Besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam tot wijziging van de subsidieregeling duurzame Amsterdamse energie in verband met het stimuleren van bijzondere zonnepanelen (Wijzigingsbesluit Subsidieregeling duurzame Amsterdamse energie bijzondere zonnepanelen 2024)

Het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam,

 

gelet op:

  • artikel 149 van de Gemeentewet

  • artikel 4:23, eerste lid van de Algemene wet bestuursrecht; en

  • artikel 3, eerste lid van de Algemene Subsidieverordening Amsterdam 2023,

gezien:

  • de op 3 maart 2020 door het college van burgemeester en wethouders vastgestelde Routekaart Amsterdam Klimaatneutraal 2050,

  • de op 4 juli 2023 door het college van burgemeester en wethouders vastgestelde plan getiteld ‘Onze stad van morgen’,

besluit:

Artikel I – Vernummering van slotbepalingen

In de subsidieregeling duurzame Amsterdamse energie worden hoofdstuk 3 en artikelen 3.1 en 3.2 vernummerd naar respectievelijk hoofdstuk 4 en artikelen 4.1 en 4.2.

Artikel II – Toevoegen hoofdstuk 3

In de subsidieregeling duurzame Amsterdamse energie wordt na hoofdstuk 2 wordt een hoofdstuk ingevoerd dat luidt:

 

Hoofdstuk 3 Bijzondere Zonnepaneleninstallaties

 

Artikel 3.1 Begripsbepaling

In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:

  • -

    duurzaam geproduceerde zonnepanelen: fotovoltaïsche cellen waarvan de productie relatief weinig koolstofdioxide en schadelijke stoffen in het milieu heeft gebracht, waarvan het risico laag is dat ze geproduceerd zijn met behulp van gedwongen arbeid, die een hoge omzettingsefficiëntie van licht naar elektriciteit kennen en die zijn opgenomen in bijlage A of op grond van hun productieproces en omzettingsefficiëntie als gelijkwaardig aan de in bijlage A genoemde cellen kunnen worden aangemerkt;

  • -

    eigenaar: de persoon of organisatie die het volledig eigendom, zowel juridische als economisch, heeft over een goed of zaak, waaronder ook verstaan de Vereniging van Eigenaren en een coöperatieve flatvereniging;

  • -

    erfpachter: de houder van een zakelijk recht om een onroerende zaak van een ander te houden en te gebruiken, zoals beschreven in 5:85, eerste lid BW;

  • -

    huurder: de houder van een, op artikel 7:201, eerste lid BW gebaseerd, zakelijk recht om een gebouwonderdeel of ruimte waar zonnepanelen geplaatst kunnen worden te gebruiken;

  • -

    noodzakelijk lichtgewicht zonnepanelen: fotovoltaïsche cellen die een gewicht hebben van ten hoogste 6 kilogram per vierkante meter paneeloppervlak, die noodzakelijk zijn omdat de draagconstructie van het gebouw waarop of waaraan ze gemonteerd worden niet geschikt is om het gewicht van reguliere panelen te dragen en er geen andere kosteneffectieve maatregelen getroffen kunnen worden om een vergelijkbaar oppervlak aan zonnepanelen op of aan dat gebouw te realiseren;

  • -

    ondernemer: huurder, erfpachter, eigenaar of opstalhouder, geen woningcorporatie zijnde, die een onderneming, als bedoeld in artikel 2, tweede lid, van de de-minimisverordening drijft;

  • -

    opstalhouder: de houder van een zakelijk recht om in, op of boven een onroerende zaak van een ander gebouwen, werken of beplantingen in eigendom te hebben of te verkrijgen, zoals bedoeld in artikel 5:101, eerste lid BW;

  • -

    registerconstructeur: een specialist in de berekening statische bepaaldheid van bouwwerken die geregistreerd is in het register voor constructeurs, zoals deze beschikbaar is op www.constructeursregister.nl;

  • -

    verblijfsobject: kleinste binnen één of meer panden gelegen en voor woon-, bedrijfsmatige, of recreatieve doeleinden geschikte eenheid van gebruik die ontsloten wordt via een eigen afsluitbare toegang vanaf de openbare weg, een erf of een gedeelde verkeersruimte, onderwerp kan zijn van goederenrechtelijke rechtshandelingen en in functioneel opzicht zelfstandig is, zoals bedoeld in artikel 1, lid m van de Wet basisregistratie adressen en gebouwen.

Artikel 3.2 Doel van dit hoofdstuk

Het doel van dit hoofdstuk is het stimuleren dat gebouwen in Amsterdam van zoveel mogelijk duurzaam geproduceerde zonnepanelen worden voorzien.

 

Artikel 3.3 Subsidiabele activiteiten

Het college kan een eenmalige subsidie verlenen voor het vanaf 1 juli 2024 op of aan gebouwen in Amsterdam aanleggen van zonnepaneleninstallaties die gebruik maken van zonnepanelen met één of meerdere van volgende kenmerken:

  • a.

    duurzaam geproduceerd; of

  • b.

    noodzakelijk lichtgewicht.

Artikel 3.4 Hoogte van de subsidie

  • 1.

    Voor de aanleg van zonnepaneleninstallaties met duurzaam geproduceerde zonnepanelen bedraagt de subsidie per kilowatt piekvermogen van alle duurzaam geproduceerde zonnepanelen die deel uitmaken van de installatie, afhankelijk van de categorie waarin dat type zonnepanelen is ingedeeld in bijlage A of voor zover de panelen als gelijkwaardig aan zonnepanelen in een categorie in bijlage A zijn:

    • a.

      categorie A: maximaal €100 per kilowatt piekvermogen;

    • b.

      categorie B: maximaal €50 per kilowatt piekvermogen;

    • c.

      categorie C: maximaal €10 per kilowatt piekvermogen.

  • 2.

    Voor de aanleg van zonnepaneleninstallatie met noodzakelijk lichtgewicht zonnepanelen bedraagt de subsidie maximaal €100 per kilowatt piekvermogen van alle noodzakelijk lichtgewicht zonnepanelen die deel uitmaken van die installatie.

  • 3.

    De subsidie voor de aanleg van een zonnepaneleninstallatie bedraagt niet meer dan:

    • a.

      €100.000 per installatie; en

    • b.

      100% van de daadwerkelijke gemaakte kosten voor de aanleg van die installatie, nadat deze zijn verminderd met andere verleende of vastgestelde subsidies voor de aanleg van die installatie of delen daarvan.

  • 4.

    Als zonnepanelen in een installatie zowel duurzaam geproduceerd en noodzakelijk lichtgewicht zijn, dan bedraagt de subsidie maximaal €100 per kilowatt piekvermogen van die panelen.

  • 5.

    Als subsidie wordt aangevraagd voor uitbreiding van een bestaande installatie blijven voor 1 juli 2024 gerealiseerde panelen buiten beschouwing bij het bepalen van de hoogte van de subsidie.

Artikel 3.5 Subsidieplafond

Het subsidieplafond voor zonnepaneleninstallaties bedraagt tussen de inwerkingtreding van het Wijzigingsbesluit Subsidieregeling duurzame Amsterdamse energie bijzondere zonnepanelen 2024 en 31 december 2025 €700.000.

