Gemeenteblad van Capelle aan den IJssel
| Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
|---|---|---|---|
| Capelle aan den IJssel | Gemeenteblad 2024, 356972 | gemeenschappelijke regeling |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
| Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
|---|---|---|---|
| Capelle aan den IJssel | Gemeenteblad 2024, 356972 | gemeenschappelijke regeling |
Gemeenschappelijke regeling IJSSELgemeenten 2023
De colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten Capelle aan den IJssel, Krimpen aan den IJssel en Zuidplas;
de gemeenten Capelle aan den IJssel en Krimpen aan den IJssel op 4 oktober 2012 een bestuursconvenant zijn aangegaan waarin zij hebben afgesproken te gaan samenwerken op het gebied van de gemeentelijke bedrijfsvoering;
de colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten Capelle aan den IJssel en Krimpen aan den IJssel de gemeenschappelijke regeling IJSSELgemeenten zijn aangegaan en dat deze op 1 januari 2015 in werking is getreden;
het college van burgemeester en wethouders van Zuidplas op 1 januari 2016 is toegetreden tot de gemeenschappelijke regeling IJSSELgemeenten en de gemeenschappelijke regeling nu drie deelnemers kent;
de gewijzigde gemeenschappelijke regeling IJSSELgemeenten op 1 januari 2016 in werking is getreden en dat daarbij een bedrijfsvoeringsorganisatie is ingesteld;
in verband met de gewijzigde Wet gemeenschappelijke regelingen per 1 juli 2022 het noodzakelijk is de huidige gemeenschappelijke regeling te wijzigen;
de "Gemeenschappelijke regeling IJSSELgemeenten", zoals laatstelijk vastgesteld op 15 december 2015, te wijzigen en als volgt vast te stellen:
Hoofdstuk 3 Belang, taken en bevoegdheden
Als IJSSELgemeenten de in het eerste lid opgenomen taken van de regeling gaat uitvoeren, sluiten IJSSELgemeenten als opdrachtnemer en de gemeenten als opdrachtgevers een of meer meerjarige dienstverleningsovereenkomsten. Het bestuur kan daartoe een of meer modellen vaststellen voor de dienstverleningsovereenkomsten.
Artikel 5. Algemene bevoegdheidstoedeling
De deelnemers dragen de bevoegdheden die hen bij of krachtens de wet zijn toegekend in mandaat over aan het bestuur, voor zover dit nodig is voor de uitvoering van de taken, bedoeld in artikel 4. Het bestuur kan daartoe een of meer modellen vaststellen voor de mandaatbesluiten.
Artikel 6. Dienstverlening aan derden
Voor zover de diensten vallen binnen het kader van de in artikel 4 vermelde taken, is IJSSELgemeenten tot een maximum van 20% van haar werktijd bevoegd tot het verrichten van diensten voor andere publiekrechtelijke rechtspersonen of overheidsgedomineerde privaatrechtelijke rechtspersonen. Met deze rechtspersonen en organisaties kunnen meerjarige dienstverleningsovereenkomsten afgesloten worden.
Artikel 8. Lidmaatschap bestuur
Een lid van het bestuur kan te allen tijde ontslag nemen. Van dit ontslag stelt het lid de voorzitter van het bestuur, alsmede de voorzitter van het college dat hem heeft aangewezen, schriftelijk op de hoogte. Onverminderd het bepaalde in artikel 13, tweede lid, van de wet, behouden leden van het bestuur, die ontslag hebben genomen, hun lidmaatschap totdat onherroepelijk in hun opvolging is voorzien.
Artikel 12. Inlichtingen, verantwoording en actieve informatieplicht
Het bestuur geeft aan de raden van de gemeenten ongevraagd alle inlichtingen waarover zij beschikt die de raden nodig hebben voor de uitoefening van hun taken en die voor een juiste beoordeling van het door het bestuur van IJSSELgemeenten gevoerde en te voeren beleid nodig is. Deze inlichtingen worden schriftelijk verstrekt aan de raden.
Artikel 14. Voorgenomen besluiten en zienswijze
Voordat besluiten aangaande een ingrijpende organisatorische wijziging of besluiten tot oprichting van en deelneming in stichtingen, maatschappijen, vennootschappen, verenigingen, cooperaties en onderlinge waarborgmaatschappijen worden vastgesteld door het bestuur, zendt het bestuur dit besluit voor zienswijzen aan de raden van de deelnemende gemeenten.
Hoofdstuk 5. Ambtelijke organisatie
Artikel 19. Ondersteunende diensten
Voor de ondersteunende diensten, onder andere op het gebied van personeel en organisatie, financiële zaken, accommodatiebeheer en archiefbeheer wordt gebruik gemaakt van faciliteiten die door de gemeente Capelle aan den IJssel ter beschikking worden gesteld. IJSSELgemeenten betaalt de gemeente Capelle aan den IJssel een vaste vergoeding voor ondersteuning. Hiervoor zal een aparte dienstverleningsovereenkomst worden opgesteld tussen IJSSELgemeenten en de gemeente Capelle aan den IJssel.
Hoofdstuk 7. Financiële bepalingen
Artikel 24. Verdeling van de kosten
De kosten die worden gemaakt voor de uitvoering van het hele takenpakket en de instandhouding van IJSSELgemeenten, worden via de afgesloten dienstverleningsovereenkomsten op basis van afname van producten en diensten in rekening gebracht bij de deelnemers en andere publiekrechtelijke rechtspersonen of overheidsgedomineerde privaatrechtelijke rechtspersonen als bedoeld in artikel 6, eerste lid.
De deelnemers zorgen ervoor dat IJSSELgemeenten over voldoende middelen beschikt om aan al haar verplichtingen te kunnen voldoen.
