheden, mogelijkheden en middelen van persoon en/of gezin daartoe aanleiding geven.
In deze beleidsregels wordt verstaan onder:
de bijzondere bijstand (artikel 35 van de Participatiewet): bijstand die bestemd is voor de uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten van bestaan, die niet kunnen worden voldaan uit het inkomen, de toepasselijke bijstandsnorm of inkomensvoorziening en/of uit het aanwezige vermogen;
de woonkosten bij een koopwoning: de kosten die de eigenaar verschuldigd is voor: de hypotheekrente, de premie voor opstalverzekering, het eigenaargedeelte van de onroerend zaak belasting, de omslagheffing voor huiseigenaren (de waterschapslasten), een vast bedrag voor kosten van groot onderhoud en ingrijpende reparaties. Deze kosten worden conform het budgethandboek NIBUD vastgesteld. Het gaat om onderhoud woning en onderhoud CV-installatie;
Bij beoordeling van een aanvraag voor bijzondere bijstand zal het college zich steeds de volgende vier vragen moeten stellen. Als het antwoord op een vraag negatief is, wordt de volgende vraag niet beantwoord, omdat er geen sprake kan zijn van bijzondere bijstandsverlening. Deze vaste beoordelingsvolgorde is ontwikkeld in jurisprudentie.
2.3. Drempelbedrag, inkomen, vermogen en draagkracht
Op grond van artikel 35 lid 2 van de Participatiewet kan de gemeente per twaalf maanden een drempelbedrag hanteren voordat een aanvraag voor bijzondere bijstand kan worden ingediend.
Bij de verlening van bijzondere bijstand wordt geen drempelbedrag gehanteerd.
De redenen hiervoor zijn: bij andere instanties wordt vaak ook al een eigen bijdrage gevraagd; de psychologische barrière om bijzondere bijstand aan te vragen wordt verkleind; de duidelijkheid naar de belanghebbende wordt vergroot;
de bijzondere bijstand is de laatste voorziening welke voor belanghebbende openstaat; vermindering bureaucratie en administratieve afhandelingen.
De inkomenscomponenten, die op grond van artikel 32 van de Participatiewet tot het inkomen worden gerekend, worden ook in het kader van de bijzondere bijstand als inkomen aangemerkt, echter exclusief vakantiegeld. De inkomenscomponenten waarover vakantiegeld wordt uitbetaald, worden verhoogd met het vakantiegeldpercentage, dat wordt toegepast voor de bijstand (percentage van artikel 19 lid 3 van de Participatiewet).
Het vermogen wordt vastgesteld per de eerste dag van de maand waarin de oudste kosten zijn gemaakt. Dat betekent dat het vermogen bij een aanvraag bijzondere bijstand afzonderlijk van de vermogensvaststelling in het kader van de algemene bijstand wordt vastgesteld. De reden hiervoor is, dat een eerder vastgestelde vermogenspositie kan zijn gewijzigd.
Er geldt een extra vermogensvrijlating (zie financieel besluit) indien er sprake is van uitvaartreservering, mits het geld is vastgezet ten behoeve van de uitvaart en niet eerder opneembaar is. Deze vrijlating geldt alleen als er geen uitvaartverzekering is afgesloten. Is een uitvaartverzekering afgesloten tegen een (veel) lager bedrag, dan kan een bedrag worden vrijgelaten tot het verschil van de verzekeringsdekking en de maximale extra vermogensvrijlating.
Een auto, waarvan de waarde niet hoger is dan € 3.630,24 wordt vrijgelaten. De ANWB/BOVAG lijst wordt hiervoor gehanteerd, waarbij de laagste waarde (inkoop garagebedrijf) wordt genomen. De staat van de auto, bijv. schadevrij, kilometrage e.d. zijn daarbij van belang. Indien er sprake is van een afwijkende staat (bijv. schade, een hoog kilometrage) dan kan de waarde opgevraagd worden bij een garage.
2.3.5. Draagkracht uit inkomen
Als een belanghebbende beschikt over een inkomen, dat hoger is dan 120% van de toepasselijke bijstandsnorm, dan is er draagkracht. Voor een aantal kosten geldt echter dat er draagkracht is bij een inkomen hoger dan de toepasselijke bijstandsnorm. Deze kosten zijn vermeld in het derde lid onder b van dit artikel.