 

Artikel 3.6 De aanvrager

Deze subsidie kan uitsluitend worden aangevraagd door:

  • a.

    de eigenaren en erfpachters van het vastgoed waarop, waarin of waaraan de zonnepaneleninstallatie wordt aangelegd; en

  • b.

    huurders en opstalhouders van het vastgoed waarop, waarin of waaraan de zonnepaneleninstallatie wordt aangelegd die toestemming hebben van de eigenaar of erfpachter.

Artikel 3.7 Bij de aanvraag in te dienen gegevens

  • 1.

    Bij de subsidieaanvraag worden, in aanvulling op indiensvereisten uit de ASA2023, de volgende gegevens en stukken overlegd:

    • a.

      het adres of de adressen van respectievelijk het verblijfsobject of verblijfsobjecten waarop, waarin of waaraan de zonnepaneleninstallatie zal worden aangelegd;

    • b.

      kopieën van offertes voor de aanleg van de zonnepaneleninstallaties, waarvoor geldt dat:

      • i.

        blijkt wat het totale piekvermogen is van de aangelegde zonnepanelen;

      • ii.

        het subsidiabele deel van de op offerte genoemde kosten voldoende duidelijk is uitgesplitst en aangemerkt;

      • iii.

        voldoende duidelijk is welke merken en welke typen zonnepanelen zijn toegepast en in welke aantallen deze zijn toegepast;

    • c.

      een overzicht van eventuele andere aan te vragen, aangevraagde, verleende of vastgestelde subsidies voor de aanleg van de zonnepaneleninstallatie;

    • d.

      als subsidie wordt gevraagd voor duurzame zonnepanelen die niet opgenomen zijn in bijlage A: verifieerbare productinformatie over de gebruikte of te gebruiken zonnepanelen, waaruit in ieder geval de gelijkwaardigheid op grond van het productieproces en omzettingsefficiëntie blijkt;

    • e.

      als subsidie wordt gevraagd voor noodzakelijk lichtgewichte zonnepanelen:

      • i.

        een rapport of verklaring van een registerconstructeur waaruit volgt dat het gebruik van lichtgewicht zonnepanelen noodzakelijk is om het beoogde aantal zonnepanelen op of aan het gebouw te kunnen realiseren; of

      • ii.

        een schriftelijke toelichting van de aanvrager waaruit blijkt dat de draagconstructie van het gebouw waarop of waaraan ze gemonteerd worden niet geschikt is om het gewicht van reguliere panelen te dragen en er geen andere kosteneffectieve maatregelen getroffen kunnen worden om een vergelijkbaar oppervlak aan zonnepanelen op of aan dat gebouw te realiseren;

    • f.

      als de aanvrager niet de eigenaar of erfpachter is: een bewijs dat de eigenaar of erfpachter instemt met de aanleg van de zonnepaneleninstallatie en met het aanvragen van deze subsidie;

    • g.

      voor de ondernemers en ondernemingen: een volledig ingevulde verklaring de-minimissteun;

  • 2.

    Indien subsidie aangevraagd wordt nadat de subsidiabele activiteiten zijn uitgevoerd stelt het college de subsidie in afwijking op artikel 1.8 direct vast. Bij een dergelijke subsidieaanvraag worden in de plaats van de in het eerste lid, onderdeel c genoemde offertes, de in artikel 3.10, genoemde documenten en gegevens ingediend.

Artikel 3.8 Weigeringsgronden

  • 1.

    In aanvulling op artikel 8, eerste lid, van de ASA 2023 weigert het college een subsidie te verlenen voor de subsidiabele activiteiten indien:

    • a.

      de factuurdatum voor de aanleg van de zonnepaneleninstallaties van voor 1 juli 2024 is;

    • b.

      de activiteiten waarvoor subsidie is aangevraagd niet bijdragen aan de realisatie van het doel van de regeling;

    • c.

      het gebouw waarop of waarin de zonnepanelen gemonteerd worden niet in Amsterdam gelegen is;

    • d.

      de ondernemer, niet zijnde de woningcorporatie, niet aan de vrijstellingsvoorwaarden van de de-minimisverordening voldoet;

    • e.

      de aanvrager gedurende het tijdvak dat op de aanvraag van toepassing is al tweemaal eerder op grond van deze regeling subsidie verleend heeft gekregen voor de aanleg van een zonnepaneleninstallatie;

    • f.

      de aanvrager een woningcorporatie is en de zonnepaneleninstallaties al gerealiseerd is voordat de aanvraag is ingediend.

  • 2.

    In aanvulling op artikel 8, tweede lid, van de ASA 2023 kan het college geheel of gedeeltelijk weigeren een subsidie te verlenen als:

    • a.

      de kosten voor de uitvoering van de voorzieningen waarvoor een subsidieaanvraag wordt gedaan niet in redelijke verhouding staan tot het beoogde resultaat;

    • b.

      de offertedatum voor de aanleg van de zonnepaneleninstallatie ouder dan 3 maanden is;

    • c.

      het gebruik van lichtgewicht zonnepanelen niet noodzakelijk is of als deze noodzaak niet voldoende onderbouwd is;

    • d.

      indien op grond van de subsidieregeling duurzame Amsterdamse energie al eerder subsidie is verleend of vastgesteld voor deze activiteit;

    • e.

      verlening ertoe zou leiden dat de aanvrager gedurende het huidige tijdvak van het subsidieplafond op grond van dit hoofdstuk meer dan €100.000 subsidie verleend zou krijgen.

Artikel 3.9 Aanvullende verplichting

Naast de verplichtingen op grond van artikel 9 en 10 van ASA 2023, zijn aan subsidie op basis van dit hoofdstuk de volgende verplichtingen verbonden:

  • a.

    de zonnepaneleninstallatie dient binnen 1 jaar na verlening van de subsidie te worden aangelegd;

  • b.

    de zonnepaneleninstallatie dient tenminste vijftien jaar op, aan of in het vastgoed te functioneren;

  • c.

    voor zover vereist dient de aanvrager vergunning te hebben verkregen voor de subsidiabele activiteiten voordat deze met de uitvoering is begonnen;

  • d.

    de ontvanger dient aan de door het college met controle belaste personen op verzoek:

    • i.

      inzage te verlenen in de op de subsidieaanvraag betrekking hebbende bescheiden en tekeningen;

    • ii.

      de gelegenheid te geven tot het controleren en kopiëren van alle documenten die betrekking hebben op de uit te voeren en uitgevoerde werkzaamheden;

    • iii.

      alle inlichtingen te verstrekken, die naar het oordeel van het college noodzakelijk zijn voor het beoordelen of de regeling juist is toegepast en de voorschriften bij subsidieverlening zijn nageleefd; en

    • iv.

      toegang te verlenen tot de onroerende zaak waarop de subsidieverlening betrekking heeft.

