Gemeenteblad van Ede
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Ede | Gemeenteblad 2024, 36306 | algemeen verbindend voorschrift (verordening) |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Ede | Gemeenteblad 2024, 36306 | algemeen verbindend voorschrift (verordening) |
Beheerverordening begraafplaatsen Ede 2024
Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen
Hoofdstuk 2. Openstelling, orde en rust op de begraafplaats
Bezoekers, waaronder begrepen deelnemers aan een plechtigheid als bedoeld in artikel 4, personeel van uitvaartondernemingen en personen die werkzaamheden op de begraafplaatsen hebben te verrichten, zijn verplicht zich in het belang van de orde, rust en netheid te houden aan de aanwijzingen van burgemeester en wethouders.
Hoofdstuk 4. Indeling en uitgifte van de graven
Artikel 9. Afmetingen en uitgifteduur graven
Burgemeester en wethouders bepalen bij nadere regel het aantal begravingen / bijzettingen en de uitgifteduur van de particuliere graven. De uitgifteduur kan niet korter zijn dan de minimumtermijn vastgesteld in de Wet op de lijkbezorging.
Artikel 12. Overschrijving van verleende rechten
Na het overlijden van de rechthebbende kan het recht op het particuliere graf worden overgeschreven op naam van een natuurlijk persoon of rechtspersoon, indien de aanvraag daartoe wordt gedaan binnen één jaar na het overlijden van de rechthebbende. Indien de overleden rechthebbende in het graf dient te worden begraven, of indien de asbus met zijn resten in het graf dient te worden bijgezet, dient het verzoek tot overschrijving daaraan voorafgaand te worden gedaan.
Artikel 17. Niet-blijvende grafbeplanting
Losse bloemen, planten, kransen en dergelijke kunnen, wanneer zij verwelkt zijn, door burgemeester en wethouders worden verwijderd. Beplanting en overige voorwerpen als bedoeld in dit artikel die de oppervlaktemaat van het graf overschrijden kunnen onmiddellijk door burgemeester en wethouders worden verwijderd.
Artikel 19. Verwijdering grafbedekking na verstrijken van de termijn
Het voornemen tot verwijdering van de grafbedekking maken burgemeester en wethouders ten minste een half jaar voorafgaande aan het tijdstip waarop de grafbedekking zal worden verwijderd per brief aan de rechthebbende of, wanneer het een algemeen graf betreft, aan de gebruiker bekend. Wanneer het adres van de rechthebbende of gebruiker niet bekend is, wordt het voornemen bekendgemaakt door middel van een bij het graf te plaatsen bordje en door mededeling op het mededelingenbord bij de ingang van de begraafplaats.
Hoofdstuk 6. Overige onderwerpen
Artikel 20. Ruiming, bezorging van overblijfselen en as
Het voornemen van burgemeester en wethouders om een graf te ruimen wordt ten minste een half jaar voorafgaande aan het tijdstip waarop het graf geruimd zal worden per brief aan de rechthebbende of, wanneer het een algemeen graf betreft, aan de gebruiker bekend gemaakt. Wanneer het adres van de rechthebbende of gebruiker niet bekend is wordt het voornemen bekendgemaakt gedurende ten minste een half jaar voorafgaande aan het tijdstip van ruiming door middel van een bij het graf te plaatsen bordje en mededeling bij de ingang van de begraafplaats op het mededelingenbord.
De rechthebbende op een particulier graf kan na het verstrijken van de tienjarige periode van grafrust, bedoeld in artikel 31, tweede lid Wet op de lijkbezorging, bij burgemeester en wethouders een aanvraag indienen om de menselijke resten te doen verzamelen om deze opnieuw in dezelfde grafruimte te doen plaatsen dan wel om deze te cremeren of elders opnieuw te doen begraven. De rechthebbende op een particulier urnengraf kan bij burgemeester en wethouders een aanvraag indienen de asbus ter beschikking te houden om elders bij te zetten of om de as te doen verstrooien.