Er is geen draagkracht uit inkomen wanneer belanghebbende start met het maandelijks reserveren/aflossen in het kader van een minnelijke schuldregeling bij een schuldregelende organisatie of in het kader van het wettelijk schuldsaneringstraject (WSNP), en gedurende de looptijd van deze minnelijke schuldregeling of WSNP.
2.3.6. Draagkracht uit vermogen
Het vermogen wordt tot aan de van toepassing zijnde grens als bedoeld in artikel 34 lid 3 van de Participatiewet buiten beschouwing gelaten. Het vermogen boven deze grens wordt volledig in aanmerking genomen voor de draagkracht. Dit betekent ook dat de vrijlating van artikel 34 lid 2 onder c Participatiewet niet van toepassing is.
De aflossingstermijn van een renteloze geldlening wordt vastgesteld op drie jaar. Indien er na maximaal 36 maanden nog een restant bestaat, dan wordt dit omgezet in bijstand om niet. Belanghebbende moet dan wel aan de voorwaarde voldaan hebben, dat hij de vastgestelde maandelijkse aflossingsbedragen volledig heeft betaald. De maanden dat een belanghebbende tijdelijk uitstel van aflossing heeft gekregen tellen niet mee bij de periode van 36 maanden.
Van lid 4 kan worden afgeweken als blijkt dat:
geldlening; of belanghebbende een tekortschietend besef van verantwoordelijkheid voor de voorziening in het bestaan kan worden verweten met betrekking tot het ontstaan of voortduren van de situatie welke tot het verstrekken van bijstand in de vorm van een geldlening heeft geleid. De looptijd wordt in dit geval langer aangezien belanghebbende het volledige bedrag moet aflossen.
De toeslag op grond van de Wet op de huurtoeslag wordt gebaseerd op het actuele inkomen. Indien gedurende het jaar inkomensveranderingen optreden, kan de huurtoeslag tussentijds worden aangepast. Ook andere mutaties die van invloed zijn op de huurtoeslag zoals hoogte van de huur en gezinssamenstelling kunnen tussentijds worden gewijzigd. In veel situaties is het daarom niet meer noodzakelijk om een woonkostentoeslag te verstrekken.
Woonkostentoeslag kan worden verstrekt bij een koopwoning, bijvoorbeeld indien er sprake is van een dusdanige verlaging van het inkomen dat de woonkosten niet meer (volledig) vanuit dit inkomen betaald kunnen worden.
4.1.1. Woonkostentoeslag bij een huurwoning
Indien de woonkosten van een huurwoning het bedrag genoemd in artikel 13 van de Wet op de huurtoeslag te boven gaan kan bijzondere bijstand worden verleend indien door verandering in inkomsten of een veranderde situatie wat betreft inwonenden de woonkosten niet zelf meer volledig kunnen worden voldaan.
In afwijking van lid 3 geldt de verhuisplicht niet voor zelfstandigen die gedurende korte tijd een beroep doen op het besluit bijstandsverlening zelfstandigen met als doel een doorstart te maken. De verhuisplicht geldt wel voor zelfstandigen die hun bedrijf beëindigen of waar anderszins te verwachten is dat het beroep op woonkostentoeslag voortduurt.
4.1.2. Woonkostentoeslag bij een koopwoning
Indien de woonkosten van de koopwoning het bedrag genoemd in artikel 13 van de Wet op de huurtoeslag te boven gaan is verlening van bijzondere bijstand mogelijk, voor zover door een wijziging in inkomsten of een gewijzigde situatie wat betreft inwoning de woonkosten niet zelf meer volledig kunnen worden voldaan.
De woonkostentoeslag wordt verstrekt voor een periode van maximaal zes maanden. Deze periode kan worden verlengd - indien en voor zover - bijzondere individuele omstandigheden daartoe noodzaken en belanghebbende voldoet aan de voorwaarden genoemd in lid 5. De maximum termijn waarover een woonkostentoeslag verleend kan worden bedraagt (zeer bijzondere gevallen daargelaten) twee jaar.
