Gemeenschappelijke Regeling Afvalbeheer Westfriesland 2020

 

Zaaknummer: 2160970

 

De colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten Drechterland, Enkhuizen, Hoorn, Koggenland, Medemblik, Opmeer en Stede Broec

 

besluiten met ingang van 1 juli 2024 de Gemeenschappelijke Regeling Afvalbeheer Westfriesland 2020 te wijzigen waardoor de tekst komt te luiden als volgt:

 

Gemeenschappelijke Regeling Afvalbeheer Westfriesland 2020

 

Hoofdstuk I ALGEMENE BEPALINGEN

 

 

Artikel 1  

  • 1.

    Ingesteld wordt een openbaar lichaam genaamd Afvalbeheer Westfriesland (ABWF) 2020.

  • 2.

    Het openbaar lichaam is gevestigd te Bovenkarspel.

 

Artikel 2  

Voor de toepassing van deze regeling wordt verstaan onder:

  • a.

    Afvalstoffen: alle stoffen, preparaten of andere producten die behoren tot de categorieën die zijn genoemd in bijlage I bij richtlijn nr. 75/442/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 15 juli 1975 betreffende afvalstoffen, waarvan de houder zich ontdoet, voornemens is zich te ontdoen, of zich moet ontdoen, met inachtneming van nadere regelgeving op grond van de Wetmilieubeheer;

  • b.

    Algemeen bestuur: het bestuur als bedoeld in artikel 5;

  • c.

    Dagelijks bestuur: het bestuur als bedoeld in artikel 13;

  • d.

    Gemeenten: de aan deze regeling deelnemende gemeenten;

  • e.

    HVC: de naamloze vennootschap N.V. HVC, statutair gevestigd te Alkmaar;

  • f.

    Lichaam: het openbaar lichaam, bedoeld in artikel 1;

  • g.

    Samenwerkingsgebied: het grondgebied van de Gemeenten.

 

Hoofdstuk II TAAK EN BEVOEGDHEDEN VAN HET LICHAAM

 

 

Artikel 3  

  • 1.

    Het Lichaam wordt ingesteld ten behoeve van het beheer van de voormalige stortplaats Westwoud alsmede ten behoeve van intergemeentelijke afstemming met betrekking tot afvalstoffenbeleid en – uitvoering, DVO- en aandeelhouderzaken;

  • 2.

    Het Lichaam wordt daarbij opgedragen:

  • a.

    zorg te dragen voor het beheren van de voormalige stortplaats Westwoud;

  • b.

    zorg te dragen voor overleggen ten behoeve van intergemeentelijke afstemming met betrekking tot afvalstoffenbeleid en – uitvoering, DVO- en HVC-aandeelhouderzaken.

 

Artikel 4  

Aan het Algemeen bestuur van het Lichaam worden toegekend de bevoegdheden, die de wet aan de bestuursorganen van de deelnemende gemeente toekent met betrekking tot de in artikel 3 genoemde taken, met inbegrip van:

  • a.

    de bevoegdheid deel te nemen aan een gemeenschappelijke regeling zoals bedoeld in artikel 93 van de Wet gemeenschappelijke regelingen, nadat de raden van de deelnemende gemeenten zijn gehoord.

 

Hoofdstuk III ALGEMEEN BESTUUR

 

 

Artikel 5  

  • 1.

    Het Lichaam heeft een Algemeen bestuur.

  • 2.

    Alle bevoegdheden berusten bij het Algemeen bestuur voor zover deze niet bij of krachtens enige wettelijke regeling of deze regeling aan het Dagelijks bestuur of de voorzitter zijn toegekend.

 

Artikel 6  

  • 1.

    Het Algemeen bestuur bestaat per deelnemende gemeente uit één lid, dat door het college van burgemeester en wethouders uit de wethouders wordt aangewezen. Het college van burgemeester en wethouders wijst tevens uit de wethouders een of meer personen aan die als plaatsvervangend lid kunnen optreden. Aan een plaatsvervangend lid komt dezelfde rechten toe als aan het lid dat hij vervangt.

  • 2.

    Voor de stemverhouding wordt uitgegaan van gewogen en gekwalificeerde meerderheid. Dit houdt in dat om een besluit te kunnen nemen een meerderheid van het aantal gemeenten die een meerderheid van het aantal inwoners in West-Friesland vertegenwoordigen, benodigd is.

  • 3.

    Voor de vaststelling van de aantallen inwoners van de deelnemende gemeenten, als bedoeld in het voorgaande lid, worden aangehouden de per 1 januari van elk jaar door het Centraal Bureau voor de Statistiek openbaar gemaakte bevolkingscijfers.

 

Artikel 7  

  • 1.

    Behalve in de gevallen als waarin de Wet gemeenschappelijke regelingen dit al heeft bepaald en onverminderd het bepaalde in artikel 12 eindigt het lidmaatschap van het Algemeen bestuur:

  • a.

    indien het college, welke het lid heeft aangewezen, besluit de deelneming aan deze regeling te beëindigen;

  • b.

    tussentijds op eigen verzoek.

