Beleid duurzaamheid en erfgoed

 

1 Inleiding

Erfgoed bepaalt voor een belangrijk deel de identiteit en de aantrekkingskracht van de gemeente Voorne aan Zee. De gemeente heeft ruim 600 monumenten, drie rijksbeschermde gezichten en een gevarieerd cultuurlandschap. De gemeente Voorne aan Zee is trots op haar erfgoed en wenst het te behouden. Tegelijkertijd ligt er een grote verduurzamingsopgave, de gemeente Voorne aan Zee stimuleert verduurzaming en wil dit zeker ook bij erfgoed mogelijk maken. Bij de uitvoering van verduurzamingsambities lopen eigenaren van erfgoed tegen verschillende aspecten aan; gebrek aan inzicht in de mogelijkheden en onmogelijkheden van verduurzaming van erfgoed, een verouderd en niet geharmoniseerd gemeentelijk beleid en lange vergunningprocedures.

 

Belangrijke overwegingen bij de opstelling van het nieuwe beleid zijn de aansluiting op het landelijk beleid en de aansluiting op de resultaten van het participatieproces. Er is behoefte aan een duidelijke informatievoorziening, snellere vergunningprocedures en nieuwe toetsingscriteria voor zonnepanelen, warmtepompen en isolerende maatregelen. Doel is een goede balans te vinden tussen de wens en noodzaak om erfgoed te verduurzamen en de gewenste bescherming van cultuurhistorische waarden en ruimtelijke kwaliteit. Met de nieuwe toetsingscriteria worden de huidige criteria geharmoniseerd en worden er meer mogelijkheden voor verduurzaming geboden. Op de locaties met de hoogste cultuurhistorische zijn de mogelijkheden beperkter om het historische uiterlijk te beschermen. De toetsingscriteria worden als sneltoetscriteria gebruikt, waardoor het proces vergunningverlening efficiënter verloopt. Het verduurzamen van monumenten is maatwerk, deze vergunningaanvragen worden niet op basis van sneltoetscriteria verleend maar altijd ter beoordeling voorgelegd aan de Commissie Ruimtelijke Kwaliteit en Monumenten. Verder omvat het beleid de inrichting van een gemeentelijke informatievoorziening over de verduurzaming van erfgoed.

 

Citaat wethouder

“Duurzaam erfgoed is het erfgoed van de toekomst. Met het nieuwe beleid wordt een balans gevonden tussen duurzaamheid en behoud van ons waardevol historisch erfgoed.”

2 Kaders

2.1 Erfgoed

Het beleid richt zich op monumenten én op beschermde gezichten. De gemeente Voorne aan Zee heeft ruim 600 monumenten, 2/3 daarvan is een beschermd rijksmonument en 1/3 daarvan is een beschermd gemeentelijk monument. De gemeente Voorne aan Zee heeft drie rijksbeschermde stadsgezichten; de Ontginningen Voornes Duin, Vesting Brielle en Vesting Hellevoetsluis (zie onderstaande afbeeldingen).

 

De cultuurhistorische, maatschappelijke, economische en toeristische waarde van onze monumenten en beschermde gezichten is groot. Behoud staat voorop! Om ons erfgoed door te kunnen geven aan toekomstige generaties moeten enerzijds de cultuurhistorische waarden en beeldkwaliteit beschermd worden, anderzijds moet erfgoed onderdeel blijven van de hedendaagse maatschappij en moet erfgoed aangepast kunnen worden aan de wensen en eisen van eigenaren. Eigenaren willen hun erfgoed verduurzamen om financiële redenen, om het wooncomfort te verbeteren, voor de marktwaarde en voor een groener en schoner milieu. Verduurzaming van erfgoed vraagt om maatwerk, omdat de gewenste bescherming en aanpassingen tegenstrijdig kunnen zijn. De rijksoverheid stimuleert de verduurzaming van erfgoed en heeft diverse kaders ontwikkeld op welke manier dit met respect voor erfgoedwaarden uitgevoerd kan worden. Deze beleidsnotitie en de daarin opgenomen toetsingscriteria sluiten aan op deze kaders.

 

 

Beschermd stadsgezicht vesting Brielle (bron: Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed).

 

 

Beschermd stadsgezicht vesting Hellevoetsluis (bron: Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed).

 

 

Beschermd gezicht Ontginningen Voornes Duin (bron: Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed).

 

2.2 Eigendom

Het beleid Erfgoed en duurzaamheid omvat al het erfgoed, ongeacht de eigendomssituatie. Het beleid is van toepassing op panden in gemeentelijk bezit, in bezit van woningcorporaties, in particulier bezit en in zakelijk bezit. Het beleid schept alleen de kaders voor verduurzaming en gaat niet over de uitvoering van duurzaamheidsmaatregelen en de planning daarvan; eigenaren worden niet verplicht hun bezit te verduurzamen.