Artikel 26. Kosten, verrekening, verdeling en facturering
De door de deelnemers en andere publiekrechtelijke rechtspersonen of overheidsgedomineerde privaatrechtelijke rechtspersonen als bedoeld in artikel 6, eerste lid, verschuldigde bedragen worden door IJSSELgemeenten periodiek gefactureerd, overeenkomstig de afgesloten dienstverleningsovereenkomst, en zijn door de deelnemers en de desbetreffende andere publiekrechtelijke rechtspersonen of overheidsgedomineerde privaatrechtelijke rechtspersonen bij vooruitbetaling verschuldigd.
Artikel 27. Financieel toezicht
Indien aan het bestuur van IJSSELgemeenten blijkt dat een gemeente weigert de uitgaven, bedoeld in artikel 24, 25 en 26 op de begroting te zetten, doet het bestuur onverwijld aan gedeputeerde staten het verzoek over te gaan tot toepassing van de artikelen 194 en 195 van de Gemeentewet.
Hoofdstuk 10. Geschillen en klachten
Artikel 30. Geschillenregeling
Na ontvangst van het advies treden de in het tweede lid bedoelde partijen nogmaals in overleg om te trachten tot een oplossing van het geschil te komen. Indien het overleg niet tot een oplossing leidt, is elk der partijen vrij om het geschil overeenkomstig het gestelde in artikel 28 van de wet, voor te leggen aan gedeputeerde staten.
Hoofdstuk 11. Burgerparticipatie
Artikel 32. Burgerparticipatie
Ten aanzien van het vakgebied Sociale Zaken van deze regeling, kent elk van de deelnemers een eigen Adviesraad Sociaal Domein. De Adviesraad Sociaal Domein geeft gevraagd en ongevraagd advies aan het college en de gemeenteraad over de beleidsontwikkeling op hoofdlijnen en evaluatie van het gevoerde beleid van de wetten die door de afdeling Sociale Zaken worden uitgevoerd.
Hoofdstuk 13. Uittredingsbepalingen
Artikel 37 Concept uittredingsplan
Het bestuur stelt voor het opstellen van het concept uittredingsplan een projectgroep samen die onder leiding van een onafhankelijke (externe) deskundige het concept uittredingsplan voorbereidt. De kosten voor het inschakelen van een onafhankelijke deskundige zijn voor rekening van de uittredende deelnemer.
Het bestuur zendt het concept uittredingsplan met de voorlopige uittreedsom als voorstel voor het uittredingsplan toe aan de raden van de deelnemende gemeenten. De raden van de deelnemende gemeenten kunnen gedurende acht weken hun zienswijzen over het concept-uittredingsplan bij het bestuur indienen.
Het uittredingsplan bevat de systematiek voor de berekening van de financiële gevolgen van daadwerkelijke uittreding, te betalen door de uittredende deelnemer, hierna te noemen de uittreedsom. Tot deze financiële voorwaarden behoort de bepaling, dat een uittredende deelnemer nog twee jaar vanaf het jaar van daadwerkelijke uittreding aan IJSSELgemeenten een bijdrage in De jaarlijkse (vaste) exploitatielasten betaalt, waaronder de personele kosten van IJSSELgemeenten. De bijdrage kan worden omgezet in een éénmalige uittredingssom.
Uiterlijk 8 maanden voorafgaand aan het moment van daadwerkelijke uittreding stelt het bestuur het uittredingsplan met daarin de uittreedsom vast. Het bestuur baseert de berekening van de definitieve uittreedsom op de systematiek als bedoeld in het eerste lid en op een gemiddelde van de jaarrekeningen van de voorafgaande vier begrotingsjaren.
Een uittredende deelnemer kan géén recht doen gelden op de overdracht van enig eigendom van IJSSELgemeenten. Wel kan de uittreding tot gevolg hebben dat deelnemende partijen nader onderhandelen over de eigendomspositie, zakelijke rechten of gezamenlijk aangehouden reserveposities, indien aanwezig, van IJSSELgemeenten.
De voorlopige respectievelijk definitieve uittreedsom bestaat uit een vergoeding ter compensatie van directe kosten van definitieve uittreding (frictiekosten en desintegratiekosten), verminderd met het aandeel van de uittredende deelnemer in het eigen vermogen minus de bestemmingsreserves van IJSSELgemeenten op de datum van uittreding.
Onder desintegratiekosten wordt verstaan alle kosten direct dan wel toekomstig te maken dan wel te dragen door de gemeenschappelijke regeling die samenhangen met de afbouw van overcapaciteit in personele en materiële sfeer, ontstaan als direct gevolg van de uittreding. Onder desintegratiekosten wordt mede verstaan alle kosten uit overige verplichtingen, zoals de afbouw van risico's alsmede de door deelnemers aangegane langlopende contractuele betalingsverplichtingen.
Het derde lid is van overeenkomstige toepassing op kosten te dragen door de gemeenschappelijke regeling die samenhangen met de afbouw van overcapaciteit in personele en materiële sfeer en andere verplichtingen, de afbouw van risico's daarbij inbegrepen, ontstaan binnen een periode van 5 jaar vanaf het moment van daadwerkelijke uittreding als direct gevolg van de uittreding.
IJSSELgemeenten brengt alle frictiekosten en desintegratiekosten, onder aftrek van het eigen vermogen van de uittredende deelnemer minus de bestemmingsreserves van de gemeenschappelijke regeling zoals genoemd in lid 1, in rekening bij de uittredende deelnemer. De uittredende deelnemer is verplicht tot betaling van de definitieve uittreedsom, op de wijze zoals genoemd in artikel 41.
Artikel 40. Raming en berekening van de uittreedsom
De raming en berekening van de kosten voor uittreding worden gebaseerd op de feiten en omstandigheden die bekend waren op het moment van de daadwerkelijke definitieve uittreding. Beleidswijzigingen, wijziging van economische omstandigheden en wijziging van inzichten die zich voordoen of opkomen na het moment van de daadwerkelijke definitieve uittreding kunnen niet worden betrokken bij de bepaling van de hoogte van de definitieve uittreedsom.
