Gemeenschappelijke Regeling Werksaam Westfriesland

 

Zaaknummer: 2160970

 

De raden en de colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten Drechterland, Medemblik, Enkhuizen, Opmeer, Hoorn, Stede Broec en Koggenland

  •  

  • Gelet op het feit dat op 1 juli 2022 de Wet gemeenschappelijke regelingen is gewijzigd en dat bestaande gemeenschappelijke regelingen in de regio Noord-Holland Noord deze gezamenlijk hebben aangepast aan deze wet;

 

  • Gelet op de Wet gemeenschappelijke regelingen en de Gemeentewet;

 

besluiten:

 

met ingang van 1 juli 2024 de derde wijziging van de gemeenschappelijke regeling WerkSaam Westfriesland vast te stellen. De tekst na wijziging luidt als volgt:

 

Gemeenschappelijke Regeling Werksaam Westfriesland

 

HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN

 

 

Artikel 1 Begripsbepalingen

  • 1.

    In deze regeling en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • a.

    adviescommissie: een commissie als bedoeld in artikel 84 van de Gemeentewet;

  • b.

    algemeen bestuur: het algemeen bestuur van WerkSaam Westfriesland;

  • c.

    begroting: een overzicht van de inkomsten en uitgaven van een boekjaar van WerkSaam Westfriesland;

  • d.

    colleges: burgemeester en wethouders van de gemeenten;

  • e.

    dagelijks bestuur: het dagelijks bestuur van WerkSaam Westfriesland;

  • f.

    derde: een andere partij dan de gemeenten of WerkSaam Westfriesland;

  • g.

    directeur algemene bedrijfsvoering, tevens secretaris, van WerkSaam Westfriesland als bedoeld in artikel 24 van deze regeling;

  • h.

    directeur financiële bedrijfsvoering: de directeur van WerkSaam Westfriesland zoals bedoeld in artikel 24 van de regeling;

  • i.

    gedeputeerde staten: het college van gedeputeerde staten van de provincie Noord-Holland;

  • j.

    gemeente: een van de deelnemende gemeenten Drechterland, Enkhuizen, Hoorn, Koggenland, Medemblik, Opmeer en Stede Broec, waaronder zowel de rechtspersoon als de daartoe behorende bestuursorganen kunnen zijn begrepen;

  • k.

    gemeenten: de deelnemende gemeenten in de regio Westfriesland, te weten Drechterland, Enkhuizen, Hoorn, Koggenland, Medemblik, Opmeer en Stede Broec, waaronder zowel de rechtspersonen en/of de daartoe behorende bestuursorganen kunnen zijn begrepen;

  • l.

    medewerker: hij die door of vanwege WerkSaam Westfriesland is aangesteld om in openbare dienst werkzaam te zijn of een WSW-status heeft;

  • m.

    raden: de gemeenteraden van de gemeenten;

  • n.

    verdeelsleutel: de maatstaf die aanduidt op welke wijze WerkSaam Westfriesland gefinancierd wordt;

  • o.

    voorzitter: degene die het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur leidt;

  • p.

    WerkSaam: WerkSaam Westfriesland als bedoeld in deze regeling;

  • q.

    wet: Wet gemeenschappelijke regelingen.

  • 2.

    Waar in deze regeling artikelen van de Gemeentewet of van andere wet- en regelgeving van overeenkomstige toepassing worden verklaard, treden het openbaar lichaam, het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur en de voorzitter in de plaats van respectievelijk de gemeente, de raad, het college of de burgemeester.

 

HOOFDSTUK 2 INSTELLING, BELANG, TAKEN EN BEVOEGDHEDEN

 

 

Artikel 2 Openbaar lichaam

  • 1.

    Er is een openbaar lichaam als bedoeld in artikel 8 eerste lid van de wet, genaamd WerkSaam Westfriesland.

  • 2.

    De gemeente heeft taken op het gebied van sociale zekerheid en sociale zaken. Deze gemeentelijke taken zijn overgedragen aan het openbaar lichaam WerkSaam Westfriesland.

  • 3.

    Het openbaar lichaam is formeel gevestigd te Dampten 24/26 te Hoorn.

 

Artikel 3 Belang

WerkSaam wil inwoners van Westfriesland naar vermogen laten deelnemen aan de reguliere arbeidsmarkt en het beroep van inwoners op een uitkering zoveel mogelijk beperken. Hiertoe ondersteunt WerkSaam werkzoekenden, uitkeringsgerechtigden en werkgevers in de regio.

 

Artikel 4 Doel

Het doel van WerkSaam is om uitvoering te geven aan de taken van de Westfriese gemeenten op het gebied van werk en inkomen en om de daartoe beschikbare middelen optimaal aan te wenden.

 

Artikel 5 Taken
  • 1.

    De kerntaak van WerkSaam is het zorg dragen voor het zo snel mogelijk aan werk helpen van werkzoekenden en het goed bedienen van werkgevers die op zoek zijn naar (tijdelijke) arbeidskrachten. Hieronder valt de beleidsontwikkeling, -vaststelling en –uitvoering van de volgende regelingen:

  • a.

    Participatiewet, met uitzondering van de bijzondere bijstand ;

  • b.

    Wet Sociale Werkvoorziening;

  • c.

    Wet inkomensvoorziening Oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werknemers (Ioaw);

  • d.

    Wet inkomensvoorziening Oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (Ioaz);

  • e.

    Besluit bijstandverlening zelfstandigen (Bbz);

  • f.

    Wet educatie en beroepsonderwijs (alleen volwasseneneducatie);

  • 2.

    Bij het uitvoeren van deze regelingen gaat het om de volgende werkzaamheden:

  • a.

    het verstrekken of bepalen van een uitkering, inkomensvoorziening, salaris, tegemoetkoming, voorschot of bijdrage;

  • b.

    het terugvorderen of halen van verhaal n.a.v. een reeds verstrekte uitkering, inkomensvoorziening, tegemoetkoming, voorschot of bijdrage;

  • c.

    het opleggen van een boete;

  • d.

    het uitvoeren van fraudeonderzoeken op het gebied van bijstandverlening;

  • e.

    het aanbieden van arbeidsinschakelingen en

  • f.

    het aanbieden van trajecten in het kader van volwasseneneducatie

  • 3.

    Indien ten gevolge van wijziging van wettelijke regelingen, taken als bedoeld in lid 1 gaan strekken ter uitvoering van een andere regeling dan ter uitvoering waarvan zij na de inwerkingtreding van deze gemeenschappelijke regeling strekten, dan wel indien in deze werkzaamheden ten gevolge van een dergelijke wijziging veranderingen optreden, blijven zij, voor zover hun strekking en omvang door die wijziging niet wezenlijk veranderen, behoren tot de taken die lid 1 aan WerkSaam opdraagt.

  • 4.

