Gemeenteblad van Haarlemmermeer
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Haarlemmermeer | Gemeenteblad 2024, 359985 | beleidsregel |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Haarlemmermeer | Gemeenteblad 2024, 359985 | beleidsregel |
Beleidsregels bijzondere bijstand gemeente Haarlemmermeer 2024
Met deze beleidsregels wordt beoogd de kaders, waarbinnen toepassing wordt gegeven aan de gemeentelijke bevoegdheid tot de verlening van bijzondere bijstand, te beschrijven en inzichtelijk te maken. Dit laat onverlet dat er, gezien de complexiteit en de veelheid van factoren en omstandigheden die zich bij de beoordeling van het recht op bijzondere bijstand voor kunnen doen, redenen kunnen zijn om gemotiveerd van deze beleidsregels af te kunnen wijken.
Artikel 2. Recht op bijzondere bijstand
De alleenstaande, de alleenstaande ouder of het gezin heeft recht op bijzondere bijstand voor zover deze niet beschikt over de middelen om te voorzien in de uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten van het bestaan en deze kosten niet kunnen worden voldaan uit de bijstandsnorm en de aanwezige draagkracht.
Artikel 3. Voorwaarden voor het recht op bijzondere bijstand
Bijzondere bijstand wordt verstrekt als er sprake is van bijzondere omstandigheden. De alleenstaande, de alleenstaande ouder of het gezin heeft recht op bijzondere bijstand als voldaan is aan de volgende voorwaarden:
Artikel 4. Voorliggende voorzieningen
Bij de beoordeling van het recht op bijzondere bijstand wordt rekening gehouden met voorliggende voorzieningen. Hieronder wordt verstaan: elke voorziening buiten de wet waarop de persoon of het gezin aanspraak kan maken, dan wel een beroep kan doen, ter verwerving van middelen of ter bekostiging van specifieke uitgaven (artikel 5 sub e van de PW).
Wanneer de bijzondere noodzakelijke kosten door een voorliggende voorziening gedeeltelijk worden vergoed, is het recht op bijzondere bijstand voor het niet vergoede deel van de kosten afhankelijk van de reden waarom de voorliggende voorziening tot slechts gedeeltelijke vergoeding is overgegaan. Wanneer de reden van gedeeltelijke vergoeding enkel budgettaire gronden heeft, kunnen de niet vergoede kosten voor bijzondere bijstand in aanmerking worden genomen, voor zover de kosten betrekking hebben op de meest goedkope toereikende oplossing.
Artikel 5. Noodzakelijke kosten
Tenzij in de beleidsregels of het Financieel besluit sociaal domein anders is bepaald wordt de hoogte van de te verstrekken bijzondere bijstand vastgesteld aan de hand van de Nibud-prijzengids zoals opgenomen in het handboek Grip op PW, de Wet IB 2001 of de Regeling zorgverzekering. Het college motiveert in dit geval in de beschikking dat uit onderzoek geen noodzaak is gebleken om daar in het individuele geval van af te wijken. Het is in beginsel aan belanghebbende om gemotiveerd en zo nodig onderbouwd aan te geven dat een hoger bedrag noodzakelijk is. Stelt het college de bijstand lager vast dan de richtprijzen dan rust in beginsel de bewijslast dat de belanghebbende in de uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende kosten kan voorzien bij het college.
Artikel 6. Beoordeling bijzondere omstandigheden in de individuele situatie
Tekortschietend besef van verantwoordelijkheid voor de voorziening in de noodzakelijke kosten van het bestaan kan, afhankelijk van de ernst van het tekortschietend besef, de individuele omstandigheden van de aanvrager en de urgentie van het aangevraagde, ertoe leiden dat er geen recht op bijzondere bijstand bestaat.
Indien en voor zover aan het ontstaan of bestaan van de bijzondere noodzakelijke kosten een onvoldoende betoond besef van verantwoordelijkheid voor de voorziening in de noodzakelijke kosten van het bestaan ten grondslag ligt, wordt de eventueel toegekende bijzondere bijstand in beginsel toegekend in de vorm van een geldlening.