Feiten en omstandigheden die zich hebben voorgedaan na het moment van daadwerkelijke definitieve uittreding kunnen niet leiden tot wijziging van de hoogte van de uittreedsom, tenzij de uitgetreden deelnemer dan wel het bestuur kan aantonen dat de hoogte van de uittreedsom anders zou zijn bepaald indien:
De tussen de deelnemers bestaande verhoudingen en afspraken met betrekking tot niet definitief afgehandelde of later alsnog ingediende schadeclaims op grond van schade ontstaan binnen de periode van deelneming, zullen gedurende een periode van 30 jaren ongewijzigd gecontinueerd worden, als waren zij nog gezamenlijk deelnemers aan IJSSELgemeenten. Het vorenstaande geldt voor wat betreft besluitvorming ten aanzien van vraagstukken betreffende schadeclaims, als ook financiële inbreng van de deelnemers met betrekking tot de aan dit onderwerp verbonden kosten, voor zover die voor rekening en risico van IJSSELgemeenten komen en voor zover de bestemmings- en algemene reserves bezien vanuit de reservepositie van IJSSELgemeenten, niet toereikend zijn om die schade (geheel of gedeeltelijk) te dekken.
Artikel 41. Betalingsafspraken
Bij de voorbereiding van het concept uittredingsplan biedt het bestuur de uitredende deelnemer de keuze tussen een betaling van de uittreedsom in een aantal termijnen of voor betaling van de uittreedsom in één keer. In het uittredingsplan bepaalt het bestuur conform de voorkeur van de uittredende deelnemer of de uittredende deelnemer de uittreedsom in een aantal termijnen (het aantal termijnen zal naar redelijkheid door het bestuur bepaald worden) of in één keer dient te betalen. In geval van betaling in één termijn, dient die betaling binnen 6 maanden na uittreding plaats te vinden.
IJSSELgemeenten is gehouden redelijkerwijs al het mogelijke te doen om de uittreedsom zo laag mogelijk te houden. Het voorgaande behoeft niet te leiden tot wijziging van overeenkomsten met en verplichtingen jegens derden die zijn aangegaan respectievelijk bepaald voorafgaand aan het tijdstip van ontvangst door het bestuur van het besluit tot uittreding van de deelnemende gemeente.
De vertegenwoordiger van de uittredende deelnemer in het bestuur, houdt gedurende de periode vanaf het besluit tot uittreding tot de daadwerkelijke uittreding, bij de beraadslaging en besluitvorming door het bestuur rekening met de belangen van IJSSELgemeenten zoals deze zich kunnen voordoen vanaf het moment van daadwerkelijke uittreding. Indien nodig onthoudt deze vertegenwoordiger zich van beraadslaging en besluitvorming.
Artikel 43. Wijziging gemeenschappelijk regeling
Na uittreding van de uittredende deelnemende gemeente, zal de gemeenschappelijke regeling gewijzigd dienen te worden conform artikel 34 van deze regeling.
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Capelle aan den IJssel,
A.L. Duijmaer van Twist
secretaris
C.H.J. Lamers
burgemeester
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Krimpen aan den IJssel,
Mr. A.E. Bosker
secretaris
J.J. Luteijn
burgemeester
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zuidplas,
M. Burgmans
secretaris
J.F. Weber
burgemeester
Toelichting Gemeenschappelijke regeling IJSSELgemeenten
Per 1 januari 2016 zijn de colleges van Capelle aan den IJssel, Krimpen aan den IJssel en Zuidplas de gemeenschappelijke regeling Usselgemeenten aangegaan. IJSSELgemeenten voert krachtens mandaten, machtigingen en volmachten namens en voor de colleges en gemeenten ondersteunende processen en uitvoeringstaken uit op het terrein van Sociale Zaken (voor alle deelnemers) en ICT en automatisering (alleen voor Capelle aan den IJssel en Krimpen aan den IJssel). Deze gemeenschappelijke regeling is aangegaan in de vorm van een bedrijfsvoeringsorganisatie, met één bestuursorgaan: het bestuur.
Hoofdstuk 1. Begripsbepalingen
Dit artikel bevat enkele begripsbepalingen die in de gemeenschappelijke regeling gehanteerd worden. Deze zijn aanvullend op termen zoals deze in de Wgr, de Gemeentewet en de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) worden gebruikt.
Hoofdstuk 2. De bedrijfsvoeringsorganisatie
Artikel 2. Bedrijfsvoeringsorganisatie
Dit artikel regelt in het eerste lid dat een bedrijfsvoeringsorganisatie wordt ingesteld. De bedrijfsvoeringsorganisatie is een van de samenwerkingsmogelijkheden die de Wet gemeenschappelijke regelingen biedt (artikel 8, derde lid, Wgr).
Wanneer een bedrijfsvoeringsorganisatie wordt opgericht, moet de vestigingsplaats in de gemeenschappelijke regeling worden opgenomen (artikel 10, derde lid, Wgr). Dat is in het tweede lid gebeurd. Deze vestigingsplaats bepaalt onder meer welke bestuursrechter bevoegd is kennis te nemen van beroep tegen besluiten die het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur onderscheidenlijk de voorzitter nemen (artikel 8:7, eerste lid, Awb, behoudens de besluiten die in mandaat namens de deelnemers worden genomen, vgl. artikel 10:2 Awb).