    Eveneens behoort tot de taken het verrichten van bedrijfsvoeringstaken ter uitvoering van lid 1 en 2 zoals bedrijfsvoeringstaken op het gebied van personeel, informatie, juridische zaken, organisatie, financiën, administratie, communicatie, huisvesting en ICT-dienstverlening.

 

Artikel 6 Overige, extra en plustaken

  • 1.

    Een individuele deelnemende gemeente kan het algemeen bestuur verzoeken om een bestaande taak voor die gemeente te intensiveren, mits daarvoor de bijbehorende middelen beschikbaar worden gesteld. Het algemeen bestuur beslist of het verzoek geen verstorend effect heeft op de bedrijfsvoering van WerkSaam.

  • 2.

    Het algemeen bestuur beslist bij unanimiteit over de vraag of, onder welke condities en in welke omvang WerkSaam de in artikel 5 lid 1 van deze regeling genoemde taken voor derden gaat uitvoeren op basis van een privaatrechtelijke overeenkomst.

  • 3.

    Het algemeen bestuur beslist bij unanimiteit over de vraag of, onder welke condities en in welke omvang WerkSaam extra taken gaat uitvoeren voor de gemeente(n) mits deze taken passen bij het doel als omschreven in artikel 4 van deze regeling.

  • 4.

    Het algemeen bestuur beslist over de vraag of, onder welke condities en in welke omvang WerkSaam plustaken gaat uitvoeren voor de gemeente(n) mits deze taken passen bij het doel als omschreven in artikel 4 van deze regeling. Plustaken worden alleen uitgevoerd op basis van een verzoek van de desbetreffende gemeente(n).

 

Artikel 7 Uitsluitend recht en ondersteunende diensten

  • 1.

    WerkSaam verleent aan de gemeenschappelijke regeling SSC DeSom een uitsluitend recht als bedoeld in artikel 2.24 van de Aanbestedingswet voor de diensten ten behoeve van de in artikel 5 van deze regeling genoemde taken op het gebied van ICT-dienstverlening.

  • 2.

    WerkSaam Westfriesland ziet er op toe dat het SSC DeSom zich daarbij houdt aan de uitgangspunten van het EG-verdrag met betrekking tot het beginsel van non-discriminatie op grond van nationaliteit en het transparantiebeginsel.

 

Artikel 8 Participatie

Het openbaar lichaam verleent inspraak aan ingezetenen en andere belanghebbenden bij de voorbereiding, uitvoering en evaluatie van beleid. Op inspraak is in beginsel de procedure van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing, tenzij het openbaar lichaam een andere inspraakprocedure heeft vastgesteld.

 

Artikel 9 Actieve informatieplicht van bestuur aan raden

Het bestuur van het openbaar lichaam verstrekt de raden van de deelnemers de inlichtingen die de raden nodig hebben voor de uitoefening van hun taken. Bij de informatieverstrekking geldt dat:

  • Relevante informatie in een zo vroeg mogelijk stadium wordt verschaft;

  • Informatie op hoofdlijnen wordt verstrekt, behalve als een detail (politiek) relevant is of als er specifiek om is gevraagd;

  • Schriftelijke inlichtingen zendt het bestuur (dagelijks bestuur, algemeen bestuur en/of voorzitter) rechtstreeks naar en gelijktijdig aan de raden en in cc aan de colleges van de deelnemers.

Indien de informatie wordt verstrekt door dagelijks bestuur of voorzitter, dan wordt het algemeen bestuur vooraf geïnformeerd.

 

HOOFDSTUK 3 INRICHTING EN SAMENSTELLING VAN HET BESTUUR

 

 

Het algemeen bestuur

 

Artikel 10 Samenstelling

  • 1.

    Het algemeen bestuur van WerkSaam bestaat uit twee leden per gemeente.

  • 2.

    De raad van iedere gemeente wijst twee leden en een plaatsvervangend lid uit het midden van de raad of uit de leden van het college aan.

  • 3.

    Het algemeen bestuur wijst uit zijn midden een voorzitter aan alsmede een vice voorzitter.

  • 4.

    De leden van het algemeen bestuur hebben, onverminderd het bepaalde in de overige leden van dit artikel, zitting gedurende de zittingsduur van de gemeenteraad.

  • 5.

    De leden van het algemeen bestuur treden af op de dag waarop de leden van de raden van de gemeenten aftreden. Zij blijven hun functie waarnemen tot het moment dat in hun vervanging is voorzien.

  • 6.

    Het lid dat tussentijds ophoudt lid van de raad of het college van burgemeester en wethouders te zijn, houdt daarmee tevens op lid te zijn van het algemeen bestuur. Dit geldt ook voor de voorzitter.

  • 7.

    Het lid dat ter vervulling van een tussentijdse vacature als lid van het algemeen bestuur wordt benoemd, treedt af op het tijdstip waarop degene in wiens of wier plaats dit lid is benoemd, zou hebben moeten aftreden.

  • 8.

    De leden van het algemeen bestuur die tussentijds ontslag nemen, stellen de voorzitter van het algemeen bestuur alsmede de raad die hen heeft aangewezen hiervan op de hoogte. Het ontslag is onherroepelijk.

  • 9.

    Leden van het algemeen bestuur die tussentijds ontslag hebben genomen behouden hun lidmaatschap totdat in hun opvolging is voorzien.

  • 10.

    De aanwijzing voor de vervulling van plaatsen die zijn opengevallen, vindt binnen twee maanden na het vacant worden ervan plaats door de raad die het aangaat.

  • 11.

    Naast de gevallen die in de wet staan genoemd, is het lidmaatschap van het bestuur onverenigbaar met een betrekking als personeelslid of werknemer in dienst van WerkSaam.

 

Artikel 11 Werkwijze

  • 1.

    Vergaderingen van het algemeen bestuur zijn in beginsel openbaar. De deuren worden gesloten, wanneer meer 1/5 deel van het aantal leden dat de presentielijst heeft getekend daarom verzoekt of de voorzitter het nodig oordeelt. Het algemeen bestuur beslist vervolgens of met gesloten deuren zal worden vergaderd. Van een vergadering met gesloten deuren wordt een afzonderlijk verslag opgemaakt, dat niet openbaar wordt gemaakt tenzij het algemeen bestuur anders beslist.

  • 2.

    Het algemeen bestuur stelt een reglement van orde voor zijn vergaderingen vast.

  • 3.

    Op de vergaderingen van het algemeen bestuur zijn de artikelen 22 en 23 van de wet van toepassing, zodat er tijdens vergaderingen van het algemeen bestuur slechts rechtsgeldig besloten kan worden indien in ieder geval meer dan de helft van het aantal leden aanwezig is.

  • 4.

    De stemverhouding in het algemeen bestuur is als volgt:

  • a.

    Besluiten worden genomen bij meerderheid van het aantal gemeenten, dat ook een meerderheid van het aantal inwoners van de deelnemende gemeenten vertegenwoordigt (peildatum is 1 januari voorafgaand aan het begrotingsjaar)

  • b.