Vastgesteld in de openbare vergadering van 11 januari 2024, zaaknummer 430096,
De raad voornoemd,
dr. G.H. Hagelstein
de griffier,
mr. L.J. Verhulst
de voorzitter.
Artikel 2. Openstelling begraafplaatsen
Dit artikel maakt het de beheerder tevens mogelijk de begraafplaats geheel of gedeeltelijk te sluiten wanneer dit voor het ruimen van graven noodzakelijk is.
Dit artikel bevat gedragsvoorschriften voor hen die van de begraafplaats gebruik maken, in het belang van orde, rust en netheid. De beheerder van de begraafplaats kan personen die zich niet aan de aanwijzingen houden, verwijderen of laten verwijderen. Overtreding van de voorschriften is een strafbaar feit. De politie kan als gevolg van de strafbaarstelling tegen ordeverstoringen optreden en zo nodig proces verbaal opmaken.
Aan een uitzondering op de regel als bedoeld in het derde lid onder a bestaat behoefte omdat men soms dicht bij een graf moet kunnen komen met een motorrijtuig. Aangezien een dergelijke handeling niet overeenstemt met het beeld van orde en rust dient met het verlenen van de ontheffing uiterst terughoudend te worden omgegaan. De situatie kan uiteraard per begraafplaats verschillen.
Met dit artikel wordt beoogd plechtigheden ordelijk te doen verlopen. Door te eisen dat de mededeling zes werkdagen vooraf moet plaatshebben, kan worden voorkomen dat de plechtigheid samenvalt met een begrafenis. Een begrafenis dient volgens de wet uiterlijk op de zesde werkdag na het overlijden te geschieden.
Bijeenkomsten die het karakter van een plechtigheid te buiten gaan, kunnen het karakter hebben van een openbare manifestatie. Hiervan moet vooraf kennisgeving worden gedaan aan de burgemeester volgens de Wet openbare manifestaties van 1988 en artikel 2.3 van de Algemene plaatselijke verordening Ede.
Artikel 5. Opgravingen en ruimingen
Uitdrukkelijk is gesteld dat bij opgraving van een lichaam of bij ruiming of schudden van een of meer graven alleen de personen aanwezig mogen zijn die met de werkzaamheden zijn belast.
De aard van de werkzaamheden bij het opgraven en ruimen van graven brengt met zich mee dat het bezwaarlijk is om toe te staan dat anderen hierbij aanwezig zijn.
Artikel 6. Algemene regels over begrafenissen, crematies en as bijzettingen
Een schriftelijke kennisgeving is nodig omdat duidelijk vast moet liggen wat voor graf er wordt gevraagd. De procedure rondom deze plechtigheden wordt opgenomen in een door het college vastgestelde nadere regel.
Toegevoegd is het vierde lid, waarin is bepaald dat alleen de begraafplaatsbeheerder graven of urnenruimtes mag openen, sluiten of hulpmiddelen hiervoor mag bedienen. Dit artikel stond oorspronkelijk in artikel 5 van de Nadere regel begraafplaatsen, maar omdat het een verbod behelst past het beter om deze bepaling op te nemen in de Beheerverordening.
Het komt in Ede weinig voor dat nabestaanden willen assisteren bij de begraafwerkzaamheden. Indien nabestaanden bepaalde werkzaamheden zelf willen verrichten zijn, ook om redenen van veiligheid, de aanwijzingen en de hulp van het personeel van de begraafplaats nodig. Het gaat dan vooral om het openen en sluiten van het graf. Bepaalde werkzaamheden kunnen eventueel door de nabestaanden en het personeel van de begraafplaats samen worden verricht. Zo kunnen de nabestaanden bijvoorbeeld een begin maken. Vervolgens kan het personeel de handelingen verrichten waar ervaring voor nodig is of die van de nabestaanden te zware lichamelijke inspanning vragen. Werkzaamheden als het bedienen van machines, het aanbrengen van de grafranden ter stutting van de grond om het geopende graf en het verwijderen van die randen voor het sluiten van het graf zullen door het personeel moeten worden verricht.