Artikel 7. Verantwoordelijkheid tot voldoening uit eigen middelen
Er geldt een extra vermogensvrijlating indien er sprake is van een reservering voor de uitvaart die op een aparte rekening staat of indien er sprake is van een aparte polis in natura (niet afkoopbaar). De hoogte van de extra vermogensvrijlating is vastgelegd in het Financieel besluit sociaal domein.
Van het uitgangspunt dat auto's meetellen voor de vermogensvaststelling kan worden afgeweken indien:
in de overige gevallen mag de waarde van de auto (of motor) niet meer bedragen dan maximaal € 2.500; is de waarde van de auto hoger dan telt alleen het meerdere boven € 2.500 mee voor de vermogensvaststelling. De vrijlating van € 2.500 geldt slechts ten aanzien van één vervoermiddel (auto of motor) per gezin. Indien er daarnaast binnen hetzelfde huishouden nog een vervoermiddel (auto of motor) aanwezig is, wordt de waarde daarvan toegerekend aan het vermogen. Voor de vaststelling van de waardevan de auto (inclusief btw) kan gebruik gemaakt worden van de online ANWB-koerslijst. Van auto’s die wegens hun leeftijd (doorgaans 7 à 8 jaar of ouder) niet meer in deze uitgaven zijn opgenomen, wordt aangenomen dat hun waarde nihil bedraagt, tenzij er aanwijzingen zijn dat dit niet het geval is (bijvoorbeeld bij oldtimers).
Hoofdstuk 2. Vaststelling draagkracht
Indien er sprake is van een inkomen uit een eigen onderneming, dan is voor de bepaling van de draagkracht de belastingaangifte van het voorgaande jaar van toepassing. In geval de ondernemer uitstel heeft voor de betreffende belastingaangifte, dan geschiedt de toets op draagkracht op basis van de ingediende btw-aangiften van dat jaar.
Bij een belanghebbende ten aanzien van wie een schuldsaneringsregeling op grond van de WSNP is uitgesproken of die een minnelijk traject op grond van de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening (Wgs) volgt, geldt dat het college enkel de draagkracht kan berekenen over middelen waarover belanghebbende daadwerkelijk de beschikking heeft (zie CRvB 01-02-2005, nr. 02/93 NABW). De CRvB neemt hierbij als uitgangspunt dat dit slechts de middelen betreft die op grond van artikel 295 lid 2 Fw buiten de boedel worden gelaten.
Artikel 9. Periode draagkracht
De draagkracht wordt in beginsel voor een periode van één jaar vastgesteld, beginnende op de eerste dag van de maand van de aanvraag. Deze periode kan langer worden vastgesteld, indien naar verwachting het inkomen en/of de omstandigheden van belanghebbende niet of nauwelijks zal wijzigen in de komende jaren. De maximale draagkrachtperiode is echter 5 jaar.
Als bij een aanvraag blijkt dat er vóór de aanvraagdatum noodzakelijke kosten zijn gemaakt, dan wordt het draagkrachtjaar, met inachtneming van hetgeen is bepaald in artikel 11 van deze beleidsregels, vastgesteld vanaf de eerste dag van de maand waarin deze kosten zich voor het eerst hebben voorgedaan.
Artikel 10. Toepassing draagkracht
Indien de toe te kennen bijstand een incidenteel karakter heeft, wordt de vastgestelde draagkracht voor de vastgestelde draagkrachtperiode ineens verrekend met de middels bijzondere bijstand te vergoeden noodzakelijke kosten. Bij samenloop van incidentele en periodieke kosten, wordt de draagkracht bij voorrang verrekend met de incidentele kosten waarvoor bijzondere bijstand wordt toegekend.
