Gemeenteblad van Wijk bij Duurstede
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Wijk bij Duurstede | Gemeenteblad 2024, 361921 | gemeenschappelijke regeling |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Wijk bij Duurstede | Gemeenteblad 2024, 361921 | gemeenschappelijke regeling |
Gemeenschappelijke regeling 'Regionaal Archief Zuid-Utrecht’
De colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten Bunnik, Houten, Rhenen, Utrechtse Heuvelrug, Vijfheerenlanden en Wijk bij Duurstede, ieder voorzover het hun bevoegdheden betreft;
dat de gemeenschappelijke regeling Regionaal Archief Zuid Utrecht uit 2020 moet worden gewijzigd als gevolg van:
gelet op de bepalingen van de Wet gemeenschappelijke regelingen, de Gemeentewet en de Archiefwet 1995;
gezien de door de gemeenteraden verleende toestemming als bedoeld in artikel 1, tweede lid, van de Wet gemeenschappelijke regelingen;
de gemeenschappelijke regeling 'Regionaal Archief Zuid-Utrecht’ als volgt in gewijzigde vorm vast te stellen:
HOOFDSTUK 1: ALGEMENE BEPALINGEN
In deze regeling wordt verstaan onder:
Waar in de regeling artikelen van de Gemeentewet van overeenkomstige toepassing worden verklaard, dient in de plaats van de gemeente, de raad, het college van burgemeester en wethouders respectievelijk de burgemeester te worden gelezen: de bedrijfsvoeringsorganisatie Regionaal Archief Zuid-Utrecht, haar bestuur, respectievelijk haar voorzitter.
Aan het bestuur van de bedrijfsvoeringsorganisatie Regionaal Archief Zuid-Utrecht komen alle bevoegdheden tot regeling en bestuur toe die noodzakelijk zijn ten behoeve van de uitvoering van taken die bij deze gemeenschappelijke regeling aan het Regionaal Archief Zuid-Utrecht zijn opgedragen en die daarvoor bij of krachtens enig wettelijk voorschrift aan gemeentebesturen zijn of worden toegekend.
HOOFDSTUK 2: SAMENSTELLING EN WERKWIJZE BESTUUR
Tenzij het bestuur anders besluit worden door het bestuur geen andere besluiten ter zienswijze aan de raden voorgelegd dan de wettelijk verplichte besluiten en de besluiten die in deze regeling worden genoemd.
Ingezetenen van de gemeenten en belanghebbenden worden bij de voorbereiding, uitvoering en evaluatie van beleid op grond van deze regeling betrokken voor zover dat bij of krachtens wet is vereist, of voor zover door het bestuur is bepaald. De participatie vindt plaats op de in de betreffende gemeente gebruikelijke wijze.
HOOFDSTUK 3: BEVOEGDHEDEN BESTUUR
Naast de uitoefening van de taken en bevoegdheden op grond van het elders in deze regeling bepaalde is het bestuur belast met en bevoegd tot:
De voorzitter vertegenwoordigt het Regionaal Archief Zuid-Utrecht in en buiten rechte. Indien de voorzitter behoort tot het bestuur van een gemeente die partij is in een privaatrechtelijke aangelegenheid dan wel een geschil waarbij het lichaam betrokken is, oefent de plaatsvervangend voorzitter deze bevoegdheid uit. Als ook zijn bestuur bij de privaatrechtelijke aangelegenheid dan wel het geschil is betrokken, oefent een ander lid deze bevoegdheid uit.
HOOFDSTUK 5: FINANCIËLE BEPALINGEN
Het bestuur stelt bij besluit regels vast zoals bedoeld in artikel 212 en 213 Gemeentewet en zendt deze binnen twee weken na vaststelling aan gedeputeerde staten.
Het Treasurystatuut Regionaal Historisch Centrum Zuidoost Utrecht 2012, vastgesteld op 7 mei 2012, blijft van kracht. In overleg met de provincie wordt een financiële beheersverordening ex artikel 212 en 213 onnodig geacht.
Artikel 22: Kadernota en (meerjaren)begroting
Het bestuur maakt jaarlijks een ontwerpkadernota op en zendt deze vóór 1 januari van het jaar voorafgaande aan het betreffende begrotingsjaar, toe aan de raden van de deelnemers. De raden kunnen bij het bestuur hun zienswijze binnen acht weken na de datum van toezending van de ontwerpkadernota, dat wil zeggen uiterlijk 1 maart, naar voren brengen. Het bestuur zendt de raden vervolgens vóór 30 april de vastgestelde kadernota toe.