  • e.

    de aanvrager administreert de netto kosten die zijn verbonden met de activiteiten op een zodanige wijze dat inzicht kan worden verkregen in de hoogte van deze kosten, zulks afgescheiden van de reguliere bedrijfsvoering, in relatie tot de voor deze activiteiten verstrekte subsidie.

Artikel 3.10 Aanvraag tot vaststelling

In aanvulling op de in artikel 16, eerste lid, onderdelen a en b genoemde gegevens en documenten bevat de aanvraag tot vaststelling van een subsidie kopieën van de facturen, inclusief betaalbewijzen, voor de aanleg van de zonnepaneleninstallaties, waarvoor geldt dat:

  • i.

    blijkt wat het piekvermogen is van de aangelegde zonnepanelen is;

  • ii.

    voldoende duidelijk is welke merken en welke typen zonnepanelen zijn toegepast en in welke aantallen deze zijn toegepast;

  • iii.

    het subsidiabele deel van de in de facturen genoemde kosten voldoende duidelijk is uitgesplitst en aangemerkt;

Artikel III – Algemene aanvullingen en verwerking wijzigingen ASA2023

De subsidieregeling duurzame Amsterdamse energie wordt als volgt gewijzigd:

  • a.

    Aan het eind van hoofdstuk 1 worden vier artikelen toegevoegd die luiden:

     

    Artikel 1.5 Wisselwerking tussen hoofdstukken

    Bepalingen in de hoofdstukken van deze regeling, anders dan in hoofdstuk 1, die geen expliciete verwijzing naar een artikelnummer in een ander hoofdstuk of wetgeving in materiele zin bevatten zijn in hun werking beperkt tot het hoofdstuk waar zijn deel van uitmaken.

     

    Artikel 1.6 Aanvraagmoment

    Het tijdvak voor het aanvragen van een subsidie eindigt gelijk met de looptijd van het subsidieplafond dat voor de subsidiabele activiteit is bepaald, tenzij in een ander hoofdstuk nadrukkelijk een ander aanvraagtijdvak is bepaald.

     

    Artikel 1.7 Volgorde behandeling aanvragen

    • 1.

      Subsidieaanvragen worden in behandeling genomen in de volgorde van ontvangst daarvan.

    • 2.

      Als tijdstip van ontvangst geldt het moment waarop de aanvraag compleet is.

  • Artikel 1.8 Geen directe vaststelling

    • 1.

      Subsidies worden niet direct vastgesteld, tenzij hiervan in een ander hoofdstuk nadrukkelijk van wordt afgeweken.

    • 2.

      De voorwaarden voor subsidies groter dan €20.000,- uit artikel 16, eerste lid en artikel 17, leden 2 en 3 van de ASA2023 zijn van overeenkomstige toepassing op subsidies kleiner of gelijk aan €20.000,-.

  • b.

    In artikel 1.4 wordt, onder vernummering van onderdeel e naar onderdeel f, na onderdeel d een onderdeel toegevoegd dat luidt:

     

    • e.

      piekvermogen: het maximale vermogen dat de zonnepanelen en de verdere installatie onder standaard testomstandigheden bestendig kunnen leveren;

  • c.

    In artikel 1.4 worden na onderdeel f twee onderdelen toegevoegd die luiden:

     

    • g.

      zonnepanelen: fotovoltaïsche cellen die invallend (zon)licht omzetten in elektrisch energie;

    • h.

      zonnepaneleninstallatie: een opstelling van fotovoltaïsche cellen die invallend (zon)licht omzetten in bruikbare elektrisch energie inclusief de montagematerialen, transformatoren, bekabeling en andere benodigdheden die nodig zijn om deze elektrische energie direct te kunnen gebruiken of terug te leveren aan het door de netbeheerder beheerde stroomnet.

  • d.

    in artikel 2.1 komen de onderdelen c en d te vervallen

  • e.

    in het intitulé wordt de zinsnede ‘van de Amsterdamse subsidieverordening 2013’ vervangen door ‘van de Algemene Subsidieverordening Amsterdam 2013, artikel 3, eerste lid van de Algemene Subsidieverordening Amsterdam 2023’

  • f.

    in artikel 1.1 wordt in de titel het jaartal ‘2013’ vervangen door ‘2023’.

  • g.

    in artikel 1.1 wordt het jaartal ‘2013’ vervangen door ‘2023’.

  • h.

    In artikel 1.1 wordt, onder vernummering van de onderdelen b tot en met e naar respectievelijk c tot en met f, na onderdeel a een onderdeel toegevoegd dat luidt:

     

    • b.

      college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam;

  • i.

    In artikel 1.4, onderdeel a, wordt tweemaal het jaartal ‘2013’ vervangen door ‘2023’.

  • j.

    In artikel 2.8, eerste lid wordt gewijzigd en komt te luiden:

     

    • 1.

      In aanvulling op artikel 6, tweede lid van de ASA 2023 worden bij de subsidieaanvraag op basis van dit hoofdstuk een overzicht van eventuele andere, aan te vragen, aangevraagde of verleende subsidies voor dezelfde subsidiabele activiteiten.

  • k.

    In artikel 2.8, tweede lid, aanhef wordt de artikelverwijzing ‘artikel 5, tweede lid onder a van de ASA 2013’ vervangen door ‘artikel 6, tweede lid, onderdeel a, subonderdeel i van de ASA2023’.

  • l.

    In artikel 2.8, derde lid wordt de artikelverwijzing ‘artikel 5, tweede lid onder a van de ASA2013’ vervangen door ‘artikel 6, tweede lid, onderdeel a, subonderdeel i van de ASA2023’.

  • m.

    In artikel 2.8, vierde lid wordt de artikelverwijzing ‘artikel 5, tweede lid onder c van de ASA 2013’ vervangen door ‘artikel 6, tweede lid, onderdeel b van de ASA2023.

  • n.

    In artikel 2.9, aanhef wordt de artikelverwijzing ‘artikel 9, tweede lid van de ASA 2013’ vervangen door ‘artikel 8, tweede lid van de ASA2023’.

  • o.

    In artikel 2.10, aanhef wordt de artikelverwijzing ‘artikel 10 en 11 van ASA2013’ vervangen door ‘artikel 9 en 10 van de ASA2023’.

  • p.

    In artikel 2.11, eerste lid wordt de artikelverwijzing ‘artikel 14, tweede lid van de ASA2013’ vervangen door ‘artikel ‘artikel 16, eerste lid, onderdeel a van de ASA2023’.

  • q.

    In de artikelsgewijze toelichting bij artikel 1.1 wordt in de titel en de tekst tezamen vijf maal het jaartal ‘2013’ vervangen door ‘2023’.

  • r.

    In de artikelsgewijze toelichting bij artikel 2.3 wordt in de tweede alinea de artikelverwijzing ‘artikel 1, onder d, van de ASA2013’ gewijzigd naar ‘artikel 1, onderdeel e van de ASA2023’.

  • s.

    In de artikelsgewijze toelichting bij artikel 2.3 wordt in de tweede alinea de artikelverwijzing ‘artikel 1, onder g, van de AsA2013’ gewijzigd naar ‘artikel 1, onderdeel c van de ASA2023’.

  • t.