Bijzondere bijstand wordt in principe op aanvraag verstrekt. Aanvragen voor bijzondere bijstand, kunnen worden ingediend tot en met drie maanden na het moment waarop de kosten zijn gemaakt. Het is dus mogelijk om met terugwerkende kracht bijzondere bijstand te verlenen, ook als de kosten al voldaan zijn.
Een aanvraag voor bijzondere bijstand wordt slechts in behandeling genomen als de gevraagde gegevens compleet zijn en/of de gevraagde bewijsstukken zijn overgelegd. Indien belanghebbende een periodieke uitkering ontvangt op grond van de PW, hoeven geen bewijsstukken omtrent inkomen en vermogen te worden overgelegd. Het na een geboden hersteltermijn niet (tijdig) aanleveren van de gevraagde gegevens en/of bewijsstukken leidt in beginsel tot buiten behandelingstelling van de aanvraag.
Artikel 12. De wijze van verstrekken
De aflossingstermijn van een renteloze geldlening wordt in principe vastgesteld op drie jaar. Indien er na maximaal 36 maanden nog een restant bestaat, dan wordt dit omgezet in bijstand om niet. Belanghebbende moet dan wel aan de voorwaarden voldaan hebben, dat hij de vastgestelde maandelijkse aflossingsbedragen volledig heeft afbetaald.
Hoofdstuk 3. Kosten van algemene aard
Artikel 13. Toeslag voor jongeren van 18 tot 21 jaar
De noodzakelijke kosten van bestaan van de alleenstaande jongere, alleenstaande ouder of gehuwde van 18 tot 21 jaar worden gelijkgesteld aan de toepasselijke PW-norm voor alleenstaande, alleenstaande ouder of gehuwde van 21 jaar of ouder. De bijzondere bijstand wordt vastgesteld op het verschil tussen het inkomen van de jongere en de toepasselijke bijstandsnorm exclusief vakantietoeslag.
Als een jongere van 18, 19 of 20 in een inrichting verblijft en geen beroep kan doen op zijn ouders, omdat de middelen van de ouders niet toereikend zijn of de belanghebbende redelijkerwijs het onderhoudsrecht jegens de ouders niet te gelde kan maken, dan bedraagt de hoogte van de bijzondere bijstand het bedrag van de norm uit artikel 20 lid 1 onder a, exclusief vakantietoeslag van de PW.
Artikel 16. Woonkostentoeslag bij een huurwoning
Belanghebbende bewoont een woning, waarvan de hoogte van de woonkosten gelet op artikel 13 lid 1 van de Wet op de huurtoeslag (maximale huurgrens) geen belemmering vormt voor toekenning van de huurtoeslag maar door omstandigheden buiten zijn schuld kan hij nog geen aanspraak maken op de huurtoeslag. De woonkostentoeslag wordt verstrekt tot de datum waarop de belanghebbende wel in aanmerking komt voor huurtoeslag.
Indien de woonkosten van een huurwoning het bedrag genoemd in artikel 13 lid 1 van de Wet op de huurtoeslag te boven gaan is verlening van bijzondere bijstand mogelijk, voor zover door een wijziging in inkomsten of een gewijzigde situatie wat betreft inwoning de woonkosten niet zelf meer volledig kunnen worden voldaan.
Bij de verstrekking van de woonkostentoeslag wordt de verplichting opgelegd om te zoeken naar goedkopere huisvesting waarvoor wel recht bestaat op huurtoeslag. Van zijn inspanningen dient belanghebbende bewijsstukken te overleggen. Jaarlijks wordt gecontroleerd of aan deze voorwaarde wordt voldaan. De woonkostentoeslag wordt voortgezet zolang aan de voorwaarde wordt voldaan en het de belanghebbende niet te verwijten valt dat hij nog niet over goedkopere woonruimte beschikt.
Artikel 17. Woonkostentoeslag bij een koopwoning
Indien de woonkosten van de koopwoning het bedrag genoemd in artikel 13 lid 1 van de Wet op de huurtoeslag te boven gaan is verlening van bijzondere bijstand mogelijk, voor zover door een wijziging in inkomsten of een gewijzigde situatie wat betreft inwoning de woonkosten niet zelf meer volledig kunnen worden voldaan.
