Verordening van de raad van gemeente Haarlem houdende wijziging van het Reglement van Orde van de raad van Haarlem voor vergaderingen en werkzaamheden van de raad 2022 en van de Verordening op de raadscommissies gemeente Haarlem 2022

De raad van de gemeente Haarlem,

 

Gelet op artikelen 16 en 82, eerste lid van de Gemeentewet;

 

Gezien het besluit van het raad van <datum invullen>;

 

B E S L U I T:

 

vast te stellen de Verordening tot wijziging van het Reglement van Orde van de raad van Haarlem voor vergaderingen en werkzaamheden van de raad 2022 en van de Verordening op de raadscommissies gemeente Haarlem 2022

Artikel I  

Het Reglement van Orde van de raad van Haarlem voor vergaderingen en werkzaamheden van de raad 2022 wordt als volgt gewijzigd:

 

A.

Artikel 1 komt te luiden:

 

bestaande tekst

nieuwe tekst

  • a.

    amendement: voorstel van een raadslid tot wijziging van een ontwerpverordening of ontwerpbesluit, naar de vorm geschikt om daarin direct te worden opgenomen;

  • b.

    college: het college van burgemeester en wethouders;

  • c.

    griffier: griffier van de raad of diens plaatsvervanger;

  • d.

    initiatiefvoorstel: een voorstel van een raadslid voor een verordening of een ander voorstel;

  • e.

    interpellatie: vragen van inlichtingen aan het college of de burgemeester over een onderwerp dat niet vermeld staat op de agenda;

  • f.

    motie: verklaring waarmee een oordeel, wens of verzoek wordt uitgesproken;

  • g.

    motie vreemd aan de orde van de dag: verklaring over een onderwerp, dat niet op de agenda van de raad staat, waardoor een oordeel, wens of verzoek wordt uitgesproken;

  • h.

    subamendement: voorstel van een raadslid tot wijziging van een aanhangig amendement, naar de vorm geschikt om direct te worden opgenomen in het amendement, waarop het betrekking heeft;

  • i.

    voorstel van orde: voorstel betreffende de orde van de vergadering;

  • j.

    voorzitter: de voorzitter van de raad of diens waarnemer zoals bedoeld in artikel 77 van de wet;

  • k.

    wet: Gemeentewet.

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    amendement: voorstel van een raadslid tot wijziging van een ontwerpverordening of ontwerpbesluit, naar de vorm geschikt om daarin direct te worden opgenomen;

  • b.

    college: het college van burgemeester en wethouders als bedoeld in artikel 34 van de Gemeentewet;

  • c.

    commissielid: lid van een raadscommissie of diens plaatsvervanger;

  • d.

    griffier: griffier van de raad of diens plaatsvervanger;

  • e.

    initiatiefvoorstel: een voorstel van een raadslid voor een verordening of een ander voorstel;

  • f.

    interpellatie: vragen van inlichtingen aan het college of de burgemeester over een onderwerp dat niet vermeld staat op de agenda;

  • g.

    interruptie: een onderbreking van de spreker, toegestaan door de voorzitter

  • h.

    motie: verklaring waarmee een oordeel, wens of verzoek wordt uitgesproken;

  • i.

    motie vreemd aan de orde van de dag: verklaring over een onderwerp, dat niet op de agenda van de raad staat, waardoor een oordeel, wens of verzoek wordt uitgesproken;

  • j.

    presidium: het door de raad ingestelde orgaan dat de commissie-, raadsvergaderingen en andere raadsbijeenkomsten procesmatig voorbereidt.

  • k.

    raadsvoorstel: een voorstel van het college aan de raad of van een raadscommissie aan de raad;

  • l.

    subamendement: voorstel van een raadslid tot wijziging van een aanhangig amendement, naar de vorm geschikt om direct te worden opgenomen in het amendement, waarop het betrekking heeft;

  • m.

    voorstel van orde: voorstel betreffende de orde van de vergadering;

  • n.

    voorzitter: de voorzitter van de raad of diens waarnemer zoals bedoeld in artikel 77 van de wet;

  • o.

    wet: Gemeentewet.

Toelichting bij artikel 1 Begripsbepalingen

In artikel 1 wordt een aantal begrippen uit dit reglement van orde gedefinieerd. Deze spreken grotendeels voor zichzelf. Wat betreft het begrip ‘voorzitter’ zij nog vermeld dat de burgemeester voorzitter is van de raad. Artikel 9 van de Gemeentewet (hierna: wet) schrijft dit dwingend voor.

 

In artikel 77, eerste lid, van de wet is bepaald dat het langstzittende raadslid het raadsvoorzitterschap waarneemt bij verhindering of ontstentenis van de burgemeester. Als twee raadsleden even lang zitting hebben, is de oudste in jaren degene die het raadsvoorzitterschap waarneemt. De raad heeft evenwel de mogelijkheid zelf te kiezen voor een andere waarnemer. In Haarlem is hiervoor gekozen (zie artikel 3a, tweede lid). Aan de rol van waarnemer van de voorzitter wordt grote waarde toegekend en van de waarnemer wordt een bepaald profiel verlangd, mede nu de waarnemend voorzitter ook zitting heeft in het presidium. In de toelichting van artikel 3a zijn de eisen opgenomen die aan de waarnemend voorzitter worden gesteld.

 

De burgemeester heeft het recht op grond van artikel 21 van de wet in de vergadering aan de beraadslaging deel te nemen. Als voorzitter zorgt hij onder andere voor de handhaving van de orde in de vergadering.

Toelichting bij artikel 1 Begripsbepalingen

In artikel 1 wordt een aantal begrippen uit dit reglement van orde gedefinieerd. Deze spreken grotendeels voor zichzelf. Wat betreft het begrip ‘voorzitter’ zij nog vermeld dat de burgemeester voorzitter is van de raad. Artikel 9 van de Gemeentewet (hierna: wet) schrijft dit dwingend voor.

 

In artikel 77, eerste lid, van de wet is bepaald dat het langstzittende raadslid het raadsvoorzitterschap waarneemt bij verhindering of ontstentenis van de burgemeester. Als twee raadsleden even lang zitting hebben, is de oudste in jaren degene die het raadsvoorzitterschap waarneemt. De raad heeft evenwel de mogelijkheid zelf te kiezen voor een andere waarnemer. In Haarlem is hiervoor gekozen (zie artikel 3a, tweede lid). Aan de rol van waarnemer van de voorzitter wordt grote waarde toegekend en van de waarnemer wordt een bepaald profiel verlangd, mede nu de waarnemend voorzitter ook zitting heeft in het presidium. In de toelichting van artikel 3a zijn de eisen opgenomen die aan de waarnemend voorzitter worden gesteld.

 

De burgemeester heeft het recht op grond van artikel 21 van de wet in de vergadering aan de beraadslaging deel te nemen. Als voorzitter zorgt hij onder andere voor de handhaving van de orde in de vergadering.

Met het opnemen van de definitie van een interruptie in de begripsbepalingen wordt helderheid geboden over wat precies onder een interruptie wordt verstaan. Dit bevordert de juiste toepassing van de spreekregels met betrekking tot het interrumperen, zoals vastgelegd in artikel 14b vierde lid. Door het opnemen van een definitie van een raadsvoorstel wordt de staande praktijk vastgelegd dat ook een raadscommissie, zoals de Auditcommissie of het presidium, een voorstel aan de raad kan voorleggen. In artikel 30 wordt regels gesteld aan voorstellen van het college.

 

B.

Artikel 2 komt te vervallen, omdat voor het presidium een eigen verordening van kracht is geworden.

 

C.

Artikel 7b Voorbereiding agenda komt te luiden:

 

bestaande tekst

nieuwe tekst

N.V.T. NIEUW ARTIKEL

Artikel 7b Indeling agenda

  • 1.

    De voorlopige agenda bevat:

    • a.

      een onderscheid van agendapunten in hamerstukken, hamerstukken met stemverklaring en bespreekpunten.

    • b.

      een opgave van bij de raad ingekomen stukken met daarbij een behandelvoorstel voor de te volgen procedure.

Toelichting bij artikel 7b Indeling agenda

Dit artikel regelt de indeling van de voorlopige agenda. In artikel 15a wordt uitgelegd wat de werkwijze is bij hamerstukken. In artikel 16 wordt dit uitgelegd voor hamerstukken met stemverklaring. In de verordening presidium gemeente Haarlem 2024 staat opgenomen dat het presidium de voorlopige agenda vaststelt. Tevens bevat de voorlopige agenda een overzicht van de bij de raad ingekomen stukken, inclusief een behandelvoorstel voor de te volgen procedure. Dit artikel formaliseert de gangbare praktijk.

 

D.

Artikel 14a, derde lid komt te luiden:

 

bestaande tekst

nieuwe tekst

  • 5.

    Het presidium kan voorstellen om af te wijken van hetgeen in het vierde lid is bepaald.

  • 5.

    Het presidium of de voorzitter kan voorstellen om af te wijken van hetgeen in het vierde lid is bepaald.

 

E.

Artikel 14b komt te luiden:

 

bestaande tekst

nieuwe tekst

Artikel 14b Handhaving vergaderorde; schorsing

  • 1.

    Een spreker mag in zijn betoog niet worden gestoord, tenzij:

    • a.

      de voorzitter het nodig oordeelt hem aan het opvolgen van dit reglement te herinneren;

    • b.

      een raadslid hem interrumpeert. De voorzitter kan bepalen dat de spreker zonder verdere interrupties zijn betoog zal afronden.

  • 2.

    Indien een raadslid, een collegelid of de griffier zich beledigende of onbetamelijke uitdrukkingen veroorlooft, afwijkt van het in behandeling zijnde onderwerp, een spreker herhaaldelijk interrumpeert dan wel anderszins de orde verstoort, wordt hij door de voorzitter tot de orde geroepen. Indien de verstoorder van de vergaderorde hieraan geen gevolg geeft, kan de voorzitter hem gedurende de vergadering, waarin zulks plaats heeft, over het aanhangige onderwerp het woord ontzeggen.

  • 3.

    De voorzitter kan ter handhaving van de orde de vergadering voor een door hem te bepalen tijd schorsen en - indien na de heropening de orde opnieuw wordt verstoord - de vergadering sluiten.

Artikel 14b Spreekregels, handhaving orde, en schorsing

  • 1.

    Spreken gebeurt via de voorzitter en nadat de spreker van de voorzitter het woord heeft gekregen.

  • 2.

    Een spreker mag in zijn betoog niet worden gestoord, tenzij:

    • a.

      de voorzitter het nodig oordeelt hem aan het opvolgen van dit reglement te herinneren;

    • b.

      een raadslid hem tijdens zijn termijn interrumpeert. De voorzitter kan bepalen dat de spreker zonder verdere interrupties zijn betoog zal afronden.

  • 3.

    Interrupties zijn toegestaan tijdens de eerste en tweede termijn van de spreker die wordt geïnterrumpeerd. De voorzitter bepaalt of een interruptie wordt toegestaan en houdt daarbij rekening met een ordentelijk verloop en de orde van de vergadering.

  • 4.

    Het plegen van een interruptie op een interruptie is niet toegestaan. De voorzitter kan besluiten hiervan af te wijken.

  • 5.

    Op een voorstel van orde beslist de voorzitter, gehoord hebbende de vergadering.

  • 6.

    Indien een raadslid, een collegelid of de griffier zich beledigende of onbetamelijke uitdrukkingen veroorlooft, afwijkt van het in behandeling zijnde onderwerp, een spreker herhaaldelijk interrumpeert dan wel anderszins de orde verstoort, wordt hij door de voorzitter tot de orde geroepen. Indien de verstoorder van de vergaderorde hieraan geen gevolg geeft, kan de voorzitter hem gedurende de vergadering, waarin zulks plaats heeft, over het aanhangige onderwerp het woord ontzeggen.

  • 7.

    De voorzitter kan ter handhaving van de orde de vergadering voor een door hem te bepalen tijd schorsen en - indien na de heropening de orde opnieuw wordt verstoord - de vergadering sluiten.

Toelichting bij artikel Spreekregels, handhaving orde, en schorsing

De spreekregels zoals beschreven in het eerste tot en met vijfde lid zijn staande praktijk en worden nu verankerd in deze verordening. Het is niet toegestaan om een interruptie te plegen nadat een spreker zijn termijn heeft afgerond. Een interruptie is niet bedoeld om de spreektermijn van een ander te verlengen of om uitspraken uit de eerste spreektermijn te herhalen.