3 Informatievoorziening

De rijksoverheid heeft aan de Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed (RCE) de opdracht gegeven om samen met provincies en gemeenten de verduurzaming van erfgoed te stimuleren. Er is veel onderzoek gedaan naar de verduurzaming van erfgoed. Op basis van deze onderzoeken is de verduurzaming van erfgoed in beleid opgenomen, zijn er routekaarten verduurzaming erfgoed opgesteld, voorbeeldtoetsingscriteria voor gemeenten bedacht en subsidie- of financieringsregelingen opgetuigd. Ook de markt heeft veel expertise opgebouwd over de verduurzaming van erfgoed, dit geldt zowel voor adviseurs als voor de uitvoerende partijen. Al deze partijen publiceren over duurzaamheid en erfgoed.

 

Enerzijds is er heel veel informatie over de verduurzaming van erfgoed te vinden en zijn er veel subsidiemogelijkheden. Anderzijds heeft de gemeente Voorne aan Zee geen duidelijk en vindbaar toetsingskader. Eigenaren hebben het gevoel door de bomen het bos niet meer te zien.

 

Om dit probleem op te lossen wordt met deze beleidsnotitie een duidelijk toetsingskader vastgesteld en wordt er gewerkt aan een gemeentelijke informatievoorziening. De informatievoorziening is hoofdzakelijk online. Op de gemeentelijke website is de belangrijkste informatie over de verduurzaming van erfgoed gepubliceerd, waarbij het verduurzamingsplan centraal staat. Gelinkt aan het verduurzamingsplan zijn gespecialiseerde adviseurs, gemeentelijke toetsingscriteria en subsidieregelingen te vinden. Voor aanvullend, persoonlijk advies wordt op de site verwezen naar de beleidsmedewerker cultuurhistorie.

4 Verduurzamingsplan

Duurzaamheid begint bij het beperken van de vraag naar energie. Dat raakt eerst aan gedrag en het treffen van eenvoudige basismaatregelen. Als tweede kan er onderzocht wordt wat de isolatiemogelijkheden zijn en kan hierin geïnvesteerd worden. Vervolgens is het opwekken van duurzame energie aan de orde.

 

 

Trias energetica.

 

Stap 1.

Breng het huidige energieverbruik in kaart.

Stap 2.

Tref basismaatregelen. Kijk wat er voor winst er te behalen is door aangepast gedrag, leefgewoonten en het treffen van eenvoudige voorzieningen. Warme kleding en niet te lang stilzitten helpt, het lichaam is beter bestand tegen een lagere kamertemperatuur. Zijn afsluitbare luiken, isolerende gordijnen of een folie aan de binnenzijde van de ramen een optie? Zijn alle kieren gedicht? Aandacht voor voldoende ventilatie is hierbij van belang. Is het mogelijk een aantal ruimten niet of beperkt te verwarmen? Voorbeeld is het plaatsen van een warmtepaneel onder het bureau in plaats van de hele kamer te verwarmen. Is de CV goed ingeregeld? Wordt er gebruik gemaakt van ledlampen? Enz.

Stap 3.

Isoleer. Welke isolatiemaatregelen leveren het meeste op? Vaak zorgt isolatie van dak voor het meeste effect, dan de vloer, dan de gevels en pas daarna beglazing. Voor welke isolerende maatregelen is een omgevingsvergunning nodig? Wat is het toetsingskader? Is een bouwhistorisch rapport nodig voor de plantoetsing? Wat zijn de subsidiemogelijkheden?

Stap 4.

Investeer in duurzame energie. Is een nieuwe verwarmingsinstallatie met lage temperatuurverwarming een optie? Is een warmtepomp met zonnepanelen rendabel? Voor welke werkzaamheden is een omgevingsvergunning nodig en wat is het toetsingskader? Wat zijn de subsidiemogelijkheden?

 

Vanaf stap 3 is het van belang de kansen en risico’s van het gebouw in kaart te brengen en de maatregelen in samenhang uit te voeren. Dit vraagt om specialistische kennis van een restauratiearchitect en/of een duurzaamheidsspecialist.

 

Het Restauratiefonds biedt een gesubsidieerd ontzorgingsprogramma verduurzaming monumenten aan. Het ontzorgingsprogramma biedt advies en begeleiding van een Duurzame Monumentenadvsieur (DuMo-adviseur) bijvoorbeeld:

  • De keuze aan maatregelen voor verduurzamen.

  • Het beoordelen van offertes.

  • Een financierings- of subsidieaanvraag.

  • Een vergunningsaanvraag.

Zie www.monumenten.nl/ontzorgingsprogramma voor informatie en subsidievoorwaarden van het ontzorgingsprogramma. Verder is op de site algemene informatie en inspiratie voor verduurzaming van erfgoed en een lijst met DuMo-adviseurs.

 

Een goed voorbeeld van een verduurzamingsplan is het plan Kerkstraat 20 te Brielle. Kerkstraat 20 is een rijksmonument. Het betreft een sociale huurwoning met een energielabel F.

 

 

De verduurzaming wordt in samenhang met het noodzakelijke onderhoud uitgevoerd. Het verduurzamingsplan bestaat uit een bouwhistorische opname, een opname van de bestaande situatie, tekeningen bestaand en nieuw inclusief details, een bestek, een bouwfysische onderbouwing en een begroting. Voor de uitvoering van het plan is een omgevingsvergunning nodig. De volgende maatregelen worden getroffen;

  • Basismaatregelen. De open trap wordt afsluitbaar gemaakt, leidingen worden geïsoleerd en er worden thermostaatknoppen aangebracht.