Aan de woonkostentoeslag wordt met toepassing van artikel 55 van de Participatiewet, de voorwaarde verbonden dat de belanghebbende naar vermogen probeert een goedkopere woonruimte te vinden (verhuisplicht), waarvan de huur in overeenstemming is met zijn inkomen. belanghebbende dient woonruimte te zoeken binnen een straal van 30 kilometer van zijn huidige woning. Van zijn inspanningen dient de belanghebbende bewijsstukken te overleggen.
Op 1 januari 2006 is de Zorgverzekeringswet (Zvw) ingevoerd. De Zvw verplicht iedere inwoner van Nederland een zorgverzekering (basisverzekering) af te sluiten.
De Zorgverzekeringswet (Zvw), met het Besluit Zorgverzekering en de Regeling
Zorgverzekering), is een passende en toereikende voorliggende voorziening voor medische behandelingen, medicijnen en hulpmiddelen. Jaarlijks wordt door de minister van
Volksgezondheid vastgesteld welke zorg noodzakelijk is, welke medicijnen voorgeschreven kunnen worden en welke hulpmiddelen tot de noodzakelijke zorg horen. Al deze noodzakelijke zorg wordt opgenomen in de basisverzekering. De Zorgverzekeraars die de
Zorgverzekeringswet uitvoeren hebben hier geen eigen beleidsvrijheid in. Als noodzakelijke zorg geweigerd wordt, staat de mogelijkheid van bezwaar en beroep open.
Op grond van art. 15 eerste lid van de Participatiewet bestaat er geen recht op bijstand voor kosten die onder de werking van deze en de hieronder beschreven voorliggende voorzieningen vallen.
Naast de basisverzekering zijn er aanvullende verzekeringen. Dit is geen wettelijke voorliggende voorziening, maar een particuliere verzekering voor kosten waarin mensen zelf horen te voorzien. Het wordt verwacht van mensen dat ze zich aanvullend verzekeren.
Het beleid ten aanzien van de volksgezondheid wijzigt regelmatig. De stelregel is dat alleen kosten die in de basisverzekering zijn opgenomen noodzakelijk zijn. Kosten die buiten de basisverzekering gelaten worden zijn uit het oogpunt van de volksgezondheid niet noodzakelijk.
De Wet langdurige zorg (Wlz) voorziet in permanente verpleegzorg.
Deze voorziening is passend en toereikend voor de zorg die samenhangt met opname in een verzorg- of verpleeghuis.
De Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo) voorziet in vervoersvoorzieningen, woonvoorzieningen en huishoudelijke hulp. Deze wet is passend en toereikend omdat het uitgaat van de compensatieplicht. Als deze plicht voor de gemeente aanwezig is in een bepaalde situatie dan is bijzondere bijstand uitgesloten.
De Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) biedt alle benodigde voorzieningen aan gehandicapten om werken mogelijk te maken.
Al deze regelingen samen vormen een passend en toereikend systeem voor de noodzakelijke gezondheidszorg. Bijstandsverlening voor medische kosten zal dan ook maar zelden nodig zijn omdat de kosten die buiten deze regelingen zijn gelaten niet noodzakelijk worden geacht.
5.2. Premies en eigen risico ziektekostenverzekering
Voor de ziektekostenverzekering dient maandelijks een premie te worden betaald. Tevens is in de Zorgverzekeringswet (Zvw) een verplicht eigen risico opgenomen. Hier is sprake van een algemene maatregel, die geldt voor alle verzekerden. Daarnaast is het mogelijk een vrijwillig eigen risico af te sluiten. Hierdoor wordt er een lagere premie betaald.
Er kan geen bijzondere bijstand worden verleend voor het verplichte eigen risico. Alleen en voor zover er sprake is van zeer dringende redenen als bedoeld in de Participatiewet kan een uitzondering worden gemaakt. Het feit dan men niet in één keer het eigen risico kan betalen vormt geen zeer dringende omstandigheid.
5.3. Vergoeding van medische kosten
In grote lijnen zijn medische voorzieningen te onderscheiden in:
Veel van deze zaken worden (gedeeltelijk) vergoed via verschillende wettelijke regelingen, zoals de Zorgverzekeringswet, de Wlz en de Wmo. Indien er sprake is van een kostensoort die vergoed kan worden via bovengenoemde regelingen is er sprake van een voorliggende voorziening.