Hoofdstuk 3. Belang, taken en bevoegdheden
Een gemeenschappelijke regeling wordt getroffen ter behartiging van een of meerdere belangen van de betrokken gemeenten (artikel 1, eerste lid, Wgr). De belangen waarvoor de gemeenschappelijke regeling wordt getroffen moeten in de gemeenschappelijke regeling zijn opgenomen (artikel 10, eerste lid, Wgr). Artikel 4, eerste lid, benoemt dat belang. Het belang is met name bedoeld om de bevoegdheden van het bestuur van het gemeenschappelijk openbaar lichaam af te bakenen. Het belang is breed gehouden zodat het takenpakket in de toekomst uitgebreid kan worden. Dat gebeurt dan bij een aparte taakopdracht en overeenkomst (artikel 4, derde lid), of middels wijziging van de gemeenschappelijke regeling. Ter verduidelijking van het belang van de bedrijfsvoeringsorganisatie is in het tweede lid van artikel 3 ook het doel van de gemeenschappelijke regeling ten aanzien van de opgedragen taken geformuleerd.
Artikel 4, eerste lid benoemt de taken die bij aanvang worden opgedragen. Het tweede lid verplicht dat daarvoor meerjarige dienstverleningsovereenkomsten worden afgesloten tussen het openbaar lichaam en de betrokken gemeenten. In het midden is gelaten voor hoeveel jaar de dienstverleningsovereenkomst gesloten wordt, om te voorkomen dat een te rigide systeem ontstaat. Het derde lid regelt dat de deelnemende colleges de taken kunnen uitbreiden bij eensluidend besluit indien dat ook is aanvaard door het bestuur. Zij dienen dat besluit wel voor te hangen bij de gemeenteraden wanneer dit ingrijpende gevolgen voor de gemeentelijke organisatie heeft (artikel 169, vierde lid, Gemeentewet). Het vierde lid regelt tenslotte dat IJSSELgemeenten voor Capelle aan den IJssel en Krimpen aan den IJssel alle in het eerste lid genoemde taken uitvoert en dat IJSSELgemeenten voor Zuidplas alleen de taken op het terrein van Sociale Zaken uitvoert.
Artikel 5. Algemene bevoegdheidstoedeling
Dit artikel regelt dat de taken (en bevoegdheden) die aan het bestuur of de organisatie van de bedrijfsvoeringsorganisatie worden opgedragen in mandaat worden uitgeoefend (artikel 10:3, eerste lid, Awb). Er worden zodoende geen bevoegdheden overgedragen (vgl. artikel 10, tweede lid, en artikel 10:13 e.v. Awb). Dat de taken in mandaat worden uitgeoefend betekent dat de colleges van burgemeester en wethouders ten volle (politiek en juridisch) verantwoordelijk blijven voor de besluitvorming (artikel 10:1 en artikel 10:2 Awb). Daartoe moeten zij inlichtingen krijgen van de gemandateerde(n) (artikel 10:6, tweede lid, Awb). De colleges kunnen ieder afzonderlijk instructies geven (artikel 10:6, tweede lid, Awb), ze kunnen de bevoegdheden zelf uitoefenen (artikel 10:7 Awb, hetgeen voor het beslissen op mandaat ten zeerste is aan te raden) en ze kunnen als ultimum remedium het mandaatbesluit intrekken (artikel 10:8, eerste lid, Awb).
Artikel 6. Dienstverlening aan derden
Dit artikel vloeit voort uit de Europese aanbestedingsrichtlijnen en de Aanbestedingswet 2012. De deelnemende gemeente(besture)n mogen aanbestedingsvrij diensten afnemen van het gemeenschappelijk openbaar lichaam omdat daarbij in beginsel sprake is van een zogenoemde inbesteding. Om daar aan te kunnen (blijven) voldoen is het van belang dat de deelnemers toezicht kunnen uitoefenen op de strategische beslissingen van de bedrijfsvoeringsorganisatie (hetgeen blijkens art. 12, derde lid, Richtlijn 2014/24/EU mogelijk is nu iedere deelnemer in het bestuur zit) en wanneer de bedrijfsvoeringsorganisatie ten minste 80% van zijn werkzaamheden verricht voor de deelnemende partijen. Wordt niet of niet langer aan deze eisen voldaan, dan kan niet langer aanbestedingsvrij gebruik worden gemaakt van de diensten van het gemeenschappelijk openbaar lichaam. Het eerste lid benadrukt dit. Het tweede lid vereist voorts dat ook eventuele derden aan de aanbestedingsregels voldoen, alvorens zij diensten kunnen afnemen van de bedrijfsvoeringsorganisatie.
Bij een bedrijfsvoeringsorganisatie (een gemeenschappelijke regeling waaraan uitsluitend colleges van burgemeester en wethouders mogen deelnemen) zijn het de colleges van burgemeester en wethouders die uit hun midden leden voor het bestuur moeten aanwijzen (artikel 14a Wgr). Hoeveel leden iedere deelnemer mag aanwijzen moet in de gemeenschappelijke regeling worden geregeld (artikel 10, derde lid, jo. artikel 14a jo artikel 13, derde lid, Wgr). Er is voor gekozen dat iedere deelnemer zowel twee leden als twee plaatsvervangend lid aanwijst. De plaatsvervanger vervangt het lid bij afwezigheid.
De Wgr vereist niet dat het bestuur van een bedrijfsvoeringsorganisatie een voorzitter heeft. De Wgr staat bovendien niet toe dat, indien wordt gekozen om in de gemeenschappelijke regeling de functie van voorzitter van de bedrijfsvoeringsorganisatie te regelen, dat de voorzitter een bestuursorgaan is dat over eigen bevoegdheden mag beschikken. IJSSELgemeenten bepaalt in lid 3 dat het bestuur van de bedrijfsvoeringsorganisatie een voorzitter heeft en dat deze functie wordt uitgeoefend door een lid van het bestuur dat door het college van Capelle aan den IJssel is aangewezen.