    Als de stemmen staken wordt het voorstel geacht te zijn verworpen.

  • 5.

    Het algemeen bestuur vergadert zo vaak als hij daartoe heeft besloten, maar minimaal twee keer per jaar en verder zo dikwijls als de voorzitter dit nodig acht of ten minste twee leden van het algemeen bestuur dit verzoeken (onder schriftelijke opgave van de te behandelen onderwerpen). In dit geval vindt de vergadering binnen twee weken plaats als bedoeld in artikel 17 van de Gemeentewet en artikel 22 van de wet.

  • 6.

    De voorzitter roept de leden schriftelijk tot de vergadering op.

  • 7.

    Tegelijkertijd met de oproep brengt de voorzitter dag, tijdstip en plaats van de vergadering ter openbare kennis. De agenda en de daarbij behorende voorstellen, met uitzondering van de in artikel 23 van de wet genoemde stukken waaromtrent geheimhouding is opgelegd, worden tegelijkertijd met de oproep en op een bij de openbare kennisgeving aan te geven wijze ter inzage gelegd als bedoeld in artikel 19 Gemeentewet en artikel 22 van de wet.

  • 8.

    Van overeenkomstige toepassing is het bepaalde in de artikelen 20, 22, 26, 28 tot en met 33 van de Gemeentewet.

 

Artikel 12 Besloten vergadering

Op grond van de belangen genoemd in artikel 10 van de Wet open overheid over de geheimhouding van de inhoud van stukken is het bepaalde in artikel 23, leden 1 tot en met 4 van de wet van toepassing. In een besloten vergadering van het algemeen bestuur worden geen besluiten genomen over het beleidsplan, de begroting, de rekening en het liquidatieplan.

 

Het dagelijks bestuur

 

Artikel 13 Samenstelling

  • 1.

    In het dagelijks bestuur is elk van de gemeenten vertegenwoordigd.

  • 2.

    De leden van het dagelijks bestuur en de plaatsvervangend leden worden aangewezen door en uit het algemeen bestuur. Zij worden aangewezen in de eerste vergadering van het algemeen bestuur nadat overeenkomstig artikel 8 van deze regeling de leden van het algemeen bestuur zijn aangewezen.

  • 3.

    De aanwijzing van leden van het dagelijks bestuur ter vervulling van plaatsen die openvallen, vindt plaats binnen twee maanden na de melding van de opengevallen plaats.

  • 4.

    Het lidmaatschap van het dagelijks bestuur eindigt indien het lid ophoudt lid te zijn van het algemeen bestuur.

  • 5.

    De leden van het dagelijks bestuur treden af op de dag waarop de zittingsperiode van de gemeenteraad afloopt. Zij blijven in functie tot het moment dat het algemeen bestuur in de nieuwe samenstelling nieuwe leden voor het dagelijks bestuur heeft aangewezen.

  • 6.

    Een lid van het dagelijks bestuur kan door het algemeen bestuur worden ontslagen, als dit lid niet meer het vertrouwen van het algemeen bestuur bezit. In dit geval is het bepaalde in artikelen 49 en 50 van de Gemeentewet van overeenkomstige toepassing. Op het ontslagbesluit is artikel 8:1 van de Algemene wet bestuursrecht niet van toepassing.

 

Artikel 14 Werkwijze

  • 1.

    Vergaderingen van het dagelijks bestuur zijn besloten.

  • 2.

    Het dagelijks bestuur vergadert zo dikwijls als de voorzitter of een ander lid van het dagelijks bestuur dit nodig acht, zulks onder opgave van de te behandelen onderwerpen. De vergadering vindt plaats binnen twee weken nadat het verzoek is ingekomen.

  • 3.

    In het dagelijks bestuur kan alleen worden besloten, indien meer dan de helft van het aantal zittende leden aanwezig is.

  • 4.

    Voor zover deze regeling niet anders bepaalt, kan het dagelijks bestuur zijn werkzaamheden verdelen over zijn leden. Het dagelijks bestuur deelt zijn besluiten daarover mee aan het algemeen bestuur.

  • 5.

    Elk lid heeft een stem.

  • 6.

    Besluiten worden bij meerderheid van stemmen genomen. Als de stemmen staken, wordt het voorstel geacht te zijn verworpen.

  • 7.

    Het dagelijks bestuur kan een reglement van orde voor zijn vergaderingen vaststellen, dat aan het algemeen bestuur ter kennisneming wordt overlegd.

  • 8.

    Voor de besluitvorming in het dagelijks bestuur en de verplichting tot geheimhouding zijn de bepalingen in de Gemeentewet voor het college van overeenkomstige toepassing.

 

De voorzitter

 

Artikel 15 Taak en ontheffing

  • 1.

    De voorzitter van het algemeen bestuur is tevens voorzitter van het dagelijks bestuur.

  • 2.

    De voorzitter is belast met de leiding van de vergaderingen van het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur.

  • 3.

    Het algemeen bestuur kan de voorzitter, al dan niet tijdelijk, uit zijn functie ontheffen indien deze het vertrouwen van het algemeen bestuur niet meer bezit.

  • 4.

    Bij verhindering of ontstentenis van de voorzitter wordt deze vervangen door de vice voorzitter.

  • 5.

    Indien de voorzitter behoort tot het bestuur van een gemeente, die partij is in een geding waarbij WerkSaam is betrokken, wordt WerkSaam door de vice voorzitter vertegenwoordigd.

 

Commissies van advies

 

Artikel 16 Instelling

  • 1.

    Het algemeen bestuur kan commissies van advies instellen. Het algemeen bestuur regelt de bevoegdheden en de samenstelling.

  • 2.

    De instelling van vaste commissies van advies aan het dagelijks bestuur of aan de voorzitter en de regeling van haar bevoegdheden en samenstelling gebeurt door het algemeen bestuur op voorstel van het dagelijks bestuur onderscheidenlijk de voorzitter.

  • 3.

    Andere commissies van advies aan het dagelijks bestuur of aan de voorzitter worden door het dagelijks bestuur respectievelijk de voorzitter ingesteld.

 

HOOFDSTUK 4 BEVOEGDHEDEN VAN HET BESTUUR

 

 

Bevoegdheden algemeen bestuur

 

Artikel 17 Bevoegdheden algemeen bestuur

  • 1.

    Alle bevoegdheden berusten bij het algemeen bestuur voor zover deze niet bij of krachtens enige wettelijke regeling of deze regeling aan het dagelijks bestuur, de voorzitter of een directeur zijn toegekend.

  • 2.

    Onverminderd het bepaalde in artikel 33 van de wet is het algemeen bestuur in ieder geval bevoegd tot:

  • a.

    het vaststellen van de begroting en jaarrekening;

  • b.

    het vaststellen van het beleidsplan;

  • c.

    het vaststellen van verordeningen door strafbepaling of bestuursdwang te handhaven;

  • d.

    het voeren van rechtsgedingen;

  • e.

    het besluiten tot het oprichten van en deelnemen aan gemeenschappelijke regelingen, maar niet voordat de colleges en de raden unaniem toestemming hebben verleend;

  • 3.

