Rectificatie: Huisvestingsverordening gemeente Vlieland 2024

[Deze publicatie betreft een rectificatie omdat de datum van uitwerkingtreding van de voorgaande publicatie per abuis verkeerd was opgenomen in artikel 22 lid 1. De oorspronkelijke publicatie is op 1 juli 2024 bekendgemaakt, beschikbaar via Gemeenteblad 2024, 284226.]

 

De raad van de gemeente Vlieland,

 

gelezen: het voorstel van burgemeester en wethouders van 14 mei 2024

 

overwegende dat:

  • -

    het voor het kunnen stellen van regels rondom de woningvoorraad het van belang is dat er een huisvestingsverordening is;

  • -

    de huidige verordening afloopt op 30 juni 2024;

  • -

    het woonprogramma naar verwachting komende zomer wordt vastgesteld;

gelet op: artikel 4 uit de huisvestingswet 2014;

 

B E S L U I T :

De huidige huisvestingsverordening 2020 gemeente Vlieland ongewijzigd opnieuw vast te stellen voor de periode van 1 juli 2024 tot 31 december 2024, onder de naam Huisvestingsverordening 2024 gemeente Vlieland.

 

HOOFDSTUK 1. Algemene bepalingen

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

 

bedrijfswoning: een woning in of bij een gebouw of op of bij een terrein, slechts bedoeld voor het huishouden waarvoor de huisvesting daar gelet op de bestemming of het toegelaten gebruik van het gebouw of terrein, noodzakelijk is;

 

economische-maatschappelijke binding:

  • a.

    de woningzoekende die kan aantonen dat hij voor het voorzien in zijn bestaan is aangewezen op het duurzaam verrichten van arbeid binnen de gemeente Vlieland.

  • b.

    aan economisch gebonden worden gelijkgesteld Zeevarenden (koopvaardij, de visserij, de binnenvaart, de marine, het loodswezen en de off-shore).

  • c.

    aan economisch gebonden worden gelijk gesteld inwoners die geen deel meer uitmaken van het arbeidsproces, maar die gedurende 5 jaren voorafgaande aan het moment dat men uit het arbeidsproces raakte, voldeed aan de criteria voor economische binding onder a of b.

  • d.

    aan economisch gebonden worden gelijkgesteld weduwen-weduwnaars uit huwelijk of geregistreerd partnerschap van hen die op het moment van overlijden voldeden aan de criteria a, b of c.

  • e.

    een scholier/student die zich, in verband met de studie, gedurende diens studie aan de wal, heeft laten uitschrijven als ingezetene van de gemeente Vlieland, maar direct voor én direct na die uitschrijving stond/staat ingeschreven als ingezetene van de gemeente Vlieland.

gezinswoning: een grondgebonden woning met een woonoppervlak van tenminste 60m2 en drie slaapkamers.

 

grote gezinswoning: een grondgebonden woning met een woonoppervlak van tenminste 65m2 en drie slaapkamers of meer;

 

hoofdverblijf wanneer hij of zij op het betreffende adres staat ingeschreven in de basisregistratie personen (BRP) van de gemeente Vlieland terwijl tevens uit het geheel van feiten en omstandigheden blijkt dat het betreffende adres als zijn of haar hoofdverblijf fungeert;

 

huishouden: een alleenstaande, dan wel twee of meer personen, die een gemeenschappelijke huishouding voeren of willen gaan voeren;

 

huisvestingsvergunning: vergunning als bedoeld in artikel 8, eerste lid van de wet;

 

huurprijs: de prijs die bij huur en verhuur verschuldigd is voor het enkele gebruik van de woonruimte;

 

woningcorporatie: toegelaten instelling als bedoeld in artikel 70 van de Woningwet die feitelijk werkzaam is in de gemeente;

 

ingezetene: degene die in de BRP van de gemeente Vlieland is opgenomen en feitelijk in de gemeente Vlieland zijn hoofdverblijf heeft in een voor permanente bewoning aangewezen woonruimte;

 

inwoning: bewoning van een woonruimte die onderdeel uitmaakt van een woonruimte die door een ander huishouden in gebruik is genomen;

 

koopprijs: prijs die voor de enkele koop van de woonruimte daadwerkelijk is of zal worden betaald;

 

onzelfstandige woonruimte: woonruimte, niet zijnde woonruimte bestemd voor inwoning, welke geen eigen toegang heeft en welke niet door een huishouden kan worden bewoond, zonder dat dit daarbij afhankelijk is van wezenlijke voorzieningen buiten die woonruimte, waarbij als wezenlijke voorzieningen worden aangemerkt: keuken en toilet;

 

onttrekking: anders dan ten behoeve van de bewoning door de eigenaar geheel of gedeeltelijk aan de bestemming tot bewoning te onttrekken. Onder het onttrekken aan de bestemming tot bewoning wordt tevens verstaan het slopen en niet terugbouwen of het gebruiken voor een ander doel dan permanente bewoning.