  • Isolerende maatregelen. Gevels, vensters, dak en vloer worden geïsoleerd.

  • Installaties. Er worden een warmtepomp, vloerverwarming, een elektrische boiler, zonnepanelen op noordoost dakvlak en een nieuwe warmteterugwinning-unit geplaatst.

 

 

5 Subsidie en financiering

Verduurzaming van erfgoed is kostbaarder dan verduurzaming van reguliere panden, ook de verduurzamingsmogelijkheden zijn beperkter. Ter compensatie zijn de subsidie- en financieringsmogelijkheden uitgebreider.

 

  • Het Nationaal Restauratiefonds financiert de verduurzaming van monumenten en overig beschermd erfgoed. Zie www.monumenten.nl.

  • Eigenaren van monumenten en overig beschermd erfgoed kunnen voor advies en begeleiding gebruik maken van het gesubsidieerde Ontzorgingsprogramma verduurzaming monumenten.

    Zie www.monumenten.nl/ontzorgingsprogramma.

  • Eigenaren van een rijksmonument dat volgens de Subsidieregeling instandhouding monumenten (Sim) geen woonhuis is, komen in aanmerking voor een subsidie. Zie www.cultureelerfgoed.nl/onderwerpen/subsidie-instandhouding-rijksmonumenten

  • Eigenaren van een koopwoning welke een hoofdverblijf is/wordt, kunnen gebruik maken van de Investeringssubsidie duurzame energie energiebesparing (ISDE). Zie www.rvo.nl/subsidies-financiering/isde

  • Verenigingen van Eigenaren (VvE), woonverenigingen of wooncorporaties komen in aanmerking voor een Subsidie verduurzaming voor verenigingen en eigenaar (SVVE). Zie www.rvo.nl/subsidies-financiering/svve

  • Maatschappelijk vastgoed komt in aanmerking voor de Subsidieregeling duurzaam maatschappelijk vastgoed (DUMAVA). Zie www.rvo.nl/subsidies-financiering/dumava

  • De gemeente verstrekt duurzaamheidsleningen. Zie www.voorneaanzee.nl/duurzaamheidslening

  • Nationaal isolatieprogramma. Particuliere grondgebonden woningen met een energielabel D-G en een WOZ waarden onder de € 429.000 komen in aanmerking voor een subsidie voor isolerende werkzaamheden. De subsidie wordt verstrekt door de rijksoverheid. De gemeente Voorne aan Zee heeft een lokale aanpak, waarbij eigenaren persoonlijk benaderd en ontzorgd worden. De eerste tranche is in uitvoering, eigenaren van panden binnen beschermde stadsgezichten maken onderdeel uit van deze eerste tranche. Monumenten maken geen onderdeel uit van deze eerste tranche.

6 Toetsingscriteria algemeen

6.1 Inleiding

De gemeente wil enkele veelvoorkomende typen bouwplannen snel kunnen beoordelen om zo de aanvrager tegemoet te komen. Het gaat daarbij om relatief eenvoudige en meetbare criteria, die de aanvrager vooraf zoveel mogelijk duidelijkheid geven. De criteria zijn opgesteld voor de isolatie van gevels, daken en vensters, voor installaties met warmtepompen en voor zonnepanelen.

 

6.2 Vergunning

Bouwplannen waarvoor een omgevingsvergunning nodig is, worden getoetst aan de criteria in dit toetsingskader. Voldoet het bouwplan niet aan de toetsingscriteria of is er sprake van een bijzondere situatie waarbij twijfel bestaat aan de toepasbaarheid van de criteria, dan wordt bij de beoordeling van het bouwplan tevens gebruik maakt van eventuele andere criteria, zoals gebiedsgerichte criteria of criteria voor erfgoed uit de nota ruimtelijke kwaliteit of het omgevingsplan. Dit geeft ruimte voor maatwerk in afwijking van het beleid.

 

6.3 Basis, sneltoets en aanvulling

In de criteria wordt onderscheid gemaakt tussen basiscriteria, sneltoetscriteria en aanvullende criteria voor monumenten. De basiscriteria geven aan wat er op hoofdlijnen mogelijk is en binnen welke voorwaarden. De sneltoetscriteria zijn een uitwerking hiervan en bedoeld voor niet- monumentale panden binnen de beschermde gezichten. Aanvullend hierop bieden de criteria voor monumenten specifieke pandgerichte handvatten voor het maatwerk dat nodig is bij de beoordeling van aanvragen voor wijzigingen aan of bij monumenten.