    In de artikelsgewijze toelichting bij artikel 2.3 wordt in de tweede alinea het begrip ’periodieke subsidie’ gewijzigd naar ‘boekjaarsubsidie’.

  • u.

    In de artikelsgewijze toelichting bij artikel 2.5 wordt de artikelverwijzing ‘artikel 7, eerste lid van de ASA2013’ gewijzigd naar ‘artikel 1.7 van deze regeling’.

  • v.

    In de artikelsgewijze toelichting bij artikel 2.6 wordt de artikelverwijzing ‘artikel 9, tweede lid, onder a, ASA2013’ gewijzigd naar ‘artikel 8, tweede lid van de ASA2023’.

  • w.

    In de artikelsgewijze toelichting bij artikel 2.7 wordt de artikelverwijzing ‘artikel 9, tweede lid, onder a van de ASA2013’ gewijzigd naar ‘artikel 8, eerste lid, onderdeel a van de ASA2023’.

  • x.

    In de artikelsgewijze toelichting bij artikel 2.8 in de tweede alinea worden eerste twee volzinnen vervangen door ‘Het eerste lid vraagt één stuk in aanvulling op de stukken die op grond van artikel 6, tweede lid van de ASA 2023 aangeleverd moeten worden’.

  • y.

    In de artikelsgewijze toelichting bij artikel 2.8 in de derde alinea wordt de afkorting ‘ASA2013’ gewijzigd naar ‘ASA2023’.

  • z.

    In de artikelsgewijze toelichting bij artikel 2.8 in de voorlaatste alinea wordt de artikelverwijzing ‘artikel 9, tweede lid, onder a van de ASA 2013’ gewijzigd naar ‘artikel 8, tweede lid, onderdeel a van de ASA2023’.

  • aa.

    In de artikelsgewijze toelichting bij artikel 2.8 in de laatste alinea wordt de afkorting ‘ASA2013’ gewijzigd naar ‘ASA2023’.

  • bb.

    In de artikelsgewijze toelichting bij artikel 2.9 in de eerste alinea wordt de afkorting ‘ASA2013’ gewijzigd naar ‘ASA2023’.

  • cc.

    In de artikelsgewijze toelichting bij artikel 2.10 in de tweede alinea wordt de artikelverwijzing ‘artikel 10 en 11 van de ASA2013’ gewijzigd naar ‘artikel 9 en 10 van de ASA2023’.

  • dd.

    In de artikelsgewijze toelichting bij artikel 2.11 in de eerste alinea wordt de artikelverwijzing ‘artikel 14, tweede lid van de ASA 2013’ gewijzigd naar ‘artikel 16 van de ASA2023’.

Artikel III – Wijzigen toelichtingen

De subsidieregeling duurzame Amsterdamse energie wordt als volgt gewijzigd:

  • a.

    In het algemeen deel van de toelichting wordt na de vierde paragraaf de volgende titel ingevoegd:

     

    Zon op corporatiedaken

  • b.

    In het algemeen deel van de toelichting wordt voor de laatste paragraaf een paragraaf ingevoegd die luidt:

     

    Bijzondere zonnepanelen

    Op 16 juli 2024 heeft het college van B&W de subsidieregeling uitgebreid met een nieuw hoofdstuk 3. Dit hoofdstuk bevat een de voorwaarden van een subsidie die tot doel heeft om het gebruik van duurzaam geproduceerde zonnepanelen en waar nodig het gebruik van lichtgewicht zonnepanelen te stimuleren.

    Veel mensen denken dat zonnepanelen per definitie duurzaam zijn, maar bij de productie van zonnepanelen worden vaak schadelijke stoffen gebruikt en komen vaak grote hoeveelheden broeikasgassen vrij. Ook zijn worden de zonnepanelen soms onder onacceptabele arbeidsomstandigheden geproduceerd. Deze omstandigheden maakt dat goedkoop geproduceerde zonnepanelen zich misschien in financiele zin snel terugverdienen, maar dat de sociale- en milieueffecten van de productie van die zonnepanelen misschien wel nooit gecompenseerd worden door de CO2 besparing die het gevolg is van de door de zonnepanelen geproduceerde stroom. Verantwoord geproduceerde zonnepanelen zijn momenteel echter een stuk duurder in de aanschaf. Met de subsidie wordt beoogt dit kostenverschil te verkleinen.

    Centraal in de systematiek van dit regelingsonderdeel staat de lijst van duurzame geproduceerde zonnepanelen en de mogelijkheid voor aanvragers om panelen met gelijkwaardige duurzaamheid voor te stellen.

    Sommige daken en gevels zijn niet geschikt om zonnepanelen op te leggen, omdat de draagconstructie van het dak niet sterk genoeg is. In die gevallen kan het zijn dat lichtgewicht zonnepanelen de enige manier zijn om toch goede hoeveelheid zonnepanelen op een dak of gevel te installeren. Lichtgewicht zonnepanelen zijn echter aanzienlijk duurder. Kosten zijn vaak een drempel voor partijen om de stap naar lichtgewicht zonnepanelen te zetten. Vanuit het motto ’geen dak onbenut’ wordt beoogt om dit kostenverschil te verkleinen.

  • b.

    in de artikelsgewijze toelichting bij artikel 1.4 komt de volgende tekst te vervallen:’

     

    Een tegenvoorbeeld is de definitie van ‘piekvermogen’, dat kan wel veranderen afhankelijk van context. Voor zonnepanelen is het de hoeveel elektrische energie die per seconde maximaal geleverd kan worden, terwijl het voor een accu zowel de hoeveelheid stroom die geleverd zou kunnen worden als het maximale vermogen dat opgeslagen kan worden zou kunnen betekenen. De definitie van piekvermogen wordt daarom binnen het hoofdstuk in artikel 2.1 gesteld.

  • c.

    In de artikelsgewijze toelichting worden na de toelichting bij artikel 1.4 vier artikeltoelichtingen toegevoegd die luiden:

     

    Artikel 1.5 Wisselwerking tussen hoofdstukken

    De subsidieregeling duurzame Amsterdamse energie is een verzamelregeling. In ieder hoofdstuk, behalve het eerst een het laatste, wordt een andere (groep) subsidies beschreven met specifieke voorwaarden. Hoofdstuk 1 is een algemeen hoofdstuk en dat is van toepassing op alle hoofdstukken binnen de regeling. Wisselwerking is wel mogelijk als er sprake is van expliciete verwijzing. Verwijzing naar wetgeving in materiele zin is bewust zo breed mogelijk gekozen om expliciete verwijzing naar iedere algemene, burgers bindende rechtsregel mogelijk te maken.

     

    Artikel 1.6 Aanvraagmoment

    Deze bepaling is expliciet bedoelt om weigering op grond van artikel 8, eerste lid, onderdeel a van de ASA2023 mogelijk te maken. De weigeringsgrond in artikel 4:25, tweede lid van de Algemene wet bestuursrecht biedt uitsluitend ruimte als het verlenen van de subsidie tot overschrijding van het plafond zou leden. In het geval dat het tijdvak van het plafond verstreken is, is het plafond niet overschreden. Weigering zou dan moeten gebeuren op basis van het feit dat er geen plafond is vastgesteld. Het voorgaande opent een vervelende discussie. Deze bepaling leidt er toe dat het einde van het tijdvak automatisch ook de laatste aanvraagdatum is, tenzij er nadrukkelijk een ander tijdvak is bepaald.