Artikel 7. Over te leggen stukken
De Wet op de lijkbezorging schrijft voor dat de behandelende arts of de gemeentelijke lijkschouwer een verklaring van overlijden afgeeft aan de ambtenaar van de burgerlijke stand (artikel 12). Vervolgens geeft deze schriftelijk verlof tot begraven of cremeren (artikel 11). Dit verlof dient te worden overlegd aan de begraafplaatsbeheerder .
In de praktijk komt het er op neer, dat behandelend arts de verklaring van overlijden meegeeft aan de begrafenisondernemer, die de uitvaart verzorgt. De ondernemer neemt contact op met de burgerlijke stand en zorgt dat de verklaring van overlijden in handen komt van de begraafplaatsbeheerder .
Door de medewerking aan de begrafenis te weigeren wanneer dit verlof niet in zijn bezit is voldoet de begraafplaatsbeheerder aan de wettelijke vereisten.
Er mag van worden uitgegaan dat het stoffelijk overschot van de rechthebbende zelf in het particuliere graf mag worden bijgezet (lid 2). Het verzoek tot overschrijving van het recht dient in dit geval wel vóór de bijzetting te worden gedaan volgens artikel 16, tweede lid.
De wettelijke minimum grafrusttermijn (lid 3) is de termijn dat een lijk volgens de wet ten minste begraven moet blijven voordat het mag worden geruimd. Het komt regelmatig voor dat in particuliere graven begravingen of bijzettingen binnen de wettelijke grafrusttermijn van 10 jaar plaatsvinden. Daarom is vastgelegd dat in dergelijke gevallen begraving of bijzetting alleen kan plaatsvinden onder gelijktijdige verlenging van de uitgiftetermijn. Die verlenging zal dan een periode moeten omvatten die de resterende uitgiftetermijn ten minste gelijk maakt aan de wettelijke minimum grafrusttermijn, i.e. 10 jaar.
Artikel 8. Indeling in categorieën
Een indeling in categorieën is nodig zodat burgemeester en wethouders verschillende regels kunnen vaststellen voor de grafbedekkingen op de graven die liggen op de verschillende delen (categorieën) van de begraafplaats.
Artikel 10. Volgorde van uitgifte
Een graf zal alleen buiten de volgorde van ligging worden toegewezen als dit niet bezwaarlijk is voor de situatie op de begraafplaats. Hierbij kan worden gedacht aan het aanzien van de begraafplaats en de gesteldheid van de bodem.
Artikel 12. Overschrijven van verleende rechten
Het recht op een particulier graf wordt verleend door een beschikking van het college. Hierin wordt aan de aanvrager het uitsluitend recht gegeven om lijken in een bepaald graf te doen begraven. De rechthebbende kan zijn recht niet verkopen. Het recht kan op verzoek van de rechthebbende wel worden overgeschreven op een ander.
Het is gewenst dat er na overlijden van een rechthebbende een nieuwe rechthebbende wordt aangewezen die de verantwoordelijkheid voor de grafruimte en de daaraan verbonden kosten op zich neemt. De termijn, waarbinnen de aanvraag tot overschrijving kan worden gedaan, is gesteld op één jaar na het overlijden van de rechthebbende.
In het geval dat de stoffelijke resten van de rechthebbende in het graf moeten worden bijgezet dient het verzoek tot overschrijving vóór de bijzetting te worden gedaan. Doorgaans worden, na een overlijden, door de nabestaanden meteen al de noodzakelijke regelingen getroffen. Logischerwijs is dan het aanwijzen van een nieuwe rechthebbende daar één van.
Wanneer nabestaanden ontbreken is er de mogelijkheid de rechten over te schrijven op naam van de notaris die de nalatenschap beheert, of op naam van de Stichting Grafzorg Nederland.