  • 2.

    Indien tussentijds een plaats van een lid van het Algemeen bestuur vacant of beschikbaar komt, wordt ten spoedigste, doch in elk geval binnen twee maanden een nieuw lid aangewezen.

  • 3.

    De leden van het Algemeen bestuur, aftredend ingevolge het bepaalde in het eerste lid sub b, blijven als zodanig fungeren tot dat de in het tweede lid bepaalde aanwijzingen hebben plaatsgevonden.

  • 4.

    Hij, die ter vervulling van een tussentijdse vacature als lid van het Algemeen bestuur wordt benoemd, treedt af op het tijdstip, waarop degene in wiens plaats hij is aangewezen, zou hebben moeten aftreden.

 

Artikel 8  

Op het houden en de orde van de vergaderingen van het Algemeen bestuur is het gestelde in artikel 22 van Wet gemeenschappelijke regelingen onverkort van toepassing.

 

Artikel 9  

Het Algemeen bestuur kan aan de leden van het Algemeen bestuur een vergoeding toekennen voor de werkzaamheden en een tegemoetkoming in de kosten toekennen. Het gestelde in artikel 21 van de Wet gemeenschappelijke regelingen wordt in acht genomen.

 

Artikel 10  

  • 1.

    Indien een of meer leden van de gemeenteraad inlichtingen verlangen van een lid van het Algemeen bestuur dat is aangewezen door het college van deze gemeente, wordt een daartoe strekkend verzoek schriftelijk ingediend bij de voorzitter van die gemeenteraad.

  • 2.

    Dit verzoek moet kort en duidelijk geformuleerd zijn.

  • 3.

    Het verzoek om inlichtingen mag alleen betrekking hebben op de belangen ter behartiging waarvan deze gemeenschappelijke regeling is getroffen.

  • 4.

    De voorzitter als bedoeld in het eerste lid brengt het verzoek onmiddellijk ter kennis van het lid van het Algemeen bestuur waarvan inlichtingen worden verlangd.

  • 5.

    Binnen 30 dagen na de ontvangst dient het lid van het Algemeen bestuur dit verzoek om inlichtingen schriftelijk te beantwoorden en deze beantwoording in te dienen bij de desbetreffende gemeenteraad. Indien beantwoording niet binnen deze termijn kan plaatsvinden geeft het betrokken lid van het Algemeen bestuur de voorzitter voornoemd daarvan gemotiveerd bericht.

 

Artikel 11  

Het college van burgemeester en wethouders kan besluiten dat het door hem aangewezen lid van het Algemeen bestuur zich mondeling dan wel schriftelijk dient te verantwoorden voor het door hem in het Algemeen bestuur gevoerde beleid. Het college stelt daarbij tevens de termijn vast waarbinnen deze verantwoording moet plaatsvinden.

 

Artikel 12  

Het college van burgemeester en wethouders is bevoegd het door hem aangewezen lid in het Algemeen bestuur tussentijds ontslag te verlenen wanneer het lid verzuimt te voldoen aan het gestelde in de artikelen 10 en 11 van deze regeling dan wel anderszins het vertrouwen van het college heeft verloren. In dit geval zijn de artikelen 49 en 50 Gemeentewet van toepassing.

 

Hoofdstuk IV DAGELIJKS BESTUUR

 

 

Artikel 13  

  • 1.

    Het Dagelijks bestuur bestaat uit de voorzitter en twee andere leden.

  • 2.

    De leden van het Dagelijks bestuur en de plaatsvervangend leden worden aangewezen door en uit het Algemeen bestuur. Zij worden aangewezen in de eerste vergadering van het Algemeen bestuur nadat overeenkomstig artikel 6 de leden van het Algemeen bestuur zijn aangewezen.

  • 3.

    Elk lid van het Dagelijks bestuur is als portefeuillehouder belast met een aantal aandachtspunten.

  • 4.

    Het Dagelijks bestuur regelt in een reglement van orde de verdeling van de portefeuilles, de verantwoordelijkheden van de portefeuillehouders, de wijze waarop, indien nodig, wordt vergaderd, de oproeping voor de vergadering en al het nodige om goed te kunnen functioneren.

 

Artikel 14  

  • 1.

    Indien er tussentijds een plaats in het Dagelijks bestuur beschikbaar komt, kan het Algemeen bestuur met inachtneming van het in het vorige lid bepaalde een nieuw lid van het Dagelijks bestuur kiezen.

  • 2.

    De leden van het Dagelijks bestuur, aftredend als lid van het Algemeen bestuur ingevolge het bepaalde in artikel 7, eerste lid, sub b, blijven als zodanig fungeren totdat de in het eerste lid van dit artikel bedoelde benoemingen hebben plaatsgehad.

 

Artikel 15  

Ten aanzien van de leden van het Dagelijks bestuur is het gestelde in artikel 9 van deze regeling van overeenkomstige toepassing.