 

6.4 Voor- en achterkant

In de criteria wordt waar nodig onderscheid gemaakt tussen voorkant en achterkant. Deze begrippen geven uitdrukking aan de relatie tussen een bouwwerk en zijn omgeving. Hoe zichtbaarder een gebouw is, des te hoger zijn de eisen die mogen worden gesteld aan de visuele kwaliteit. Zie bijlage 2 voor verbeelding toetsingscriteria in de vestingsteden. Onder voorkant wordt ten eerste verstaan het voorerf, de voorgevel en het dakvlak aan de voorzijde van een gebouw en ten tweede het zijerf, de zijgevel en het dakvlak aan de zijkant van een gebouw voor zover die zijde gekeerd is naar openbaar toegankelijk gebied. Aankleding met opgaand groen leidt voor objecten die zich achter het groen bevinden niet tot een aanpassing van een

voorkantsituatie naar een achterkantsituatie. Onder achterkant wordt ten eerste verstaan het achtererf, de achtergevel en het dakvlak aan de achterzijde van een gebouw en ten tweede het zijerf, de zijgevel en het dakvlak aan de zijkant van een gebouw voor zover die zijde niet gekeerd is naar openbaar toegankelijk gebied.

 

6.5 Invloedssfeer vestingwal

Aandachtspunt is de zichtbaarheid van ingrepen vanaf de vestingwallen. Een groot deel van de bebouwing, met name het daklandschap, van zowel Brielle als Hellevoetsluis is zichtbaar vanaf de vestingwallen. Om discussie over zichtbaarheid vanaf de vestingwallen zoveel mogelijk te voorkomen, maakt de gemeente in aanvulling op de definitie van voor- en achterkant gebruik van een invloedssfeer. De invloedssfeer van de vestingwallen is in dit verband beperkt tot het erf, inclusief erfbebouwing, en de gevels plus hellende dakvlakken van hoofdgebouwen in de eerste lijn langs de vestingwal. Alle bebouwing die verder van de wal af staat, valt niet onder de invloedssfeer van de vestingwal. Dit betekent enerzijds dat er op bepaalde plekken langs de vestingwallen aan achterkanten niet meer mogelijk is dan wat er vergunningvrij kan en anderzijds dat plannen aan achterkanten vanaf de tweede lijn zichtbaar kunnen zijn vanaf de vestingwal en dat dat geen grond is om een vergunning te weigeren. Zie bijlage 2 voor toelichtende afbeeldingen.

7 Toetsingscriteria isolatie

7.1 Beschrijving

Het isoleren van gevels, daken, kozijnen en vensters is een effectieve manier om een pand te verduurzamen. Isolatie kan aan de binnenzijde en aan de buitenzijde van een gebouw worden aangebracht. Isolatie aan de buitenzijde heeft gevolgen voor de omgevingskwaliteit: de gevel wijzigt of het dakpakket wordt hoger. Isolatie aan de binnenzijde heeft gevolgen voor het interieur van monumenten. Daarnaast kan het wijzigen van de invulling van een kozijn (zoals ramen, deuren en gevelpanelen) een aanzienlijk positief effect hebben op de isolatiewaarde van het gehele gebouw.

 

Isolatie moet passen bij het gebouw, zodat het behouden blijft voor de toekomst. Van belang is te voorkomen dat er rotting van houten delen of schimmelvorming op gaat treden. Zowel het type materiaal, de opbouw als de uitvoering zijn hier van invloed op. De gemeente adviseert zorgvuldig te werk te gaan bij het isoleren van panden en bij voorkeur een deskundige zoals een architect in te schakelen.

 

Omdat de vormgeving van gevel en dakpakket het architectonische beeld van een gebouw in de straatwand bepaalt, moeten wijzigingen zorgvuldig worden ingepast in harmonie met het karakter van het hoofdgebouw en de karakteristiek van de omgeving. Dit geldt in het bijzonder voor historische gevels, zoals die van monumenten. Authentieke kozijnen met de bijbehorende detaillering en beglazing zijn hierin belangrijke elementen. Om de kwaliteit van historische gevels in stand te houden, streeft de gemeente ernaar de kenmerkende detaillering van deze elementen te handhaven.

 

7.2 Beoordeling isolatie van gevels, daken of vensters

Het isoleren van gevels, daken of vensters is mogelijk als er een zorgvuldig plan ontworpen is (zie bijlage I, indieningsvereisten) wat aan onderstaande criteria voldoet waarbij kleine afwijkingen denkbaar zijn om herhalingsplannen mogelijk te maken. Voldoet het plan hier niet aan of is er twijfel aan de toepasbaarheid daarvan, dan wordt bij de beoordeling ook gebruik gemaakt van eventuele andere toetsingscriteria, zoals gebiedsgerichte criteria of criteria voor erfgoed uit het omgevingsplan of de nota ruimtelijke kwaliteit.

 

Basiscriteria

Voor het isoleren van gevels, daken en vensters in beschermde gezichten en van monumenten gelden de volgende uitgangspunten:

 

  • De erfgoedwaarde gaat in beginsel voor op hedendaags comfort en andere wettelijke regelingen. Wijzigingen in gevel en dak zijn ondergeschikt aan de erfgoedwaarde van het pand en/of de omgeving.

  • Bij seriematige bebouwing is herhaling en behoud van eenheid het uitgangspunt. Bij individuele bebouwing staat de eigen identiteit van het pand en de variatie in de straatwand centraal.