Bij de verstrekking van de woonkostentoeslag wordt de verplichting opgelegd om te zoeken naar goedkopere huisvesting waarvoor wel recht bestaat op huurtoeslag. In ieder geval valt hieronder het te koop zetten van de eigen woning. Van zijn inspanningen dient belanghebbende bewijsstukken te overleggen. De woonkostentoeslag wordt voortgezet zolang aan de voorwaarde wordt voldaan en het belanghebbende niet te verwijten valt dat hij nog niet over goedkopere woonruimte beschikt.
Artikel 18. Kosten van inrichting en verhuizing
Belanghebbende dient aan te tonen dat het oude gebruiksgoed aan vervanging toe is en niet meer te repareren is en levert hiertoe een rapport/bon in van een servicemonteur. Er hoeft geen rapport/bon van een servicemontuur te worden ingeleverd indien aangetoond kan worden dat het gebruiksgoed ouder is dan zeven jaar.
Hoofdstuk 5. Kosten van medische aard
Artikel 19. Noodzaak medische kosten en voorliggende voorzieningen
Voor de overige medische kosten die niet onder de basisverzekering vallen zal door middel van een aan te vragen medisch advies worden bepaald of de kosten als medisch noodzakelijk worden beschouwd. In voorkomende gevallen kan het college de medische noodzaak laten vaststellen door een hiervoor aangewezen instantie.
Tandartskosten die niet worden vergoed door de verzekeraar kunnen zonder advies van een onafhankelijk deskundige worden vergoed tot een bedrag van € 1.000 per behandeling. Indien de kosten hoger zijn dient, om de noodzaak van de behandeling te kunnen vaststellen, een advies te worden aangevraagd bij de door de gemeente gecontracteerde partij voor medische advisering in het kader van de PW.
Er wordt alleen een uitzondering gemaakt voor gebruik van bijzonder vervoer indien er sprake is van een medische noodzaak. In dit geval kan er een vergoeding op basis van gebruik van de eigen auto worden vastgesteld. Deze vergoeding wordt vastgesteld op de feitelijk te rijden kilometers op basis van de kortste route op basis van de ANWB-routeplanner. Het uitkeringsbedrag is in alle gevallen vastgesteld op een bedrag dat is vastgelegd in het Financieel besluit sociaal domein 2024.
De reiskosten voor bezoek aan een uit huis geplaatst kind door ouder(s) komen voor bijzondere bijstand in aanmerking. Er kan bijzondere bijstand worden verleend indien er een bewijs van uithuisplaatsing is. De bijzondere bijstand wordt vastgesteld aan de hand van de bezoekregeling die opgesteld is door de instelling zoals bijvoorbeeld Bureau Jeugdzorg. De reiskosten die gemaakt worden in verband met een omgangsregeling omdat beide ouders niet dichtbij elkaar wonen, komen niet in aanmerking voor bijzondere bijstand.
Hoofdstuk 7. Categoriale bijzondere bijstand
Artikel 21. Collectieve (aanvullende) zorgverzekering
Belanghebbenden met een netto maandinkomen tot en met 120% van de geldende bijstandsnorm, exclusief vakantiegeld, en een vermogen onder de voor hem van toepassing zijnde vermogensgrens kunnen deelnemen aan de collectieve (aanvullende) zorgverzekering van de door het college aangewezen zorgverzekeraar. Indien er sprake is van kostendelende inwoners is de geldende bijstandsnorm van toepassing zonder kostendelende medebewoners.
Artikel 23. Doorbetaling vaste lasten bij detentie
Gedurende een periode van maximaal zes maanden kunnen de woonlasten van een gedetineerde op grond van zeer dringende redenen (artikel 16 lid 1 van de wet) worden doorbetaald. Onder woonlasten wordt verstaan: de verschuldigde huur, rente van een hypotheek, de kosten van een opstal- /inboedelverzekering en de vastrechtbedragen van de energielasten.