Artikel 8. Lidmaatschap bestuur
Artikel 14a jo. 13, tweede lid, Wgr bepaalt dat iemand die het lidmaatschap van het college verliest, van rechtswege ophoudt lid te zijn van het bestuur. Daarnaast geeft het vijfde lid ook een mogelijkheid van ontslagneming door het lid zelf, die pas ingaat wanneer in de opvolging is voorzien.
Het bestuur moet een reglement van orde vaststellen. Dit is vastgelegd in artikel 22 lid 1 van de Wgr en artikel 16 van de Gemeentewet.
Dit artikel bevat verder een nadere uitwerking van de (deels verplichte) artikelen 21, 22 en 23 van de Wgr. Het vijfde lid bevat een recht voor de gemeentesecretarissen om de vergaderingen van het bestuur bij te wonen en aan de beraadslagingen deel te nemen. Dat is expliciet opgenomen, nu de Wgr noch de Gemeentewet daarin voorziet.
Artikel 10. Bevoegdheden van het bestuur
Dit artikel regelt de bevoegdheden van het bestuur van IJSSELgemeenten. Ter verduidelijking van het eerste lid bepaalt het tweede lid dat het bestuur IJSSELgemeenten als rechtspersoon in en buiten rechte vertegenwoordigt. De regeling voor de verlening van mandaat, volmacht en machtiging in de Awb stelt het bestuur in staat om andere personen bevoegd te maken namens het bestuur of de rechtspersoon IJSSELgemeenten in en buiten rechte op te treden. Dat behoeft derhalve niet nader in de GR IJSSELgemeenten geregeld te worden, maar mag worden geregeld bij besluit van het bestuur. Wel dient — gelet op artikel 31a Wgr - in de GR IJSSELgemeenten uitdrukkelijk te worden geregeld dat IJSSELgemeenten bevoegd is om te besluiten tot oprichting van en deelneming in privaatrechtelijke rechtspersonen. Dit artikellid is ingevoegd omdat met de inwerkingtreding van artikel 31a het ontbreken van een dergelijke bepaling zou betekenen dat IJSSELgemeenten niet bevoegd zou zijn tot oprichting van en deelneming in privaatrechtelijke rechtspersonen. Dit zou dan een wijziging zijn ten opzichte van het regime van de GR IJSSELgemeenten dat gold tot 1 januari 2016.
Het bestuur is bevoegd tot benoeming, schorsing en ontslag van de directeur (lid 4).
Uitgangspunt van de Wgr is dat ieder lid van het bestuur één stem heeft, maar de gemeenschappelijke regeling mag meervoudig stemrecht toekennen (artikel 14a jo. 13, vierde lid, Wgr). Daarvan is geen gebruik gemaakt, dus ieder lid heeft één stem (lid 1). Uitgangspunt van de Wgr is voorts dat besluiten bij volstrekte meerderheid worden genomen, maar dat voor bepaalde besluiten een gekwalificeerde meerderheid kan worden geëist (artikel 14a jo. artikel 13, vierde lid, Wgr). Het tweede lid neemt dit uitgangspunt over, maar er zijn enkele uitzonderingen in het derde lid opgenomen, waarvoor unanieme besluitvorming geldt. Het vierde lid tenslotte herhaalt een verplichting uit artikel 22 Wgr.
Artikel 12. Inlichtingen, verantwoording en actieve informatieplicht
Dit artikel regelt in de leden 1 tot en met 4 de inlichtingen- en verantwoordingsplicht van de individuele leden van het bestuur zoals die voortvloeien uit de artikelen 16, 17, 18 en 19 van de Wgr. Dit geldt voorts voor het ontslagrecht dat de colleges hebben ten aanzien van door hen aangewezen leden (artikel 18 van de Wgr). Ieder lid van het bestuur moet aan zowel het college dat hem heeft aangewezen als aan de raad van zijn gemeente verantwoording afleggen over hetgeen hij in het bestuur heeft gedaan. Daartoe moet hij ook alle inlichtingen verschaffen die één of meer leden van het college onderscheidenlijk de raad vragen. De leden 5 en 6 bevat de inlichtingenplicht van het bestuur (als orgaan van IJSSELgemeenten) aan de raden, overeenkomstig artikel 17 van de Wgr. Met lid 5 is uitvoering gegeven aan de actieve informatieplicht van het bestuur aan de raden (artikel 17 lid 2 van de Wgr).
Het bestuur verstrekt op verschillende wijzen informatie aan de deelnemende gemeenten. Elk jaar stelt het bestuur een Jaarplan op. Dit plan bevat de speerpunten en doelstellingen voor het nieuwe jaar. Ook wordt in dit Jaarplan invulling gegeven aan de prioriteiten die de deelnemers benoemen in hun Kaderbrief. Daarnaast verstrekt het bestuur na afloop van elk kwartaal een bestuursrapportage met daarin cijfermatig en kwalitatieve inzichten in ontwikkelingen van het voorgaande kwartaal. Ook verstrekt IJSSELgemeenten informatie in het kader van de P&C-cyclus, waaronder inbegrepen de (concept)begroting, begrotingswijzigingen en het Jaarverslag
Dit artikel behandelt de rol en positie van de secretaris. De (algemeen) directeur is secretaris.
Artikel 14. Voorgenomen besluiten en zienswijze
Indien gebruik wordt gemaakt van de mogelijkheid van artikel 31a van de Wgr (zie artikel 10 lid 3 van deze regeling en de toelichting daarop), wordt het besluit tot oprichting van en de deelneming in stichtingen, maatschappen, vennootschappen, cooperaties en onderlinge waarborgmaatschappijen niet genomen, dan nadat de raden van de deelnemende gemeenten om een zienswijze is gevraagd. Dit is vastgelegd in artikel 31a van de Wgr en overgenomen in de leden 1 en 2.
Onder een ingrijpende organisatorische wijziging wordt met name verstaan zeer omvangrijke nieuwe taken voor of toevoeging van nieuwe onderdelen van IJSSELgemeenten.