 

Artikel 16  

  • 1.

    Het Dagelijks bestuur is in ieder geval bevoegd:

  • a.

    het Dagelijks bestuur van het Lichaam te voeren, voor zover niet bij of krachtens de wet of de regeling het Algemeen bestuur hiermee is belast;

  • b.

    beslissingen van het Algemeen bestuur voor te bereiden en uit te voeren;

  • c.

    tot privaatrechtelijke rechtshandelingen van het openbaar lichaam te besluiten, met uitzondering van privaatrechtelijke rechtshandelingen als bedoeld in artikel 31a Wet gemeenschappelijke regelingen;

  • d.

    te besluiten namens het Lichaam, het Dagelijks bestuur of het Algemeen bestuur rechtsgedingen, bezwaarprocedures of administratief beroepsprocedures te voeren of handelingen ter voorbereiding daarop te verrichten, tenzij het Algemeen bestuur, voor zover dit het Algemeen bestuur aangaat, in voorkomende gevallen anders beslist.

  • 2.

    De artikelen 56, 57 en 58 Gemeentewet zijn van overeenkomstige toepassing.

 

Artikel 17  

  • 1.

    Indien een of meer leden van het Algemeen bestuur inlichtingen verlangt/verlangen van het Dagelijks bestuur, dient/dienen hij/zij daartoe een schriftelijk verzoek bij de voorzitter in.

  • 2.

    De gevraagde inlichtingen worden verstrekt binnen 30 dagen nadat het daartoe strekkende verzoek is ontvangen. Indien dit niet binnen deze termijn kan plaatsvinden dan krijgt het Algemeen bestuur daarvan gemotiveerd bericht.

  • 3.

    Het verzoek alsmede de daarop verstrekte inlichtingen worden door de voorzitter onverwijld aan de leden van het Algemeen bestuur meegedeeld.

  • 4.

    In de eerstvolgende vergadering van het Algemeen bestuur na de mededeling als bedoeld in het voorgaande lid geeft het Dagelijks bestuur aan het Algemeen bestuur de gelegenheid ter zake nadere mondelinge inlichtingen aan het Dagelijks bestuur of aan een of meer leden van het Dagelijks bestuur te vragen.

  • 5.

    Tijdens de vergadering als bedoeld in het voorgaande lid kunnen het Dagelijks bestuur of een of meer leden van het Dagelijks bestuur door het Algemeen bestuur worden verzocht zich te verantwoorden aangaande het beleid dat is of wordt gevoerd ten aanzien van het onderwerp waarover inlichtingen zijn gevraagd.

  • 6.

    Een lid van het Dagelijks bestuur kan door het Algemeen bestuur worden ontslagen indien dit lid het vertrouwen van het Algemeen bestuur niet meer bezit. In dit geval zijn de artikelen 49 en 50 van de Gemeentewet van toepassing.

 

Artikel 18  

  • 1.

    Door een of meer leden van de raden van de aan de regeling deelnemende gemeenten kan/kunnen aan het Dagelijks bestuur of de voorzitter schriftelijk inlichtingen worden gevraagd aangaande de belangen waarvan de behartiging bij of krachtens deze gemeenschappelijke regeling aan het Lichaam is opgedragen.

  • 2.

    De gevraagde informatie wordt binnen een termijn van 30 dagen verstrekt. Indien beantwoording niet binnen deze termijn kan plaatsvinden geeft het betrokken bestuursorgaan de vragensteller daarvan gemotiveerd bericht.

  • 3.

    De vragen met de antwoorden worden door het betrokken bestuursorgaan onverwijld aan de raden van de aan deze regeling deelnemende gemeenten en aan de vragensteller meegedeeld.

 

Hoofdstuk V VOORZITTER

 

 

Artikel 19  

  • 1.

    In de eerste vergadering bijeen kiest het Algemeen bestuur uit zijn midden de voorzitter.

  • 2.

    De aanwijzing van de voorzitter geschiedt voor de duur van de zittingsperiode van het Algemeen bestuur. Hij blijft in functie tot het moment waarop overeenkomstig het in het eerste dan wel vierde lid bepaalde in zijn opvolging is voorzien.

  • 3.

    Twee leden van het Dagelijks bestuur, door dit bestuur in een bepaalde volgorde aan te wijzen, vervangen de voorzitter bij diens ongesteldheid, afwezigheid of ontstentenis.

  • 4.

    Indien het voorzitterschap van het Algemeen bestuur tussentijds beschikbaar komt, kiest het Algemeen bestuur in de eerstvolgende vergadering bijeen met inachtneming van het in het eerste lid bepaalde een nieuwe voorzitter.

 

Artikel 20  

  • 1.

    De voorzitter is belast met de leiding van de vergaderingen van het Algemeen bestuur en het Dagelijks bestuur.

  • 2.

    Hij tekent de stukken die van het Algemeen bestuur en van het Dagelijks bestuur uitgaan.

  • 3.