De bijzondere bijstand wordt in de vorm van een renteloze lening verstrekt. Als na detentie een schuldhulpverleningstraject wordt gestart, kan deze lening daarin meegenomen worden. In sommige situaties, zoals bij een (hoge) schuldensituatie, kan worden overwogen om de bijstand om niet te verstrekken.
In de gevallen dat detentieduur moeilijk op voorhand is in te schatten, bijvoorbeeld inbewaringneming of gevangenhouding, wordt bijzondere bijstand verleend voor de duur van maximaal drie maanden. Na deze drie maanden, of in voorkomende gevallen eerder, wordt beoordeeld of de ondersteuning met maximaal drie maanden wordt voortgezet.
In geval de Verordening sociaal domein gemeente Haarlemmermeer 2024 in werking treedt op een later tijdstip dan 1 januari 2024, treden deze beleidsregels in afwijking van het in lid 4 van dit artikel bepaalde in werking op de dag na die van bekendmaking en werken zij terug tot de datum waarop de Verordening sociaal domein gemeente Haarlemmermeer 2024 in werking is getreden.
Gemeenten zijn verantwoordelijk voor de uitvoering van de PW en de daarin opgenomen mogelijkheden tot het verstrekken van zowel individuele als categoriale bijzondere bijstand.
De beleidsregels zijn een nadere uitwerking van het gemeentelijke armoede- en minimabeleid en de van toepassing zijnde verordeningen op het gebied van het Sociaal Domein en het armoede- en minimabeleid. In deze beleidsregels zijn zo weinig mogelijk bedragen genoemd. De maximale vergoedingen, normbedragen en dergelijke, zijn opgenomen in het Financieel besluit sociaal domein.
Met deze beleidsregels wordt beoogd om zoveel mogelijk duidelijkheid, rechtsgelijkheid en rechtszekerheid te waarborgen. Desalniettemin kunnen er zich situaties voordoen waarin onverkorte handhaving van deze regels onrecht zouden doen aan de doelstelling van bijzondere bijstandsverlening. Derhalve moet, zowel individueel (per besluit) als categoriaal (in de beleidsregels neergelegd uitvoeringsbeleid) uitdrukkelijk de mogelijkheid blijven bestaan om af te wijken van de hier neergelegde regels. Uiteraard zal het besluit in die gevallen ook de motivering moeten omvatten waarom in die situatie van de beleidsregels moet worden afgeweken. Daar waar niet in de beleidsregels wordt voorzien, wordt het handboek “Grip op PW” (Schulinck) geraadpleegd en neemt het college een besluit.
Bij de beoordeling van het recht op bijzondere bijstand dient de volgende volgorde te worden aangehouden:
Ad 1. Wil een belanghebbende in aanmerking kunnen komen voor bijzondere bijstand voor bepaalde kosten dan zal hij om te beginnen de gestelde kosten ook daadwerkelijk moeten hebben gemaakt. Indien de kosten niet daadwerkelijk gemaakt worden, is er geen verlening van bijzondere bijstand mogelijk.
Ad 2 Uitgaande van het maatwerkprincipe past het dat het college slechts bijzondere bijstand verleent aan personen bij wie is vastgesteld dat de betreffende kosten in het voorliggende individuele geval ook daadwerkelijk noodzakelijk zijn. Er dient dus altijd een toetsing aan de omstandigheden van het individuele geval plaats te vinden.
Ad 3 Er bestaat alleen recht op bijzondere bijstand indien er sprake is van bijzondere omstandigheden in het individuele geval. Dit betekent dus, dat niet de eisen van de samenleving in relatie tot de aard van de kosten bepalend zijn, maar de omstandigheden in het individuele geval. Het is derhalve niet mogelijk om bijzondere bijstand te weigeren voor kosten die naar de eisen van de samenleving in het algemeen niet als noodzakelijk worden beschouwd. Het is alleen van belang of zich in het concrete geval bijzondere omstandigheden voordoen die de kosten noodzakelijk maken. Zo ja, dan bestaat er mogelijk recht op bijzondere bijstand.