IJSSELgemeenten kan als bedrijfsvoeringsorganisatie zelf geen beleid vaststellen.
Op het vakgebied Sociale Zaken is sprake van het uitvoeren van wetten. De kaders van de uit te voeren wetten en het beleid worden vastgesteld door de raden en de colleges van de deelnemende gemeenten. Om die reden zijn er op het vakgebied Sociale Zaken geen besluiten waarop de raden een zienswijze behoeven te geven.
Op het vakgebied ICT & Automatisering is sprake van interne bedrijfsvoering. Investeringsbedragen op het gebied van ICT worden reeds opgenomen in de begroting. Besluiten tot het vaststellen of wijziging van de begroting vallen niet onder de voorgenomen besluiten als bedoeld in artikel 10 lid 5 Wgr, waarover de raden een zienswijze kunnen geven. Voor deze besluiten gelden namelijk afzonderlijke regelingen en procedures (zie de artikelen 34, 34a, 34b en 35 van de Wgr). In deze GR IJSSELgemeenten is dit toegelicht bij artikel 28.
In iedere GR moet op grond van artikel 11 a van de Wgr een bepaling staan over de evaluatie van de regeling. De bepaling kan ook inhouden dat niet wordt geëvalueerd.
Met dit artikel is uitvoering gegeven aan artikel 11 a van de Wgr. Zo worden er klantentevredenheidsonderzoeken en medewerkersonderzoeken uitgevoerd. Ook wordt deelgenomen aan benchmarks op het gebied van ICT en Sociale Zaken. Alle uitkomsten worden gedeeld, toegelicht en besproken.
Hoofdstuk 5. Ambtelijke organisatie
Artikel 16. Kaders ambtelijke organisatie
Elke deelnemer geeft jaarlijks in een kaderbrief aan wat hij in de uitvoering voor het volgende jaar wenselijk acht (lid 1). Dit artikel regelt dat het bestuur de kaders stelt voor de ambtelijke organisatie in de vorm van een organisatiebesluit en een jaarplan (lid 2).
Artikel 17. Organisatiestructuur
De ambtelijke organisatie staat onder leiding van een directeur (eerste lid). Een bijzondere taak van de directeur is de periodieke evaluatie van de doeltreffendheid en doelmatigheid van de organisatiestructuur (tweede lid).
Artikel 18. Benoeming en ontslag personeel
Dit artikel regelt de rechtspositie van het personeel van de bedrijfsvoeringsorganisatie.
Per 1 januari 2020 is de Wet Normalisering Rechtspositie Ambtenaren (WNRA) in werking getreden. Door deze wet is het dienstverband tussen overheidswerkgever en ambtenaar overgegaan van het bestuursrecht naar het civiele recht. Hiermee is ook de bezwaarbehandeling via de commissie bezwaarschriften verdwenen die plaatsvond bij arbeidsconflicten. Artikel 11.5 van de CAO van de SGO schrijft voor dat er vanaf 1 januari 2020 een geschillencommissie moet worden ingesteld voor de behandeling van individuele geschillen tussen werkgever en werknemer. Ter uitvoering van genoemd artikel in de CAO-gemeenten is IJSSELgemeenten aangesloten bij de Geschillencommissie Leidse-regio.
Artikel 19. Ondersteunende diensten
Voor de in dit artikel genoemde diensten maken de IJSSELgemeenten gebruik van de diensten van Capelle aan den IJssel. Volgens de CAO-ontwikkelingen wordt de vergoeding, die IJSSELgemeenten aan de gemeente Capelle aan den IJssel betaalt, jaarlijks geïndexeerd.
Artikel 20. Medezeggenschap en Georganiseerd overleg
Dit artikel regelt de medezeggenschap en het georganiseerd overleg.
In dit artikel wordt aangegeven wie zitting hebben in het directieoverleg en wat in dit overleg aan de orde komt.
Hoofdstuk 7. Financiële bepalingen
Artikel 22. Financiële administratie en controle
Dit artikel handelt over de financiële administratie, overeenkomstig de huidige Gemeentewet. Op de administratie is ook het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten (hierna: BBV) van overeenkomstige toepassing. Het bestuur moet de zogenoemde 212- en 213-verordeningen vaststellen (artikel 35, zesde lid, Wgr jo. artikel 212 en artikel 213 Gemeentewet).
Het begrotingsjaar valt samen met het kalenderjaar, overeenkomstig artikel 189 lid 4 Gemeentewet.
Artikel 24. Verdeling van de kosten
Dit artikel regelt de wijze van kostenverdeling over de deelnemers en derden. De afgesloten dienstverleningsovereenkomsten zijn daarvoor leidend.
Dit artikel codificeert dat de deelnemers er voor zorg dragen dat de bedrijfsvoeringsorganisatie te alle tijden aan zijn verplichtingen jegens derden kan voldoen. Dat betekent dat bij tekorten die niet intern kunnen worden afgedekt, de deelnemers moeten bijbetalen.
Artikel 26. Kosten, verrekening, verdeling en facturering
Dit artikel ziet op de praktische uitvoering van betalingen en bevoorschotting die door de deelnemers moet plaatsvinden om de IJSSELgemeenten te kunnen laten functioneren.
Artikel 27. Financieel toezicht
De bijdragen aan de bedrijfsvoeringsorganisatie zijn verplichte uitgaven voor de gemeente. Dat betekent dat de raad deze op de begroting moet opnemen. Indien de raad dit weigert, kunnen gedeputeerde staten daarin voorzien. Dit artikel regelt dat het bestuur gedeputeerde staten tijdig inschakelt indien gemeenteraden weigeren de benodigde verplichtingen op te nemen op de gemeentelijke begroting.