    Hij vertegenwoordigt het Lichaam in- en buiten rechte. Indien hij behoort tot het bestuur van een deelnemende gemeente, die partij is in een geding waarbij het Lichaam betrokken is, oefent een ander lid van het Dagelijks bestuur, door dit bestuur aan te wijzen, deze bevoegdheid uit.

  • 4.

    Diegene, die bevoegd is het Lichaam in – en buiten rechte te vertegenwoordigen als bedoeld in het derde lid, kan deze vertegenwoordiging aan een door hem aan te wijzen gemachtigde toevertrouwen.

 

Artikel 21  

Ten aanzien van de vergoeding voor zijn werkzaamheden en het toekennen van een tegemoetkoming in de kosten vindt ten aanzien van de voorzitter het gestelde in artikel 9 van deze regeling overeenkomstige toepassing.

 

Hoofdstuk VI Actieve informatieplicht

 

 

Artikel 22  

Het bestuur van het openbaar lichaam verstrekt de raden van de deelnemers de inlichtingen die de raden nodig hebben voor de uitoefening van hun taken.

Bij de informatieverstrekking geldt dat

  • Relevante informatie in een zo vroeg mogelijk stadium wordt verschaft;

  • Informatie op hoofdlijnen wordt verstrekt, behalve als een detail (politiek) relevant is of als er specifiek om is gevraagd;

  • Schriftelijke inlichtingen zendt het bestuur (Dagelijks bestuur, Algemeen bestuur en/of voorzitter) rechtstreeks naar en gelijktijdig aan de raden (en staten) en in cc aan de colleges van de deelnemers. Indien de informatie wordt verstrekt door Dagelijks bestuur of voorzitter dan wordt het Algemeen bestuur vooraf geïnformeerd.

 

Hoofdstuk VII FINANCIËLE BEPALINGEN

 

 

Artikel 23  

  • 1.

    Het Dagelijks bestuur van de gemeenschappelijke regeling biedt uiterlijk 15 december van het jaar voorafgaand aan het jaar waarin de begroting wordt vastgesteld de kadernota aan de gemeenteraden aan voor zienswijze.

  • 2.

    Het Dagelijks bestuur van de gemeenschappelijke regeling biedt uiterlijk 15 april de conceptbegroting aan de gemeenteraden aan voor zienswijze. Het Dagelijks bestuur dient gelijktijdig met de conceptbegroting de voorlopige jaarrekening van het jaar voorafgaande aan dat waarvoor de begroting dient aan de raden toe te sturen.

  • 3.

    De gemeenteraden kunnen op de concept bestemming van het rekeningresultaat hun zienswijze kenbaar maken aan het Dagelijks bestuur van de gemeenschappelijke regeling.

  • 4.

    Indien de gemeenschappelijke regeling gebruik maakt van een strategisch of meerjarenplan biedt het Dagelijks bestuur van de gemeenschappelijke regeling dit in concept aan de gemeenteraden aan voor zienswijze.

  • 5.

    De gemeenteraden geven uiterlijk 1 maart hun zienswijze over de kadernota aan het Dagelijks bestuur van de gemeenschappelijke regeling.

  • 6.

    De gemeenteraden geven uiterlijk 25 juni hun zienswijze over de conceptbegroting en de concept bestemming van het rekeningresultaat aan het Dagelijks bestuur van de gemeenschappelijke regeling.

  • 7.

    De gemeenteraden geven binnen 10 weken na ontvangst van het concept strategisch of meerjarenplan hun zienswijze hierover aan het Dagelijks bestuur van de gemeenschappelijke regeling.

  • 8.

    Het Dagelijks bestuur van de gemeenschappelijke regeling stelt de gemeenteraden voorafgaande aan het vaststellen van de begroting voor 15 juli schriftelijk en gemotiveerd in kennis van zijn oordeel over de zienswijze, bedoeld in het zesde lid, alsmede van de eventuele conclusies die het daaraan verbindt.

  • 9.

    Het Dagelijks bestuur van de gemeenschappelijke regeling stelt de gemeenteraden voorafgaande aan het vaststellen van de Kadernota, de begroting, de jaarrekening en het strategisch of meerjarenplan schriftelijk en gemotiveerd in kennis van zijn oordeel over de zienswijze, bedoeld in het vijfde, zesde en zevende lid, alsmede van de eventuele conclusies die het daaraan verbindt.

  • 10.

    Het Algemeen bestuur stelt jaarlijks vóór 15 september de begroting vast voor het eerstvolgende begrotingsjaar. Alvorens hiertoe over te gaan wordt de procedure als omschreven in artikel 35 van de Wet gemeenschappelijke Regelingen in acht genomen.

  • 11.

    In de begroting wordt aangegeven de naar raming voor elke deelnemende gemeente voor het jaar, waarop de begroting betrekking heeft, verschuldigde bijdrage per inwoner.

  • 12.

    Voor de berekening van de in het voorgaand lid bedoelde bijdrage wordt uitgegaan van het inwonertal op 1 januari van het jaar, voorafgaand aan dat, waarvoor de bijdrage verschuldigd is, volgens de door het Centraal Bureau voor de Statistiek openbaar gemaakte bevolkingsgegevens.