    Het beleidsplan en/of wijzigingen van het beleidsplan wordt voor de vaststelling eerst voor een zienswijze voorgelegd aan de raden. Het dagelijks bestuur reageert schriftelijk op de zienswijze, alvorens het algemeen bestuur het beleidsplan en/of wijzigingen van het beleidsplan vaststelt.

  • 4.

    Het algemeen bestuur besluit tot het oprichten van en deelnemen in stichtingen, maatschappen, vennootschappen, verenigingen en coöperaties en onderlinge waarborgmaatschappijen als dat bijzonder aangewezen moet worden geacht voor de behartiging van het daarmee te dienen openbaar belang. Het besluit wordt niet genomen dan nadat de raden een ontwerpbesluit is toegezonden en in de gelegenheid zijn gesteld hun wensen en bedenkingen ter kennis van het algemeen bestuur te brengen.

 

Artikel 18 Overdracht van bevoegdheden

  • 1.

    Het algemeen bestuur kan zijn bevoegdheden aan het dagelijks bestuur overdragen, met uitzondering van:

  • a.

    de vaststelling of wijziging van de begroting;

  • b.

    de vaststelling van de jaarrekening;

  • c.

    de vaststelling van het beleidsplan;

  • d.

    de aanwijzing van een of meer accountants, bedoeld in artikel 213, tweede lid, van de Gemeentewet;

  • e.

    de vaststelling van de financiële verordeningen, de bijdrageverordening, de organisatieverordening en het directiestatuut;

  • f.

    besluiten waarbij overeenkomstig deze regeling een zwaardere meerderheid is vereist;

  • g.

    aanwijzen en al dan niet tijdelijk uit de functie ontheffen van de voorzitter en/of diens plaatsvervanger(s);

  • h.

    benoemen, schorsen of ontslaan van een directeur en benoemen, schorsen of ontheffen van diens plaatsvervanger;

  • i.

    De vaststelling van verordeningen door strafbepaling of bestuursdwang te handhaven.

  • 2.

    Een bevoegdheid kan niet worden overgedragen als de aard van de bevoegdheid zich hiertegen verzet.

 

Artikel 19 Verantwoordings- en informatieplicht

  • 1.

    Het algemeen bestuur verschaft de raden en colleges binnen een redelijke termijn alle inlichtingen die door deze organen of een of meer van hun leden worden gevraagd.

  • 2.

    Een lid van het algemeen bestuur verschaft aan de raad die hem heeft aangewezen of het college van die betreffende gemeente alle inlichtingen die door een of meer leden daarvan worden verlangd.

  • 3.

    Een lid van het algemeen bestuur is aan de raad die hem heeft aangewezen verantwoording verschuldigd voor het door hem in het algemeen bestuur gevoerde beleid.

 

Bevoegdheden dagelijks bestuur

 

Artikel 20 Bevoegdheden dagelijks bestuur

  • 1.

    Het dagelijks bestuur is in ieder geval bevoegd:

  • a.

    het dagelijks bestuur van WerkSaam te voeren, voor zover niet bij of krachtens de wet of de regeling het algemeen bestuur hiermee is belast;

  • b.

    beslissingen van het algemeen bestuur voor te bereiden en uit te voeren;

  • c.

    regels vast te stellen over de ambtelijke organisatie van het openbaar lichaam;

  • d.

    medewerkers te benoemen, te schorsen of te ontslaan;

  • e.

    tot privaatrechtelijke rechtshandelingen van WerkSaam te besluiten, met uitzondering van privaatrechtelijke rechtshandelingen als bedoeld in artikel 31 a van de Wet;

  • f.

    te besluiten namens WerkSaam, het dagelijks bestuur of het algemeen bestuur rechtsgedingen, bezwaarprocedures of administratief beroepsprocedures te voeren of handelingen ter voorbereiding daarop te verrichten, tenzij het algemeen bestuur, voor zover het algemeen bestuur aangaat, in voorkomende gevallen anders beslist.

  • 2.

    Het dagelijks bestuur neemt, ook alvorens is besloten tot het voeren van een rechtsgeding, alle conservatoire maatregelen en doet wat nodig is ter voorkoming van verjaring of verlies van recht of bezit.

 

Artikel 21 Verantwoordings- en informatieplicht

  • 1.

    De leden van het dagelijks bestuur zijn, tezamen en ieder afzonderlijk, aan het algemeen bestuur verantwoording verschuldigd voor het door hen gevoerde bestuur.

  • 2.

    Zij geven het algemeen bestuur mondeling of schriftelijk de door een of meer leden gevraagde inlichtingen waarvan het verstrekken niet in strijd is met het openbaar belang.

  • 3.

    Het dagelijks bestuur verschaft de gemeenteraden en colleges alle inlichtingen over het door hem gevoerde bestuur die door deze organen of een of meer van hun leden worden gevraagd.

 

Bevoegdheden voorzitter

 

Artikel 22 Bevoegdheden voorzitter

  • 1.

    De voorzitter bevordert een goede behartiging van de zaken van WerkSaam.

  • 2.

    De voorzitter vertegenwoordigt WerkSaam in en buiten rechte.

  • 3.

    De voorzitter ondertekent de stukken die van het algemeen bestuur en dagelijks bestuur uitgaan.

 

Artikel 23 Verantwoordings- en informatieplicht

  • 1.

    De voorzitter is aan het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur verantwoording verschuldigd voor het door hem gevoerde bestuur.

  • 2.

    Hij geeft het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur mondeling of schriftelijk de door een of meer leden gevraagde inlichtingen waarvan het verstrekken niet in strijd is met het openbaar belang.

  • 3.

    De voorzitter verschaft de gemeenteraden en colleges alle inlichtingen over het door hem gevoerde bestuur die door deze organen of een of meer van hun leden worden gevraagd.

 

HOOFDSTUK 5 AMBTELIJKE ORGANISATIE

 

 

Artikel 24 Directeur

  • 1.

    Een directeur wordt door het algemeen bestuur benoemd, geschorst en ontslagen. Na het ontslag wordt zo spoedig mogelijk voorzien in de opvulling van de vacature.

  • 2.

    Het dagelijks bestuur kan in spoedeisende gevallen tot schorsing van een directeur overgaan. Het doet daarvan terstond mededeling aan het algemeen bestuur. De schorsing vervalt, wanneer het algemeen bestuur haar niet in zijn eerstvolgende vergadering bekrachtigt.

  • 3.

    De directeur algemene bedrijfsvoering is tevens secretaris en staat het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur en de voorzitter alsmede door hen ingestelde commissie(s) bij de uitoefening van hun taak terzijde.

  • 4.