Het zesde en zevende lid zien op situaties dat de voorzitter in de vergadering moet ingrijpen, omdat behalve leden die het woord voeren, het ook nodig kan zijn wethouders of de griffier tot de orde te roepen. Indien zij geen gehoor geven, kan hun het woord worden ontzegd.

 

F.

Artikel 16 komt te luiden:

 

bestaande tekst

nieuwe tekst

Na het sluiten van de beraadslaging en voordat de raad tot stemming overgaat, heeft ieder raadslid het recht zijn uit te brengen stem kort te motiveren.

Artikel 16 Hamerstukken met stemverklaring

  • 1.

    Bij een stemverklaring maakt een raadslid in het kort duidelijk welke (doorslaggevende) overweging zijn voor- of tegenstem verklaart.

  • 2.

    Een stemverklaring mag niet het karakter hebben van een termijn.

  • 3.

    De stemverklaringen worden gegeven vóór de hoofdelijke oproep van de leden dat de stemming begint.

Toelichting bij artikel 16 Hamerstukken met stemverklaring

Stemverklaringen zullen kort moeten zijn (opmerking zonder inleiding) en mogen niet het karakter krijgen van een termijn. De stemverklaringen worden gegeven vóór de hoofdelijke oproep van de leden dat de stemming begint.

Toelichting bij artikel 16 Hamerstukken met stemverklaring

De definitie van een stemverklaring is door het presidium in september 2022 als spelregel geformuleerd. Deze is nu verankerd in de verordening. Dit artikel regelt de procedure voor het afleggen van stemverklaringen tijdens raadsvergaderingen. Een stemverklaring biedt raadsleden de gelegenheid om kort en bondig toe te lichten welke (doorslaggevende) overwegingen hebben geleid tot hun voor- of tegenstem over een bepaald voorstel. Het doel is om meer inzicht te bieden in de achtergronden achter individuele stemverklaringen en zo de transparantie van het besluitvormingsproces te vergroten. Het is echter van belang dat stemverklaringen niet worden uitgebreid tot volledige betogen of discussies.

 

G.

Artikel 17, eerste lid en vijfde lid komen te luiden:

 

bestaande tekst

nieuwe tekst

  • 1.

    Nadat de beraadslaging over een voorstel is gesloten, vraagt de voorzitter of zij stemming verlangen. Is dit niet het geval dan stelt de voorzitter vast dat het voorstel met algemene stemmen is aangenomen.

  • 1.

    Nadat de beraadslaging over een voorstel is gesloten, vraagt de voorzitter of zij een stemming verlangen. Een stemming geschiedt door middel van een elektronisch stemsysteem of door handopsteken. Als er geen stemming is gewenst, dan stelt de voorzitter vast dat het voorstel met algemene stemmen is aangenomen.

  • 5.

    Heeft een raadslid zich bij het uitbrengen van zijn stem vergist, dan kan hij deze vergissing nog herstellen voordat het volgende raadslid gestemd heeft. Bemerkt het raadslid zijn vergissing pas later, dan kan hij nadat de voorzitter de uitslag van de stemming bekend heeft gemaakt wel aantekening vragen dat hij zich heeft vergist; in de uitslag van de stemming brengt dit echter geen verandering.

  • 5.

    Indien een raadslid zich bij het uitbrengen van zijn elektronische stem heeft vergist, kan hij deze vergissing herstellen totdat het laatste raadslid heeft gestemd. Indien een raadslid zich bij het uitbrengen van zijn stem door handopsteking vergist, kan hij deze vergissing herstellen totdat de voorzitter de stemmen heeft geteld. Indien een raadslid zijn vergissing op een later moment bemerkt, kan hij nadat de voorzitter de uitslag van de stemming bekend heeft gemaakt aantekening vragen dat hij zich heeft vergist; in de uitslag van de stemming brengt dit geen verandering.

Toelichting bij artikel 17 Stemming; procedure hoofdelijke stemming

Indien een raadslid te kennen geeft een hoofdelijke stemming te wensen, moet de stemming plaatsvinden (eerste lid). De raad heeft niet de bevoegdheid om van deze bepaling van artikel 32 van de wet af te wijken. Vraagt niemand stemming, dan wordt het voorstel geacht te zijn aangenomen (eerste lid).

 

De regeling in het eerste deel van het tweede lid kan toepassing krijgen, indien de uitkomst van de stemming tevoren duidelijk is en slechts enkele raadsleden zouden tegenstemmen. Een raadslid kan zich alleen onthouden van deelname aan stemming op grond van artikel 28 van de wet. In alle andere gevallen is een raadslid verplicht stelling in te nemen en te stemmen. Stemmingen zijn in principe ook openbaar. Een volksvertegenwoordiger dient duidelijk te zijn in zijn of haar rol. Door de openbaarheid is het voor de achterban (kiezers) duidelijk hoe ze vertegenwoordigd worden.

 

Bij staking van stemmen is het bepaalde in artikel 32 van de wet van toepassing. Indien de vergadering voltallig is, wordt het voorstel geacht te zijn verworpen. Is de vergadering niet voltallig, dan wordt het nemen van het besluit tot een volgende vergadering uitgesteld. Als ook dan de stemmen staken, wordt het voorstel geacht te zijn verworpen.

 

In het derde lid wordt ingegaan op de procedure van hoofdelijke stemming. De volgorde van stemmen is aan het begin van de vergadering bepaald door middel van loting (zie artikel 11a); deze volgorde geldt dan voor de gehele vergadering.

Toelichting bij artikel 17 Stemming; procedure hoofdelijke stemming

Indien een raadslid te kennen geeft een hoofdelijke stemming te wensen, moet de stemming plaatsvinden (eerste lid). De raad heeft niet de bevoegdheid om van deze bepaling van artikel 32 van de wet af te wijken. Vraagt niemand stemming, dan wordt het voorstel geacht te zijn aangenomen (eerste lid).

 

De regeling in het eerste deel van het tweede lid kan toepassing krijgen, indien de uitkomst van de stemming tevoren duidelijk is en slechts enkele raadsleden zouden tegenstemmen. Een raadslid kan zich alleen onthouden van deelname aan stemming op grond van artikel 28 van de wet. In alle andere gevallen is een raadslid verplicht stelling in te nemen en te stemmen. Stemmingen zijn in principe ook openbaar. Een volksvertegenwoordiger dient duidelijk te zijn in zijn of haar rol. Door de openbaarheid is het voor de achterban (kiezers) duidelijk hoe ze vertegenwoordigd worden.

 

Bij staking van stemmen is het bepaalde in artikel 32 van de wet van toepassing. Indien de vergadering voltallig is, wordt het voorstel geacht te zijn verworpen. Is de vergadering niet voltallig, dan wordt het nemen van het besluit tot een volgende vergadering uitgesteld. Als ook dan de stemmen staken, wordt het voorstel geacht te zijn verworpen.

 

In het derde lid wordt ingegaan op de procedure van hoofdelijke stemming. De volgorde van stemmen is aan het begin van de vergadering bepaald door middel van loting (zie artikel 11a); deze volgorde geldt dan voor de gehele vergadering.

 

Er wordt gebruik gemaakt van een elektronisch stemsysteem waarbij de openbaarheid gewaarborgd wordt, doordat de naam van het raadslid gekoppeld wordt aan het voor of tegen stemmen. De stemmingsuitslag is te lezen op schermen in de vergaderzaal, en wordt gekoppeld aan de agenda op de website. Deze manier van stemmen is mogelijk op grond van de wet.

 

H.

Artikel 21 tweede, derde, vierde en vijfde lid komt te luiden

 

bestaande tekst

nieuwe tekst

  • 1.

    Bij de raad ingekomen stukken, waaronder schriftelijke mededelingen van het college aan de raad, worden op een lijst geplaatst die aan de raadsleden worden toegezonden en gelijktijdig met de vergaderstukken gepubliceerd.

  • 2.

    Na de vaststelling van het verslag stelt de raad op voorstel van het presidium, of in geval van onverwijlde spoed de griffier, de wijze van afdoening van de ingekomen stukken vast.

  • 1.

    Bij de raad ingekomen stukken, waaronder schriftelijke mededelingen van het college aan de raad, worden op een lijst geplaatst die aan de voorlopige agenda is toegevoegd.

  • 2.

    Elk raadslid kan een verzoek indienen om de afdoeningscategorie van een of meer stukken van de Lijst ingekomen stukken te wijzigen.

  • 3.

    Het verzoek tot wijziging van de afdoeningscategorie moet uiterlijk 24 uur voor de vergadering bij de voorzitter via de griffier zijn ingediend. In geval het een verzoek tot agendering van een ingekomen stuk betreft, dient een agenderingsformulier te worden ingevuld.

  • 4.

    Het agenderingsformulier wordt toegevoegd aan de agenda bij het agendapunt ‘Ingekomen stukken’.

  • 5.

    Bij de behandeling van het agendapunt ‘Ingekomen stukken’ stelt de raad op voorstel van het presidium, of in geval van onverwijlde spoed de griffier, de wijze van afdoening van de ingekomen stukken vast. De voorzitter betrekt daarbij of door de raad een verzoek tot wijziging van de afdoeningscategorie van een of meer stukken van de Lijst ingekomen stukken wordt ingewilligd. 

Toelichting bij artikel 21 Ingekomen stukken

Over aan de raad gerichte inkomende stukken worden alleen voorstellen gedaan en besluiten genomen van procedurele aard, bijvoorbeeld kennisnemen, in behandeling nemen, doorsturen naar een raadscommissie of het college, etc. Inhoudelijke discussie over de stukken kan de voorzitter buiten de orde verklaren. Wanneer een ingekomen stuk leidt tot inhoudelijke discussie en besluitvorming, dient dit op de gebruikelijke wijze te worden voorbereid. De schriftelijke mededelingen van het college aan de raad komen in principe ook bij de raad binnen. De mededelingen zijn dan ook een ingekomen stuk. De raad stelt op voorstel van het presidium, of in geval van onverwijlde spoed de griffier, de wijze van afdoening van de ingekomen stukken vast (tweede lid).

Toelichting bij artikel 21 Ingekomen stukken

Over aan de raad gerichte inkomende stukken worden alleen voorstellen gedaan en besluiten genomen van procedurele aard, bijvoorbeeld kennisnemen, in behandeling nemen, doorsturen naar een raadscommissie of het college, etc. Inhoudelijke discussie over de stukken is niet toegestaan. De schriftelijke mededelingen van het college aan de raad komen in principe ook bij de raad binnen. De mededelingen zijn dan ook een ingekomen stuk. De raad stelt op voorstel van het presidium, of in geval van onverwijlde spoed de griffier, de wijze van afdoening van de ingekomen stukken vast (derde lid). De regels zoals beschreven in lid twee tot en met vijf zijn staande praktijk en worden nu formeel verankerd in deze verordening.

Het opnemen van de bepaling waarbij de raad beslist over het al dan niet inwilligen van een verzoek tot wijziging van de afdoeningscategorie van een of meer stukken van de Lijst ingekomen stukken formaliseert de gangbare praktijk. De regels voor het agenderen van een of meer ingekomen stukken worden hiermee vastgelegd.

 

I.

Artikel 24 komt te luiden:

 

bestaande tekst

nieuwe tekst

Toelichting bij artikel 24 Opheffing geheimhouding

Artikel 24 ziet op de wettelijke mogelijkheid dat de raad de geheimhouding opheft van stukken die niet per se aan hem behoeven te zijn overgelegd. In dat geval is ter zake een overlegverplichting opgenomen waardoor recht wordt gedaan aan het principe van hoor en wederhoor.

 

Als de raad een opgelegde geheimhouding opheft, wil dat niet zeggen dat de desbetreffende stukken dan “automatisch” openbaar zijn. De Wet openbaarheid van bestuur (Wob) is nog steeds op deze stukken van toepassing. Wanneer om openbaarmaking wordt verzocht moet dat verzoek dus aan de uitzonderingsgronden in de Wob worden getoetst om tot een besluit te komen over het al dan niet openbaar maken van de betreffende documenten. Dan kan uiteraard blijken dat er inmiddels geen grond meer is om openbaarmaking te weigeren.