  • 13.

    De begroting wordt voor 15 september toegezonden aan Gedeputeerde Staten.

  • 14.

    Het Algemeen bestuur stelt jaarlijks vóór 15 juli de jaarrekening vast in het jaar volgende op het jaar waarop deze betrekking heeft. De jaarrekening wordt vóór 15 juli toegezonden aan Gedeputeerde Staten.

 

Artikel 24  

  • 1.

    Het Algemeen bestuur stelt bij verordening regels vast met betrekking tot de administratie en het beheer van vermogenswaarden. Deze regels dienen te waarborgen dat aan de eisen van doelmatigheid en controle wordt voldaan.

  • 2.

    Het Algemeen bestuur stelt bij verordening regels vast met betrekking tot de controle op de administratie en op het beheer van vermogenswaarden van de algemene dienst en van takken van dienst. Deze regels dienen onder meer te waarborgen dat de rechtmatigheid en doelmatigheid van de administratie en het beheer worden getoetst.

 

Artikel 25  

  • 1.

    De deelnemende gemeenten zijn ieder afzonderlijk verplicht het Lichaam zodanige financiële voorschotten te verstrekken dat het Lichaam te allen tijde aan zijn financiële verplichtingen kan voldoen.

  • 2.

    De verplichtingen onder lid 1 behelst een derdenbeding in de zin van artikel 253 van Boek 6 Burgerlijk Wetboek ten gunste van de wederpartijen van het Lichaam in de Uitvoeringsovereenkomst, waarop deze derden rechtstreeks jegens de deelnemende gemeenten een beroep kunnen doen.

  • 3.

    De deelnemende gemeenten maken met het Algemeen bestuur afspraken over de hoogte en de betaling van de voorschotten.

 

Hoofdstuk VIII GARANTSTELLING

 

 

Artikel 26  

  • 1.

    De deelnemende gemeenten staan gezamenlijk garant voor de tijdige en volledige betaling van rente, aflossingen, boeten en kosten van door het Dagelijks bestuur namens het lichaam onder goedkeuring van het Algemeen bestuur gesloten of af te sluiten overeenkomsten van geldlening en door het Lichaam gegarandeerde overeenkomsten van geldlening gesloten of af te sluiten door derden.

  • 2.

    De garanties van lid 1 behelst een derdenbeding in de zin van artikel 253 van Boek 6 Burgerlijk Wetboek ten gunste van verstrekkers van geldleningen als bedoeld in het eerste lid.

  • 3.

    De deelnemende gemeenten zijn uit hoofde van de garantie als bedoeld in dit artikel verbonden naar verhouding van hun respectievelijke inwoneraantallen per 1 januari van het jaar waarin een verbintenis tot betaling onder de garantie verschuldigd en opeisbaar is geworden.

 

Hoofdstuk IX HET PERSONEEL

 

 

Artikel 27  

  • 1.

    Het Lichaam kan noch op basis van een publiekrechtelijke arbeidsverhouding, noch op basis van een privaatrechtelijke arbeidsverhouding personen in dienst nemen.

  • 2.

    Het Dagelijks bestuur kan ter ondersteuning van zijn werkzaamheden en het Lichaam gebruik maken van de diensten van derden. Deze derden zijn verantwoording verschuldigd aan het Dagelijks bestuur.

  • 3.

    Het Dagelijks bestuur kan in het kader van de inschakeling van derden als bedoeld in het eerste lid instructies geven.

 

Artikel 28  

  • 1.

    Het Algemeen bestuur en het Dagelijks bestuur dienen ten behoeve van de uitvoering van hun taken een secretaris aan te wijzen, die geen deel uitmaakt van het Algemeen bestuur, noch het Dagelijks bestuur.

  • 2.

    De secretaris is aanwezig bij de vergaderingen van het Algemeen bestuur en het Dagelijks bestuur.

  • 3.

    De secretaris heeft in de vergaderingen van het Algemeen bestuur en van het Dagelijks bestuur geen stemrecht.

  • 4.

    De secretaris heeft een adviserende rol en is het Algemeen bestuur, het Dagelijks bestuur en de voorzitter in alles, wat hun taak betreft, behulpzaam.

  • 5.

    De secretaris als bedoeld in het eerste lid maakt verslagen van de vergaderingen van het Algemeen bestuur en het Dagelijks bestuur.

  • 6.

    De secretaris ondertekent mede alle stukken die van het Algemeen bestuur en het Dagelijks bestuur uitgaan.

 

Hoofdstuk X TOETREDING EN UITTREDING

 

 

Artikel 29  

  • 1.

    Elke gemeente kan bij het Algemeen bestuur een verzoek tot toetreding tot de regeling indienen.

  • 2.