    Het algemeen bestuur stelt in een instructie nadere regels vast betreffende de taak en de bevoegdheid van de directeuren.

  • 5.

    In ieder geval is één directeur bij de vergaderingen van het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur aanwezig.

  • 6.

    De stukken die van het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur uitgaan, worden door een directeur meeondertekend.

  • 7.

    De directeur algemene bedrijfsvoering is bestuurder in de zin van de Wet op de Ondernemingsraden.

  • 8.

    Het algemeen bestuur regelt de vervanging van een directeur.

 

Artikel 25 Medewerkers

  • 1.

    Het dagelijks bestuur is belast met het aanstellen, schorsen en ontslaan van de medewerkers, de directeuren uitgezonderd.

  • 2.

    Het dagelijks bestuur stelt vast de arbeidsvoorwaardenregeling van de medewerkers, de directeuren uitgezonderd, en neemt daartoe de benodigde besluiten.

  • 3.

    Het dagelijks bestuur kan de in het eerste en tweede lid bedoelde bevoegdheden overdragen aan de directeuren.

  • 4.

    De collectieve arbeidsvoorwaarden regelingen van de sector gemeenten (CAR/UWO) bepaalt de arbeidsvoorwaarden voor medewerkers met een ambtelijke status.

  • 5.

    De CAO Wsw bepaalt de arbeidsvoorwaarden voor medewerkers met een Wsw status.

 

HOOFDSTUK 6 FINANCIËN EN BEHEER

 

 

Artikel 26 Kaderbrief

In het jaar voorafgaande aan het begrotingsjaar wordt door de deelnemende raden uiterlijk 15 maart de hoogte van het over te dragen participatiebudget uit de integratieuitkering sociaal domein vanuit de gemeenten aan WerkSaam aangegeven. Binnen dit kader dient het beleid te worden uitgevoerd.

 

Artikel 27 Voorbereiding kadernota, begroting en jaarrekening.

  • 1.

    Het dagelijks bestuur van de gemeenschappelijke regeling biedt uiterlijk 15 december van het jaar voorafgaand aan dat waarin de begroting wordt behandeld, de kadernota aan de gemeenteraden aan voor zienswijze.

  • 2.

    Het dagelijks bestuur van de gemeenschappelijke regeling biedt uiterlijk 15 april van het jaar voorafgaand aan dat waarvoor de begroting dient, de conceptbegroting aan de gemeenteraden aan voor zienswijze. Het dagelijks bestuur dient gelijktijdig met de conceptbegroting de voorlopige jaarrekening van het jaar voorafgaande aan dat waarvoor de begroting dient aan de raden toe te sturen.

  • 3.

    De gemeenteraden kunnen op de concept bestemming van het rekeningresultaat hun zienswijze kenbaar maken aan het dagelijks bestuur van de gemeenschappelijke regeling.

  • 4.

    Indien de gemeenschappelijke regeling gebruik maakt van een strategisch of meerjarenplan biedt het dagelijks bestuur van de gemeenschappelijke regeling dit in concept aan de gemeenteraden aan voor zienswijze.

  • 5.

    De gemeenteraden geven uiterlijk 1 maart hun zienswijze over de kadernota aan het dagelijks bestuur van de gemeenschappelijke regeling.

  • 6.

    De gemeenteraden geven uiterlijk 25 juni hun zienswijze over de conceptbegroting en de concept bestemming van het rekeningresultaat aan het dagelijks bestuur van de gemeenschappelijke regeling.

  • 7.

    De gemeenteraden geven binnen 10 weken na ontvangst van het concept strategisch of meerjarenplan hun zienswijze hierover aan het dagelijks bestuur van de gemeenschappelijke regeling.

  • 8.

    Het dagelijks bestuur van de gemeenschappelijke regeling stelt de gemeenteraden voorafgaande aan het vaststellen van de begroting voor 15 juli schriftelijk en gemotiveerd in kennis van zijn oordeel over de zienswijze, bedoeld in het zesde lid, alsmede van de eventuele conclusies die het daaraan verbindt.

  • 9.

    Het dagelijks bestuur van de gemeenschappelijke regeling stelt de gemeenteraden voorafgaande aan het vaststellen van de Kadernota, de jaarrekening en het strategisch of meerjarenplan schriftelijk en gemotiveerd in kennis van zijn oordeel over de zienswijze, bedoeld in het derde, vijfde en zevende lid, alsmede van de eventuele conclusies die het daaraan verbindt.

 

Artikel 28 Vaststelling begroting

  • 1.

    Het algemeen bestuur stelt de begroting vast in het jaar voorafgaande aan dat waarvoor zij dient.

  • 2.

    Na vaststelling zendt het algemeen bestuur de begroting aan de raden.

  • 3.

    Het dagelijks bestuur zendt de begroting binnen twee weken na de vaststelling, doch in ieder geval voor 15 september van het jaar voorafgaande aan dat waarvoor de begroting dient, aan gedeputeerde staten.

  • 4.

    Voor een wijziging van de begroting, voor zover deze wijziging van invloed is op de hoogte van de bijdrage van de gemeenten, geldt de stemverhouding zoals is opgenomen in artikel 9 lid 4 van deze regeling.

 

Artikel 29 Bijdrage en vergoeding

  • 1.

    WerkSaam functioneert volgens het solidariteitsprincipe voor zover dit betreft de apparaatskosten en de uitvoeringskosten WSW.

  • 2.

    De taakuitvoering gebeurt binnen de door gemeenten gezamenlijk beschikbaar gestelde financiële middelen. De bijdrage van de gemeenten bestaat uit:

  • a.

    Het gedeelte van de integratieuitkering sociaal domein dat de raden beschikbaar stellen voor participatie, inkomensdeel/buig en de wet sociale werkvoorziening voor zover het gaat om de budgetten die samenhangen met de taken die overgaan naar WerkSaam.

  • b.

    structurele bijdrage voor dekking van het apparaatsdeel en is gebaseerd op een vaste verdeelsleutel zoals bedoeld in lid 3 van dit artikel.

  • 3.

    De apparaatskosten bestaan uit de uitgaven voor personeel en materiële overhead verminderd met de toegevoegde waarde van de commerciële activiteiten. De gemeenten dragen bij aan de apparaatskosten op basis van een verdeelsleutel. De aard van de verdeelsleutel voor de structurele bijdrage ligt langjarig vast (de verdeelmaatstaf), de berekening (percentages) wordt jaarlijks gemaakt op de volgende wijze:

  • a.

    WerkSaam maakt de jaarlijkse berekening en verwerkt dit in haar (concept)begroting. De berekening wordt gebaseerd op gegevens die op 1 januari beschikbaar zijn van het jaar waarin de begroting wordt gemaakt.

  • b.

    De berekeningswijze voor de verdeelsleutel is op de onderdelen:

  • Aantal bijstandsgerechtigden (50%): Gemiddelde van het aantal bijstandsgerechtigden per gemeente uit de landelijke CBS databank met als peiling drie voorgaande jaren.