 

onttrekkingsvergunning; vergunning als bedoeld in artikel 21 van de wet;

 

permanente bewoning: het gebruiken van een woonruimte als hoofdverblijf. Als permanente bewoning wordt tevens gezien het in gebruik geven van een pand voor bewoning door personeel, volgens een (langdurige) huurovereenkomst voor minimaal 4 dagen per week. De duur van deze overeenkomst moet voor minimaal 1 jaar worden aan gegaan.

 

samenvoeging: anders dan ten behoeve van de bewoning of het gedeeltelijk gebruik als kantoor of praktijkruimte door de eigenaar het geheel of gedeeltelijk met andere woonruimte samen voegen van meerdere woonruimten;

 

wet: Huisvestingswet 2014;

 

woningsplitsing: het splitsen van een zelfstandige woonruimte in twee of meer woonruimten die zelfstandig en permanent kunnen worden bewoond door een afzonderlijk huishouden;

 

woningzoekende: huishouden dat in het inschrijfsysteem als bedoeld in artikel 4 van de wet is ingeschreven;

 

woonruimte: ruimte die in het bestemmingsplan voor wonen is bestemd, of waar het wonen als medegebruik is toegestaan.

HOOFDSTUK 2. De huisvestingsvergunning

Artikel 2. Aanwijzing vergunningplichtige woonruimte

  • 1.

    De volgende categorieën goedkope woonruimte mogen enkel voor bewoning in gebruik worden genomen of gegeven als daarvoor een huisvestingsvergunning is verleend:

    • a.

      woonruimten gelegen in de gemeente Vlieland met een huurprijs beneden de huurtoeslaggrens als bedoeld in artikel 13, eerste lid, onder a, van de Wet op de huurtoeslag;

    • b.

      woonruimten met een koopprijs beneden de € 450.000,-

  • 2.

    Het eerste lid is niet van toepassing op:

    • a.

      woonruimte als bedoeld in artikel 15, eerste lid, onder a tot en met c, van de Leegstandwet;

    • b.

      onzelfstandige woonruimten;

    • c.

      bedrijfswoningen.

Artikel 3. Criteria voor verlening huisvestingsvergunning

Onverminderd het bepaalde in artikel 10, tweede lid, van de wet en artikel 13 van de Verordening komen voor een huisvestigingsvergunning in aanmerking:

 

meerderjarige woningzoekenden met een economische-maatschappelijke binding aan het eiland Vlieland die de woonruimte met zijn/haar huishouden wil bewonen.

Artikel 4. Inschrijfsysteem van woningzoekenden

  • 1.

    Het college van burgemeester en wethouders draagt in samenwerking met WoonFriesland in het kader van deze verordening zorg voor het aanleggen en bijhouden van een inschrijfsysteem van woningzoekenden.

  • 2.

    Het college van burgemeester en wethouders stellen regels op over de wijze van inschrijving, registratie van gegevens, opschorting en einde van de inschrijving.

  • 3.

    De woningzoekende ontvangt een bewijs van inschrijving.

  • 4.

    Burgemeester en wethouders halen een inschrijving door indien:

    • a.

      aan de woningzoekende in de gemeente een bij het huishouden passende woonruimte is aangeboden en deze door de woningzoekende is aanvaard;

    • b.

      de woningzoekende daarom verzoekt;

    • c.

      de woningzoekende is overleden;

    • d.

      de woningzoekende gedurende drie jaar niet actief heeft gereageerd op een passende woonruimte,

    • e.

      de woningzoekende een aangeboden, bij het huishouden passende woonruimte zoals bedoelt in artikel 7, heeft geweigerd, terwijl hier naar het oordeel van het college van burgemeester en wethouders geen gegronde redenen zijn aangevoerd;

    • f.

      de woningzoekende fraudeert met zijn inschrijfgegevens om hierdoor een voorrangspositie te krijgen op andere woningzoekenden.

Artikel 5. Aanvraag en inhoud huisvestingsvergunning

  • 1.

    Een aanvraag om een huisvestingsvergunning wordt ingediend door gebruikmaking van een door college van burgemeester en wethouders vastgesteld formulier.

  • 2.