    Over toetreding door een daartoe verzoekende gemeente besluit het Algemeen bestuur bij ten minste drie kwart meerderheid van het aantal zitting hebbende leden. In dat besluit kan de toetreding afhankelijk worden gesteld van de voldoening aan bepaalde voorwaarden door de gemeente die tot de regeling wenst toe te treden.

 

Artikel 30  

  • 1.

    Gedurende een termijn van 4 jaar, te rekenen vanaf de datum van deelname aan/toetreding tot de regeling, is uittreding niet mogelijk.

  • 2.

    Een deelnemer kan (geheel of gedeeltelijk) uittreden door toezending aan het Algemeen bestuur van de daartoe strekkende besluiten van de raad en het college van burgemeester en wethouders. De procedure voor uittreding vangt aan op de dag nadat het Algemeen bestuur de betreffende besluiten heeft ontvangen.

  • Van gedeeltelijke uittreding is sprake indien de deelnemer slechts een deel van de door het samenwerkingsverband ten behoeve van alle deelnemers uitgevoerde taken, als bedoeld in artikel 3 van deze regeling, wenst terug te nemen.

  • 3.

    Het Dagelijks bestuur zendt de besluiten tot (gedeeltelijke) uittreding van een deelnemer aan de raden en colleges van de overige deelnemende gemeenten.

  • 4.

    Uittreding, geheel of gedeeltelijk, geschiedt per 1 januari van enig jaar, waarbij een opzegtermijn van tenminste één jaar in acht wordt genomen.

  • 5.

    Na ontvangst van de in het eerste lid bedoelde besluiten, komen de uittredende deelnemer en het Dagelijks bestuur, uiterlijk 6 maanden voor de datum van uittreding, een concept-uittredingsregeling overeen, welke door de deelnemers wordt vastgesteld, waarbij de belangen van de uittredende deelnemer en die van de achterblijvende deelnemers op reële en evenwichtige wijze worden afgewogen. In de concept-uittredingsregeling worden de personele, juridische, organisatorische en financiële gevolgen, waaronder de gevolgen voor het vermogen, van de uittreding geïnventariseerd, de wijze waarop met deze gevolgen kan of moet worden omgegaan, de voorwaarden voor uittreding, de hoogte van de uittreedsom en de overname van personeel en/of overige verplichtingen door de uittredende deelnemer. Indien blijkt dat, als gevolg van een mogelijk verlies aan arbeidsplaatsen, een overleg met de bij de sector betrokken vakbonden noodzakelijk is ten behoeve van het opstellen van een sociaal plan, wordt de conclusie van dit overleg opgenomen in de concept-uittredingsregeling.

  • 6.

    Indien het Algemeen bestuur constateert dat de besluiten tot uittreding van de bestuursorganen van de deelnemer de vraag oproepen of continuering van de samenwerking in de gemeenschappelijke regeling Afvalbeheer Westfriesland redelijkerwijs nog wel mogelijk is, doet zij de deelnemers een voorstel tot opheffing van de gemeenschappelijke regeling Afvalbeheer Westfriesland als bedoeld in artikel 1 van deze regeling.

  • 7.

    Het bestuur en de uittredende deelnemer zullen zich inspannen om de nadelige gevolgen van de uittreding voor het openbaar lichaam en de uittredende deelnemer zo veel mogelijk te beperken, bijvoorbeeld door personeel of andere verplichtingen over te nemen of anderszins in stand te doen houden.

  • 8.

    Bij het vaststellen van de hoogte van de uittreedsom is het uitgangspunt dat de uittredende deelnemer de reële schade van het openbaar lichaam én de overblijvende deelnemers dient te vergoeden, die rechtstreeks gevolg is van het (gedeeltelijk) uittreden uit de gemeenschappelijke regeling, waarbij bij het bepalen van de hoogte van de schade in beginsel een afbouwperiode van 5 jaar wordt gehanteerd, te rekenen vanaf de datum van uittreding.

  • 9.

    De hoogte van de uittreedsom als bedoeld in lid 8 wordt slechts verhoogd indien er sprake is van substantiële langlopende en niet te mitigeren financiële verplichtingen, indien vast staat dat deze zich zullen voor doen én in die becijferde omvang, waarbij de bijdrage in de kosten door de uittredende deelnemer naar rato wordt vastgesteld.

  • 10.

    De uittreedsom bestaat uit de zakelijke gerechtvaardigde kosten, te weten de kosten die rechtstreeks ontstaan uit de uittreding (frictiekosten) en de bijdragen aan de overtollige kosten (desintegratiekosten) in de in lid 8 genoemde afbouwperiode, waarbij geen verrekening van het vermogen plaats vindt.

  • 11.

    Op de uittreedsom wordt het aandeel van de uittredende deelnemer in de algemene reserve van het openbaar lichaam op de datum van uittreding in mindering gebracht, voor zover deze algemene reserve het benodigde weerstandsvermogen overschrijdt. Het aandeel in de algemene reserve wordt berekend naar rato van het inwoneraantal van de uittredende deelnemer. Indien er sprake is van een tekort in de algemene reserve ten opzichte van het benodigde weerstandsvermogen wordt de uittreedsom met dit tekort verhoogd overeenkomstig de hiervoor benoemde berekeningswijze.