De ontwerpbegroting wordt door de zorg van de besturen van de gemeenten voor een ieder ter inzage gelegd en, tegen betaling van de kosten, algemeen verkrijgbaar gesteld. Artikel 190, tweede en derde lid, van de Gemeentewet is van overeenkomstige toepassing. Bovendien wordt deze op de website van het Regionaal Archief Zuid-Utrecht gepubliceerd.
Indien enig exploitatiejaar een nadelig saldo oplevert en het weerstandsvermogen ontoereikend is om dit nadelige saldo te dekken, stelt het bestuur een plan vast dat gericht is op het afbouwen en/of dekken van het nadelig exploitatiesaldo. Het bestuur bepaalt tevens of en zo ja tot welk bedrag de deelnemers zullen bijdragen in het nadelig saldo. Het bedoelde plan wordt niet eerder vastgesteld dan nadat de raden gedurende een termijn van acht weken in de gelegenheid zijn gesteld om hun zienswijze ten aanzien van het plan naar voren te brengen. In het geval het plan, bedoeld in de eerste volzin, leidt tot een wijziging van de begroting, geldt dat de raden gedurende een termijn van twaalf weken in de gelegenheid worden gesteld een zienswijze ten aanzien van het plan naar voren te brengen.
Voor het betalen van rente en aflossing van geldleningen en in rekening-courant opgenomen gelden staan de gemeenten garant voor zover terzake door andere overheidsorganen geen garantie is verstrekt. De gemeenten nemen aan de garantie deel in de verhouding tot de bijdragen als bedoeld in artikel 26, lid 3 van deze regeling. Indien uit deze bepaling in enig jaar voor de gemeenten betalingsverplichtingen voortvloeien, worden deze aan de met de gemeenten te verrekenen bijdragen toegevoegd.
Artikel 26: Verdeling van baten en lasten
De in het vorige lid onder a bedoelde bijdragen omvatten de jaarlijkse lasten, voor zover deze niet door de opbrengsten uit andere vergoedingen worden bestreden. De vaststelling van deze bijdragen en van de daarvoor gehanteerde verdeelsleutels vindt plaats bij het vaststellen van de begroting. De verdeelsleutel van het exploitatiesaldo is daar in opgenomen.
Bij het vaststellen van de jaarlijkse bijdragen van de deelnemers, als genoemd in lid 3, wordt een opslag van 2% bovenop het werkelijk aandeel in de jaarlijkse kosten van het Regionaal Archief Zuid-Utrecht berekend. Daarmee wordt bereikt – zoals is afgestemd met de Belastingdienst – dat de vrijstelling van artikel 11, lid 1,
onderdeel u, van de Wet op de omzetbelasting 1968 niet van toepassing is.
Dit heeft tot gevolg dat over de bijdragen van de deelnemers BTW is verschuldigd. De Belastingdienst heeft met zijn brief van 4 september 2009, kenmerk: 26.91.670, ingestemd met het door het Regionaal Historisch Centrum Zuidoost Utrecht vanaf 1 januari 2010 in rekening brengen van BTW over de bijdragen van de deelnemers met het oog op het belast met BTW mogen huren van het Regionaal Historisch Centrum Zuidoost Utrecht, Karel de Grotestraat 30 te Wijk bij Duurstede conform artikel 11, eerste lid, onderdeel b, ten vijfde, van de Wet op de omzet- belasting 1968.
De opslag van 2% wordt jaarlijks toegevoegd aan de algemene reserve van het Regionaal Archief Zuid-Utrecht.
HOOFDSTUK 7: EVALUATIE, TOETREDING, UITTREDING, WIJZIGING EN OPHEFFING
Toetreding tot de regeling door andere colleges kan plaatsvinden indien tenminste vier van de deelnemers daarmee instemmen en de raden van die gemeenten, nadat zij in de gelegenheid zijn gesteld hun zienswijze te geven, toestemming hebben gegeven. Toestemming kan slechts worden onthouden wegens strijd met het recht of het algemeen belang.
Artikel 31: Procedure voor vaststelling uittredingsplan
Met het oog op het bepalen van de inhoud van het uittredingsplan wijst het bestuur een onafhankelijke externe deskundige aan die in opdracht van het bestuur het concept-uittredingsplan voorbereidt. De kosten voor het inschakelen van een onafhankelijke externe deskundige komen voor rekening van de uittredende deelnemer.