     

    Artikel 1.7 Volgorde behandeling aanvragen

    Subsidieaanvragen worden behandeld op van het principe ‘Wie het eerst komt, wie het eerste maalt’.

     

    Artikel 1.8 Geen directe vaststelling

    Eerste lid

    Dit artikellid is gebaseerd op artikel 15, eerste lid van de ASA2023. Het college stelt hierbij in een nadere regel dat afweken wordt van de bepaling dat subsidies tot en met €20.000 direct vastgesteld worden. Dat betekent dat alle aanvragers van subsidie op grond van deze regeling een aanvraag tot vaststelling moeten indienen, in specifieke hoofdstukken kan hiervan worden afgeweken. De reden voor de uitsluiting van direct vaststelling is dat de hoogte van de subsidies in deze regeling wordt vastgesteld op basis van daadwerkelijk gemaakte kosten. Het is daarom nodig om te bepalen dat de werkzaamheden zijn uitgevoerd en tegen welke kosten.

     

    Tweede lid

    Dit artikellid bepaalt wat en wanneer de aanvrager moet indienen in het kader van een aanvraag tot vaststelling voor een subsidie onder de €20.000,- die volgt uit het eerste lid. Gekozen is om de bij vaststelling in te dienen stukken te gelijk te trekken met de vereisten voor subsidies boven de €20.000,-. Ook de indientermijnen wordt gelijkgesteld met die voor een aanvraag tot vaststelling voor subsidies boven de €20.000.

  • c.

    Na de artikelsgewijze toelichting wordend de volgende artikeltoelichtingen toegevoegd:

     

    Hoofdstuk 3 Bijzondere zonnepanelen

     

    Artikel 3.1 Begripsbepaling

     

    In dit artikel worden een aantal hoofdstuk specifieke definities geïntroduceerd. Deze definities zijn in aanvulling op de definities in artikel 1.4. De begrippen ‘duurzaam geproduceerde zonnepanelen’ en ‘noodzakelijk lichtgewicht zonnepanelen’ spelen een sleutelrol in dit hoofdstuk.

     

    Duurzaam geproduceerde zonnepanelen hebben specifieke kenmerken. Op basis van deze kenmerken zijn ze ingedeeld zijn in categorieën A, B of C. In bijlage A bij deze regeling tref je per categorie de kenmerken van de zonnepanelen in deze categorie en een lijst van zonnepanelen die in deze categorie zijn ingedeeld. Het college onderkent dat deze lijst van zonnepanelen in de zeer snel ontwikkelende zonnepanelenmarkt vrijwel niet uitputtend kan zijn en heeft daarom een mogelijkheid gecreëerd voor aanvragers om te laten zien dat de panelen die zij beogen te gebruiken gelijkwaardig zijn. Bij het bepalen van de gelijkwaardigheid zijn de kenmerken, zoals die in bijlage A voor iedere categorie bepaald zijn leidend.

     

    Bij de noodzakelijk lichtgewicht zonnepanelen is er één kenmerk aan de zonnepanelen leidend, dat is namelijk het gewicht per vierkante meter. De uitdaging van deze bepaling zit echter in het begrip ‘noodzakelijk’. Er is een algemene invulling gegeven aan het begrip noodzakelijk. Het gaat er om dat de draagconstructie van het gebouw de panelen niet kan dragen. Daarbij moet wel duidelijk zijn dat er geen andere kosteneffectieve maatregelen getroffen kunnen worden om een vergelijkbaar oppervlak aan zonnepanelen op of aan het gebouw te realiseren. Het is niet mogelijk om een uitputtende lijst van die andere kosteneffectieve maatregelen te geven. Hieronder volgen daarom een aantal voorbeelden:

    • verbetering van de (nood)waterafvoer om wateraccumulatie op het dak te voorkomen;

    • vermindering van de hoeveel grind of steen op het dak;

    • versterking van de draagconstructie;

    • ballastvrije montage van de zonnepanelen, doormiddel van fixatie aan de constructie;

    • gebruik van overspannende montagesystemen;

    • vervangen van dakbedekking en het verwijderen van oude lagen dakbedekking.

  • De aanleg van minder panelen is bewust niet opgenomen bij deze voorbeelden, want het doel is wel zoveel mogelijk stroom op te wekken met de beschikbare gebouwruimte. Het is bij de beoordeling of er sprake is van noodzakelijk lichtgewicht zonnepanelen van belang dat de aanvrager aannemelijk maakt dat andere mogelijk goedkopere maatregelen grondig overwogen zijn.

     

    Artikel 3.3 Subsidiabele activiteiten

    Dit artikel bepaalt voor welke activiteiten er op grond van dit hoofdstuk subsidie beschikbaar is.

     

    In de aanhef wordt het begrip ‘eenmalige subsidie’ gebruikt. Dat is een verwijzing naar de definitie in artikel 1, eerste lid onderdeel e van de ASA2023 en maakt vooral duidelijk dat er geen sprake is van een boekjaarsubsidie of een periodieke subsidie die zich met zekere regelmaat herhaalt.

     

    De datum vanaf 1 juli 2024 geeft aan dat zonnepanelen installaties die voor die datum zijn aangelegd niet in aanmerking komen voor subsidie. De factuurdatum van de in te dienen facturen is leidend bij het bepalen van de datum van uitvoering. De keuze voor 1 juli 2024 hangt losjes samen met het moment waarop de subsidie voor het eerste beschikbaar gesteld is. De keuze voor een datum is inherent enigszins triviaal en het zal voor sommige mensen of organisaties die net te vroeg hun installatie hebben aangelegd erg jammer zijn. Tegelijkertijd staat voor deze groep vast dat ze de keuze om dergelijke panelen aan te schaffen hebben gemaakt, zonder dat ze rekenden op de subsidie. Het verdient noot dat voor woningcorporaties in feite een andere datum geldt. Woningcorporaties moeten de subsidie aanvragen voordat de werkzaamheden zijn uitgevoerd. Lees hier meer over bij de weigeringsgrond in artikel 3.9, eerste lid, aanhef en onderdeel f.

     

    Voor de begrippen duurzaam geproduceerd en noodzakelijk lichtgewicht zijn definities opgenomen in artikel 3.1.

     

    Artikel 3.4 Hoogte van de subsidie

    Het eerste lid bepaalt de hoogte van de subsidie voor duurzaam geproduceerde zonnepanelen. Dat gebeurt op basis van het piekvermogen van de duurzaam geproduceerde zonnepanelen in de installatie. Als er sprake is van delen van een kilowattpiek, dan worden ook dat deel van het bedrag uitgekeerd. Bij het bepalen van de hoogte van de subsidie tellen alleen de duurzaam geproduceerde zonnepanelen in de installatie mee. Als panelen als gelijkwaardig aan een bepaalde categorie worden beoordeeld, dan kan ook aanspraak gemaakt worden op een subsidiehoogte die hoort bij die categorie.