5.3.1. Andere verzekeraars dan CZM (Collectieve Zorgverzekering Minima) van Univé
De CZM van Univé kent twee aanvullende verzekeringen, Compact en Compleet.
Bijzondere bijstand is ook mogelijk als belanghebbende niet is aangesloten bij de CZM, maar wel bij een andere verzekeraar. Het gaat dan om een aanvullende verzekering vergelijkbaar met die van Univé Compleet waarvoor de verzekeraar de kosten niet vergoedt, of een lagere vergoeding geeft. In dat geval kunnen dezelfde bedragen worden vergoed als bij de vergoeding uit het aanvullende pakket Univé Compleet of het verschil tussen de feitelijke vergoeding van het pakket en wat de aanvullende verzekering Univé Compleet vergoedt. Indien geen vergelijking is te maken tussen de aanvullende verzekering Univé Compleet en een andere verzekering, dan kan de premiehoogte als leidraad dienen.
5.4. Wettelijke eigen bijdrage
De wettelijke eigen bijdrage is het deel van de medische kosten uit de basisverzekering dat iemand zelf moet betalen. Hoe hoog die bijdrage is, wordt bepaald door de overheid en is voor iedereen hetzelfde. Voor sommige soorten zorg die worden vergoed vanuit de basisverzekering moet een wettelijke eigen bijdrage worden betaald.
5.4.1. Eigen aandeel aanvullende verzekering
Aanvullende verzekeringen kennen soms een gedeeltelijke vergoeding toe. De verzekerde dient dan een deel van de kosten zelf te betalen. In het spraakgebruik wordt dit eigen aandeel wel een eigen bijdrage genoemd. Een aantal van deze eigen bijdragen wordt via de CZM vergoed.
Soms worden kosten wel vanuit een aanvullende ziektekostenverzekering vergoed. De pakketten van aanvullende verzekeringen komen mede tot stand door de vraag van consumenten. Opname van bepaalde kosten in aanvullende verzekeringen betekent niet automatisch dat het vanuit het oogpunt van bijstandsverlening om medisch noodzakelijke kosten gaat.
5.4.2. Eigen aandeel tandheelkundige hulp
Voor het resterende eigen aandeel voor noodzakelijke tandheelkundige hulp kan bijzondere bijstand worden verleend, zeker waar het preventieve tandheelkundige hulp betreft.
5.4.3. Eigen aandeel steunzolen, orthopedische of allergeenvrije schoenen
Het resterende eigen aandeel wordt vergoed voor zover de eigen bijdrage, die na ontvangst van de vergoeding van de zorgverzekeraar voor rekening van belanghebbende blijft - de kosten van normale schoenen te bovengaan en er sprake is van een positief medisch advies van de behandelend specialist (huidarts ingeval van allergeenvrije schoenen).
5.5. Onderhoud of reparatie van een hoorapparaat plus batterijen
Kosten van een bril of contactlenzen behoren tot de bijzonder noodzakelijke kosten van het bestaan en komen daarom in aanmerking voor bijzondere bijstand.
Vervanging van de glazen binnen 36 maanden is mogelijk indien de sterkte van de glazen moet worden aangepast. Vergoeding van montuur is in dat geval ook mogelijk indien bij verandering in de sterkte van de glazen de nieuwe glazen niet in het oude montuur passen. Ook kan worden gedacht aan opgroeiende kinderen waarbij het montuur te klein is geworden. Een advies van de oogarts dient te worden overlegd.
5.7. Extra kosten ten gevolge van ziekte of handicap
Het hebben van een ziekte of handicap kan extra (medische) kosten met zich meebrengen die personen zonder ziekte of handicap niet hoeven maken. Een aantal van deze kosten wordt vergoed vanuit een aanvullende verzekering, andere regelingen of via de belastingdienst. Bijzondere kosten die niet anderszins vergoed kunnen worden, komen in aanmerking voor bijzondere bijstand.
Een tegemoetkoming in meerkosten kan worden verstrekt voor:
Voor genoemde kosten wordt een forfaitaire vergoeding gedaan. In bijzondere gevallen wanneer een vergoeding aantoonbaar niet toereikend is, kunnen deze meerkosten aanvullend vergoed worden.
Bijstand kan worden verleend voor de abonnementskosten bij noodzakelijke aansluiting op een alarmeringssysteem.