Ad 4. Aan de bijstand ligt het uitgangspunt ten grondslag dat het normbedrag, dat is bedoeld ter voorziening in de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan met inbegrip van de component reservering, in beginsel toereikend is (zie TK 2002-2003, 28 870, nr. 3, p. 13 en 14). De algemene bijstand is dus een uitkering voor de kosten van levensonderhoud die als het ware is opgebouwd uit een aantal deeluitkeringen: een voor woonkosten, een voor kleding, een voor voedsel, etc. Er bestaat alleen recht op bijzondere bijstand wanneer een van de deeluitkeringen van de algemene bijstand niet in de specifieke kosten voorziet. In welke kosten de algemene bijstand nu precies wel en niet voorziet is uiteindelijk ter beoordeling aan de rechter. Hiervan bestaat geen vaste lijst. De mate waarin een belanghebbende de kosten kan voldoen uit het vermogen en het inkomen voor zover dit meer bedraagt dan de bijstandsnorm noemen we in navolging van artikel 35 lid 1 PW draagkracht. Het college heeft in het kader van de bijzondere bijstand volledige vrijheid in de vaststelling van de draagkracht van de belanghebbende (TK 2002-2003, 28 870, nr. 3, p. 64-65). Dit betekent dat het college zelf bepaalt welk deel van de middelen bij de vaststelling van de draagkracht in aanmerking wordt genomen.
Hoofdstuk 3. Kosten van medische aard
Bij het bepalen of er bijzondere bijstand kan worden verstrekt voor medische kosten is het van belang om de medische noodzakelijkheid vast te stellen, omdat alleen dan de kosten (deels) kunnen worden vergoed. Als uitgangspunt wordt genomen dat alle kosten die onder de basisverzekering vallen en volledig of deels worden vergoed als medisch noodzakelijke kosten worden beschouwd. Daarnaast wordt voorgesteld om de onderstaande medische kosten in aanmerking te laten komen voor bijzondere bijstand, omdat deze op grond van de Zvw medisch noodzakelijk worden geacht maar toch om budgettaire redenen niet of niet volledig worden vergoed:
Voor de overige medische kosten zal door middel van een aan te vragen medisch advies moeten worden bepaald of de kosten als medisch noodzakelijk kunnen worden beschouwd. Als dit niet het geval is dan komen de kosten niet voor vergoeding vanuit de bijzondere bijstand in aanmerking.
In voorkomende gevallen kan het college de medische noodzaak laten vaststellen door een hiervoor aangewezen instantie. De bijzondere bijstand moet aangevraagd zijn voor met de (voortgezette) behandeling wordt gestart en de kosten zijn gemaakt, zodat eerst een medisch advies kan worden opgevraagd om de noodzaak en eventueel de goedkoopst adequate voorziening vast te stellen, tenzij de noodzaak achteraf alsnog kan worden vastgesteld.
Hoofdstuk 4. Kosten van krediethypotheek en pandrecht
Indien er sprake is van een geldlening in de vorm van een krediethypotheek en/of pandrecht, komen de kosten verbonden aan een taxatie, de hypotheekakte en de inschrijving van de hypotheek, het opmaken van de akte van pandrecht, inschrijving van het pandrecht in de vereiste registers en alle overige bijkomende kosten ten laste van de belanghebbende. Er zijn gevallen waarin de ontvanger van de geldlening niet zelfstandig kan voorzien in de kosten voor het vestigen van een krediethypotheek en/of pandrecht. Als de aanvrager het gebrek aan draagkracht voor deze kosten aantoonbaar kan maken, dan komen de kosten voor vergoeding vanuit de bijzondere bijstand om niet in aanmerking.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2024-359985.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.