Toelichting bij artikel 24 Opheffing geheimhouding

Artikel 24 ziet op de wettelijke mogelijkheid dat de raad de geheimhouding opheft van stukken die niet per se aan hem behoeven te zijn overgelegd. In dat geval is ter zake een overlegverplichting opgenomen waardoor recht wordt gedaan aan het principe van hoor en wederhoor.

Als de raad een opgelegde geheimhouding opheft, wil dat niet zeggen dat de desbetreffende stukken dan “automatisch” openbaar zijn. De Wet open overheid (Woo) is nog steeds op deze stukken van toepassing. Wanneer om openbaarmaking wordt verzocht moet dat verzoek aan de uitzonderingsgronden in de Woo worden getoetst om tot een besluit te komen over het al dan niet openbaar maken van de betreffende documenten. Dan kan uiteraard blijken dat er inmiddels geen grond meer is om openbaarmaking te weigeren.

 

J. De toelichting bij artikel 25 komt te luiden:

 

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

De in artikel 25 aangegeven bepalingen worden wat betreft het handhaven van de orde aangevuld door artikel

26 van de wet. De voorzitter heeft de bevoegdheid om toehoorders die de orde verstoren te doen vertrekken

en bij volharding in hun gedrag de toegang te ontzeggen.

Acties van het publiek die het ordentelijk verloop van de vergadering kunnen verstoren, zoals verbale uitingen, spandoeken of andere stille vormen van meningsuiting of anderszins rumoer, zijn niet toegestaan.

De in artikel 25 aangegeven bepalingen worden wat betreft het handhaven van de orde aangevuld door artikel 26 van de wet. De voorzitter heeft de bevoegdheid om toehoorders die de orde verstoren te doen vertrekken en bij volharding in hun gedrag de toegang te ontzeggen.

 

K.

Artikel 27, derde lid komt te luiden

 

bestaande tekst

nieuwe tekst

  • 3.

    Elk (sub)amendement en elk voorstel moet om in behandeling genomen te kunnen worden schriftelijk bij de voorzitter worden ingediend, tenzij de voorzitter - met het oog op het eenvoudige karakter van het voorgestelde - oordeelt, dat met een mondelinge indiening kan worden volstaan.

  • 3.

    Elk (sub)amendement en elk voorstel moet om in behandeling genomen te kunnen worden schriftelijk bij de voorzitter worden ingediend, tenzij de voorzitter - met het oog op het eenvoudige karakter van het voorgestelde - oordeelt, dat met een mondelinge indiening kan worden volstaan. Het dictum van het amendement wordt door indiener ter vergadering voorgelezen, tenzij de voorzitter bepaalt dat voor een ordentelijk verloop van de vergadering kan worden volstaan met het voorlezen van de strekking van het amendement. Indiener mag het dictum voorlezen of de strekking van het amendement mededelen ongeacht of spreker nog spreektijd heeft.

Toelichting bij artikel 27 Amendementen

Elk lid van de raad kan wijzigingen op het voorstel van het college of op initiatiefvoorstellen indienen ter behandeling in de raad, de zogenaamde amendementen. Wanneer een amendement is ingediend, kan dit voor een ander raadslid aanleiding zijn, op dit amendement nog weer een wijziging voor te stellen, het subamendement. Een (sub)amendement kan ingediend worden op een voorgesteld besluit, dat aanhangig is. De beraadslaging over het (sub)amendement vindt plaats in ten hoogste twee termijnen. Indien (in uitzonderlijke situaties) een ingediend amendement verdere beraadslaging noodzakelijk maakt, kan de raad besluiten tot een derde termijn (artikel 12).

 

Het recht van amendement is neergelegd in artikel 147b van de wet. Dit artikel verplicht de raad nadere regels te stellen. Deze nadere regels staan in artikel 27. Op basis van artikel 147b, tweede lid, juncto artikel 147a, tweede lid, van de wet is de raad verplicht een amendement te behandelen, overeenkomstig de door de raad vastgestelde regels. Uit de bewoordingen van artikel 147b, tweede lid, van de wet blijkt dat het recht om amendementen in te dienen aan elk individueel raadslid toekomt; drempelsteun is derhalve niet vereist (MvT, Kamerstukken II 2000/01, 27751, 3, p. 109).

 

Het is praktisch dat een raadslid aanwezig is voor de behandeling van zijn (sub)amendement. Dit omdat doorgaans een (sub)amendement toegelicht wordt door de indiener. Daarom is bepaald dat er alleen wordt beraadslaagd over amendementen en subamendementen die ingediend zijn door raadsleden die de presentielijst getekend hebben (tweede lid).

Toelichting bij artikel 27 Amendementen

Elk lid van de raad kan wijzigingen op het voorstel van het college of op initiatiefvoorstellen indienen ter behandeling in de raad, de zogenaamde amendementen. Wanneer een amendement is ingediend, kan dit voor een ander raadslid aanleiding zijn, op dit amendement nog weer een wijziging voor te stellen, het subamendement. Een (sub)amendement kan ingediend worden op een voorgesteld besluit, dat aanhangig is. De beraadslaging over het (sub)amendement vindt plaats in ten hoogste twee termijnen. Indien (in uitzonderlijke situaties) een ingediend amendement verdere beraadslaging noodzakelijk maakt, kan de raad besluiten tot een derde termijn (artikel 12).

 

Het recht van amendement is neergelegd in artikel 147b van de wet. Dit artikel verplicht de raad nadere regels te stellen. Deze nadere regels staan in artikel 27. Op basis van artikel 147b, tweede lid, juncto artikel 147a, tweede lid, van de wet is de raad verplicht een amendement te behandelen, overeenkomstig de door de raad vastgestelde regels. Uit de bewoordingen van artikel 147b, tweede lid, van de wet blijkt dat het recht om amendementen in te dienen aan elk individueel raadslid toekomt; drempelsteun is derhalve niet vereist (MvT, Kamerstukken II 2000/01, 27751, 3, p. 109).

 

Het is praktisch dat een raadslid aanwezig is voor de behandeling van zijn (sub)amendement. Dit omdat doorgaans een (sub)amendement toegelicht wordt door de indiener. Daarom is bepaald dat er alleen wordt beraadslaagd over amendementen en subamendementen die ingediend zijn door raadsleden die de presentielijst getekend hebben (tweede lid). Verder is staande praktijk dat het dictum moet worden voorgelezen, ongeacht of er nog spreektijd is, in deze verordening verankerd. Het dictum van het amendement wordt door indiener ter vergadering voorgelezen. Voor een ordentelijk verloop van de vergadering kan de voorzitter bepalen dat kan worden volstaan met het mededelen van de strekking van het amendement. Indiener mag het dictum voorlezen of de strekking van het amendement mededelen ongeacht of spreker nog spreektijd heeft.

 

L.

Artikel 28 tweede tot en met achtste lid komt te luiden:

 

bestaande tekst

nieuwe tekst

  • 2.

    Een motie moet, om in behandeling genomen te kunnen worden, schriftelijk bij de voorzitter ingediend worden.

  • 2.

    Een motie kan alleen in behandeling worden genomen als:

    • a.

      deze schriftelijk bij de voorzitter, via de griffier, is ingediend; 

    • b.

      het dictum van de motie door de indiener ter vergadering wordt voorgelezen, tenzij de voorzitter bepaalt dat voor een ordentelijk verloop van de vergadering kan worden volstaan met het voorlezen van de strekking van de motie.

  • Wanneer de indiener van een motie geen spreektijd heeft om het dictum van de motie voor te lezen, zal de voorzitter van de raad de motie voorlezen. Hierbij zal de naam of de namen van de indiener(s) van de betreffende motie worden vermeld.

  • 3.

    Een motie over een niet op de agenda van de raad opgenomen onderwerp wordt uiterlijk op de dinsdag voorafgaand aan de raadsvergadering om 12 uur schriftelijk bij de voorzitter aangekondigd.

KOMT TE VERVALLEN

  • 4.

    Een motie vreemd aan de orde van de dag moet om in behandeling genomen te worden schriftelijk en ondertekend, minimaal 24 uur voor de vergadering bij de voorzitter worden ingediend.

  • 3.

    Een motie vreemd aan de orde van de dag kan alleen in behandeling worden genomen als:

    • a.

      deze minimaal 48 uur voor de vergadering schriftelijk bij de voorzitter, via de griffier, wordt ingediend om op de voorlopige agenda te worden geplaatst; 

    • b.

      het dictum van de motie vreemd aan de orde van de dag ter vergadering door de indiener wordt voorgelezen, tenzij de voorzitter bepaalt dat voor een ordentelijk verloop van de vergadering kan worden volstaan met het voorlezen van de strekking van de motie vreemd aan de orde van de dag. 

  • Wanneer de indiener van een motie geen spreektijd heeft om het dictum van de motie voor te lezen, zal de voorzitter van de raad de motie voorlezen. Hierbij zal de naam of de namen van de indiener(s) van de betreffende motie worden vermeld.

  • 5.

    Een motie vreemd aan de orde van de dag wordt alleen op de agenda van de raad geplaatst indien deze voldoet aan de volgende criteria:

    • a.

      het moet gaan om een spoedeisende, actuele kwestie, die niet kan worden uitgesteld tot behandeling in de raadscommissie;

    • b.

      er is geen ander middel om het onderwerp van de motie aan de orde te stellen.

  • 4.

    Een motie vreemd aan de orde van de dag wordt alleen op de voorlopige agenda van de raad geplaatst indien deze voldoet aan de volgende criteria:

    • a.

      het moet gaan om een spoedeisende, actuele kwestie, die niet kan worden uitgesteld tot behandeling in de raadscommissie;

    • b.

      er is geen ander middel om het onderwerp van deze motie aan de orde te stellen.

  • 6.

    De raad beslist op voorstel van de voorzitter bij aanvang van de vergadering, of en op welke wijze in de vergadering, de motie wordt behandeld.

  • 5.

    De raad beslist op voorstel van de voorzitter of een raadslid bij aanvang van de vergadering, of en op welke wijze in de vergadering, de motie wordt behandeld.

  • 7.

    De behandeling van een motie over een op de agenda vermeld onderwerp vindt tegelijk met de beraadslaging over dat onderwerp plaats.

  • 6.

    De behandeling van een motie over een op de agenda vermeld onderwerp vindt tegelijk met de beraadslaging over dat onderwerp plaats.

  • 8.

    De behandeling van een motie over een niet op de agenda opgenomen onderwerp vindt plaats nadat alle op de agenda voorkomende onderwerpen zijn behandeld.

  • 7.

    De behandeling van een motie vreemd aan de orde van de dag vindt plaats nadat alle op de agenda voorkomende onderwerpen zijn behandeld.

  • 9.

    De hoofdindiener van een motie over een niet op de agenda opgenomen onderwerp krijgt bij het daartoe ingerichte agendapunt de gelegenheid de motie in de vergadering toe te lichten. Vervolgens krijgt het college de gelegenheid te reageren en/of te adviseren. De indiener kan hier desgewenst op reageren. Dit wordt gevolgd door het in stemming brengen van de motie.

  • 8.

    De hoofdindiener van een motie vreemd aan de orde van de dag krijgt bij het daartoe ingerichte agendapunt de gelegenheid de motie in de vergadering toe te lichten. Vervolgens krijgt het college de gelegenheid te reageren en/of te adviseren. De hoofdindiener kan hier desgewenst op reageren. Dit wordt gevolgd door het in stemming brengen van de motie vreemd aan de orde van de dag.

Toelichting bij artikel 28 Moties

In artikel 1 is de definitie van het begrip ‘motie’ gegeven. Een ‘motie’ is een voorstel tot het doen van een uitspraak. Het kan gaan om het uitspreken van een wens (van inhoudelijke, politieke of procedurele aard), het uitspreken van instemming dan wel afkeuring over bepaalde ontwikkelingen of om het doen van een verzoek. Een motie betreft dus niet een concreet besluit dat op rechtsgevolg is gericht; een motie heeft geen juridische, maar een politieke betekenis. Daarom is het college formeel niet aan een motie gebonden of tot uitvoering ervan verplicht. Wel kan het naast zich neerleggen van een motie door het college leiden tot een vertrouwensbreuk tussen raad en college en hieruit kan het college dan zijn consequentie trekken.

 

Wat betreft de besluitvormingsprocedure omtrent een motie wordt opgemerkt dat over een motie een apart besluit wordt genomen. Voor de beraadslaging over een motie over een aanhangig onderwerp geldt dat deze niet plaatsvindt in afzonderlijke termijnen, maar gelijktijdig met de beraadslaging over het onderwerp waarop de motie betrekking heeft (vijfde lid).