Hoofdstuk 8. Begroting en jaarrekening
Artikel 28. Begroting en jaarrekening
Dit artikel gaat over de begroting, binnen de wettelijke kaders van artikel 34, 34a, 34b en 35 van de Wgr. Het bestuur moet jaarlijks voor 30 april een kadernota vaststellen voor de bedrijfsvoering voor het volgende begrotingsjaar (artikel 34b van de Wgr). Deze dient als kader voor de begroting. Na vaststelling stuurt het bestuur de kadernota direct naar de raden van de gemeenten.
Het bestuur stelt vervolgens een ontwerpbegroting en een toelichting van baten en lasten op voor het volgende kalenderjaar. De besluitvormingsprocedure van de ontwerpbegroting is vastgelegd in artikel 35 van de Wgr. Het bestuur zendt de ontwerpbegroting twaalf weken voordat deze door het bestuur wordt vastgesteld, doch uiterlijk 1 mei, toe aan de raden en colleges van de gemeenten (lid 1 en artikel 35 lid 1 van de Wgr). Eventuele wijzigingen in het budget moeten apart worden toegelicht (lid 2). De raden hebben twaalf weken de tijd om zienswijzen in te dienen bij het bestuur ( artikel 35 lid 3 van de Wgr). Het bestuur deelt de raden van de gemeenten bij het vaststellen van de begroting schriftelijk en gemotiveerd zijn oordeel mee over de ingediende zienswijzen alsmede van de eventuele conclusies die het daaraan verbindt (artikel 35 lid 4 van de Wgr). Het bestuur stelt de begroting uiterlijk 15 september vast ( artikel 34 lid 2 van de Wgr).
Daarna moet de begroting worden toegezonden aan gedeputeerde staten voor 15 september (artikel 34 lid 2 van de Wgr) en aan de raden en colleges (artikel 35 lid 5 van de Wgr).
Bovenstaande procedure is ook van toepassing op besluiten tot wijziging van de begroting (artikel 35 lid 6 van de Wgr). In lid 3 is opgenomen dat het bestuur de ontwerpbegrotingswijzigingen acht weken voordat deze wordt vastgesteld aan de raden en colleges van de gemeenten toezendt. De twaalf weken als vermeld in artikel 35 lid 1 Wgr is bij begrotingswijzigingen niet verplicht door de tweede zin van artikel 35 lid 6 Wgr, zodat daarvoor een termijn van acht weken wordt gehanteerd.
Conform artikel 34b van de Wgr zendt het bestuur van de bedrijfsvoeringsorganisatie de voorlopige jaarrekening vóór 30 april toe aan de raden van de gemeenten. Dit betekent dat het bestuur vóór 30 april de voorlopige jaarrekening moet hebben vastgesteld.
Het vierde lid bepaalt dat het bestuur elk jaar de jaarrekening met een bijbehorend verslag van het voorgaande jaar opstelt. Op grond van artikel 34 lid 3 van de Wgr stelt het bestuur de jaarrekening vast in het jaar volgende op het jaar waarop de jaarrekening betrekking heeft. Het bestuur zendt de jaarrekening binnen twee weken na de vaststelling, maar in ieder geval vóór 15 juli van het jaar volgende op het jaar waarop de jaarrekening betrekking heeft, aan gedeputeerde staten (artikel 34 lid 4 van de Wgr).
Hoofdstuk 9. Archiefbescheiden
Dit artikel is gebaseerd op artikel 40 van de Archiefwet 1995. Er moet een onderscheid worden gemaakt tussen de begrippen 'archiefzorg' en 'archiefbeheer'. Het begrip 'zorg' is niet gedefinieerd in de wet. In het algemeen wordt hieronder verstaan de (kaderstellende) bestuurlijke verantwoordelijkheid voor het ontvangen, vervaardigen, bewaren en uiteindelijk vernietigen van de archiefbescheiden (die daarvoor in aanmerking komen) op een wijze waarmee de goede, geordende en toegankelijke staat gedurende de wettelijk voorgeschreven bewaartermijn is gewaarborgd en waarbij de authenticiteit van deze archiefbescheiden op ieder moment kan worden vastgesteld. Dit ter onderscheiding van het 'beheer' van de archiefbescheiden: de ambtelijke verantwoordelijkheid voor de uitvoering van de beheerwerkzaamheden, te weten het behouden, bewerken, benutten, vernietigen en ter raadpleging of gebruik ter beschikking stellen aan de ambtelijke organisatie en het publiek.
Het beheer van de archiefbescheiden die in het kader van de uitvoering van de taken zijn of worden gevormd wordt door de deelnemers opgedragen aan de Gemeenschappelijke Regeling IJsselgemeenten, maar de deelnemers blijven zelf zorgdrager, zoals bedoeld in de Archiefwet. De gemeenschappelijke Regeling IJsselgemeenten is verantwoordelijk voor de zorg en het beheer van archiefbescheiden die betrekking hebben op de eigen organisatie (eigen functioneren).
Hoofdstuk 10. Geschillen en klachten
Artikel 30. Geschillenregeling
Geschillen omtrent de gemeenschappelijke regeling moeten aan gedeputeerde staten worden voorgelegd (artikel 28 van de Wgr). Dit artikel voorziet in een voorprocedure om geschillen snel te kunnen oplossen, voordat geformaliseerd wordt.
Dit artikel regelt het klachtrecht ten aanzien van IJSSELgemeenten overeenkomstig hoofdstuk 9 van de Algemene wet bestuursrecht. Voor het externe klachtrecht is voor Capelle aan den IJssel en Krimpen aan den IJssel de ombudsman bevoegd die door respectievelijk Capelle aan den IJssel en Krimpen aan den IJssel is aangewezen als ombudsman. Zuidplas is verbonden aan een andere ombudsman.