Het derde lid van dit artikel geeft het college de mogelijkheid om een verzoek tot overschrijving van een grafrecht te honoreren, ook al is het te laat ingediend. Dit is een vrije bevoegdheid van het college. Zo’n verzoek kan ook voor een graf voor onbepaalde tijd gehonoreerd worden; alleen is hierbij in het vierde lid wel de beperking opgenomen dat dit alleen gebeurt met als verlenging voor bepaalde tijd. De reden hiervoor is dat het gewenst is om het aantal graven voor onbepaalde tijd terug te brengen in verband met de schaarse ruimte op de begraafplaatsen.
Artikel 13. Afstand doen van graven
Dit artikel is opgenomen om buiten twijfel te stellen dat de rechthebbende afstand van het graf kan doen. Hierbij moet uiteraard wel de periode van grafrust worden gerespecteerd; daarom kan geen afstand worden gedaan van een grafrecht vóórdat deze periode voorbij is.
Artikel 14. Vervallen grafrechten
In de Wet op de lijkbezorging is geregeld wanneer het grafrecht vervalt. Verwezen wordt in het bijzonder naar de artikelen 28 en 84a. Naar oordeel van het gemeentebestuur is het daarnaast tevens mogelijk om te bepalen dat het grafrecht vervalt indien de verschuldigde betaling niet heeft plaatsgevonden gelet op het bepaalde in artikel 90 van de Wet op de lijkbezorging. Hiervoor wordt steun gevonden in de brief van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 3 juli 2020, kenmerk 2020-0000393973. Hierin schrijft de Minister dat: “In de derde plaats kan sprake zijn van verval van het grafrecht als niet meer in de betaling van de grafrechten of het onderhoud wordt voorzien en met de begraafplaatshouder is overeengekomen dat dit leidt tot verval van het grafrecht.”
Wel moet ook bij een vervallen van grafrechten wegens niet-tijdige betaling de minimale grafrusttermijn van tien jaar in acht worden genomen. Dit is geborgd in het derde lid.
Artikel 15. Vergunning grafbedekking
Als elke regelgeving voor grafbedekkingen ontbreekt kan het aanzien van begraafplaatsen chaotisch worden. Ook en vooral dienen de veiligheidsaspecten te worden genoemd. De vergunningseis geldt voor de grafbedekking op algemene en particuliere graven. De grafbedekking zal op punten als vormgeving, constructie en materiaalkeuze aan bepaalde minimumeisen moeten voldoen. Deze eisen zijn nader uitgewerkt in de nadere regels van burgemeester en wethouders.
De vergunningseis geldt voor de grafbedekkingen op algemene en voor die op particuliere graven.
In een nieuw vijfde lid is een verbod op genomen op grafbedekking die in strijd is met het Wetboek van Strafrecht. Bijvoorbeeld een opruiende of discriminerende tekst of hakenkruis die is gegraveerd op grafbedekking. In het Wetboek van Strafrecht zijn deze strafbare feiten ondergebracht in de titel misdrijven tegen de openbare orde. De gemeentelijke regelgever heeft met het verbod een iets ander motief namelijk het in staat stellen van bezoekers van de begraafplaats om op waardige wijze afscheid te nemen van hun nabestaanden en deze ter plaatse te herdenken. Bovendien bepaalt artikel 90 van de Wet op de lijkbezorging uitdrukkelijk dat het gemeentebestuur bevoegd blijft om zelf ten aanzien van het onderwerp lijkbezorging regels te stellen voor zover die niet in strijd zijn met deze wet. Ook om die reden acht de gemeenteraad deze aanvulling toelaatbaar.
Artikel 16. Onderhoud of rechthebbende of gebruiker
In dit artikel worden de rechten en de plichten van de rechthebbende of, in het geval van algemene graven, van de gebruiker ten aanzien van de grafbedekking omschreven. Alleen in dit artikel is sprake van plichten voor (bepaalde) nabestaanden van overledenen die zijn bijgezet in een algemeen graf. Daarom wordt hier de in artikel 1 (‘Begripsbepalingen’) gedefinieerde term ‘gebruiker’ gebezigd in plaats van de ruimer op te vatten term ‘belanghebbende’, die voorkomt in verband met het begrip ‘algemeen graf’ in de Wet op de lijkbezorging (artikel 27a).