 

Een besluit over een motie over een niet op de agenda opgenomen onderwerp vindt aan het einde van de vergadering plaats (zesde lid). Dergelijke moties benaderen de in artikel 29 geregelde initiatiefvoorstellen. Dualisering veronderstelt versterking van de vertegenwoordigende en controlerende functie van de raadsleden. Hiervoor dienen ook individuele raadsleden en kleine fracties te beschikken over adequate instrumenten. Dat wil zeggen dat het voor een effectief gebruik van deze instrumenten wenselijk is dat ook het individuele raadslid zonder belemmeringen toegang tot het gebruik daarvan heeft. De mogelijkheid om zonder drempelsteun een motie in te dienen staat dan ook ten dienste van een effectieve uitoefening van de inkadering en controle door de raad.

 

In de wet wordt één specifieke motie uitgewerkt, namelijk in artikel 49. Dit betreft de “motie van wantrouwen” waarbij de raad uitspreekt het vertrouwen in een wethouder te hebben verloren. Het is een wethouder niet toegestaan om na een aangenomen motie van wantrouwen aan te blijven. Indien hij zelf niet opstapt, dient de raad actie te ondernemen.

Toelichting bij artikel 28 Moties

In artikel 1 is de definitie van het begrip ‘motie’ gegeven. Een ‘motie’ is een voorstel tot het doen van een uitspraak. Het kan gaan om het uitspreken van een wens (van inhoudelijke, politieke of procedurele aard), het uitspreken van instemming dan wel afkeuring over bepaalde ontwikkelingen of om het doen van een verzoek. Een motie betreft dus niet een concreet besluit dat op rechtsgevolg is gericht; een motie heeft geen juridische, maar een politieke betekenis. Daarom is het college formeel niet aan een motie gebonden of tot uitvoering ervan verplicht. Wel kan het naast zich neerleggen van een motie door het college leiden tot een vertrouwensbreuk tussen raad en college en hieruit kan het college dan zijn consequentie trekken. Als een motie (vreemd aan de orde van de dag) is ingediend, wordt deze aan de (voorlopige) agenda toegevoegd.

Wat betreft de besluitvormingsprocedure omtrent een motie wordt opgemerkt dat over een motie een apart besluit wordt genomen. Voor de beraadslaging over een motie over een aanhangig onderwerp geldt dat deze niet plaatsvindt in afzonderlijke termijnen, maar gelijktijdig met de beraadslaging over het onderwerp waarop de motie betrekking heeft (vijfde lid).

Een besluit over een motie vreemd aan de orde van de dag vindt aan het einde van de vergadering plaats (zesde lid). Dualisering veronderstelt versterking van de vertegenwoordigende en controlerende functie van de raadsleden. Hiervoor dienen ook individuele raadsleden en kleine fracties te beschikken over adequate instrumenten. Dat wil zeggen dat het voor een effectief gebruik van deze instrumenten wenselijk is dat ook het individuele raadslid zonder belemmeringen toegang tot het gebruik daarvan heeft. De mogelijkheid om zonder drempelsteun een motie in te dienen staat dan ook ten dienste van een effectieve uitoefening van de inkadering en controle door de raad.

In de wet wordt één specifieke motie uitgewerkt, namelijk in artikel 49. Dit betreft de “motie van wantrouwen” waarbij de raad uitspreekt het vertrouwen in een wethouder te hebben verloren. Het is een wethouder niet toegestaan om na een aangenomen motie van wantrouwen aan te blijven. Indien hij zelf niet opstapt, dient de raad actie te ondernemen.

 

M.

Artikel 29 komt te luiden:

 

bestaande tekst

nieuwe tekst

  • 1.

    Ieder raadslid kan een initiatiefvoorstel indienen.

  • 2.

    Een initiatiefvoorstel wordt alleen in behandeling genomen, indien het schriftelijk bij de voorzitter is ingediend.

  • 3.

    De voorzitter plaatst het voorstel op de agenda van de eerstvolgende vergadering, tenzij de oproeping hiervoor reeds gepubliceerd is.

  • 4.

    De behandeling van het voorstel vindt plaats nadat alle op de agenda voorkomende voorstellen zijn behandeld, tenzij de raad oordeelt dat het voorstel met het oog op de orde van de vergadering tezamen met een ander geagendeerd voorstel of onderwerp dient te worden behandeld of het voorstel eerst dient te worden behandeld in een raadscommissie of voor advies naar het college dient te worden gezonden. In het laatste geval bepaalt de raad in welke vergadering het voorstel opnieuw geagendeerd wordt.

  • 5.

    Bij de behandeling geeft de voorzitter eerst de indiener(s) gelegenheid het voorstel toe te lichten.

  • 6.

    Na deze eerste, korte behandeling, wordt het initiatiefvoorstel toegewezen aan een raadscommissie voor verdere behandeling. De behandeling in de raadscommissie vindt plaats tezamen met de wensen en bedenkingen van het college.

  • 7.

    Het college kan binnen vier weken nadat het ter kennis is gesteld van een voorstel schriftelijk wensen en bedenkingen met betrekking tot het voorstel ter kennis van de raad brengen.

  • 1.

    Ieder raadslid kan een initiatiefvoorstel indienen.

  • 2.

    Een initiatiefvoorstel wordt alleen in behandeling genomen, indien deze 7 dagen voor de raadsvergadering schriftelijk via de griffier bij de voorzitter is ingediend.

  • 3.

    De voorzitter plaatst het voorstel op de voorlopige agenda van de vergadering.

  • 4.

    Bij de behandeling geeft de voorzitter de indiener(s) kort gelegenheid het voorstel toe te lichten.

  • 5.

    Na deze eerste, korte behandeling, oordeelt de raad of het initiatiefvoorstel dient te worden behandeld in een raadscommissie.

  • 6.

    Het college is, ook wanneer het initiatiefvoorstel niet wordt behandeld in een raadscommissie, gedurende vier weken in de gelegenheid om zijn wensen en bedenkingen aan de raad kenbaar te maken. Het college kan besluiten hiervan af te zien.

  • 7.

    De voorzitter van de commissie plaatst het initiatiefvoorstel op de agenda van de commissievergadering. Indien het college wensen en bedenkingen heeft gegeven, worden deze tezamen met het voorstel behandeld, tenzij het college kenbaar maakt hiertoe niet te zullen overgaan, dan wel indien de in het vijfde lid vermelde termijn is verstreken.

  • 8.

    Na behandeling in de raadscommissie dan wel indien de raad oordeelt dat behandeling in de raadscommissie niet zal plaatsvinden, wordt het initiatiefvoorstel ter besluitvorming aan de raad voorgelegd, met inachtneming van het zesde lid.

  • 9.

    De behandeling van het voorstel vindt plaats nadat alle op de agenda voorkomende voorstellen zijn behandeld, tenzij de raad oordeelt dat het voorstel met het oog op de orde van de vergadering tezamen met een ander geagendeerd voorstel of onderwerp dient te worden behandeld of het voorstel eerst dient te worden behandeld.

Toelichting bij artikel 29 Initiatiefvoorstel

Het is de taak van het college aan de raad de nodige voorstellen te doen, maar de raadsleden kunnen ook zelf een voorstel voor een verordening of beslissing ter behandeling bij de raad indienen. Hiervoor is het recht van initiatief toegekend. In artikel 147a, eerste lid, van de wet is dit uitgewerkt. Hier is bepaald dat een lid van de raad een initiatiefvoorstel kan indienen; met deze formulering wordt tot uitdrukking gebracht dat dit recht aan elk individueel raadslid toekomt, drempelsteun is dus niet vereist (MvT, Kamerstukken II 2000/01, 27751, 3, p. 109).

 

Het tweede en derde lid van artikel 147a van de wet bepalen dat de raad regelt op welke wijze een initiatiefvoorstel voor een verordening of beslissing wordt ingediend en behandeld.

 

Algemeen uitgangspunt is dat dualisering de versterking van de vertegenwoordigende en controlerende functie van de raadsleden inhoudt. Hiervoor dienen ook individuele raadsleden en kleine fracties te beschikken over adequate instrumenten. Voor een effectief gebruik van deze instrumenten is het wenselijk dat ook het individuele raadslid zonder belemmeringen toegang tot het gebruik daarvan heeft. Het ontbreken van de eis van drempelsteun bij het recht van initiatief staat ten dienste van een effectieve uitoefening van de inkadering en controle door de raad. Ook kleine fracties en individuele raadsleden worden zo in staat gesteld actief deel te nemen aan de controlerende, vertegenwoordigende en budgettaire functie.

 

De wet maakt onderscheid tussen initiatiefvoorstellen voor verordeningen en overige initiatiefvoorstellen. Ieder raadslid kan een initiatiefvoorstel voor een verordening indienen. Een dergelijk voorstel moet aanhangig worden gemaakt door het schriftelijk en ondertekend aan de voorzitter te zenden (tweede lid). De verdere wijze van behandeling moet de raad zelf regelen. De raad moet ook regelen op welke wijze en onder welke voorwaarden overige initiatiefvoorstellen (voorstellen die betrekking hebben op iets anders dan een verordening) in behandeling worden genomen. Ook dit initiatiefrecht komt toe aan individuele raadsleden, hetgeen inhoudt dat geen drempels mogen worden opgeworpen.

 

In het tweede lid is een termijn gesteld van 4 weken om het college in de gelegenheid te stellen zijn wensen en bedenkingen ter kennis van de raad te brengen.

 

In het vierde lid van artikel 147a van de wet is sinds 1 februari 2016 bepaald dat het college de gelegenheid moet krijgen om wensen en bedenkingen naar voren te brengen. Het college moet immers de besluiten van de raad uitvoeren (artikel 160, eerste lid, onder b, van de wet). Deze zgn. voorhangregeling is uitgewerkt in het tweede lid van dit artikel. Het is in eerste instantie aan de indiener om te beslissen wat hij met die inbreng doet en uiteindelijk beslist de raad over het al dan niet gewijzigde voorstel (MvT, Kamerstukken II 2012/13, 33691, 3, p. 2-3).

 

Het derde lid houdt in dat de voorzitter het initiatiefvoorstel zo spoedig mogelijk op de agenda plaatst nadat het college in de gelegenheid is gesteld om zijn wensen en bedenkingen ter kennis van de raad te brengen. Als de oproep voor die vergadering echter al verzonden is, dan plaatst de voorzitter het niet op de agenda van eerstvolgende, maar daaropvolgende raadsvergadering. Dit laat de mogelijkheid onverlet voor het individuele raadslid om op grond van artikel 8, derde lid, voor te stellen het initiatiefvoorstel toch aan de agenda toe te voegen. Voor zover de in het zevende lid gestelde termijn dan nog niet verlopen is zal er echter niet over het voorstel besloten kunnen worden (artikel 147a van de Gemeentewet, juncto tweede lid van artikel 30). Dit staat er weliswaar niet aan in de weg dat er al over wordt beraadslaagd in de raadsvergadering, maar de voorzitter van de raad zal dan vervolgens de stemming over het voorstel aan moeten houden totdat het college in de gelegenheid is gesteld zijn wensen en bedenkingen ter kennis van de raad te brengen. Ook kan nadere beraadslaging op dat moment wenselijk worden geacht.

 

Voor het overige is het aan de raad om vervolgens te bepalen hoe het initiatiefvoorstel verder wordt behandeld als het op de agenda staat. Indien de wensen of bedenkingen van het college daar aanleiding toe geven kan de indiener van het voorstel eventuele wijzigingen doorvoeren. Hij of zij is daartoe echter niet verplicht, omdat de wet alleen aangeeft dat het college de mogelijkheid moet hebben om een visie op het initiatiefvoorstel te hebben. Er is geen verplichting om de wensen of bedenkingen ook daadwerkelijk in het voorstel te verwerken.

Toelichting bij artikel 29 Initiatiefvoorstel

Het is de taak van het college aan de raad de nodige voorstellen te doen, maar de raadsleden kunnen ook zelf een voorstel voor een verordening of beslissing ter behandeling bij de raad indienen. Hiervoor is het recht van initiatief toegekend. In artikel 147a, eerste lid, van de wet is dit uitgewerkt. Hier is bepaald dat een lid van de raad een initiatiefvoorstel kan indienen; met deze formulering wordt tot uitdrukking gebracht dat dit recht aan elk individueel raadslid toekomt, drempelsteun is dus niet vereist (MvT, Kamerstukken II 2000/01, 27751, 3, p. 109).