  • 12.

    Onder frictiekosten wordt verstaan alle incidentele kosten in verband met de uittreding van de deelnemer, zoals de kosten van inhuur externe dienstverlening, kosten onderzoek accountant, kosten boventallig primair personeel, kosten opstellen sociaal plan, kosten boventallig decentrale personele overhead, kosten afwaardering activa. De frictiekosten komen volledig ten laste van de uittredende deelnemer.

  • 13.

    Onder desintegratiekosten wordt verstaan alle doorbelaste kosten als gevolg van overcapaciteit in personele en materiele sfeer en andere verplichtingen, die ontstaan als direct gevolg van de uittreding gedurende de in lid 8 genoemde afbouwperiode.

  • De desintegratiekosten die direct aan de uittredende deelnemer kunnen worden toegerekend, komen integraal voor rekening van de uittredende deelnemer voor de duur van maximaal 5 jaar. Desintegratiekosten die niet direct aan de uittredende deelnemer kunnen worden toegerekend, zoals investeringskosten, afschrijvingskosten, kantoorhuur, salariskosten en inhuur van personeel etc. komen naar rato van de kostenverdeelsleutel als bedoel in artikel 22 van de regeling, voor rekening van de uittredende deelnemer bij algehele uittreding. Bij gedeeltelijke uittreding komen de desintegratiekosten voor rekening van de uittredende gemeente naar rato van uittreding.

  • 14.

    De kosten als bedoeld in lid 11 en lid 12 worden door de accountant van het openbaar lichaam bepaald aan de hand van de jaarrekeningen over de afgelopen 3 jaar voorafgaand aan de datum van uittreding. De beoordeling van de kosten van uittreden wordt gebaseerd op de feiten en omstandigheden die bekend zijn op het moment van de daadwerkelijke uittreding.

  • 15.

    Met het oog op het vaststellen van de hoogte van de uittreedsom, als bedoeld in het achtste tot en met het tiende lid, vragen de uittredende deelnemer en het Dagelijks bestuur gezamenlijk om een bindend advies aan een onafhankelijke externe deskundige. De kosten voor het inschakelen van de externe deskundige zijn, als onderdeel van de frictiekosten, voor rekening van de uittredende deelnemer.

  • 16.

    Het Algemeen bestuur stelt de concept-uittredingsregeling vast en stuurt deze aan de deelnemende bestuursorganen ter besluitvorming. De uittredingsregeling is vastgesteld indien tenminste twee derde van het aantal deelnemers hiertoe besluiten.

  • 17.

    Gedurende de periode tussen het besluit tot uittreding en effectuering daarvan is de uittredende deelnemer gehouden al haar verplichtingen na te komen.

  • 18.

    De uittreedsom dient binnen een termijn van zes maanden na vaststelling als bedoeld in het zestiende lid door de uittredende deelnemer te zijn voldaan, tenzij in de uittredingsregeling een andere afspraak is gemaakt.

 

Hoofdstuk XI ARCHIEF

 

 

Artikel 31. Archiefzorg

Het Dagelijks bestuur draagt zorg voor de archiefbescheiden van de organen van het openbaar lichaam.

 

Artikel 32. Archiefbeheer

  • 1.

    De secretaris is belast met het beheer van de archiefbescheiden van de organen van het openbaar lichaam, voor zover deze niet zijn overgebracht naar de archiefbewaarplaats.

  • 2.

    Het Dagelijks bestuur stelt voorschriften vast voor het beheer van de archiefbescheiden van de organen van het openbaar lichaam, die nog niet naar de archiefbewaarplaats zijn overgebracht.

 

Artikel 33. Archiefbewaarplaats

Voor de bewaring van de over te brengen archiefbescheiden van de organen van het openbaar lichaam wordt aangewezen de archiefbewaarplaats van het Westfries Archief.

 

Artikel 34. Toezicht

Met het toezicht op het beheer van de archiefbescheiden van de organen van het openbaar lichaam, voor zover deze niet zijn overgebracht naar de archiefbewaarplaats, is belast de archivaris van het Westfries Archief.

 

Artikel 35. Verantwoording

  • 1.

    De archivaris van het Westfries Archief brengt minimaal tweejaarlijks aan het Dagelijks bestuur verslag uit over het toezicht op het beheer van de archiefbescheiden van de organen van het openbaar lichaam, die nog niet zijn overgebracht naar de archiefbewaarplaats.

  • 2.

    Het Dagelijks bestuur brengt minimaal tweejaarlijks verslag uit aan het Algemeen bestuur over de uitoefening van de aan hen opgedragen zorg voor de archiefbescheiden en de uitvoering van het archiefbeheer van de organen van het openbaar lichaam.

 

Artikel 36. Terbeschikkingstelling

  • 1.