     

    Het tweede lid van dit artikel bepaalt de hoogte van de subsidie voor installaties met lichtgewicht zonnepanelen. Ook daarvoor geldt dat dit gebeurt op basis van het piekvermogen van de noodzakelijk lichtgewicht zonnepanelen in de installatie. Als er sprake is van delen van een kilowattpiek, dan worden ook dat deel van het bedrag uitgekeerd. Bij het bepalen van de hoogte van de subsidie tellen alleen de duurzaam geproduceerde zonnepanelen in de installatie mee.

     

    Het derde lid beschrijft twee aanvullende maximeringen van de hoogte van subsidie. Het laagste van de van toepassing zijnde maxima is leidend bij het bepalen van de hoogte van de subsidie. Het onderdeel a stelt een maximum per installatie. Het onderdeel b bepaalt dat de daadwerkelijk gemaakte kosten leidend zijn, maar eventuele andere subsidies voor de installatie of delen van de installatie moeten wel in minder gebracht worden op de gemaakte kosten. Met dit onderdeel wordt getracht uit te sluiten dat een aanvrager door veel verschillende subsidies aan te vragen meer dan 100% van de daadwerkelijk kosten gesubsidieerd krijgt. Het voorgaande is onwenselijk, maar bovendien voor subsidies aan woningcorporaties op grond van het Altmark-arrest ontoelaatbaar.

     

    Het vierde lid bepaalt hoe omgegaan wordt met zonnepanelen die zowel noodzakelijk lichtgewicht als duurzaam geproduceerd zijn. In dat geval wordt er niet gestapeld, maar wordt de hoogste van toepassing zijnde subsidie per kilowatt piekvermogen toegepast.

     

    Het vijfde lid betreft een verheldering over de omgang met bestaande onderdelen van zonnepanelen installaties. Het is niet de bedoeling dat de bestaande zonnepanelen in een installatie meetellen als de hoogte van de subsidie bepaald wordt.

     

    Artikel 3.6 De aanvrager

    De subsidie kan door een zo breed mogelijke groep aangevraagd worden, maar de aanvrager moet wel zeggenschap hebben over de plek waar de zonnepaneleninstallatie aangelegd wordt. In onderdeel a worden de partijen geïdentificeerd die geacht worden het volledige zeggenschap te hebben over de plek waar de zonnepaneleninstallatie wordt gerealiseerd. Het onderdeel b identificeert de partijen die middels een overeenkomst weliswaar zeggenschap hebben over het vastgoed of de locatie waar de panelen worden gerealiseerd, maar die in een hogere mate afhankelijk zijn van de daadwerkelijke eigenaar of erfpachter van het vastgoed of de locatie. Voor aanvragers in onderdeel b, is daarom vereist dat ze toestemming van de eigenaar of erfpachter hebben. In artikel 3.8, eerste lid, onderdeel f worden indieners in deze categorie gevraagd om bewijs van de benodigde instemming te leveren.

     

    Artikel 3.7 Bij de aanvraag in te dienen gegevens

    Dit lijvige artikel bestaat uit twee leden en bepaalt wat een aanvrager allemaal in moet dienen bij de aanvraag voor subsidie.

     

    Het eerste lid bevat de kern van de bepaling. De indieningvereisten komen nadrukkelijk bovenop de indieningsvereisten die volgen uit de ASA2023. De in te dienen gegevens zijn zo geordend dat de zaken die voor alle indieners van toepassing zijn als eerste aan bod komen. Naarmate uitsluitend een specifiekere en daarom kleinere groep in moet dienen is deze later opgenomen in de lijst.

     

    Onderdelen a, b en c gelden voor iedereen.

     

    Onderdeel d is uitsluitend gericht op aanvragers die in aanmerking willen komen voor subsidie voor duurzaam geproduceerde zonnepanelen die niet opgenomen zijn in de lijst in bijlage A. Het is aan de aanvrager om de gelijkwaardigheid van de panelen te onderbouwen. In bijlage A is nader invulling gegeven aan de normen die gelden voor verschillende categorieën panelen. Er wordt gekeken naar:

    • a.

      hoeveel CO2-equivalent broeikasgas er tijdens de productie is uitgestoten;

    • b.

      het gebruik van PFAS in de productie van de panelen;

    • c.

      het gebruik van lood in de productie van de panelen;

    • d.

      het risico dat er dwangarbeid is gebruikt om de panelen te produceren; en

    • e.

      de energie omzettingsefficiëntie van de panelen.

  • De volgende informatie kan onder andere gebruikt worden om de gelijkwaardigheid van een zonnepaneel te onderbouwen:

    • a.

      Datasheets;

    • b.

      Geldig Carbon Footprint certificaat volgens de methode Evaluation Carbon simplifié (voor CRE/PPE projecten)

    • c.

      Informatie over de backsheet (bevat deze PFAS) en de soldeertin (is deze loodvrij)

    • d.

      Informatie over de productie- en toeleveringsketen; gedetailleerde uitsplitsing naar betrokken vestigingslanden van alle relevante leveranciers van materialen en componenten. Indien daar landen tussen zitten met substantieel risico op dwangarbeid dan dient ook het verslag van een onafhankelijke audit van de betreffende leverancier te worden aangeleverd.

  • Het kan natuurlijk zijn dat voor een specifieke soort panelen al eerder een aanvraag is ingediend waarmee is vastgesteld dat deze gelijkwaardig zijn. Het college kan niet bij iedere gelijkwaardig beoordeling bijlage A gelijk aanpassen en de regelgevende bevoegdheid verzet tegen mandatering van aanpassing van bijlage A aan een ambtelijke functionaris. Om te proberen te voorkomen dat aanvragers nodeloos iets moeten proberen te bewijzen dat in het verleden door een ander al afdoende bewezen is, zal op de website met informatie over de regeling mogelijk een uitgebreidere lijst van panelen staan dan in bijlage A. Aanvrager die zich laten leiden door lijst van panelen op de website zal hen bij de behandeling van hun aanvraag in principe niet tegengeworpen worden dat de zonnepanelen niet opgenomen zijn in bijlage A van de regeling en dat hun aanvraag niet compleet is. In deze gevallen zal namens het college in de verleningsbeschikking, onder verwijzing naar het nummer van het subsidiebesluit waar de gelijkwaardigheid in eerste instantie is vastgesteld, aangegeven worden dat bij de beoordeling van de aanvraag afgeweken is van artikel 3.7, eerste lid, onderdeel d van de regeling.