 

Het derde lid houdt in dat de voorzitter het initiatiefvoorstel op de agenda plaatst, indien deze conform het tweede lid 7 dagen voor de raadsvergadering schriftelijk via de griffier bij de voorzitter is ingediend (tweede lid).

 

Uit het aan de Gemeentewet toegevoegde vierde lid van artikel 147a ( inwerkingtreding 1 februari 2016) volgt dat de gemeenteraad geen besluit mag nemen over een initiatiefvoorstel dan nadat het college in de gelegenheid is gesteld zijn wensen en bedenkingen ter kennis van de raad te brengen. Uiteraard moet het college daarvoor een redelijke termijn krijgen. Het is in Haarlem gebruikelijk dat het college vier weken de tijd hiervoor krijgt (zesde lid). Het is in eerste instantie aan de indiener om te beslissen wat hij met die inbreng doet en uiteindelijk beslist de raad over het al dan niet gewijzigde voorstel (MvT, Kamerstukken II 2012/13, 33691, 3, p. 2-3).

 

N.

Artikel 34 eerste, tweede, vierde, tot en met achtste lid komt te luiden:

 

bestaande tekst

nieuwe tekst

  • 1.

    Voorafgaand aan elke raadsvergadering is er gelegenheid tot het stellen van mondelinge vragen, tenzij deze niet conform het bepaalde in het tweede lid zijn aangemeld.

  • 2.

    Het raadslid dat tijdens het vragenuur vragen wil stellen, meldt de vragen, onder aanduiding van het onderwerp, per e-mail aan. De aanmelding moet ten minste vierentwintig uur voor aanvang van het vragenuur bij de voorzitter worden gedaan. De griffier draagt er zorg voor dat de vragen zo spoedig mogelijk ter kennis van de overige raadsleden en het college dan wel de burgemeester worden gebracht.

  • 4.

    De voorzitter bepaalt per onderwerp de spreektijd voor de vragensteller, voor de collegeleden en voor de overige raadsleden.

  • 5.

    Per onderwerp wordt aan de vragensteller het woord verleend om één of meer vragen aan het college of de burgemeester te stellen en een toelichting daarop te geven.

  • 6.

    Na de beantwoording door het college of de burgemeester krijgt de vragensteller desgewenst het woord om aan het college of de burgemeester aanvullende vragen te stellen.

  • 7.

    Vervolgens kan de voorzitter aan andere raadsleden het woord verlenen om hetzij aan de vragensteller, hetzij aan het college of de burgemeester vragen te stellen over hetzelfde onderwerp.

  • 8.

    Tijdens de vragengelegenheid zijn interrupties niet toegestaan.

  • 9.

    Tijdens het vragenuur kan geen verlof worden gevraagd tot het houden van een interpellatie, noch kunnen moties worden ingediend.

  • 1.

    Voorafgaand aan elke raadsvergadering is er een vragenuur waar gelegenheid wordt gesteld tot het stellen van mondelinge vragen, tenzij deze niet conform het bepaalde in het tweede lid zijn aangemeld of het presidium besluit dat het vragenuur niet doorgaat.

  • 2.

    Het raadslid of commissielid dat tijdens het vragenuur vragen wil stellen, meldt de vraag of vragen, onder aanduiding van het onderwerp, per e-mail aan. De aanmelding moet ten minste vierentwintig uur voor aanvang van het vragenuur bij de voorzitter via de griffier worden gedaan. De griffier draagt er zorg voor dat de vragen zo spoedig mogelijk ter kennis van de overige raadsleden en het college dan wel de burgemeester worden gebracht en worden gepubliceerd op de website.

  • 4.

    Per onderwerp wordt aan de vragensteller het woord verleend om één of meer vragen aan het college of de burgemeester te stellen en een toelichting daarop te geven.

  • 5.

    Na de beantwoording door het college of de burgemeester krijgt de vragensteller, desgewenst en afhankelijk van de beschikbare tijd, het woord om aan het college of de burgemeester aanvullende vragen te stellen.

  • 6.

    Vervolgens kan de voorzitter aan andere raadsleden het woord verlenen om hetzij aan de vragensteller, hetzij aan het college of de burgemeester vragen te stellen over hetzelfde onderwerp.

  • 7.

    Tijdens de vragengelegenheid zijn interrupties niet toegestaan.

  • 8.

    Tijdens het vragenuur kan geen verlof worden gevraagd tot het houden van een interpellatie, noch kunnen moties worden ingediend.

Toelichting bij artikel 34 Gelegenheid tot het stellen van vragen

Deze bepaling vormt een invulling van artikel 155, eerste lid, van de wet met betrekking tot het vragenrecht. Hiervoor is een aparte gelegenheid gecreëerd. De drempel om vragen te stellen wordt verlaagd en de media-aandacht voor de lokale politiek kan worden vergroot. In het vragenuur krijgt de raad de mogelijkheid over vooraf ingebrachte onderwerpen (leden van) het college te bevragen.

 

Het gaat om vragen die actuele onderwerpen betreffen en geen technisch karakter hebben.

 

De toets wordt uitgevoerd door het Presidium, op voordracht van de griffier.

 

Het karakter van het vragenuur verschilt dan ook van het recht van interpellatie. Het recht van interpellatie heeft als instrument een zwaarder politiek karakter. Leden van de raad kunnen aan het college inlichtingen vragen over het door hem gevoerde bestuur, voor zover dat niet bij geagendeerde onderwerpen aan de orde komt.

 

Raadsleden vragen daarmee leden van het college zich te verantwoorden voor het door hen gevoerde bestuur. Het vragenuur wordt voorafgaand aan de raadsvergadering gehouden, in principe van 18.30 tot 19.15 uur.

 

In het tweede lid is een aanmeldingstermijn voor vragen opgenomen vanwege het feit dat de wethouders moeten worden uitgenodigd om antwoord te kunnen geven op de vragen van de raadsleden.

Toelichting bij artikel 34 Gelegenheid tot het stellen van vragen

Deze bepaling vormt een invulling van artikel 155, eerste lid, van de wet met betrekking tot het vragenrecht. Hiervoor is een aparte gelegenheid gecreëerd. De drempel om vragen te stellen wordt verlaagd en de media-aandacht voor de lokale politiek kan worden vergroot. In het vragenuur krijgt de raad de mogelijkheid over vooraf ingebrachte onderwerpen (leden van) het college te bevragen.

Het gaat om vragen die actuele onderwerpen betreffen en geen technisch karakter hebben.

De toets wordt uitgevoerd door het presidium, op voordracht van de griffier. Het presidium kan tevens besluiten dat het vragenuur geen doorgang vindt, bijvoorbeeld voorafgaand aan de raadsvergadering waar de begroting wordt behandeld of bij een extra lange raadsvergadering.

 

Het vragenuur wordt voorafgaand aan de raadsvergadering gehouden, in principe van 16.45 uur tot 17.15 uur.

 

Het karakter van het vragenuur verschilt dan ook van het recht van interpellatie. Het recht van interpellatie heeft als instrument een zwaarder politiek karakter.

 

In het tweede lid is een aanmeldingstermijn voor vragen opgenomen vanwege het feit dat de wethouders moeten worden uitgenodigd om antwoord te kunnen geven op de vragen van de raadsleden.

 

O.

Artikel 34a Inspreekuur burgers komt te luiden:

 

bestaande tekst

nieuwe tekst

N.V.T. NIEUW ARTIKEL

Artikel 34a Inspreekuur burgers

  • 1.

    Voorafgaand aan elke raadsvergadering kunnen burgers het woord voeren over onderwerpen die niet op de agenda staan van een raadscommissie. De behandeling van het “Inspreekuur voor burgers” is in beginsel gebonden aan een tijdslimiet van 60 minuten.

  • 2.

    Een verzoek om in te spreken, zoals bedoeld in het eerste lid, wordt alleen in behandeling genomen als dit uiterlijk 24 uur voor aanvang van het Inspreekuur burgers bij de griffier is ingediend onder vermelding van zijn naam, adres en telefoonnummer en het onderwerp waarover hij het woord wenst te voeren.

  • 3.

    Het Inspreekuur burgers wordt voorgezeten door een lid van het presidium.

  • 4.

    De voorzitter van het Inspreekuur burgers kan besluiten, na hiertoe overleg te hebben gevoerd met het presidium, dat een verzoek om in te spreken wordt afgewezen.

  • 5.

    De voorzitter geeft het woord op volgorde van aanmelding, tenzij afwijking van die volgorde in het belang is van de orde van het Inspreekuur burgers.

  • 6.

    De inspreker voert het woord, nadat de voorzitter hem dit heeft verleend. De voorzitter kan de aan het Inspreekuur burgers deelnemende raads- en commissieleden toestaan aan insprekers een korte, verhelderende vraag te stellen. Er vindt geen discussie plaats tussen een inspreker en deelnemers aan het Inspreekuur burgers.

  • 7.

    Op basis van de inbreng van de inspreker kan de voorzitter of een raads- of commissielid een voorstel doen om het onderwerp te agenderen bij een raadscommissie voor verdere behandeling.

 

Toelichting bij artikel 34a Inspreekuur burgers

Doorgaans vindt het Inspreekuur burgers plaats van 18.00 tot uiterlijk 19.00 uur voorafgaand aan de raadsvergadering. Bij het Inspreekuur burgers gaat het over onderwerpen die (nog) niet op de agenda van een raadscommissie staan. Een inspreker kan het woord voeren op persoonlijke titel of namens een organisatie of anderen. Er is voor gekozen om een inspreker slechts éénmaal het woord te geven en geen discussie te laten plaatsvinden. Als richtlijn wordt 3 minuten spreektijd per burger aangehouden. Op voorstel van de voorzitter, die in eerste instantie voor een ordentelijk verloop van de vergadering moet zorgen en dus moet kunnen aanvoelen of een verkorting of verlenging van de spreektijd gewenst is, kan van deze richtlijn worden afgeweken. De voorzitter kan besluiten om een verzoek om in te spreken af te wijzen, nadat hij hierover overleg heeft gevoerd met het presidium. Zo’n afwijzende beslissing kan worden genomen als het verzoek is om te spreken:

  • -

    over een besluit waartegen een juridische procedure (civiele, bestuursrecht- en/of strafprocedure) bij de rechter openstaat of heeft opengestaan;

  • -

    over zaken waar op dat moment een juridische procedure (civiele, bestuursrecht- en/of strafprocedure) tegen loopt;

  • -

    over zaken waar de gemeente niet over gaat;

  • -

    over benoemingen, keuzen, voordrachten of aanbevelingen van personen;

  • -

    over een kwestie waarover een klacht ex artikel 9.1 van de Algemene wet bestuursrecht kan of kon worden ingediend;

  • -

    over een klacht ex artikel 9.1 van de Algemene wet bestuursrecht die op dat moment in behandeling is;

  • -

    over onderwerpen waar geheimhouding op rust;

  • -

    over een onderwerp waar een inspreker al eerder over heeft ingesproken, en daaraan geen nieuwe feiten kunnen worden toegevoegd;

en verder wanneer de commissievoorzitter dit geraden voorkomt in het voorkomende geval.

Artikel II  

De Verordening op de raadscommissies gemeente Haarlem 2022 wordt als volgt gewijzigd:

 

A.

Artikel 1 komt te luiden

 

bestaande tekst

nieuwe tekst

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • -

    college: het college van burgemeester en wethouders als bedoeld in artikel 34 van de Gemeentewet;

  • -

    commissie: raadscommissie als bedoeld in artikel 82 van de Gemeentewet;

  • -

    commissiegriffier: griffier van een raadscommissie of diens plaatsvervanger;

  • -

    commissielid: lid van een raadscommissie of diens plaatsvervanger;

  • -

    commissievoorzitter: voorzitter van een raadscommissie of diens plaatsvervanger;

  • -

    griffier: griffier van de raad of diens plaatsvervanger;

  • -

    presidium: raadspresidium;

  • -

    wet: Gemeentewet.