Wanneer de woning vanwege medische redenen extra verwarmd moet worden, brengt dat vaak extra kosten met zich mee. Voor deze extra kosten kan bijzondere bijstand worden verstrekt.
5.7.3. Bewassing en kleding- en schoeiselslijtage
Kleding- en schoeiselslijtage kunnen het gevolg zijn van het gebruik van prothesen, stoornissen van houding en bewegingsapparaat, het evenwicht, het bewustzijn of het coördinatievermogen. Extra waskosten kunnen voortkomen uit incontinentie, gebruik van medicatie zoals zalf, bedlegerigheid, gebruik van een stoma of overmatig transpireren.
De kosten voor een speciaal dieet worden grotendeels vergoed door de belastingdienst. Wanneer er sprake is van een medische indicatie die niet onder de vergoeding door de belastingdienst valt dan kunnen de kosten in aanmerking komen voor bijzondere bijstand.
6. Kosten van maatschappelijke aard
6.1. Kosten voor bewindvoering
Er dient een onderscheid te worden gemaakt in de kosten van vrijwillige- en verplichte bewindvoering.
Als de kantonrechter op grond van artikel 1:431 e.v. Burgerlijk Wetboek de noodzaak tot onderbewindstelling heeft beoordeeld en vastgesteld, bestaat er voor het college geen vrijheid meer de onderbewindstelling te beoordelen en evenmin om te bezien of er andere oplossingen mogelijk zouden zijn. De met bewindvoering samenhangende kosten komen in deze situatie in aanmerking voor bijzondere bijstand.
Als de rechtbank een bewindvoerder benoemt in het kader van de WSNP geldt het Besluit subsidie bewindvoerder schuldsanering als een passende en toereikende voorliggende voorziening.
Bij vrijwillige bewindvoering zal er moeten worden beoordeeld of men geen gebruik kan maken van andere voorliggende oplossingen zoals budgetbegeleiding via de Kredietbank Nederland.
Indien op grond van een toevoeging rechtsbijstand wordt verleend, dient het college de noodzaak voor het verlenen van rechtshulp aan te nemen. Een toevoeging (van een advocaat) vindt slechts plaats als de Raad voor de rechtsbijstand de procedure noodzakelijk acht. In het geval van een toevoeging worden de kosten (exclusief de eigen bijdrage) van de (toegevoegde) advocaat vergoed op grond van de Wet op de rechtsbijstand (Wrb). De eigen bijdrage voor rechtsbijstand wordt verlaagd met € 54 (bedrag van 2019, dit wijzigt jaarlijks) wanneer een belanghebbende eerst (gratis) rechtshulp vraagt aan het Juridisch Loket alvorens een advocaat te raadplegen. Wanneer een belanghebbende niet eerst rechtsbijstand vraagt aan het Juridisch Loket en als gevolg daarvan wordt geconfronteerd met een hogere eigen bijdrage, kan de bijzondere bijstand worden afgestemd met € 50 wegens tekortschietend besef van verantwoordelijkheid voor de voorziening in het bestaan.
Reiskosten behoren tot de algemeen noodzakelijke bestaanskosten. Deze kosten kunnen uit de bijstandsnorm worden voldaan. In een aantal situaties is het mogelijk om bijzondere bijstand te verstrekken. Het gaat hier om reiskosten in verband met: bezoek aan gedetineerde, bezoek aan elders verpleegden/verzorgden (bijvoorbeeld ziekenhuis), bezoek aan uit huisgeplaatste kinderen.
Het tweede lid is niet van toepassing als er vanwege gezondheidsredenen niet kan worden gereisd met het openbaar vervoer. In dit geval kan er een vergoeding op basis van gebruik van de eigen auto worden vastgesteld. Deze vergoeding wordt vastgesteld op de feitelijk te rijden kilometers op basis van de kortste route. Het uitkeringsbedrag per kilometer is opgenomen in het financieel besluit.
6.3.1. Bezoek aan gedetineerde
De reiskosten in verband met bezoek aan een gedetineerde kunnen in aanmerking komen voor bijzondere bijstand. De gedetineerde moet tot het gezin behoren.