     

    Onderdeel e ziet op gevallen waar de aanvrager lichtgewicht zonnepanelen wil. Deze bevoegdheid hangt nauw samen met de discretionaire weigeringsgrond in artikel 3.8, onderdeel c en de definitie van noodzakelijk lichtgewicht zonnepanelen in artikel 3.1. De aanvrager moet de noodzakelijkheid goed onderbouwen. Dat kan middels een rapport van een registerconstructeur, zoals in subonderdeel i wordt voorgesteld. Dat mag ook middels een toelichting van de aanvrager, zoals in het subonderdeel ii wordt voorgesteld. Van een rapport van een registerconstructeur, in principe, grote overtuigingskracht uit. Tegelijkertijd is het begrijpelijk dat voor kleinere zonnepaneleninstallaties een dergelijke professionele berekening niet gedaan wordt, omdat dat te duur is. Daarom kan op grond van subonderdeel ii ook gesteund worden op een schriftelijke toelichting. De overtuigingskracht van een dergelijke toelichting hangt erg af van de kwaliteit ervan. In de artikelsgewijze toelichting bij artikel 1.1 worden voorbeelden gegeven van zaken die in overweging genomen kunnen worden bij het schrijven van een dergelijke toelichting.

     

    Onderdeel f zijn van toepassing op de groep mensen die niet de eigenaar of erfpachter van het vastgoed is. Dit hangt samen met het feit dat zeker moet zijn dat de panelen enige tijd kunnen blijven functioneren op locatie.

    Onderdeel g is van toepassing op ondernemers en hangt samen met de verplichting

     

    Het tweede lid gaat nadrukkelijk in op situaties waar de subsidie pas wordt aangevraagd nadat de installatie al is aangelegd. In dat geval wordt de subsidie direct vastgesteld. Om dat te kunnen doen zijn er net iets andere aanvraagvereisten. De gegeven die in het kader van de vaststelling van de subsidie moeten worden overlegd worden aanvullend gevraagd. De offertes mogen achterwege blijven, want de facturen geven in principe de benodigde informatie.

     

    Artikel 3.8 Weigeringsgronden

    De twee leden van dit artikel bevatten de weigeringsgronden die gelden voor subsidies die op grond van dit hoofdstuk worden aangevraagd. Het betreft nadrukkelijk aanvullende weigeringsgronden bovenop die weigeringsgronden die uit de ASA2023 volgen.

     

    Het eerste lid betreft de gebonden weigeringsgronden. Er is geen sprake van een discretionaire bevoegdheid. Er is slechts een beoordeling te plegen of voldaan is aan de gestelde voorwaarden. Er is geen sprake van een belangenafweging. Als voldaan is aan de voorwaarden in de onderdelen, dan moet het college de subsidie weigeren.

     

    Het tweede lid betreft de discretionaire weigeringsgronden. Er is veel beleidsruimte. Het college kan (en dus niet moet) de subsidie in deze gevallen weigeren of lager vaststellen. Als voldaan is aan één of meerdere van de voorwaarden moet het college beoordelen of ze de subsidie op die grond willen weigeren en in het besluit de belangenafweging om een weigeringsgrond toe te passen dragend motiveren.

     

    Eerste lid, onderdeel e is er op gericht te verzekeren dat een diverse groep aanvragers gebruik kan maken van deze regeling.

     

    Het eerste lid onderdeel f is er op gericht te voorkomen dat woningcorporaties achteraf subsidies aanvragen. Dit in verband het toepassen van het DAEB-besluit en de vereiste die volgt uit het Altmark-arrest, dat beroep op deze gronden voor toelaatbare staatsteun vereist dat de steun vooraf aangevraagd wordt.

     

    Het tweede lid, onderdeel c is erop gericht om de noodzakelijkheid van de lichtgewicht zonnepanelen te borgen. Niet alleen moet het noodzakelijk zijn, maar ook moet de onderbouwing van die noodzakelijkheid toereikend zijn. Er is gekozen om ook de kwaliteit van die onderbouwing een weigeringsgrond te laten zien, omdat er in artikel 3.7, eerste lid, onderdeel e veel ruimte wordt gelaten aan de aanvragers om kwalitatief diverse onderbouwing te geven. Het college en diens vertegenwoordigers hebben hierin een grote beleidsruimte en moeten zorg dragen voor onderbouwde en consistente beoordeling van aanvragen op dit punt.

     

    Het tweede lid onderdeel e zorgt ervoor dat een aanvrager zijn aanvragen niet strategisch opknipt om de voorwaarde uit artikel 3.4, derde lid, onderdeel a te omzeilen. Ook wordt, net als in het eerste lid onderdeel e verzekert dat een brede groep aanspraak kan maken op deze subsidie. Het laat de ruimte laten voor het college subsidies lager te verlenen, om zo onder het genoemde grensbedrag te blijven. Het voorgaande heeft natuurlijk uitsluitend zin als uit overleg met de aanvrager blijkt dat deze ook met het lagere subsidiebedrag tot uitvoering verwacht over te gaan.

Artikel IV  

De Subsidieregeling duurzame Amsterdamse energie wordt gewijzigd, na de artikelsgewijze toelichting wordt een bijlage toegevoegd die luidt:

 

Bijlage A – Duurzaam geproduceerde zonnepanelen

 

Inleiding

In artikel 3.1, onderdeel a, artikel 3.4, eerste lid en artikel 3.8, onderdeel d van deze Subsidieregeling duurzame Amsterdamse energie wordt naar deze bijlage verwezen.

 

In deze bijlage worden de kenmerken genoemd aan de hand waarvan in deze regeling de duurzaamheid van zonnepanelen wordt beoordeeld. Deze criteria zijn leidend bij het bepalen in welke duurzaamheidscategorie een zonnepaneel valt. De duurzaamheidscategorie bepaalt op zijn beurt weer hoe hoog de subsidie is de aangevraagd kan worden. Het college spant zich in om ervoor te zorgen dat alle, haar bekende, duurzaam geproduceerde zonnepanelen in deze bijlage opgesomd zijn. Op die manier kan een aanvrager door een zonnepaneel van de juiste producent en met het juiste typenummer aan te schaffen snel berekenen hoeveel subsidie ze kunnen krijgen.

 

Gelijkwaardigheid

Gelet op de snel veranderende markt voor zonnepanelen is het nu eenmaal niet te voorkomen dat deze opsomming incompleet is. Daarom voorziet de regeling in een mogelijk voor aanvragers om met betrouwbare productinformatie te onderbouwen dat de zonnepanelen die zij willen gaan gebruiken of al hebben gebruikt gelijkwaardig zijn. Dat kunnen ze doen aan de hand van dezelfde categorieën en de bijbehorende criteria. Lees daarover meer bij de artikelsgewijze toelichting bij artikel 3.8, onderdeel d.

 

Categorieën

De zonnepanelen zijn verdeeld over de categorieën A, B en C. Zonnepanelen in categorie A zijn het duurzaamst, terwijl categorie C als net iets duurzamer dan standaardpanelen kunnen worden beschouwd. Standaardpanelen zouden in categorieën D en verder vallen. Om verwarring te voorkomen, gezien het grote aantal verschillende panelen in het minder duurzame marktsegment en het feit dat voor dergelijke panelen geen beschikbaar subsidie is gesteld, is gekozen om de categorieën D en verder niet op te nemen in deze bijlage.

 

Categorie A

 

Kenmerken:

  • 1.

    Bij de productie van het paneel is sprake van minder dan 500 kg CO2-equivalente uitstoot per kWp.