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • -

    college: het college van burgemeester en wethouders als bedoeld in artikel 34 van de Gemeentewet;

  • -

    commissie: raadscommissie als bedoeld in artikel 82 van de Gemeentewet;

  • -

    commissiegriffier: griffier van een raadscommissie of diens plaatsvervanger;

  • -

    commissielid: lid van een raadscommissie of diens plaatsvervanger;

  • -

    commissievoorzitter: voorzitter van een raadscommissie of diens plaatsvervanger;

  • -

    griffier: griffier van de raad of diens plaatsvervanger;

  • -

    interruptie: een onderbreking van de spreker, toegestaan door de voorzitter

  • -

    presidium: het door de raad ingestelde orgaan dat de commissie-, raadsvergaderingen en andere raadsbijeenkomsten procesmatig voorbereidt;

  • -

    wet: Gemeentewet.

Toelichting bij artikel 1 Begripsbepalingen

Met het opnemen van de definitie van een interruptie in de begripsbepalingen wordt helderheid geboden over wat precies onder een interruptie wordt verstaan. Dit bevordert de juiste toepassing van de spreekregels met betrekking tot het interrumperen, zoals vastgelegd in artikel 16 zesde lid.

 

B.

Artikel 9b Ter kennisnamelijst komt te luiden:

 

bestaande tekst

nieuwe tekst

N.V.T. (NIEUW ARTIKEL)

  • 1.

    Elk raadslid of commissielid kan een verzoek doen om een stuk van de ter kennisnamelijst te agenderen.

  • 2.

    Het verzoek moet uiterlijk 24 uur voor de vergadering bij de commissiegriffier zijn ingediend door middel van een ingevuld agenderingsformulier.

  • 3.

    Het agenderingsformulier wordt toegevoegd aan de agenda bij agendapunt ‘agenda komende vergadering’.

Toelichting bij artikel 9a Ter kennisnamelijst

Met het opnemen van dit artikel wordt de bestaande spelregel verankerd in het reglement van de raad. Het presidium heeft in september 2022 onder meer deze spelregel vastgesteld.

 

C.

Artikel 11, eerste lid komt te luiden:

 

bestaande tekst

nieuwe tekst

  • 1.

    De agenda wordt bij aanvang van een vergadering door de commissie vastgesteld.

  • 1.

    De agenda wordt bij aanvang van een vergadering door de commissie vastgesteld. De commissie beslist bij de vaststelling van de agenda of een verzoek tot agendering van een of meer stukken van de ter kennisnamelijst, zoals genoemd in artikel 9a, wordt ingewilligd.

Toelichting bij artikel 11 Vaststelling agenda

Het opstellen van de voorlopige agenda van een raadscommissie gebeurt door het presidium. Uiteindelijk bepaalt een raadscommissie zijn eigen agenda. De agenderende rol van een raadscommissie komt tot uitdrukking in artikel 11.

Toelichting bij artikel 11 Vaststelling agenda

Met het opnemen van dit artikel wordt de bestaande praktijk verankerd in deze verordening. Het presidium heeft in september 2022 onder meer deze spelregel vastgesteld.

 

D.

Artikel 12 Advies, vierde en vijfde lid komt te luiden:

 

bestaande tekst

nieuwe tekst

  • 4.

    In een vergadering vinden geen stemmingen plaats, met uitzondering van stemmingen over geheimhouding en met betrekking tot de orde.

  • 4.

    In een vergadering vinden geen stemmingen plaats, met uitzondering van stemmingen over geheimhouding, voorstellen met betrekking tot de orde, agenderingsverzoeken zoals genoemd in artikel 11, derde lid en de afdoening van een door de raad aangenomen motie of een toezegging door een lid van het college.

  • 5.

    Een wensen- en bedenkingenprocedure wordt afgesloten door het zenden van een raadsvoorstel met de daarin verwerkte wensen en bedenkingen aan de raad. Dit raadsvoorstel wordt geagendeerd voor de eerstvolgende raadsvergadering.

Toelichting bij artikel 12 Advies; geen stemmingen

Door gebruik van het woord ‘beslissen’ in het eerste lid kan de suggestie worden gewekt dat in de commissievergadering ook ‘echte’ Awb-besluiten kunnen worden genomen. Dat is echter niet het geval. Een raadscommissie neemt geen besluiten maar bereidt de besluitvorming in de raad voor en overlegt met het college en de burgemeester. Alleen in de raadsvergadering kunnen besluiten worden genomen. Wel kan een raadscommissie gevraagd en ongevraagd advies uitbrengen aan de raad.

Toelichting bij artikel 12 Advies; geen stemmingen

Een raadscommissie neemt geen besluiten maar bereidt de besluitvorming in de raad voor en overlegt met het college en de burgemeester. Alleen in de raadsvergadering kunnen besluiten worden genomen. Wel kan een raadscommissie gevraagd en ongevraagd advies uitbrengen aan de raad.

In een vergadering vinden geen stemmingen plaats, met uitzondering van stemmingen over geheimhouding, voorstellen betrekking tot de orde, agenderingsverzoeken zoals genoemd in artikel 11, derde lid en de afdoening van een door de raad aangenomen motie of een toezegging door een lid van het college zoals genoemd in het zesde lid van dit artikel.

In commissieverband geldt hetzelfde principe als in de raad, namelijk dat ieder lid een stem heeft. Dat laat zich ook verklaren uit het feit dat ieder raadslid een individueel mandaat heeft en - althans formeel gezien - geen fractie vertegenwoordigt. De Gemeentewet staat niet toe dat raadscommissies een systeem van gewogen stemmen hanteren.

Een door de raad aangenomen motie en door een lid van het college gedane toezegging worden door de griffie geregistreerd in een systeem waar de opvolging wordt gemonitord. Maandelijks worden overzichten gemaakt met de nog openstaande toezeggingen en moties. Deze overzichten worden met de ambtelijke organisatie besproken en met de commissie gedeeld. Door het college worden afdoeningen van de motie of toezegging aan de commissie voorgelegd. Deze worden bij de ter kennisname stukken geagendeerd, onderdeel “Afdoening toezeggingen en moties”. Hierbij geldt het principe dat raads- en commissieleden actief moeten aangegeven niet akkoord te zijn met de wijze van afdoening. Als een of meer raadsleden of commissieleden niet akkoord zijn met de wijze van afdoening, dan wordt hierover in de commissie gestemd. Als een meerderheid van de commissie deze opvatting deelt, is de motie of toezegging niet afgedaan. Als de commissie niet ingaat op de wijze van afdoening, dan gaan zij stilzwijgend akkoord en wordt de motie of toezegging als afgedaan beschouwd.

 

E.

Artikel 13a, derde en vijfde lid komt te luiden:

 

bestaande tekst

nieuwe tekst

  • 3.

    Het presidium bepaalt hoeveel spreektijd wordt toegekend aan fracties waarbij wordt uitgegaan van een spreektijd die in een verhouding 2:1 rekening houdt met de omvang van de fractie. Het college krijgt een vaste spreektijd.

  • 3.

    Het presidium bepaalt hoeveel spreektijd wordt toegekend aan fracties waarbij wordt uitgegaan van een spreektijd die in een verhouding 5:1 houdt met de omvang van de fractie. Het college krijgt een vaste spreektijd.

  • 5.

    Indien één of meer raadsleden van een fractie als bedoeld in artikel 7, eerste lid van deze verordening als zelfstandige fractie gaat(n) optreden, krijgt zij een spreektijd overeenkomstig de spreektijd van een fractie van gelijke omvang.

  • 5.

    Indien één of meer raadsleden van een fractie als bedoeld in artikel 7, eerste lid van het Reglement van Orde voor vergaderingen en andere werkzaamheden van de raad van Haarlem 2022, als zelfstandige fractie gaat(n) optreden, krijgt zij een spreektijd overeenkomstig de spreektijd van een fractie van gelijke omvang.

Toelichting bij artikel 13 Spreektijdverdeling

In raadscommissies wordt een spreektijdverdeling gehanteerd, zoals opgenomen in artikel 13a.

 

De spreektijdregeling is op twee onderdelen aangepast namelijk voor afgesplitste fracties en voor het college. Daarmee wordt recht gedaan aan raadsleden die gedurende een raadsperiode besluiten als zelfstandige fractie door te gaan. De tijd die zij kregen was voorheen minder dan de spreektijd voor insprekers. Daarom werd in afwijking van de spreektijdregeling vanuit coulance meer tijd toebedeeld.

 

Afgesplitste fracties ontvangen voortaan dezelfde spreektijd als bestaande fracties van gelijke omvang. Het college krijgt voortaan een vaste spreektijd van 30 minuten en wordt niet langer meegenomen in de spreektijdverdeling. Dit is een langere spreektijd dan zij voorheen volgens de spreektijdverdeling zouden krijgen. Dit doet meer recht aan de praktijk. Die wijst namelijk uit dat het college meer spreektijd krijgt dan volgens de spreektijdverdeling is toebedeeld, om hiermee recht te kunnen doen aan alle vragen en bijdragen van de fracties.

 

De toekenning van de spreektijd aan fracties vindt plaats in een verhouding 2:1 rekening houdende met de omvang van de fractie. Dit betekent dat tweederde van de te verdelen tijd gelijk wordt verdeeld over de fracties en dat bij eenderdede van de te verdelen tijd rekening wordt gehouden met de fractieomvang, De te verdelen tijd wordt bepaald door de bruto vergadertijd (het verschil tussen de start- en eindtijd) minus de tijd voor pauze(s), de voorzitter, de vaste tijd voor het college en eventuele inspreker(s).

 

De raad (meer in het bijzonder het seniorenconvent) heeft aangegeven in principe de mogelijkheid open te willen houden om zonder een dergelijke spreektijdregeling te vergaderen in raadscommissies of ten minste een periode te kunnen experimenteren zonder spreektijd. Hierin voorziet het tweede lid van artikel 13a. Zo geformuleerd betekent het dat het een raadsbesluit moet zijn niet een besluit van een van de commissies zelf. Als het wordt genomen geldt het voor alle commissies en voor een bepaalde periode.

 

Als een lid spreekt, gaat dit ten koste van de toebedeelde spreektijd, dus dat geldt bijvoorbeeld ook als er gesproken wordt over ordevoorstellen. De techniek die wordt gebruikt, maakt het vooralsnog niet mogelijk om het anders te doen.

Toelichting bij artikel 13a Spreektijdverdeling

In raadscommissies wordt een spreektijdverdeling gehanteerd, zoals opgenomen in artikel 13a. Deze is gebaseerd op een verdeling die uitgaat van een gelijkere verdeling van de netto te verdelen tijd over de fracties. Een meer gelijke verdeling doet recht aan de behoefte van de raad om ruimte te scheppen om alle standpunten te horen en om het debat met elkaar te voeren.

De spreektijdregeling is op twee onderdelen aangepast namelijk voor afgesplitste fracties en voor het college. Daarmee wordt recht gedaan aan raadsleden die gedurende een raadsperiode besluiten als zelfstandige fractie door te gaan. De tijd die zij kregen was voorheen minder dan de spreektijd voor een inspreker. Daarom is in afwijking van de spreektijdregeling vanuit coulance meer tijd toebedeeld.

Afgesplitste fracties ontvangen voortaan dezelfde spreektijd als bestaande fracties van gelijke omvang. Het college heeft een vaste spreektijd van 30 minuten. Dit is meer spreektijd dan voorheen en doet meer recht aan wat de praktijk uitwijst. Die wijst namelijk uit dat het college meer spreektijd nodig heeft om te reageren op alle vragen en bijdragen van de fracties.

De netto beschikbare spreektijd (na aftrek van de tijd voor insprekers, vaste tijd voor het college (30 minuten), voorzitter (15% van de bruto beschikbare tijd) en pauze (15 of 30 minuten afhankelijk van de vroege of late vergadering) wordt gelijk verdeeld over de fracties.

De raad heeft aangegeven in principe de mogelijkheid open te willen houden om zonder een dergelijke spreektijdregeling te vergaderen in raadscommissies of ten minste een periode te kunnen experimenteren zonder spreektijd. Hierin voorziet het tweede lid van artikel 13a. Zo geformuleerd betekent het dat het een raadsbesluit is en niet een besluit van een enkele commissies. Als het besluit wordt genomen geldt het voor alle commissies en voor een bepaalde periode.