  • Grote wijzigingen, waaronder het isoleren aan de buitenzijde, zijn ingrepen die zorgvuldig ingepast moeten worden.

  • De afwegingskaders van de Rijksdienst zijn leidend bij de keuzes die gemaakt moeten worden voor het isoleren van monumenten.

Sneltoetscriteria

Bij de beoordeling van bouwplannen wordt in samenhang met beschrijving en basiscriteria getoetst aan de hand van onderstaande criteria:

 

Algemeen

 

  • Als binnen één bouwblok en/of bij een identieke woning in een vergelijkbare situatie aan een voorkant al een op vormgeving en maatvoering goedgekeurde dak- of gevelwijziging is vergund dan is de vormgeving en maatvoering hiervan bepalend voor de overige woningen in het bouwblok of van dit woningtype.

Uitwerking

 

  • Samenhang en ritmiek van straatwanden behouden.

  • Wijzigingen zijn in overeenstemming met architectuur en tijdsbeeld van de oorspronkelijke kap, gevel en detaillering.

  • Behoud architectonische verhoudingen en kenmerkende details zoals de mate van openheid van de gevel, diepte en ander reliëf.

  • Aandacht voor de aansluiting van kap op goot bij isolatie kap aan buitenzijde.

  • Oorspronkelijke hoofdindeling kozijn en raam behouden (pas geen draaikiepramen toe).

  • Gevelopeningen grotendeels invullen met glas (dus niet blinderen).

  • Oorspronkelijke roedes in beginsel behouden, het toevoegen van (schijn)roedes is voorstelbaar, mits zorgvuldig ingepast in het ontwerp (zoals Wienersprossen).

  • Materialen en kleuren overeenkomstig met of gelijkend op het hoofdgebouw, oorspronkelijke dakbedekking behouden.

  • Glas-in-loodramen: behouden en bij onderhoud geschikte reinigingsmiddelen en kit gebruiken.

  • Isolerende beglazing aan de binnenzijde plaatsen en bij voorkeur ontspiegelen.

  • In het historisch kerngebied van vesting Brielle (gebied met waarde cultuurhistorie I) ventilatieroosters alleen toepassen bij nieuwbouw en in vormgeving en kleurstelling afstemmen op het kozijn.

Aanvullende criteria voor monumenten

Bij de beoordeling van bouwplannen aan of bij monumenten wordt aanvullend hierop getoetst aan de hand van onderstaande criteria:

 

  • Materialen, detaillering en kleuren overeenkomstig het hoofdgebouw of herstel van historisch beeld.

  • Oorspronkelijke roedes behouden en in beginsel geen (schijn)roedes toevoegen.

Beglazing

 

  • Enkelglas vervangen door dun dubbelglas of vacuümglas, mits de sponning voldoende maat heeft.

  • Isolerende voorzieningen zijn niet zichtbaar aan de buitenzijde:

    • bestaande kozijnen niet aanpassen of vervangen ten behoeve van geleidingssystemen of tochtdichtingsvoorzieningen

    • naden tussen kozijn en gevel afdichten met damp-openvoeg van kalkspecie

    • een damp-open verfsysteem toepassen

    • achterzetraam in detaillering en onderverdeling afstemmen op het monumentale raam, tussenruimte ventileren met behoud van monumentale delen.

8 Toetsingscriteria warmtepompen

8.1 Beschrijving

Installaties met warmtepompen bestaan uit een buitenunit en de bijbehorende leidingen. Ze kunnen vrijstaand worden geplaatst of op een dak of gevel. Zorgvuldige plaatsbepaling is nodig om deze voorzieningen in te passen in de omgeving. Plaatsing aan achterkanten op de grond heeft de voorkeur. In een historische omgeving past ook bij eigentijdse ingrepen een rustige uitstraling. Warmtepompen produceren geluid en kunnen leiden tot geluidsoverlast. De geluidsnormen voor de warmtepomp moeten daarom voldoen aan de regels uit het Bouwbesluit.

 

8.2 Beoordeling

Een installatie met warmtepomp is mogelijk als er een zorgvuldig plan ontworpen is (zie bijlage 1, indieningsvereisten) wat aan onderstaande criteria voldoet waarbij kleine afwijkingen denkbaar zijn om herhalingsplannen mogelijk te maken. Voldoet het plan hier niet aan of is er twijfel aan de toepasbaarheid daarvan, dan wordt bij de beoordeling ook gebruik gemaakt van eventuele andere toetsingscriteria, zoals gebiedsgerichte criteria of criteria voor erfgoed uit het omgevingsplan of de nota ruimtelijke kwaliteit.

 

Basiscriteria

Voor de plaatsing van installaties met warmtepompen in de beschermde gezichten en op of bij monumenten gelden de volgende uitgangspunten:

 

  • Alleen aan achterkanten plaatsen en bij voorkeur uit het zicht van het openbaar toegankelijk gebied. Let hierbij ook op het zicht vanaf de vestingwallen (zie paragraaf 6.5 invloedsfeer vestingwallen en bijlage).