  • 2.

    Voorkomen wordt dat schadelijk stoffen in het milieu komen, doordat de panelen PFAS-vrij en loodvrij zijn.

  • 3.

    De inschatting of dwangarbeid toegepast is bij de productie van deze panelen is laag, omdat de relevante toeleveringsketen zich geheel bevindt in landen met een laag risico op slechte arbeidsomstandigheden, ofwel de keten bevat relevante leveranciers in landen met een hoger risico maar deze toeleveranciers zijn onafhankelijk onderzocht en deze onafhankelijke rapportage is beoordeeld als betrouwbaar.

  • 4.

    Omzettingsefficiëntie van de panelen is groter of gelijk aan 20%.

Panelenlijst:

 

#

Producent

Serieaanduiding

A1

MeyerBurger

Alle

A2

Maxeon

SPRI3 / Sunpower (niet ‘Performance’)

A3

Solarge

Solo Ultra-Low Carbon 525-550 Wp

 

Categorie B

 

Kenmerken:

  • 1.

    Bij de productie van het paneel is sprake van minder dan 500 kg CO2-equivalente uitstoot per kWp.

  • 2.

    Voorkomen wordt dat schadelijk stoffen in het milieu komen, doordat de panelen PFAS-vrij en loodvrij zijn.

  • 3.

    De inschatting of dwangarbeid toegepast is bij de productie van deze panelen is laag, omdat de relevante toeleveringsketen zich geheel bevindt in landen met een laag risico op slechte arbeidsomstandigheden, ofwel de keten bevat relevante leveranciers in landen met een hoger risico maar deze toeleveranciers zijn onafhankelijk onderzocht en deze onafhankelijke rapportage is beoordeeld als betrouwbaar.

Panelenlijst:

 

#

Producent

Serieaanduiding

B1

Avancis

alle

B2

First Solar

alle

B3

Heliatek

alle

B4

Solarge

Solo Ultra-Low Carbon alle, behalve 525-550 Wp

 

Categorie C

 

Kenmerken:

Bij de productie van het paneel is sprake van minder dan 550 kg CO2-equivalente uitstoot per kWp.

 

Panelenlijst:

 

#

Producent

Serieaanduiding

C1

GCL

NT10/72GDF

C2

JaSolar

JAM5450/MR

C3

Longi

LR5-54HTH-430M CRE

C4

Risen

RSM40-8-***M

 

In de plaats van * mag ieder getal of cijfer ingevuld worden.

Artikel V  

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de bekendmaking.

Artikel VI  

Dit besluit wordt aangehaald als: ’Wijzigingsbesluit Subsidieregeling duurzame Amsterdamse energie bijzondere zonnepanelen 2024’

Aldus vastgesteld in de vergadering van 16 juli 2024.

De burgemeester

Femke Halsema

De gemeentesecretaris

Peter Teesink

Toelichting  

Algemeen deel

Dit Wijzigingsbesluit Subsidieregeling duurzame Amsterdamse energie bijzondere zonnepanelen 2024 wijzigt de Subsidieregeling duurzame Amsterdam energie op twee punten.

 

Eerst wordt er een hoofdstuk, met bijbehorende bijlage, toegevoegd aan de Subsidieregeling duurzame Amsterdamse energie. Met dit hoofdstuk stelt het college in staat om subsidie te verlenen voor duurzaam geproduceerde zonnepanelen en voor lichtgewicht zonnepanelen. Er is gekozen voor een subsidie die zowel vooraf als achteraf aan te vragen is. Een aanvrager die achteraf aanvraagt moet net iets andere en minder stukken indienen dan een aanvrager die de subsidie vooraf aanvraagt. De aanvrager die vooraf aanvraagt heeft zekerheid dat er subsidie beschikbaar zal zijn voor het zonnepanelen project, waaraan ze willen beginnen. Om te bepalen hoe duurzaam zonnepanelen geproduceerd zijn is gebruik gemaakt van een categorisering. Deze categorisering en de verdeling van thans bekende zonnepanelen over die categorieën wordt gedaan in bijlage A. Bijlage A wordt aan de regeling toegevoegd en is een onlosmakelijk onderdeel van de regeling. Om rekening te houden met de snelle productvernieuwing op het gebied van zonnepanelen is er een gelijkwaardigheidsbepaling opgenomen in de regeling. Zonnepanelen die voldoen aan de kenmerken die genoemd worden voor verschillende categorieën kunnen, als de aanvrager dat afdoende onderbouwd, ook in aanmerking komen voor subsidie. De gedachte is dat het college met enige regelmaat de lijst van zonnepanelen in bijlage A vernieuwd, zodat deze blijft corresponderen met de thans beschikbare informatie. Voor lichtgewicht panelen is veel duidelijker of een paneel voldoet. Dit wordt bepaald op basis van het gewicht per vierkante meter paneeloppervlak. De uitdaging bij de subsidie voor dergelijke panelen ligt erin te bepalen of deze dure lichtgewicht zonnepanelen wel echt nodig zijn, of dat het met andere, vaak goedkopere, maatregelen ook al mogelijk is om evenveel zonne-energie op te wekken.

 

Vervolgens wordt de gehele Subsidieregeling duurzame Amsterdamse energie herzien, zodat deze conformeert aan de Algemene Subsidieverordening Amsterdam 2023. De Algemene Subsidieverordening Amsterdam 2023 volgde medio 2023 de Algemene Subsidieverordening Amsterdam 2013 op. De Subsidieregeling duurzame Amsterdamse energie was gebaseerd op de oude verordening. De wijzigingen zijn volledig technisch juridisch van aard.

 

Artikelsgewijze toelichting

 

Artikel I

Dit artikel vernummerd de slotbepalingen die thans in hoofdstuk 3 zitten naar hoofdstuk 4, zodat er ruimte gemaakt wordt voor een nieuw hoofdstuk.

 

Artikel II

Dit artikel voegt het nieuwe hoofdstuk 3, waarmee de nieuwe subsidie beschikbaar komt, toe aan de bestaande regeling.

 

Artikel III

Het eerste onderdeel van dit artikel voegt een stuk aan de algemene toelichting van de regeling toe, zodat er ook voor hoofdstuk 3 een stuk algemene toelichting is. Het tweede onderdeel van deze regeling voegt aan de artikelsgewijze toelichting bij hoofdstuk 1 een toelichting bij een aantal nieuwe algemene bepalingen toe. Deze algemene bepalingen zijn op hun beurt noodzakelijk om de invoering van de ASA2023 verwerken. Het derde onderdeel ziet op het toevoegen van een artikelsgewijze toelichting bij het nieuwe hoofdstuk 3.

 

Artikel IV

Dit artikel regelt de toevoeging van de nieuwe bijlage A die essentieel is voor de uitvoering van het nieuwe hoofdstuk 3 en daarom onlosmakelijk is verbonden met de regeling.

 

Artikel V en VI

Dit zijn de gebruikelijke slotbepalingen bij een regeling van het college. Deze bepalen respectievelijk de datum van inwerkingtreding en de citeertitel van dit wijzigingsbesluit.

Naar boven