Als een lid spreekt, gaat dit ten koste van de toebedeelde spreektijd, behalve wanneer wordt gesproken over ordevoorstellen. Bij een verdeling van 5:1 wordt 5/6 deel van de netto beschikbare vergadertijd gelijk verdeeld over alle fracties en 1/6 deel naar rato van de omvang van de fractie. Dit was 2:1 (2/3 deel gelijk verdeeld en 1/3 deel naar rato omvang fracties). Dit zorgt ervoor dat er sprake is van een meer gelijke verdeling.

Voorbeeld: vergadering van 17.10 tot 20.10 uur (bruto beschikbare tijd 180 minuten), 5 insprekers (15 minuten), pauze 30 minuten, 15% voorzitter (15 % van 190=28,5 minuten), college 30 minuten. Netto te verdelen tijd: 180-15-30-28,5-30 = 78 minuten te verdelen volgens de verdeling 5: 1 levert dit per fractie het volgende op:

 

  • Fractie

    Huidig

    Meer Gelijke verdeling

    PvdA

    8,1

    6,7

    Groenlinks

    7,5

    6,3

    D66

    6,8

    6,0

    VVD

    6,8

    6,0

    PvdD

    4,8

    5,0

    CDA

    4,8

    5,0

    OPHaarlem

    4,8

    5,0

    SP

    4,8

    5,0

    Jouw Haarlem

    4,8

    5,0

    Hart voor Haarlem

    4,1

    4,7

    Actiepartij

    4,1

    4,7

    Trots Haarlem

    4,1

    4,7

    Christenunie

    4,1

    4,7

    BvNL

    4,1

    4,7

    FvD

    4,1

    4,7

 

F.

Artikel 13b Actieve informatieverstrekking komt te luiden:

 

bestaande tekst

nieuwe tekst

N.V.T. NIEUW ARTIKEL

Artikel 13b Actieve informatieverstrekking

  • 1.

    Een lid van de raad, de burgemeester of een wethouder, die door de raad is aangewezen als lid van een orgaan op grond van de Wet gemeenschappelijke regelingen, of die lid is van een ander samenwerkingsverband of een daarmee samenhangende entiteit, heeft het recht om mededeling te doen over zaken die binnen dat orgaan, samenwerkingsverband of die entiteit aan de orde zijn.

  • 2.

    Deze mededeling wordt gedaan bij het agendapunt “Mededelingen over gemeenschappelijke regelingen en andere samenwerkingsverbanden”.

  • 3.

    Ieder raadslid en commissielid kan een persoon als bedoeld in het eerste lid schriftelijke vragen stellen en om inlichtingen vragen.

Toelichting bij Artikel 13b Actieve informatieverstrekking

Voor raadsleden en commissieleden is het van belang dat zij over informatie beschikken om hun verschillende rollen te kunnen vervullen. Volgens de Wet gemeenschappelijke regelingen zijn bestuurders verplicht om informatie te verstrekken. Een lid van het algemeen bestuur moet inlichtingen verschaffen aan het bestuursorgaan dat hem heeft aangewezen én aan de raad, tenzij het aangewezen orgaan en de raad hetzelfde zijn. Sinds juli 2022 geldt er een actieve informatieplicht van het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur en de voorzitter tegenover de gemeenteraden. Die verplichting omvat niet alleen informatie voor de raad over te nemen besluiten, maar betreft ook relevante informatie die de raad nodig heeft om zijn taak goed te kunnen vervullen. Denk bijvoorbeeld aan informatie in geval van overschrijding van de begroting. Het bestuur van de gemeenschappelijke regeling stuurt deze informatie direct aan de raden, zonder tussenkomst van het college of de burgemeester. Zij zijn door hun positie in het bestuur al op de hoogte. Raadsleden kunnen altijd inlichtingen vragen aan het algemeen bestuur, dagelijks bestuur of voorzitter van een openbaar lichaam, aan het bestuur van een bedrijfsvoeringsorganisatie of aan een gemeenschappelijk orgaan. Dit betreft de zogeheten ‘passieve informatieplicht’. Er kunnen in de gemeenschappelijke regeling zelf of op verzoek van de raden afspraken worden gemaakt over welke informatie in elk geval actief aan de raden wordt gezonden. De procedure voor het verstrekken van deze informatie aan de gemeenteraden wordt geregeld in de desbetreffende gemeenschappelijke regeling.

 

G.

Artikel 15 komt te luiden:

 

bestaande tekst

nieuwe tekst

  • 1.

    Burgers kunnen in een vergadering het woord voeren over onderwerpen die geagendeerd zijn.

  • 2.

    Burgers kunnen bij het agendapunt “Spreektijd voor belangstellenden” in een vergadering eveneens het woord voeren over onderwerpen die niet op de agenda zijn vermeld, doch binnen de werkkring van de commissie liggen. De behandeling van deze spreektijd voor belangstellenden is in beginsel gebonden aan een tijdslimiet van 15 minuten.

  • 3.

    Degene die van het spreekrecht zoals bedoeld in het eerste lid dan wel tweede lid gebruik wil maken, meldt dit uiterlijk 24 uur voor aanvang van de vergadering aan de commissiegriffier onder vermelding van zijn naam, adres en telefoonnummer en het onderwerp waarover hij het woord wenst te voeren.

  • 4.

    De commissievoorzitter kan besluiten, na hiertoe overleg te hebben gevoerd met het presidium, dat een verzoek om in te spreken wordt afgewezen.

  • 5.

    De commissievoorzitter geeft het woord op volgorde van aanmelding, tenzij afwijking van die volgorde in het belang is van de orde van de vergadering.

  • 6.

    De inspreker voert het woord, nadat de commissievoorzitter hem dit heeft verleend. De commissievoorzitter kan de deelnemers aan de vergadering toestaan aan insprekers een korte, verhelderende vraag te stellen. Er vindt geen discussie plaats tussen een inspreker en deelnemers van de vergadering.

  • 7.

    De commissievoorzitter of een commissielid kan een voorstel voor de behandeling van de inbreng van de inspreker doen.

  • 8.

    Voor het inspreken over zowel geagendeerde onderwerpen als onderwerpen onder het agendapunt 'spreektijd voor belangstellenden' geldt een maximum van 8 insprekers per vergadering.

  • 9.

    Iedere burger mag per vergadering over één onderwerp inspreken.

  • 1.

    Burgers kunnen voorafgaand aan de behandeling van een agendapunt het woord voeren over het betreffende onderwerp.

  • 2.

    Degene die van dit spreekrecht gebruik wil maken, meldt dit uiterlijk 24 uur voor aanvang van de vergadering aan de commissiegriffier onder vermelding van zijn naam, adres en telefoonnummer en het onderwerp waarover hij het woord wenst te voeren.

  • 3.

    De commissievoorzitter kan besluiten, na hiertoe overleg te hebben gevoerd met het presidium, dat een verzoek om in te spreken wordt afgewezen.

  • 4.

    De commissievoorzitter geeft het woord op volgorde van aanmelding, tenzij afwijking van die volgorde in het belang is van de orde van de vergadering.

  • 5.

    De inspreker voert het woord, nadat de commissievoorzitter hem dit heeft verleend. De commissievoorzitter kan de deelnemers aan de vergadering toestaan aan insprekers een korte, verhelderende vraag te stellen. Er vindt geen discussie plaats tussen een inspreker en deelnemers van de vergadering.

Toelichting bij artikel 15 Spreekrecht burgers

Het geven van spreekrecht aan burgers is een manier om burgers meer te betrekken bij de besluitvorming van de raad. Doordat de raadsvergadering het sluitstuk is van het besluitvormingsproces dat lang daarvoor is begonnen (ambtelijke organisatie, college, commissies) is er voor gekozen het spreekrecht op te nemen in deze verordening op de raadscommissies. In die fase zijn de fracties nog bezig hun mening te vormen. Een inspreekmogelijkheid tijdens de raadsvergadering is doorgaans minder effectief.

 

Het spreekrecht geldt zowel voor onderwerpen die op de agenda van de commissie staan (eerste lid) als niet geagendeerde onderwerpen mits het maar zaken zijn die de werkkring van de commissie betreffen (tweede lid). In Haarlem is er een mogelijkheid voor een burgerinitiatief. Burgers hebben daarmee het instrument van een initiatief om onderwerpen op de agenda te plaatsen. Onderwerpen die burgers belangrijk vinden kunnen op deze manier worden geagendeerd.

 

De burgers die wensen in te spreken kunnen zich binnen 24 uur voor de vergadering melden bij de commissiegriffier.

 

Er is voor gekozen om een burger slechts éénmaal het woord te geven en geen discussie te laten plaatsvinden. Als richtlijn is 3 minuten spreektijd per burger aangehouden. Op voorstel van de voorzitter, die in eerste instantie voor een ordentelijk verloop van de vergadering moet zorgen en dus moet kunnen aanvoelen of een verkorting of verlenging van de spreektijd gewenst is, kan van deze richtlijn worden afgeweken.

 

De commissievoorzitter kan besluiten om een verzoek om in te spreken af te wijzen, nadat hij hierover overleg heeft gevoerd met het presidium. Zo’n afwijzende beslissing kan worden genomen als het verzoek is om te spreken:

  • -

    over een besluit waartegen een juridische procedure (civiele, bestuursrecht- en/of strafprocedure) bij de rechter openstaat of heeft opengestaan;

  • -

    over zaken waar op dat moment een juridische procedure (civiele, bestuursrecht- en/of strafprocedure) tegen loopt;

  • -

    over zaken waar de gemeente niet over gaat;

  • -

    over benoemingen, keuzen, voordrachten of aanbevelingen van personen;

  • -

    over een kwestie waarover een klacht ex artikel 9.1 van de Algemene wet bestuursrecht kan of kon worden ingediend;

  • -

    over een klacht ex artikel 9.1 van de Algemene wet bestuursrecht die op dat moment in behandeling is;

  • -

    over onderwerpen waar geheimhouding op rust;

  • -

    over een onderwerp waar een inspreker al eerder over heeft ingesproken, en daaraan geen nieuwe feiten kunnen worden toegevoegd;

  • en verder wanneer de commissievoorzitter dit geraden voorkomt in het voorkomende geval.

Toelichting bij artikel 15 Spreekrecht burgers

De gemeenteraad vindt het belangrijk alle belangen mee te wegen bij zijn beraadslagingen en het nemen van een besluit. Doordat de raadsvergadering het sluitstuk is van het besluitvormingsproces dat lang daarvoor is begonnen (ambtelijke organisatie, college, commissies) is er voor gekozen het spreekrecht bij geagendeerde onderwerpen op te nemen in deze verordening. In die fase zijn de fracties nog bezig hun mening te vormen. Een inspreekmogelijkheid tijdens de raadsvergadering is doorgaans minder effectief. Burgers kunnen het woord voeren voorafgaand aan de behandeling van het agendapunt. Een inspreker kan het woord voeren op persoonlijke titel of namens een organisatie of anderen. Er is voor gekozen om een inspreker slechts éénmaal het woord te geven en geen discussie te laten plaatsvinden. Als richtlijn wordt 3 minuten spreektijd per burger aangehouden. Op voorstel van de voorzitter, die in eerste instantie voor een ordentelijk verloop van de vergadering moet zorgen en dus moet kunnen aanvoelen of een verkorting of verlenging van de spreektijd gewenst is, kan van deze richtlijn worden afgeweken. De commissievoorzitter kan besluiten om een verzoek om in te spreken af te wijzen, nadat hij hierover overleg heeft gevoerd met het presidium. Zo’n afwijzende beslissing kan worden genomen als het verzoek is om te spreken:

  • -

    over een besluit waartegen een juridische procedure (civiele, bestuursrecht- en/of strafprocedure) bij de rechter openstaat of heeft opengestaan;

  • -

    over zaken waar op dat moment een juridische procedure (civiele, bestuursrecht- en/of strafprocedure) tegen loopt;

  • -

    over zaken waar de gemeente niet over gaat;

  • -

    over benoemingen, keuzen, voordrachten of aanbevelingen van personen;

  • -

    over een kwestie waarover een klacht ex artikel 9.1 van de Algemene wet bestuursrecht kan of kon worden ingediend;

  • -

    over een klacht ex artikel 9.1 van de Algemene wet bestuursrecht die op dat moment in behandeling is;

  • -

    over onderwerpen waar geheimhouding op rust;

  • -

    over een onderwerp waar een inspreker al eerder over heeft ingesproken, en daaraan geen nieuwe feiten kunnen worden toegevoegd;

en verder wanneer de commissievoorzitter dit geraden voorkomt in het voorkomende geval.

 

H.