6.3.2. Bezoek aan elders verpleegden/verzorgden
De reiskosten die gemaakt worden voor bezoek aan een elders verpleegde/verzorgde (bijvoorbeeld ziekenhuis of verzorgingstehuis) kunnen in aanmerking komen voor bijzondere bijstand. De verpleegde/verzorgde moet tot het gezin behoren.
6.3.3. Bezoek aan uit huisgeplaatste kinderen
De reiskosten voor bezoek aan een uit huisgeplaatst kind door ouder(s) komen voor bijzondere bijstand in aanmerking. De reiskosten die gemaakt worden in verband met een omgangsregeling omdat beide ouders niet dichtbij elkaar wonen, komen niet in aanmerking voor bijzondere bijstand.
Bijzondere bijstand ten behoeve van begrafenis of crematie kan verleend worden aan de nabestaande van de overledene, voor zover de uitvaartkosten niet uit de nalatenschap voldaan kunnen worden en de nabestaande niet over toereikende middelen beschikt om (zijn aandeel in) de uitvaartkosten te voldoen. De nabestaanden zijn de echtgenoot, de partner, de ouder en de kinderen. De kosten van een begrafenis of crematie kunnen dus niet worden geacht te behoren tot de noodzakelijke bestaanskosten van de overledene zelf, omdat bijstandsverlening aan de overledene niet mogelijk is.
7. Kosten van inrichting en verhuizing
7.1. Duurzame gebruiksgoederen en overige inrichtingskosten
Bij inrichtingskosten moet een onderscheid worden gemaakt tussen de kosten voor duurzame gebruiksgoederen en de overige inrichtingskosten. Duurzame gebruiksgoederen zijn bijvoorbeeld een koelkast, wasmachine of meubels. Met overige inrichtingskosten worden de kosten bedoeld zoals verf en behang. Dit onderscheid is van belang voor de vorm waarin de bijzondere bijstand kan worden verstrekt.
7.1.1. Kosten aanschaf duurzame gebruiksgoederen
De kosten van inrichting, aanschaf en vervanging van normale duurzame gebruiksgoederen behoren tot de algemene kosten van bestaan en moeten in beginsel uit het inkomen worden betaald. Ook indien men een inkomen op het niveau van het sociaal minimum ontvangt wordt in principe voldoende ruimte in het inkomen aanwezig geacht om hiervoor vooraf te reserveren dan wel via gespreide betaling achteraf in te voorzien. Indien sprake is van bijzondere omstandigheden kan hiervan worden afgeweken. Voor het vaststellen van de noodzaak van vervanging van het duurzaam gebruiksgoed kan een huisbezoek worden afgelegd.
Woninginrichtingskosten voor voormalige asielzoekers
Bij een eerste huisvesting na het verlaten van een AZC wordt de voormalige asielzoeker geconfronteerd met de kosten van een ‘eerste inrichting’ in Nederland. Gelet op het eerder genoten inkomen was er geen ruimte om te kunnen reserveren voor de kosten van een complete woninginrichting. Deze kosten komen, voor zover deze niet voldaan kunnen worden uit eigen middelen of via een lening, voor bijzondere bijstand in aanmerking. Voor de hoogte van de bijzondere bijstand wordt aangesloten bij de maximumbedragen voor een complete woninginrichting van de Kredietbank Nederland.
7.1.2. Verhuiskosten en overige inrichtingskosten
Verhuiskosten en kosten van woninginrichting zijn normale bestaanskosten die uit een inkomen op bijstandsniveau dienen te worden betaald. Alleen in bijzondere omstandigheden is bijstand in deze kosten mogelijk. Volgens jurisprudentie stelt de Centrale Raad van Beroep dat kosten zoals verf en behang naar hun aard niet als duurzame gebruiksgoederen kunnen worden aangemerkt.
Het kan voorkomen dat de belanghebbende een waarborgsom moet voldoen ter verkrijging van een bepaalde prestatie zoals bij het betrekken van nieuwe woonruimte.
Over het algemeen krijgt de huurder deze waarborgsom bij beëindiging van het huurcontract weer terug. De waarborgsom blijft in feite toebehoren aan de huurder maar hij kan er niet over beschikken. Er kan een noodzaak bestaan om voor deze kosten bijzondere bijstand te verlenen.
Er kan bijzondere bijstand worden verleend voor een waarborgsom in de vorm van een (renteloze) geldlening.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2024-369784.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.