De eigendom en daarmee ook de risicoaansprakelijkheid van hetgeen op het graf is geplaatst ligt, volgens art. 32a van de Wet op lijkbezorging, bij de rechthebbende. Van natrekking is geen sprake zolang het graf niet geruimd mag worden.
Indien er sprake is van verwaarlozing van de grafbedekking kan de beheerder van de begraafplaats de rechthebbende of de gebruiker aanspreken en sommeren tot het verrichten van herstelwerkzaamheden aan de grafbedekking. De Wet op de lijkbezorging bepaalt in artikel 28, het vierde tot en met het zevende lid, dat het recht op het graf vervalt wanneer vijf jaar na constatering en bekendmaking van de verwaarlozing niet in het onderhoud is voorzien. Hierbij wordt rekening gehouden met de termijn van grafrust en de uitgiftetermijn van het graf.
Het vierde lid bepaalt dat als een graf kennelijk meer dan vijf jaar niet is onderhouden, het beschouwd moet worden als kennelijk verwaarloosd. In dat geval kan het college overgaan tot het toepassen van artikel 28, vierde van de Wet op de lijkbezorging. Dat betekent dat het grafrecht na de nodige waarschuwingen en een wachtperiode van één jaar (bij een bekende rechthebbende) of vijf jaar (als geen rechthebbende bekend is of de rechthebbende niet reageert) kan komen te vervallen (artikel 28, zesde lid Wlb). Uiteraard wordt hierbij een eventueel lopende periode van grafrust gerespecteerd.
Artikel 17. Niet-blijvende grafbedekking
In de dagelijkse praktijk rijzen er nog wel eens problemen over verwijderde bloemen en eenjarige planten zoals afrikanen en geraniums. Omdat de bloemen en planten eigendom zijn van de rechthebbenden of de belanghebbenden is een waarschuwing vooraf op zijn plaats. Het zou echter veel te omslachtig zijn genoemde personen steeds per brief te waarschuwen dat de verwaarloosde planten of verwelkte bloemen zullen worden verwijderd. Het verdient aanbeveling om het beleid ten aanzien van de planten, bloemen en overige losse voorwerpen mee te delen bij de afgifte van de vergunning voor het hebben van een grafbedekking en bekend te maken op het mededelingenbord op de begraafplaats. Het is gewenst om verwelkte bloemen niet te snel te verwijderen omdat gesteld mag worden dat zij passend zijn bij de sfeer van de begraafplaats.
Omdat het benutten van de smalle ruimte tussen de verschillende graven of op het looppad ongewenst is, is hier ook vastgelegd, dat de hier bedoelde voorwerpen uitsluitend op het graf zelf mogen worden neergelegd.
Artikel 18. Onderhoud door gemeente
Rechthebbende en gebruiker kunnen het onderhoud – tegen betaling - door de gemeente laten uitvoeren. Dit artikel geeft aan waarop dit onderhoud betrekking heeft.
Artikel 19. Verwijderen grafbedekking na verstrijken termijn
De rechthebbende dient volgens artikel 28, tweede lid van de Wet op de lijkbezorging ten minste een jaar voor het verstrijken van de termijn van het recht op de hoogte te worden gesteld van dit feit, en van de mogelijkheid verlenging van het recht te vragen. In veel gevallen kan dan gelijktijdig de mededeling worden gedaan dat, wanneer niet om verlenging wordt verzocht, het college opdracht zal geven de grafbedekking na het verstrijken van de termijn te verwijderen en het graf te ruimen.
Ook nabestaanden van overledenen die zijn begraven in een algemeen graf dienen, volgens artikel 27a van de Wet op de lijkbezorging, op hoogte te worden gesteld van het verstrijken van de termijn van uitgifte. Deze mededeling dient volgens de wet ‘ten minste zes maanden en ten hoogste twaalf maanden voor het verstrijken van de termijn van uitgifte’ aan de belanghebbende bij dat graf te worden gedaan. Hierbij kan dan gelijktijdig de mededeling worden gedaan dat de mogelijk aanwezige grafbedekking zal worden verwijderd en dat het graf zal worden geruimd. Zie ook artikel 14, tweede lid, met de toelichting en artikel 23 eerste lid.