    Plaatsing aan achterkanten is mogelijk:

    • in een tuin (1)

    • in of op een bijgebouw (4)

    • op een dak van een aanbouw (5)

    • op een plat dak (5)

    • aan de achtergevel ter hoogte van de begane grond (6)

    • in een dakgoot (8)

  • Mits:

    • er geen cultuurhistorische waarden verloren gaan

    • plaatsing zorgvuldig en reversibel is

    • er voldaan wordt aan de geluidsnormen

 

Plekken waar een warmtepomp mogelijk is (bron: gemeente Leiden)

 

Sneltoetscriteria

Bij de beoordeling van bouwplannen wordt in samenhang met beschrijving en basiscriteria getoetst aan de hand van onderstaande criteria:

 

Plaatsing

 

  • Maximaal één (gecombineerde) installatie aan, op of bij een pand.

  • Bij gestapelde woningbouw:

    • op het hoofdvolume bij een plat dak en op minstens 0,50 m vanaf de dakrand

    • op of aan het balkon binnen het verticale en horizontale vlak van het balkon

Uitwerking

 

  • Dak- en geveldoorbrekingen voor leidingwerk zoveel mogelijk beperken en groeperen (geen leidingwerk over gevel of dakrand).

  • Vormgeving goed afstemmen op het karakter van het gebouw en/of stadsbeeld.

  • Materialen en kleuren zijn onopvallend en afgestemd op de omgeving (dus geen felle, contrasterende kleuren maar bijvoorbeeld donkergrijs of in kleur metselwerk).

Aanvullende criteria voor monumenten

Bij de beoordeling van bouwplannen aan of bij monumenten wordt aanvullend hierop getoetst aan de hand van onderstaande criteria:

 

Plaatsing

 

  • Niet plaatsen aan een gevel, voor een gevelopening of op een dakkapel.

Uitwerking

 

  • Leidingwerk, binnenunits en buffervaten zorgvuldig inpassen in het interieur van het monument.

  • Historisch interieur niet verstoren of beschadigen.

 

Monumenten, plekken waar een warmtepomp niet mogelijk is (bron: gemeente Leiden)

9 Toetsingscriteria zonnepanelen

9.1 Beschrijving

Zonnepanelen en zonnecollectoren zijn in de regel vlakke, rechthoekige toevoegingen aan dakvlakken. Vanuit het rendement bekeken is de optimale plaatsing van zonnepanelen gekoppeld aan de ligging ten opzichte van de zon. Bij erfgoed spelen echter ook andere afwegingen mee, zoals het zicht vanuit de openbare ruimte. In een historische omgeving past ook bij eigentijdse ingrepen een rustige uitstraling. Daarnaast is het uitgangspunt de hoofdvorm van het dakvlak te behouden, plaatsing in het onderste deel van het dakvlak heeft de voorkeur. Het plaatsen mag niet ten koste gaan van de eenheid van het dakvlak, wat betekent dat het onderliggende dakvlak zichtbaar blijft en de zonnepanelen herkenbaar zijn als moderne toevoeging. Bij meerdere panden onder één doorgaand dakvlak is herhaling van een oplossing wenselijk.

 

9.2 Beoordeling

Plaatsing van zonnepanelen of -collectoren is mogelijk als er een zorgvuldig plan ontworpen is (zie bijlage 1, indieningsvereisten), wat aan onderstaande criteria voldoet waarbij kleine afwijkingen denkbaar zijn om herhalingsplannen mogelijk te maken (zie bijlage 2, verbeelding toetsingscriteria). Voldoet het plan hier niet aan of is er twijfel aan de toepasbaarheid daarvan, dan wordt bij de beoordeling ook gebruik gemaakt van eventuele andere toetsingscriteria, zoals gebiedsgerichte criteria of criteria voor erfgoed uit het omgevingsplan of de nota ruimtelijke kwaliteit.

 

Basiscriteria

Voor de plaatsing van zonnepanelen op of bij erfgoed gelden de volgende uitgangspunten:

 

  • De plaatsing van zonnepanelen is in het geheel niet toegestaan op:

    • de vestingwallen van Brielle en Hellevoetsluis, inclusief bebouwing

  • Op gebouwen en bouwwerken is plaatsing aan achterkanten mogelijk, mits:

    • de kapvorm niet bijzonder is, zoals kerktorens, molens, water- en vuurtorens

    • het geen rieten kap is

    • het geen hellend dakvlak is binnen de invloedsfeer van de vestingwallen *

    • er geen cultuurhistorische waarden verloren gaan (plaatsing is zorgvuldig en reversibel)

  • Op gebouwen en bouwwerken is plaatsing aan voorkanten mogelijk, mits:

    • de kapvorm niet bijzonder is, zoals kerktorens, molens, water- en vuurtorens

    • het geen rieten kap is

    • het geen hellend dakvlak is binnen de invloedsfeer van de vestingwallen *

    • niet gelegen binnen het historische kerngebied van de vesting Brielle (in omgevingsplan aangeduid met waarde cultuurhistorie I, zie onderstaande afbeelding)

    • niet gelegen binnen het historische kerngebied van de vesting Hellevoetsluis (zie onderstaande afbeelding)