Het bestuur wijst de onafhankelijke externe deskundige aan op basis van een gezamenlijke voordracht van de uittredende deelnemer en de secretaris. Indien geen overeenstemming kan worden bereikt over een gezamenlijke voordracht, wijst het bestuur de onafhankelijke externe deskundige aan op basis van een bindende voordracht van een selectiecommissie bestaande uit drie leden van het bestuur, waaronder in ieder geval een vertegenwoordiger in het bestuur van de uittredende deelnemer.
Ten minste twaalf maanden voorafgaand aan het moment van uittreding stelt het bestuur het uittredingsplan en de voorlopige uittreedsom vast. Het bestuur baseert de berekening van de voorlopige uittreedsom op de systematiek als bedoeld in het eerste lid en op de jaarrekening van het meest recent verstreken begrotingsjaar.
Uiterlijk zes maanden na het moment van uittreding stelt het bestuur de definitieve uittreedsom vast. Het bestuur baseert de berekening van de definitieve uittreedsom op de systematiek als bedoeld in artikel 32 en op de jaarrekening van het begrotingsjaar direct voorafgaand aan het moment van uittreding.
Bij de berekening van de kosten voor uittreding zoals bedoeld in het zesde lid wordt een risico-opslag van 10% op de uittreedsom toegepast om eventueel onvoorziene toekomstige kosten gerelateerd aan de uittreding te ondervangen. Deze opslag vrijwaart de uittredende deelnemer van alle toekomstige onvoorzienbare kosten.
Bij de voorbereiding van het concept uittredingsplan biedt het bestuur de uittredende deelnemer de keuze tussen een betaling van de uittreedsom in een aantal termijnen of voor betaling van de uittreedsom in een keer. In het uittredingsplan bepaalt het bestuur conform de voorkeur van de uittredende deelnemer of de uittredende deelnemer de uittreedsom in een daarbij te bepalen aantal termijnen of in een keer dient te betalen.
Artikel 32: Te vergoeden kosten
Onder frictiekosten worden verstaan alle incidentele kosten te maken door de bedrijfsvoeringsorganisatie die het directe gevolg van de beslissing tot uittreding van een deelnemer zijn, waaronder in ieder geval begrepen de (kosten voor) ontvlechting van de archieven en de materialen die in de kluis van het Regionaal Archief Zuid-Utrecht zijn opgeslagen.
Onder desintegratiekosten worden verstaan alle kosten direct dan wel toekomstig te maken dan wel te dragen door de bedrijfsvoeringsorganisatie die samenhangen met de afbouw van overcapaciteit in personele en materiële sfeer en andere verplichtingen, de afbouw van risico’s daarbij inbegrepen, ontstaan als direct gevolg van de uittreding.
De bedrijfsvoeringsorganisatie brengt alle frictiekosten en desintegratiekosten, onder aftrek van eventuele baten, met inachtneming van het bepaalde in lid 4 in rekening bij de uittredende deelnemer. De uittredende deelnemer is verplicht tot betaling van de definitieve uittreedsom, binnen drie maanden nadat het bestuur de definitieve uittreedsom, als bedoeld in artikel 31, zesde lid, heeft vastgesteld, tenzij in het uittredingsplan overeenkomstig artikel 31, achtste lid, anders is vastgelegd.
De bedrijfsvoeringsorganisatie is gehouden redelijkerwijs al het mogelijke te doen om de uittredingskosten zo laag mogelijk te houden. Het voorgaande behoeft niet te leiden tot wijziging van overeenkomsten met en verplichtingen jegens derden die zijn aangegaan respectievelijk bepaald voorafgaand aan het tijdstip van ontvangst door het bestuur van het besluit tot uittreding van de deelnemer.
Artikel 33: Verplichtingen uittreder
De uittredende deelnemer is gehouden zich in te spannen om de formatie van de bedrijfsvoeringsorganisatie die als gevolg van de uittreding boventallig is geworden met behoud van arbeidsvoorwaarden in dienst te nemen of anderszins in stand te doen houden. De waarde van de formatie die de uittredende deelnemer overneemt van de bedrijfsvoeringsorganisatie wordt gekapitaliseerd en in mindering gebracht op de uittreedsom.
De regeling wordt gewijzigd zodra tenminste vier van de deelnemers tot deze wijziging hebben besloten en de raden van die gemeenten hun toestemming hebben gegeven nadat zij daaraan voorafgaand in de gelegenheid zijn gesteld hun zienswijze te geven op de voorgenomen wijziging overeenkomstig het bepaalde in artikel 1 van de wet. Toestemming kan slechts worden onthouden wegens strijd met het recht of het algemeen belang.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2024-361921.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.