    Bij de aanvraag om een huisvestingsvergunning worden de volgende gegevens verstrekt:

    • a.

      naam, contactgegevens, leeftijd, nationaliteit en, indien van toepassing, de verblijfstitel van de aanvrager;

    • b.

      omvang van het huishouden dat de nieuwe woonruimte gaat betrekken;

    • c.

      bij huurwoningen: adres, naam van de verhuurder en huurprijs van de te betrekken woonruimte;

    • d.

      bij koopwoningen: adres en koopprijs van de te betrekken woonruimte;

    • e.

      beoogde datum van het betrekken van de woonruimte;

    • f.

      indien van toepassing, een afschrift van de indicatie voor een woonruimte met een specifieke voorziening;

    • g.

      gegevens die de economische-maatschappelijke binding aan de gemeente Vlieland aantonen;

    • h.

      bij koopwoningen, de koopovereenkomst of koopakte;

    • i.

      indien van toepassing, gegevens die aantonen dat voldaan is aan de vruchteloze aanbieding.

  • 3.

    De huisvestingsvergunning vermeldt in ieder geval:

    • a.

      een aanduiding van de woonruimte waarop de vergunning betrekking heeft;

    • b.

      aan wie de vergunning is verleend;

    • c.

      het aantal personen dat de woonruimte in gebruik neemt;

    • d.

      de voorwaarde dat de vergunninghouder de woonruimte enkel binnen de in de vergunning genoemde termijn in gebruik kan nemen.

  • 4.

    Het college van burgemeester en wethouders trekt een huisvestingsvergunning in, indien niet binnen een half jaar van de vergunning gebruik wordt gemaakt;

Artikel 6. Bekendmaking aanbod van woonruimte

  • 1.

    Het aanbod van de in artikel 2 aangewezen woonruimte wordt bekendgemaakt door publicatie op een kosteloos voor iedereen toegankelijke en daarvoor beoogde intemetsite en/of in een huis-aan-huisblad.

  • 2.

    De bekendmaking bevat in ieder geval:

    • a.

      het adres en de huur- of koopprijs van de woonruimte;

    • b.

      de mededeling dat de woonruimte niet voor bewoning in gebruik genomen mag worden als daarvoor geen huisvestingsvergunning is verleend

    • c.

      indien van toepassing, de criteria en voorrangsregels voor het verlenen van de benodigde huisvestingsvergunning.

Artikel 7. Voorrang bij woonruimte van een bepaalde aard, grootte of prijs

  • 1.

    Woonruimte kan door de verhuurder aangemerkt worden als:

    • a.

      Gezinswoning;

    • b.

      grote gezinswoning;

    • c.

      woonruimte met specifieke voorzieningen (bijvoorbeeld rolstoeltoegankelijk en aanleunwoningen).

  • 2.

    Bij het verlenen van een huisvestingsvergunning voor woonruimte die is aangemerkt als:

    • a.

      een gezinswoning; worden deze woning bij voorrang niet toegewezen aan alleenstaanden.

    • b.

      een grote gezinswoning; worden deze woningen bij voorrang toegewezen aan huishoudens van minimaal drie personen waarvan minimaal één kind.,

    • c.

      woonruimte met specifieke voorzieningen; (bijvoorbeeld rolstoeltoegankelijk, aanleunwoningen) wordt deze woonruimte bij voorrang toegewezen aan huishoudens met een desbetreffende indicatie;

Artikel 8. Voorrang bij economische-maatschappelijke binding

Onverminderd in artikel 3 van deze verordening worden de in artikel 2 aangewezen categorieën woonruimten toegewezen aan woningzoekenden die economisch-maatschappelijk gebonden zijn aan de gemeente Vlieland.

Artikel 9. Rangorde woningzoekenden

  • 1.

    Als op grond van de wet of deze verordening meerdere woningzoekenden met voorrang in aanmerking komen voor toewijzing, wordt de rangorde als volgt bepaald:

    • a.

      als eerste komen in aanmerking woningzoekenden als bedoeld in artikel 8 en aan wie ook overeenkomstig artikel 7 voorrang verleend wordt, waarbij binnen deze categorie voorrang verleend wordt aan de woningzoekende met de langste inschrijvingsduur;

    • b.

      als tweede komen in aanmerking woningzoekenden als bedoeld artikel 8, waarbij binnen deze categorie voorrang verleend wordt aan de woningzoekende met de langste inschrijvingsduur.

  • 2.

    Voor de gevallen waarin het eerste lid niet voorziet, stellen verhuurders in overleg met het college van burgemeester en wethouders nadere rangorderegels op om tot een rechtvaardige verdeling van woonruimte te komen.

Artikel 10. Vruchteloze aanbieding

  • 1.

    In overeenstemming met artikel 17 van de wet wordt in afwijking van het in artikel 9 bepaalde, de huisvestingsvergunning verleend als de woonruimte door de eigenaar overeenkomstig de in het tweede en derde lid weergegeven procedure gedurende 13 weken vruchteloos is aangeboden aan de woningzoekenden die ingevolge artikel 8 voor die woonruimte in aanmerking komen;

  • 2.