  • Aantal inwoners op 1 januari van het jaar waarin de begroting wordt gemaakt (25%).

  • Uitvoeringkosten (25%): Door gemeenten opgegeven omvang van formatie en inhuur/uitbesteding per begrotingsjaar 2013 voor de taken die worden opgedragen aan WerkSaam. Dit onderdeel wordt niet aangepast.

  • 4.

    Resultaten op het programmadeel worden per individuele gemeente afgerekend. De toegevoegde waarde van de commerciële activiteiten maakt geen onderdeel uit van het programmadeel.

  • 5.

    Gemeenten dragen bij aan de commerciële activiteiten van WerkSaam op basis van afspraken die worden vastgelegd in de Regeling Bijdrage gemeenten aan commerciële activiteiten. Deze regeling wordt vastgesteld door het algemeen bestuur. In deze Regeling worden afspraken vastgelegd t.a.v. :

  • a.

    Totale opdrachtvolume

  • b.

    Normbedrag per gemeente o.b.v. verdeelsleutel

  • c.

    Bonus /malus regeling

 

Artikel 30 Vaststelling jaarrekening

  • 1.

    Het algemeen bestuur stelt de jaarrekening vast in het jaar volgende op het jaar waarop deze betrekking heeft.

  • 2.

    Het dagelijks bestuur zendt de jaarrekening aan gedeputeerde staten binnen twee weken na vaststelling hiervan, maar in ieder geval voor 15 juli van het jaar volgende op het jaar waarop deze betrekking heeft.

  • 3.

    Het dagelijks bestuur zendt de jaarrekening binnen twee weken na de vaststelling aan de raden.

 

Artikel 31 Resultaatbestemming

  • 1.

    Als de jaarrekening sluit met een batig saldo, besluit, met inachtneming van artikel 25, het algemeen bestuur dit saldo geheel of ten dele:

  • a.

    te bestemmen voor de algemene reserve voor zover deze reserve niet meer bedraagt dan 2,5% van de totale begroting, tenzij op basis van een risicoanalyse blijkt dat een hogere of een lagere algemene reserve noodzakelijk is.

  • b.

    uit te keren aan de gemeenten naar rato van ieders bijdrage, zoals deze op basis van artikel 27 van deze regeling is vastgesteld voor het jaar waarop de jaarrekening betrekking heeft.

  • 2.

    Als de rekening sluit met een nadelig saldo besluit, met inachtneming van artikel 25, het algemeen bestuur hoe dit saldo wordt gedekt. Als het nadelig saldo structureel blijkt te zijn, wordt een plan opgesteld dat is gericht op het afbouwen en/of dekken van het nadelig exploitatiesaldo. Mocht een aanvullende bijdrage van de gemeenten noodzakelijk zijn, geldt de verdeelsleutel zoals benoemd in artikel 27 van deze regeling.

 

Artikel 32 Financiële administratie

  • 1.

    Het algemeen bestuur stelt een verordening vast met betrekking tot de organisatie van de financiële administratie en het financieel beheer van WerkSaam.

  • 2.

    Artikel 212, 213 en 213a van de Gemeentewet zijn van overeenkomstige toepassing.

 

Artikel 33 Betaling

  • 1.

    De gemeenten betalen voor de bijdrage voor de programmakosten uiterlijk de eerste week van de maand een voorschot in de kosten van het lopende boekjaar gelijk de betaalsystematiek van het Rijk.

  • 2.

    De gemeenten betalen voor de bijdrage voor de apparaatskosten uiterlijk de eerste week van de maand een voorschot in de kosten van het lopende boekjaar conform het uitbetalingsritme van de salarissen.

  • 3.

    In uitzonderlijke gevallen kan het algemeen bestuur bij unanimiteit bepalen dat een afwijkend voorschot wordt betaald.

  • 4.

    De definitieve afrekening vindt plaats binnen twee maanden na vaststelling van de jaarrekening.

 

Artikel 34 Garantstelling

De gemeenten dragen er zorg voor dat WerkSaam te allen tijde over voldoende middelen beschikt om aan al haar financiële verplichtingen te voldoen.

 

HOOFDSTUK 7 EVALUATIE, WIJZIGING, TOETREDING, UITTREDING EN OPHEFFING

 

 

Artikel 35 Evaluatie

  • 1.

    Een evaluatie vindt minimaal 1 keer per 4 jaar plaats en heeft pas doorgang als de evaluatie en het betreffende onderwerp met een meerderheid van stemmen, uitgebracht door de deelnemers, wordt aangenomen.

  • 2.

    Het dagelijks bestuur van de regeling zorgt er voor dat 1 jaar vóór het tijdstip waarop een evaluatie zal plaatsvinden een signaal uit gaat naar de deelnemers van de regeling, met daarbij een procesbeschrijving over het aandragen van de onderwerpen en, wanneer een stemverhouding ontbreekt, het stemmen daarover.

  • 3.

    Wanneer met een evaluatie wordt ingestemd draagt het (dagelijks) bestuur zorg voor de uitvoering van de evaluatie.

  • 4.

    De uitvoering van de evaluatie begint met een procesbeschrijving met daarin een beschrijving van het onderwerp, de manier waarop de evaluatie wordt uitgevoerd en binnen welke termijn. De procesbeschrijving vermeldt ook of de evaluatie extra kosten voor de deelnemers tot gevolg heeft.

  • 5.

    Als de evaluatie conclusies en aanbevelingen bevat, dan verwerkt het (dagelijks) bestuur deze in een voorstel hoe hieraan gevolg wordt gegeven.

  • 6.

    De gevolgen als bedoeld in het vorige lid, kunnen aanleiding zijn om te betrekken in de daaropvolgende evaluatieperiode

 

Artikel 36 Wijziging

  • 1.

    De raden, de colleges, het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur kunnen voorstellen doen voor wijziging van de regeling.

  • 2.

    Een voorstel tot wijziging van een of meerdere raden of colleges van de gemeenten wordt gezonden aan het algemeen bestuur.

  • 3.

    Het algemeen bestuur behandelt het verzoek tot wijziging binnen drie maanden na ontvangst. Met de beschouwingen en opmerkingen van het algemeen bestuur wordt het voorstel aan de raden en de colleges van de gemeenten gezonden.

  • 4.

    De regeling wordt gewijzigd bij unaniem besluit van de raden en de colleges van de gemeenten.

 

Artikel 37 Toetreding

  • 1.

    Tot de regeling kunnen uitsluitend raden en colleges van andere gemeenten en bestuursorganen van andere openbare lichamen toetreden.

  • 2.

    Toetreding is slechts mogelijk na unanieme instemming van de raden en de colleges.

  • 3.

    Aan toetreding kan het algemeen bestuur voorwaarden verbinden.

 

Artikel 38 Uittreding

  • 1.