    • plaatsing aan achterkanten niet mogelijk is

    • er geen cultuurhistorische groenaanleg wordt gekapt

    • er geen cultuurhistorische waarden verloren gaan (plaatsing is zorgvuldig en reversibel)

  • Grondgebonden zonneweides zijn alleen mogelijk als maatwerkoplossing in Voornes Duin:

    • kleinschalig en bedoeld voor eigen gebruik

    • geplaatst aan achterkanten en in tuinen (en dus niet in het duinlandschap)

    • ondergeschikt aan het landschap (geplaatst onder ooghoogte en/of tussen opgaand groen)

* Op grootschalige dakvlakken van complexen is onder bepaalde omstandigheden meer mogelijk. Voorwaarde is dat de zonnepanelen complexmatig worden geplaatst en niet per individuele woning. Sneltoetscriteria zijn bij deze uitzondering niet van toepassing, het betreft afzonderlijk te beoordelen maatwerk.

 

 

Historisch kerngebied vesting Brielle, zone A, B en B*. In omgevingsplan aangeduid met waarde cultuurhistorie I.

 

 

Historisch kerngebied vesting Hellevoetsluis:

 

  • Hoek Industriehaven – Gallasplein – Oostzanddijk

  • Oostzanddijk

  • Noordelijk deel Oostkade

  • Noordelijk deel Westkade

  • Zuidelijk deel Westzanddijk .

Sneltoetscriteria

Bij de beoordeling van bouwplannen wordt in samenhang met beschrijving en basiscriteria getoetst aan de hand van onderstaande criteria:

 

Plaatsing

 

  • Alleen op daken van panden (en dus niet aan gevels en wanden).

  • Op schuine daken:

    • vlak aanbrengen met de hellingshoek gelijk aan die van het dakvlak

    • op het zijdakvlak zo ver mogelijk naar achteren en op minstens 1,00 m vanaf de voorgevel

    • minstens twee dakpannen of 0,50 m afstand tot overige dakranden en dakdoorbraken

    • alleen onder de nok (en dus niet onder hoekkepers)

    • aan voorkanten is de gezamenlijke breedte van dakkapellen, dakramen en zonnepanelen maximaal 70% van de breedte van de kap

  • Op platte daken:

    • op minstens 0,50 m vanaf de dakrand

    • hoogstens onder een hoek van 15 graden met het dakvlak

    • niet op dakkapellen

  • Meerdere exemplaren regelmatig rangschikken in een aansluitend rechthoekig vlak.

  • Bij samenhangende rijwoningen is het uitgangpunt herhaling (in de plaatsing op het dak, het legplan en het type paneel).

Vormgeving

 

  • Panelen en collectoren vormen één geheel met de installatie voor het opslaan van water of voor de opwekking van elektriciteit.

  • Kleuren zijn terughoudend, zoals de kleur van het achterliggende dakvlak of geheel zwart (matte tint, geen glimmende randen).

Aanvullende criteria voor monumenten

Bij de beoordeling van bouwplannen aan of bij monumenten wordt aanvullend hierop getoetst aan de hand van onderstaande criteria:

 

Plaatsing

 

  • Op schuine daken:

    • hoogstens 1,00 m afstand tot de goot

    • op een mansardekap alleen op het bovenste vlak

    • aan voorkanten is de gezamenlijke breedte van dakkapellen, dakramen en zonnepanelen maximaal 50% van de breedte van de kap.

  • Op platte daken op minstens 1,00 m vanaf de dakrand.

  • Met aandacht voor de ritmiek van het pand (zoals symmetrie).

Uitwerking

 

  • Panelen en collectoren integraal opnemen in het ontwerp van het bouwwerk, aanpassingen aan de kap voorkomen of minimaliseren.

 

Zonnepanelen aan voorkanten

 

Bijlage I Indieningsvereisten

 

Algemeen

Voor een deel van de verduurzamingsmaatregelen is een omgevingsvergunning nodig, zie Besluit bouwwerken leefomgeving (Bbl). Onderstaand de eisen ontvankelijkheid, dit zijn de minimale vereisten waaraan een aanvraag moet voldoen om te kunnen toetsen aan de toetsingscriteria.

 

Isolatie

Het aanbrengen van isolatie waarvoor een omgevingsvergunning nodig is, is altijd maatwerk en zal in de regel uitgebreid gedocumenteerd moeten worden. Geadviseerd wordt een deskundige in te schakelen die de juiste informatie kan leveren (bouwhistorische opname, tekeningen bestaand en nieuw, details, enzovoorts).

 

Warmtepompen

  • Aanvraagformulier omgevingsvergunning.

  • Productinformatie: type, afmetingen en kleur van de warmtepomp.

  • Locatieaanduiding: op welk gebouw en welke locatie wordt de warmtepomp aangebracht. Hiervoor kunnen goede (lucht)foto’s of bouwtekeningen gebruikt worden.

  • Een tekening waarop duidelijk wordt hoe de kabels lopen (uitwendig en bij een monument ook inwendig).

Zonnepanelen

  • Aanvraagformulier omgevingsvergunning.

  • Productinformatie: type, afmetingen en kleur van de zonnepanelen.