De bordjes bij de graven met een mededeling dienen alleen aan de bezoekers van die graven op te vallen.
De grafbedekking kan ook worden verwijderd nadat het college het grafrecht vervallen heeft verklaard omdat er na het overlijden van de rechthebbende niet tijdig een nieuwe rechthebbende is aangewezen (artikel 12, derde lid), of omdat het onderhoud van het graf is verwaarloosd (artikel 28, zesde lid van de Wet op de lijkbezorging). In dat geval geldt eveneens het vereiste van de voorafgaande mededeling per brief of door het plaatsen van een bordje bij het graf gedurende minstens een jaar.
Artikel 20. Ruiming, schudden, bezorging van overblijfselen en as
Volgens artikel 31, tweede lid van de Wet op de lijkbezorging kan een particulier graf alleen geruimd worden met toestemming van de rechthebbende. Het recht op een graf kan echter vervallen na het verstrijken van de termijn, of omdat er na het overlijden van de rechthebbende niet tijdig een nieuwe rechthebbende is aangewezen (artikel 16, derde lid van deze verordening). Ook kan het recht vervallen na verwaarlozing van het onderhoud, volgens artikel 28, zesde lid van de Wet op de lijkbezorging.
De mededeling dat het college voornemens is om de graven te ruimen wordt gedaan zowel aan de rechthebbenden op particuliere graven als aan de nabestaanden van overledenen die zijn begraven in een algemeen graf. Zie verder hetgeen is vermeld in de toelichting op artikel 22.
Volgens het vijfde lid van artikel 23 kan de rechthebbende vragen om de overblijfselen te doen verzamelen om deze te cremeren, dan wel bij te zetten in een ander graf op dezelfde begraafplaats of over te brengen naar een andere begraafplaats. Ook wordt de mogelijkheid gegeven om de overblijfselen in dezelfde grafruimte te doen plaatsen (het zogenaamde schudden). Het graf wordt dan extra diep uitgegraven, en de overblijfselen worden onderin geplaatst. De rechthebbende kan dan vervolgens het graf bestemmen voor andere overledenen. Op deze wijze kan het graf gedurende langere tijd in dezelfde familie blijven. Voor deze mogelijkheid geldt als beperking dat een lijk nooit begraven mag worden op grondwaterniveau.
Het vierde lid van artikel 23 opent de mogelijkheid ook bij ruiming van algemene graven de stoffelijke overblijfselen dan wel de as een andere bestemming te geven dan die welke genoemd is in het derde lid.
Met betrekking tot het ruimen is in deze verordening gekozen voor een zorgplicht voor de gemeente, als beheerder van de begraafplaats. Op de beheerder rust de plicht er zorg voor te dragen dat met de menselijke resten welke bij de ruiming van een graf worden aangetroffen te allen tijde respectvol wordt omgegaan. Er dienen bovendien maatregelen te worden getroffen zodat bezoekers van de begraafplaats niet met de menselijke resten worden geconfronteerd. Hoe dit in de praktijk ingevuld kan worden wordt uitgewerkt in een handreiking, welke in samenspraak met de branche wordt opgesteld.
In de Beheerverordening is in 2024 toegevoegd dat een rechthebbende na de grafrusttermijn kan vragen om een graf waarin meerdere lijken liggen, te laten “schudden”. Dat houdt in dat de lijken worden opgegraven en samen onder in hetzelfde graf herbegraven worden, waardoor bovenliggende graflagen vrij komen voor nieuwe lijken. In de Nadere regel zijn hiervoor nadere voorschriften gegeven.
De Wet op de lijkbezorging is niet van toepassing op het doen begraven van foetussen. Wel bestaat er bij de nabestaanden in de praktijk behoefte aan de mogelijkheden voor een plechtigheid. Hierin wordt voorzien door burgemeester en wethouders op basis van een door hen vastgestelde nadere regel.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2024-36306.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.