    Gedurende een termijn van 4 jaar, te rekenen vanaf de datum van deelname aan/toetreding tot de regeling, is uittreding niet mogelijk.

  • 2.

    Een deelnemer kan (geheel of gedeeltelijk) uittreden door toezending aan het (algemeen) bestuur van de daartoe strekkende besluiten van de raad en het college van burgemeester en wethouders. De procedure voor uittreding vangt aan op de dag nadat het (algemeen) bestuur de betreffende besluiten heeft ontvangen.

  • Van gedeeltelijke uittreding is sprake indien de deelnemer slechts een deel van de door het samenwerkingsverband ten behoeve van alle deelnemers uitgevoerde taken, als bedoeld in artikel 5 van deze, wenst terug te nemen.

  • 3.

    Het (dagelijks) bestuur zendt de besluiten tot (gedeeltelijke) uittreding van een deelnemer aan de raden en colleges van de overige deelnemende gemeenten.

  • 4.

    Uittreding, geheel of gedeeltelijk, geschiedt per 1 januari van enig jaar, waarbij een opzegtermijn van tenminste één jaar in acht wordt genomen.

  • 5.

    Na ontvangst van de in het eerste lid bedoelde besluiten, komen de uittredende deelnemer en het (dagelijks) bestuur, uiterlijk 6 maanden voor de datum van uittreding, een concept-uittredingsregeling overeen, welke door de deelnemers wordt vastgesteld, waarbij de belangen van de uittredende deelnemer en die van de achterblijvende deelnemers op reële en evenwichtige wijze worden afgewogen. In de concept-uittredingsregeling worden de personele, juridische, organisatorische en financiële gevolgen, waaronder de gevolgen voor het vermogen, van de uittreding geïnventariseerd, de wijze waarop met deze gevolgen kan of moet worden omgegaan, de voorwaarden voor uittreding, de hoogte van de uittreedsom en de overname van personeel en/of overige verplichtingen door de uittredende deelnemer. Indien blijkt dat, als gevolg van een mogelijk verlies aan arbeidsplaatsen, een overleg met de bij de sector betrokken vakbonden noodzakelijk is ten behoeve van het opstellen van een sociaal plan, wordt de conclusie van dit overleg opgenomen in de concept-uittredingsregeling.

  • 6.

    Indien het (algemeen) bestuur constateert dat de besluiten tot uittreding van de bestuursorganen van de deelnemer de vraag oproepen of continuering van de samenwerking in de gemeenschappelijke regeling redelijkerwijs nog wel mogelijk is, doet zij de deelnemers een voorstel tot opheffing van de gemeenschappelijke regeling (naam GR) als bedoeld in artikel 37 van deze regeling.

  • 7.

    Het bestuur en de uittredende deelnemer zullen zich inspannen om de nadelige gevolgen van de uittreding voor het openbaar lichaam (gemeenschappelijk orgaan/de bedrijfsvoeringsorganisatie) en de uittredende deelnemer zo veel mogelijk te beperken, bijvoorbeeld door personeel of andere verplichtingen over te nemen of anderszins in stand te doen houden.

  • 8.

    Bij het vaststellen van de hoogte van de uittreedsom is het uitgangspunt dat de uittredende deelnemer de reële schade van het openbaar lichaam (gemeenschappelijk orgaan/ de bedrijfsvoeringsorganisatie) én de overblijvende deelnemers dient te vergoeden, die rechtstreeks gevolg is van het (gedeeltelijk) uittreden uit de gemeenschappelijke regeling, waarbij bij het bepalen van de hoogte van de schade in beginsel een afbouwperiode van 5 jaar wordt gehanteerd, te rekenen vanaf de datum van uittreding.

  • 9.

    De hoogte van de uittreedsom als bedoeld in lid 8 wordt slechts verhoogd indien er sprake is van substantiële langlopende en niet te mitigeren financiële verplichtingen, indien vast staat dat deze zich zullen voor doen én in die becijferde omvang, waarbij de bijdrage in de kosten door de uittredende deelnemer naar rato wordt vastgesteld.

  • 10.

    De uittreedsom bestaat uit de zakelijke gerechtvaardigde kosten, te weten de kosten die rechtstreeks ontstaan uit de uittreding (frictiekosten) en de bijdragen aan de overtollige kosten (desintegratiekosten) in de in lid 8 genoemde afbouwperiode, waarbij geen verrekening van het vermogen plaats vindt.

  • 11.

    Op de uittreedsom wordt het aandeel van de uittredende deelnemer in de algemene reserve van het openbaar lichaam op de datum van uittreding in mindering gebracht, voor zover deze algemene reserve het benodigde weerstandsvermogen overschrijdt. Het aandeel in de algemene reserve wordt berekend naar rato van het inwoneraantal van de uittredende deelnemer. Indien er sprake is van een tekort in de algemene reserve ten opzichte van het benodigde weerstandsvermogen wordt de uittreedsom met dit tekort verhoogd overeenkomstig de hiervoor benoemde berekeningswijze.

  • 12.

    Onder frictiekosten wordt verstaan alle incidentele kosten in verband met de uittreding van de deelnemer, zoals de kosten van inhuur externe dienstverlening, kosten onderzoek accountant, kosten boventallig primair personeel, kosten opstellen sociaal plan, kosten boventallig decentrale personele overhead, kosten afwaardering activa.

  • De frictiekosten komen volledig ten laste van de uittredende deelnemer.

  • 13.

    Onder desintegratiekosten wordt verstaan alle doorbelaste kosten als gevolg van overcapaciteit in personele en materiele sfeer en andere verplichtingen, die ontstaan als direct gevolg van de uittreding gedurende de in lid 8 genoemde afbouwperiode.

  • De desintegratiekosten die direct aan de uittredende deelnemer kunnen worden toegerekend, komen integraal voor rekening van de uittredende deelnemer voor de duur van maximaal 5 jaar. Desintegratiekosten die niet direct aan de uittredende deelnemer kunnen worden toegerekend, zoals investeringskosten, afschrijvingskosten, kantoorhuur, salariskosten en inhuur van personeel etc. komen naar rato van de kostenverdeelsleutel als bedoel in artikel 27 van de regeling, voor rekening van de uittredende deelnemer bij algehele uittreding. Bij gedeeltelijke uittreding komen de desintegratiekosten voor rekening van de uittredende gemeente naar rato van uittreding.

  • 14.

    De kosten als bedoeld in lid 12 en lid 13 worden door de accountant van het openbaar lichaam bepaald aan de hand van de jaarrekeningen over de afgelopen 3 jaar voorafgaand aan de datum van uittreding. De beoordeling van de kosten van uittreden wordt gebaseerd op de feiten en omstandigheden die bekend zijn op het moment van de daadwerkelijke uittreding.

  • 15.