    De deelnemers aan de regeling stellen aan het Dagelijks bestuur van het openbaar lichaam de archiefbescheiden beschikbaar, die nodig zijn voor de uitvoering van de overgedragen taken.

  • 2.

    De zorgdragers van partijen, genoemd in lid 1, stellen een verklaring van terbeschikkingstelling op waarin de periode van terbeschikkingstelling en het toezicht op het beheer van de terbeschikkingstelling gestelde archiefbescheiden worden geregeld.

 

Artikel 37. Beheer archiefbescheiden opgedragen taken

  • 1.

    De deelnemers aan de gemeenschappelijke regeling besteden het beheer van de archiefbescheiden, ontvangen en opgemaakt als gevolg van de opgedragen taken, uit aan de gemeenschappelijke regeling.

  • 2.

    Voor de uitvoering van het beheer zoals bepaald in het vorige lid, dragen de deelnemers de bevoegdheden voortvloeiende uit de Archiefwet, Archiefbesluit en Archiefregeling over aan het Dagelijks bestuur van de gemeenschappelijke regeling.

 

Hoofdstuk XII EVALUATIE, WIJZIGING EN OPHEFFING

 

 

Artikel 38  

  • 1.

    Een evaluatie vindt minimaal 1 keer per 4 jaar plaats en heeft pas doorgang als de evaluatie en het betreffende onderwerp met een meerderheid van stemmen, uitgebracht door de deelnemers, wordt aangenomen.

  • 2.

    Het Dagelijks bestuur van de regeling zorgt er voor dat 1 jaar vóór het tijdstip waarop een evaluatie zal plaatsvinden een signaal uit gaat naar de deelnemers van de regeling, met daarbij een procesbeschrijving over het aandragen van de onderwerpen en, wanneer een stemverhouding ontbreekt, het stemmen daarover.

  • 3.

    Wanneer met een evaluatie wordt ingestemd draagt het (Dagelijks) bestuur zorg voor de uitvoering van de evaluatie.

  • 4.

    De uitvoering van de evaluatie begint met een procesbeschrijving met daarin een beschrijving van het onderwerp, de manier waarop de evaluatie wordt uitgevoerd en binnen welke termijn.

  • De procesbeschrijving vermeldt ook of de evaluatie extra kosten voor de deelnemers tot gevolg heeft.

  • 5.

    Als de evaluatie conclusies en aanbevelingen bevat, dan verwerkt het (Dagelijks) bestuur deze in een voorstel hoe hieraan gevolg wordt gegeven.

  • 6.

    De gevolgen als bedoeld in het vorige lid, kunnen aanleiding zijn om te betrekken in de daaropvolgende evaluatieperiode

 

Artikel 39  

  • 1.

    Zowel het Dagelijks bestuur als de leden van het Algemeen bestuur kunnen voorstellen tot wijziging van de regeling doen.

  • 2.

    Wijziging van de regeling, daaronder mede verstaan aanvulling met of schrapping van woorden of bepalingen, vindt plaats bij eensluidend besluit van twee derde van de colleges van burgemeester en wethouders van de deelnemende gemeenten, waarin ten minste de helft van het aantal inwoners van het grondgebied woont.

 

Artikel 40  

1. De regeling wordt opgeheven wanneer de colleges van burgemeester en wethouders, ieder voor zover het hun bevoegdheid betreft, van twee derden van de deelnemende gemeenten waarin ten minste de helft van het aantal inwoners van het grondgebied woonachtig is, daartoe besluiten.

2. Alsdan stelt het Algemeen bestuur een liquidatieplan vast dat de goedkeuring van Gedeputeerde Staten behoeft.

 

Hoofdstuk XIII OVERGANGS-, SLOT-. EN CITEERARTIKEL

 

 

Artikel 41  

  • 1.

    Geschillen omtrent de toepassing van deze regeling tussen besturen van deelnemende gemeenten of tussen besturen van één of meer gemeenten en het bestuur van het openbaar lichaam Afvalbeheer Westfriesland worden beslist door een geschillencommissie;

  • 2.

    De geschillencommissie bestaat uit drie onafhankelijke personen, die in onderling overleg tussen partijen worden benoemd. Elk der partijen benoemt een lid. Het derde lid, tevens voorzitter van de geschillencommissie, wordt benoemd op voordracht van beide partijen;

  • 3.

    Indien geen overeenstemming wordt bereikt over de benoeming, wordt de bemiddeling ingeroepen van Gedeputeerde Staten van Noord-Holland;

  • 4.

    De wijze van behandeling van het geschil wordt door de geschillencommissie geregeld;

  • 5.

    De geschillencommissie doet haar uitspraak in de vorm van een zwaarwegend advies.

 

Artikel 42  

  • 1.

    De regeling wordt aangegaan voor onbepaalde tijd.

  • 2.

    De gewijzigde regeling treedt in werking op 1 juli 2024.

 

Artikel 43  

Deze regeling kan worden aangehaald als: Gemeenschappelijke Regeling Afvalbeheer Westfriesland 2020.

 

 

 

 

 

 

 

Naar boven