  • Locatieaanduiding. Op welk gebouw en welk dakvlak worden de zonnepanelen aangebracht

  • Een legplan (zie onderstaande voorbeelden). De maatvoering van het dakvlak en de maatvoering en situering van de zonnepanelen is aangegeven. De afstand van de zonnepanelen tot aan de verschillende dakranden en andere elementen zoals dakramen en schoorstenen is aangegeven. Bij het plaatsen van zonnepanelen op een plat dak is ook de hellingshoek waaronder de panelen worden geplaatst aangegeven.

 

Aanvraag is niet ontvankelijk. Maatvoering dakvlak, maatvoering zonnepanelen, afstanden tot randen, afstanden tot schoorsteen en hellingshoek panelen op plat dak ontbreken in legplan.

 

 

Aanvraag is niet ontvankelijk. Maatvoering dakvlak, maatvoering zonnepanelen, afstanden tot randen en afstanden tot dakraam ontbreken in legplan.

 

 

Aanvraag is niet ontvankelijk. Maatvoering dakvlak en maatvoering zonnepanelen ontbreken in legplan.

 

 

Aanvraag is ontvankelijk. Legplan is duidelijk; maatvoering dakvlak, maatvoering zonnepanelen en afstanden tot randen zijn met aantal pannen aangegeven.

 

 

Aanvraag is ontvankelijk. Legplan is duidelijk; maatvoering dakvlak, maatvoering zonnepanelen, afstanden tot randen en afstanden tot dakkapellen zijn met aantal pannen en maten aangegeven.

 

 

Aanvraag is ontvankelijk. Legplan is duidelijk; maatvoering dakvlak, maatvoering zonnepanelen en afstanden tot dakranden zijn met maatvoering aangegeven.

Bijlage II Verbeelding toetsingscriteria zonnepanelen vestingsteden

 

Toelichting legenda fragmenten

  • Groen. Het plaatsen van zonnepanelen op achterdakvlakken die niet naar openbaar gebied gekeerd zijn, is vergunningvrij. Monumenten vormen een uitzondering; voor het plaatsen van zonnepanelen op een monument is altijd een vergunning nodig. De monumentale status moet apart gecontroleerd worden, is niet opgenomen in de fragmenten.

  • Rood. Geen zonnepanelen mogelijk.

    • Op vestingwallen, op gebouwen met een bijzondere kapvorm of met een rieten kap.

    • Aan voorkanten binnen het historische kerngebied vesting Brielle (waarde cultuurhistorie I) en vesting Hellevoetsluis. Onder voorkant wordt ten eerste verstaan het voorerf, de voorgevel en het dakvlak aan de voorzijde van een gebouw en ten tweede het zijerf, de zijgevel en het dakvlak aan de zijkant van een gebouw voor zover het zijerf gekeerd is naar openbaar toegankelijk gebied.

    • Op hellende daken binnen de invloedsfeer van de vestingwallen. De invloedsfeer van de vestingwallen omvat het erf, inclusief erfbebouwing, en de gevels plus dakvlakken van hoofdgebouwen die in de eerste lijn langs de vestingwal liggen.

      * Op grootschalige dakvlakken is bij een complexmatige aanpak plaatsing van zonnepanelen eventueel mogelijk. Een advies van de commissie ruimtelijke kwaliteit en monumenten is nodig.

  • Oranje. Zonnepanelen mogelijk, mits passend binnen de basis- en sneltoetscriteria.

  • Oranje bij monumenten.. De monumentale status moet apart gecontroleerd worden, is niet opgenomen in de fragmenten. Zonnepanelen mogelijk, mits passend binnen de basis- en sneltoetscriteria en aanvullende criteria monumenten. Een advies van de commissie ruimtelijke kwaliteit en monumenten is nodig.

  • Aan de fragmenten kunnen geen rechten worden ontleend, de toetsingscriteria zijn leidend.

Uitgewerkte fragmenten binnen de vesting Brielle

 

 

Fragment 1: Brielle, omgeving Warmoezenierstraat/Touwslagerstraat, ter hoogte van Bastion II

 

 

Fragment 2: Brielle, omgeving Markt – Voorstraat – Nobelstraat – Koopmanstraat

 

 

Fragment 3: Brielle, omgeving Turfstraat – Nobelstraat, ter hoogte van Arnoldus Botbijlweg

 

 

Fragment 4: Brielle, omgeving Maarland Noordzijde, Witte de Withstraat, ter hoogte van Bastion VIII

 

 

Fragment 5: Brielle, omgeving J. de Klerkstraat – Venkelstraat

 

Uitgewerkte fragmenten binnen de vesting Hellevoetsluis

 

 

Fragment 1: Hellevoetsluis, omgeving Westkade – Oostkade, ter hoogte van draaibrug Haerlemmerstraat

 

 

Fragment 2: Hellevoetsluis, omgeving Dokweg en Burgemeester van der Jagtkade, inclusief Droogdok Jan Blanken

 

 

Fragment 3: Hellevoetsluis, het zuidelijke deel van Westkade en Oostkade, ter hoogte van Bastion VIII

Naar boven