    Met het oog op het vaststellen van de hoogte van de uittreedsom, als bedoeld in het achtste tot en met het tiende lid, vragen de uittredende deelnemer en het (dagelijks) bestuur gezamenlijk om een bindend advies aan een onafhankelijke externe deskundige. De kosten voor het inschakelen van de externe deskundige zijn, als onderdeel van de frictiekosten, voor rekening van de uittredende deelnemer.

  • 16.

    Het algemeen bestuur stelt de concept-uittredingsregeling vast en stuurt deze aan de deelnemende bestuursorganen ter besluitvorming. De uittredingsregeling is vastgesteld indien tenminste twee derde van het aantal deelnemers hiertoe besluiten.

  • 17.

    Gedurende de periode tussen het besluit tot uittreding en effectuering daarvan is de uittredende deelnemer gehouden al haar verplichtingen na te komen.

  • 18.

    De uittreedsom dient binnen een termijn van 6 maanden na vaststelling als bedoeld in het zestiende lid door de uittredende deelnemer te zijn voldaan, tenzij in de uittredingsregeling een andere afspraak is gemaakt.

 

Artikel 39 Opheffing

  • 1.

    Op voorstel van het algemeen bestuur kunnen de raden en de colleges besluiten tot opheffing van de regeling.

  • 2.

    Opheffing vindt slechts plaats na unaniem besluit van de raden en de colleges.

  • 3.

    Het algemeen bestuur stelt een liquidatieplan op om tot opheffing van de regeling te komen.

  • 4.

    Het liquidatieplan voorziet in de verplichting van de gemeenten tot deelneming in de financiële gevolgen van de opheffing. Het liquidatieplan voorziet ook in de gevolgen die de opheffing heeft voor de medewerker. Indien de regeling alle op haar rustende verplichtingen is nagekomen en een batig saldo resteert, dan wordt dit batig saldo aan de hand van de gehanteerde verdeelsleutel aan de gemeenten uitgekeerd. Resteert een negatief saldo, dan zijn de gemeenten naar rato van de gehanteerde verdeelsleutel gehouden deze verplichtingen op zich te nemen.

  • 5.

    Bij ontbinding van WerkSaam blijft de regeling voortbestaan voor zover dat voor de vereffening van het vermogen noodzakelijk is.

 

HOOFDSTUK 8 OVERIGE BEPALINGEN

 

 

Artikel 40 Archief

1. Archiefzorg

Het dagelijks bestuur draagt zorg voor de archiefbescheiden van de organen van het openbaar lichaam.

2. Archiefbeheer

  • 1.

    De directeur/secretaris (vul in functienaam hoogst ambtelijk verantwoordelijke van de GR) is belast met het beheer van de archiefbescheiden van de organen van het openbaar lichaam, voor zover deze niet zijn overgebracht naar de archiefbewaarplaats.

  • 2.

    Het dagelijks bestuur stelt voorschriften vast voor het beheer van de archiefbescheiden van de organen van het openbaar lichaam, die nog niet naar de archiefbewaarplaats zijn overgebracht.

3. Archiefbewaarplaats

Voor de bewaring van de over te brengen archiefbescheiden van de organen van het openbaar lichaam wordt aangewezen de archiefbewaarplaats het Westfries Archief, regionaal Historisch Centrum voor West-Friesland.

4. Toezicht

Met het toezicht op het beheer van de archiefbescheiden van de organen van het openbaar lichaam, voor zover deze niet zijn overgebracht naar de archiefbewaarplaats, is belast de archivaris van het Westfries Archief, regionaal Historisch Centrum voor West-Friesland.

5. Verantwoording

  • 1.

    De archivaris van het Westfries Archief, regionaal Historisch Centrum voor West-Friesland, brengt minimaal tweejaarlijks aan het dagelijks bestuur verslag uit over het toezicht op het beheer van de archiefbescheiden van de organen van het openbaar lichaam, die nog niet zijn overgebracht naar de archiefbewaarplaats.

  • 2.

    Het dagelijks bestuur brengt minimaal tweejaarlijks verslag uit aan het algemeen bestuur over de uitoefening van de aan hen opgedragen zorg voor de archiefbescheiden en de uitvoering van het archiefbeheer van de organen van het openbaar lichaam.

6. Terbeschikkingstelling

  • 1.

    De deelnemers aan de regeling stellen aan het dagelijks bestuur van het openbaar lichaam de archiefbescheiden beschikbaar, die nodig zijn voor de uitvoering van de overgedragen taken.

  • 2.

    De zorgdragers van partijen, genoemd in lid 1, stellen een verklaring van terbeschikkingstelling op waarin de periode van terbeschikkingstelling en het toezicht op het beheer van de terbeschikkingstelling gestelde archiefbescheiden worden geregeld.

7. Beheer archiefbescheiden opgedragen taken

  • 1.

    De deelnemers aan de gemeenschappelijke regeling besteden het beheer van de archiefbescheiden, ontvangen en opgemaakt als gevolg van de opgedragen taken, uit aan de gemeenschappelijke regeling.

  • 2.

    Voor de uitvoering van het beheer zoals bepaald in het vorige lid, dragen de deelnemers de bevoegdheden voortvloeiende uit de Archiefwet, Archiefbesluit en Archiefregeling over aan het dagelijks bestuur van de gemeenschappelijke regeling.

 

Artikel 41 Klachtenregeling

  • 1.

    Het algemeen bestuur stelt, met inachtneming van titel 9.1 van de Algemene wet bestuursrecht, een interne klachtenregeling vast.

  • 2.

    De Nationale ombudsman is, onverminderd het bepaalde in artikel 1a, eerste lid, van de Wet Nationale ombudsman, bevoegd tot behandeling van klaagschriften als bedoeld in titel 9.2 van de Algemene wet bestuursrecht.

 

Artikel 42 Geschillen

  • 1.

    Als er tussen het algemeen en/of dagelijks bestuur van deze regeling en een gemeente(n) onderling een geschil ontstaat over de uitvoering van deze regeling treden het dagelijks bestuur en de gemeente(n) terstond met elkaar in overleg om het geschil verder te verkennen en op te lossen.

  • 2.

    Als onderling het geschil niet opgelost kan worden, wijst iedere partij een deskundige aan. Deze deskundigen brengen gezamenlijk een advies uit.

  • 3.

    Op geschillen tussen de gemeenten onderling of tussen de gemeenten en WerkSaam is artikel 28 van de wet van toepassing.

 

HOOFDSTUK 9 SLOTBEPALINGEN

 

 

Artikel 43 Onvoorzienbaarheden

In alle gevallen waarin deze regeling niet voorziet, beslist het algemeen bestuur gehoord het dagelijks bestuur en de raden en de colleges.

 

Artikel 44 Citeertitel

Deze gewijzigde regeling wordt aangehaald als: Gemeenschappelijke regeling WerkSaam Westfriesland.

 

Artikel 45 inwerkingtreding

Het genoemde besluit treedt op 1 januari 2016 in werking.

 

 

 

 

 

Naar boven