Hoofdstuk 11. Burgerparticipatie
Artikel 32. Burgerparticipatie
Artikel 10 lid 7 van de Wgr bepaalt dat in een GR moet zijn opgenomen hoe burgers van de deelnemende gemeenten betrokken worden bij de voorbereiding, uitvoering en evaluatie van het beleid van de GR. Dit artikel geeft hieraan invulling.
De GR IJSSELgemeenten is een uitvoeringsorganisatie en maakt daarom niet zelf beleid.
Het beleid van door het vakgebied Sociale Zaken uit te voeren wetten wordt door de deelnemende gemeenten zelf vastgesteld. Op dit vakgebied kent elk van de deelnemers een eigen Adviesraad Sociaal Domein. De Adviesraad bestaat uit cliënten, vertegenwoordigers en ingezetenen van de betreffende deelnemende gemeenten. Deze Adviesraad geeft gevraagd en ongevraagd advies aan het college en de gemeenteraad over de beleidsontwikkeling op hoofdlijnen en evaluatie van gevoerd beleid van de wetten die door de afdeling Sociale Zaken worden uitgevoerd (lid 1).
Bij het bestaande instrumentarium (lid 1), waardoor burgers betrokken worden bij de uitvoering van wetten, kan gedacht worden aan: Klantenpanels voor verbetering van dienstverlening, lezerspanels om de begrijpelijkheid en leesbaarheid van de communicatie te optimaliseren, klachtenafhandeling en klanttevredenheidsonderzoeken.
Het vakgebied ICT & Automatisering bestrijkt de bedrijfsvoering van de deelnemers. Daarbij zijn geen burgers betrokken, zodat er geen aanleiding is voor burgerparticipatie (lid 2).
In lid 3 is aangegeven dat ten aanzien van het doel en de taken van de gemeenschappelijke regeling geen mogelijkheid tot burgerparticipatie wordt geboden. Hiervoor is niet gekozen vanwege de beleidsarme taken van Usselgemeenten en vanwege het enkelvoudig, ongeleed bestuur.
Hoofdstuk 12. Toetreding, wijziging en opheffen
Dit artikel regelt de procedure voor toetreding van nieuwe partijen, voor zover die partijen daartoe op grond van de Wgr bevoegd zijn. Toetreding kan geschieden bij unaniem besluit van de deelnemers én de potentiële deelnemer. De deelnemers moeten daarvoor toestemming van hun raden hebben (artikel 1, lid 4 en lid 1 van de Wgr), zoals ook de potentiële toetreder dat nodig heeft. Het bestuur doet een voorstel en regelt de gevolgen van de toetreding (lid 2). Daarbij wordt een toetredingssom bepaald (lid 3). In het toetredingsbesluit wordt bepaald wanneer dit in werking treedt (lid 4). Het bestuur deelt de toetreding mee aan gedeputeerde staten (lid 5).
Een wijziging van de gemeenschappelijke regeling komt tot stand bij unaniem besluit van de deelnemers (lid 2). De colleges hebben daarvoor toestemming van hun raad nodig (artikel 1 lid 4 en lid 5 van de Wgr). Het bestuur of ten minste twee deelnemers kunnen voorstellen tot wijziging doen (lid 1). In artikel 26 lid 3 en lid 4 Wgr is vastgelegd wanneer een (wijziging van de) regeling in werking treedt. Dit is overgenomen in lid 3.
In een regeling moeten bepalingen zijn opgenomen over de vereffening van het vermogen als de bedrijfsvoeringsorganisatie wordt ontbonden (artikel 9 lid 2 van de Wgr). Met artikel 35 wordt hieraan uitvoering gegeven.
Het eerste lid regelt de (tussentijdse) opheffing van de gemeenschappelijke regeling. Dit kan geschieden bij unaniem besluit van de deelnemers. Het bestuur stelt vervolgens binnen 6 maanden een liquidatieplan op en regelt de vereffening van het vermogen (lid 2). De bedrijfsvoeringsorganisatie blijft bestaan, zolang dat voor de liquidatie noodzakelijk is (lid 3 en artikel 9 lid 3 van de Wgr).
Hoofdstuk 13. Uittredingsbepalingen
Niet alleen de gevolgen van uittreding moeten in de regeling zijn vastgelegd. Ook de voorwaarden waaronder een deelnemer kan uittreden, moeten erin zijn opgenomen (artikel 9 lid 1 van de Wgr). De bepalingen over uittreding moeten in ieder geval bepalingen bevatten over de gevolgen voor het vermogen van de GR voor de deelnemende gemeenten. In de artikelen 36 tot en met 41 is de procedure vastgelegd hoe en onder welke voorwaarden een deelnemer kan uittreden. Ook is de wijze van berekenen van de uittreedsom aangegeven.
In onderstaand schema - op basis van artikel 36, artikel 38 lid 1, artikel 39 en artikel 41 — is het proces van uittreden weergegeven:
|
+________________+_____________________________________________+_____________________________________________+ |
|||
In het schema worden de verschillende momenten en de verschillende verplichtingen gedurende de tussenliggende perioden aangegeven.
De uittredende gemeente heeft voor de uittreding toestemming van zijn raad nodig (artikel 1 lid 4 en lid 5 van de Wgr).
Een gemeenschappelijke regeling kan voor bepaalde of onbepaalde tijd worden getroffen.
Deze gemeenschappelijke regeling wordt voor onbepaalde tijd getroffen.
Voorts bepaalt het tweede lid dat het college van Capelle aan den IJssel belast is met inzending van de gemeenschappelijke regeling aan gedeputeerde staten van Zuid-Holland. Tot slot herinnert het derde lid aan de inschrijvingsplicht van de colleges overeenkomstig artikel 136 Wgr.
Artikel 46. Inwerkingtreding en citeertitel
Artikel 26 van de Wgr regelt de bekendmaking en inwerkingtreding van een GR. Genoemd artikel geldt ook als een regeling wordt gewijzigd, verlengd of opgeheven.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2024-356972.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.