Artikel 15a, eerste t/m zevende lid komt te luiden:

 

bestaande tekst

nieuwe tekst

  • 1.

    Op de avonden van de commissievergaderingen is er gelegenheid tot het stellen van mondelinge vragen, tenzij deze niet conform het bepaalde in het tweede lid zijn aangemeld.

  • 2.

    Het raadslid dat een mondelinge vraag wil stellen, meldt de vragen, onder aanduiding van het onderwerp, per e-mail aan. De aanmelding moet ten minste vierentwintig uur voor aanvang van de vragengelegenheid bij de commissievoorzitters worden gedaan. De griffier draagt er zorg voor dat de vragen zo spoedig mogelijk ter kennis van de overige raadsleden en de collegeleden worden gebracht.

  • 3.

    De commissievoorzitters bepalen de volgorde waarin aangemelde onderwerpen tijdens de vragengelegenheid aan de orde worden gesteld.

  • 4.

    De commissievoorzitters bepalen per onderwerp de spreektijd voor de vragensteller, voor de collegeleden en voor de overige raadsleden.

  • 5.

    Per onderwerp wordt aan de vragensteller het woord verleend om één of meer vragen aan het college of de burgemeester te stellen en een toelichting daarop te geven.

  • 6.

    Na de beantwoording door het college of de burgemeester krijgt de vragensteller desgewenst het woord om aan het college of de burgemeester aanvullende vragen te stellen.

  • 7.

    Vervolgens kunnen de commissievoorzitters aan andere raadsleden het woord verlenen om hetzij aan de vragensteller, hetzij aan het college of de burgemeester vragen te stellen over hetzelfde onderwerp.

  • 8.

    Tijdens de vragengelegenheid zijn interrupties niet toegestaan.

  • 1.

    1. Op de dag van de commissievergaderingen, is er voorafgaand aan de start van deze vergaderingen een vragenuur waar gelegenheid wordt gesteld tot het stellen van mondelinge vragen, tenzij deze niet conform het bepaalde in het tweede lid zijn aangemeld of het presidium besluit dat het vragenuur niet doorgaat.

  • 2.

    Het raadslid of commissielid dat een mondelinge vraag wil stellen, meldt de vraag of vragen, onder aanduiding van het onderwerp, per e-mail aan. De aanmelding moet ten minste vierentwintig uur voor aanvang van de vragengelegenheid bij de voorzitter via de griffie worden gedaan. De griffie draagt er zorg voor dat de vragen zo spoedig mogelijk ter kennis van de overige raadsleden en de collegeleden worden gebracht en worden gepubliceerd op de website.

  • 3.

    De commissievoorzitter bepaalt de volgorde waarin aangemelde onderwerpen tijdens de vragengelegenheid aan de orde worden gesteld.

  • 4.

    Per onderwerp wordt aan de vragensteller het woord verleend om één of meer vragen aan het college of de burgemeester te stellen en een toelichting daarop te geven.

  • 5.

    Na de beantwoording door het college of de burgemeester krijgt de vragensteller, desgewenst en afhankelijk van de beschikbare tijd, het woord om aan het college of de burgemeester aanvullende vragen te stellen.

  • 6.

    Vervolgens kan de commissievoorzitter aan andere raadsleden het woord verlenen om hetzij aan de vragensteller, hetzij aan het college of de burgemeester vragen te stellen over hetzelfde onderwerp.

  • 7.

    Tijdens de vragengelegenheid zijn interrupties niet toegestaan.

Toelichting bij artikel 15a Gelegenheid tot het stellen van mondelinge vragen

Het vragenuur is een instrument van raads- en commissieleden om kort en bondig informatie in te winnen, bij bijvoorbeeld een wethouder of de burgemeester, over een actueel onderwerp.

Het vragenuur wordt voorafgaand aan de start van de commissievergaderingen gehouden, in principe van 16.30 uur tot 17.00 uur.

 

I.

Artikel 16 komt te luiden:

 

bestaande tekst

nieuwe tekst

Artikel 16 Handhaving orde en schorsing

  • 1.

    De commissievoorzitter handhaaft de orde in de vergadering.

  • 2.

    Hij kan de commissie voorstellen aan een commissielid dat door zijn gedragingen de geregelde gang van zaken belemmert het verdere verblijf in de vergadering te ontzeggen. Over het voorstel wordt niet beraadslaagd. Na aanneming daarvan verlaat het commissielid de vergadering onmiddellijk. Zo nodig doet de commissievoorzitter hem verwijderen. Bij herhaling van zijn gedrag kan het commissielid bovendien voor ten hoogste drie maanden de toegang tot de vergadering worden ontzegd.

  • 3.

    Hij kan ter handhaving van de orde de vergadering voor een door hem te bepalen tijd schorsen en, als na de heropening de orde opnieuw wordt verstoord, de vergadering sluiten.

  • 4.

    Hij roept sprekers tot de orde als deze zich in beledigende of onbetamelijke uitdrukkingen uitlaten, afwijken van het in behandeling zijnde onderwerp, andere sprekers herhaaldelijk interrumperen, dan wel anderszins de orde verstoren. Sprekers die hieraan geen gevolg geven kunnen door hem het woord ontnomen worden over het aanhangige onderwerp.

Artikel 16 Spreekregels, handhaving orde en schorsing

  • 1.

    De commissievoorzitter handhaaft de orde in de vergadering.

  • 2.

    Spreken gebeurt via de voorzitter en nadat de spreker van de voorzitter het woord heeft gekregen.

  • 3.

    Degene die verzocht heeft het onderwerp te agenderen krijgt het eerste woord, tenzij door de voorzitter anders wordt besloten.

  • 4.

    Een spreker mag in zijn betoog niet worden gestoord, tenzij:

    • a.

      de voorzitter het nodig oordeelt hem aan het opvolgen van deze verordening te herinneren;

    • b.

      een raadslid of commissielid hem tijdens zijn termijn interrumpeert. De voorzitter kan bepalen dat de spreker zonder verdere interrupties zijn betoog afrondt.

  • 5.

    Interrupties zijn toegestaan tijdens de eerste en tweede termijn van de spreker die wordt geïnterrumpeerd. De voorzitter bepaalt of een interruptie wordt toegestaan en houdt daarbij rekening met een ordentelijk verloop en de orde van de vergadering.

  • 6.

    Het plegen van een interruptie op een interruptie is niet toegestaan. De voorzitter kan besluiten hiervan af te wijken.

  • 7.

    Op een voorstel van orde beslist de voorzitter, gehoord hebbende de vergadering.

  • 8.

    De voorzitter kan de vergadering voor een door hem te bepalen tijd schorsen, hetzij op eigen initiatief hetzij na een voorstel of ter handhaving van de orde. Als na de heropening de orde opnieuw wordt verstoord, kan de voorzitter de vergadering sluiten.

  • 9.

    De voorzitter roept sprekers tot de orde als deze zich in beledigende of onbetamelijke uitdrukkingen uitlaten, afwijken van het in behandeling zijnde onderwerp, andere sprekers herhaaldelijk interrumperen, dan wel anderszins de orde verstoren. Sprekers die hieraan geen gevolg geven kunnen door hem het woord ontnomen worden over het aanhangige onderwerp.

  • 10.

    De voorzitter kan de commissie voorstellen aan een raadslid of commissielid dat door zijn gedragingen de geregelde gang van zaken belemmert het verdere verblijf in de vergadering te ontzeggen. Over het voorstel wordt niet beraadslaagd. Na aanneming daarvan verlaat het raadslid of commissielid de vergadering onmiddellijk. Zo nodig doet de commissievoorzitter hem verwijderen. Bij herhaling van zijn gedrag kan het raadslid of commissielid bovendien voor ten hoogste drie maanden de toegang tot de vergadering worden ontzegd.

Toelichting bij artikel 16 Handhaving orde en schorsing

Artikel 26 van de wet geeft aan dat de voorzitter bij de raadsvergadering bevoegd is om de orde in de vergadering te handhaven. Voor de commissievergaderingen ontbreekt een dergelijke bepaling, deze is daarom in artikel 16 opgenomen. Ingevolge het eerste lid is de commissievoorzitter belast met de handhaving van de orde in de commissievergaderingen. Op basis van het vierde lid kunnen alle sprekers in bepaalde gevallen door de voorzitter tot de orde worden geroepen en kan hen zo nodig over het aanhangige onderwerp het woord worden ontzegd. Ook kan de voorzitter de vergadering schorsen en bij herhaling van de verstoring van de orde, de vergadering sluiten (derde lid). In het uiterste geval kan hij een lid het verdere verblijf ontzeggen en hem uit de vergadering doen verwijderen. Indien een lid blijft volharden in zijn gedrag kan hem de toegang tot de vergadering voor ten hoogste drie maanden worden ontzegd. Wat betreft de handhaving van de orde op de publieke tribune wordt verwezen naar artikel 22.

 

Om te bevorderen dat leden van raadscommissies zich niet belemmerd voelen om hun mening te uiten bepaalt artikel 82, vijfde lid van de wet bovendien dat artikel 22 van de wet van overeenkomstige toepassing is op leden van raadscommissies. Hierdoor zijn leden van raadscommissies niet in rechte te vervolgen, aan te spreken of verplicht getuigenis af te leggen over hetgeen zij in de vergadering zeggen of schriftelijk overleggen. Dat geldt voor zowel raadsleden als niet-raadsleden.

Toelichting bij artikel 16 Handhaving orde en schorsing

Artikel 26 van de wet geeft aan dat de voorzitter bij de raadsvergadering bevoegd is om de orde in de vergadering te handhaven. Voor de commissievergaderingen ontbreekt een dergelijke bepaling, deze is daarom in artikel 16 opgenomen.

De spreekregels opgenomen in het tweede tot en met zevende lid zijn staande praktijk en vormen nu onderdeel van deze verordening. Het is niet toegestaan om een interruptie te plegen nadat een spreker zijn termijn heeft afgerond. Een interruptie is niet bedoeld om de spreektermijn van een ander te verlengen of om uitspraken uit de eerste spreektermijn te herhalen.

Ingevolge het achtste lid is de commissievoorzitter belast met de handhaving van de orde in de commissievergaderingen. Ook kan de voorzitter de vergadering schorsen en bij herhaling van de verstoring van de orde, de vergadering sluiten. Op basis van het negende lid kunnen alle sprekers in bepaalde gevallen door de voorzitter tot de orde worden geroepen en kan hen zo nodig over het aanhangige onderwerp het woord worden ontzegd. In het uiterste geval kan hij een lid het verdere verblijf ontzeggen en hem uit de vergadering doen verwijderen (tiende lid). Indien een lid blijft volharden in zijn gedrag kan hem de toegang tot de vergadering voor ten hoogste drie maanden worden ontzegd (tiende lid). Wat betreft de handhaving van de orde op de publieke tribune wordt verwezen naar artikel 22 van deze verordening.

Om te bevorderen dat leden van raadscommissies zich niet belemmerd voelen om hun mening te uiten bepaalt artikel 82, vijfde lid van de wet bovendien dat artikel 22 van de wet van overeenkomstige toepassing is op leden van raadscommissies. Hierdoor zijn leden van raadscommissies niet in rechte te vervolgen, aan te spreken of verplicht getuigenis af te leggen over hetgeen zij in de vergadering zeggen of schriftelijk overleggen. Dat geldt voor zowel raadsleden als niet-raadsleden.

 

J.

De toelichting bij artikel 22 komt te luiden:

 

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Artikel 26, eerste en tweede lid van de wet regelen dat de voorzitter van de raad toehoorders die de orde verstoren kan doen vertrekken en bij volharding in hun gedrag de toezegging kan ontzeggen. Voor raadscommissies ontbreekt een dergelijke bepaling, het derde lid voorziet hierin.

Acties van het publiek die het ordentelijk verloop van de vergadering verstoren, zoals verbale uitingen, spandoeken of andere stille vormen van meningsuiting of anderszins rumoer, zijn niet toegestaan.

Artikel 26, eerste en tweede lid van de wet regelen dat de voorzitter van de raad toehoorders die de orde verstoren kan doen vertrekken en bij volharding in hun gedrag de toegang kan ontzeggen. Voor raadscommissies ontbreekt een dergelijke bepaling, het derde lid voorziet hierin.

Artikel III  

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van bekendmaking.

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 18 juli 2024,

de griffier,

de voorzitter,

Naar boven