    De eigenaar moet de woonruimte in de in het vorige lid genoemde termijn overeenkomstig artikel 6 hebben aangeboden;

  • 3.

    De in het eerste lid genoemde termijn begint te lopen op de datum van de publicatie overeenkomstig artikel 6;

  • 4.

    Als de eigenaar aan het college van burgemeester en wethouders aannemelijk kan maken dat hij de woonruimte op andere, gelijkwaardige wijze vruchteloos heeft aangeboden aan de in het eerste lid genoemde woningzoekende, wordt eveneens toepassing gegeven aan het in het eerste lid bepaalde.

HOOFDSTUK 3. Wijzigingen in de woonruimtevoorraad

§ 3.1 Vergunning voor onttrekking, samenvoeging, omzetting of woningvorming (splitsing)

Artikel 11. Aanwijzing vergunningplichtige woonruimte

Woonruimten mogen niet zonder vergunning als bedoeld in artikel 21 van de wet:

  • a.

    anders dan ten behoeve van de bewoning door de eigenaar geheel of gedeeltelijk aan de bestemming tot bewoning worden onttrokken;

  • b.

    anders dan ten behoeve van de bewoning door de eigenaar geheel of gedeeltelijk met andere woonruimte worden samengevoegd;

  • c.

    van zelfstandige in onzelfstandige woonruimte worden omgezet;

  • d.

    worden verbouwd tot twee of meer woonruimten.

Artikel 12. Aanvraag vergunning

  • 1.

    Een aanvraag om een vergunning als bedoeld in artikel 21 van de wet wordt ingediend door gebruikmaking van een door het college van burgemeester en wethouders vastgesteld formulier.

  • 2.

    Een vergunning als bedoeld in artikel 21 van de wet kan slechts worden aangevraagd door de eigenaar van de woonruimte respectievelijk het gebouw.

  • 3.

    Bij de aanvraag worden de volgende gegevens verstrekt:

    • a.

      de naam en het adres van de eigenaar;

    • b.

      de gegevens over de bestaande situatie, welke, voor zover van toepassing, omvatten de huurprijs, het aantal kamers, het woonoppervlak, de woonlaag en de staat van onderhoud;

    • c.

      motivering van de aanvraag;

    • d.

      bij onttrekking de periode van onttrekking;

    • e.

      de gegevens over de beoogde situatie, welke, voor zover van toepassing, omvatten de huurprijs, het aantal kamers, de bouwtekening of omgevingsvergunning.

  • 4.

    Het college van burgemeester en wethouders is bevoegd met betrekking tot de in dit artikel bedoelde gegevens nadere regels te stellen of aanvullende gegevens en bescheiden op te vragen over de inhoud, uitvoering en vorm van indiening.

  • 5.

    Het college van burgemeester en wethouders kan een vergunning verlenen, indien naar zijn oordeel het met de onttrekking, samenvoeging, omzetting of woningvorming gediende belang groter is dan het belang van het behoud of de samenstelling van de woonruimtevoorraad.

Artikel 13: Voorwaarden en voorschriften

Aan een vergunning als bedoeld in artikel 21 van de wet worden de volgende voorwaarden en voorschriften verbonden.

  • a.

    van de vergunning kan slechts gebruik gemaakt worden nadat eventuele overige voor de onttrekking, samenvoeging, omzetting of woningvorming vereiste vergunningen zijn verleend.

  • b.

    Het college van burgemeester en wethouders kan bij onttrekking, een vergunning verlenen voor maximaal één jaar, als de betreffende woonruimte na de vergunning weer permanent zal worden bewoond;

  • c.

    Het college van burgemeester en wethouders kan de termijn genoemd in het voorgaande lid verlengen met wederom maximaal een jaar.

Artikel 14. Weigeringsgronden- intrekken en vervallen vergunning

Een vergunning als bedoeld in artikel 21 van de wet kan worden geweigerd als:

  • a.

    naar het oordeel van het college van burgemeester en wethouders het belang van behoud of samenstelling van de woonruimtevoorraad groter is dan het met de onttrekking, samenvoeging, omzetting of woningvorming gediende belang;

  • b.

    het onder a genoemde belang niet voldoende kan worden gediend door het stellen van voorwaarden en voorschriften aan de vergunning;

  • c.

    het verlenen van de vergunning zou kunnen leiden tot een onaanvaardbare inbreuk op een geordend woon- en leefmilieu in de omgeving van het betreffende pand;

  • d.

    een vergunning zou leiden tot strijd met de geldende bouwregelgeving.

Een vergunning wordt door het college van burgemeester en wethouders ingetrokken als:

  • a.

    niet binnen een jaar van de vergunning gebruik wordt gemaakt;

  • b.

    de voorwaarden genoemd in de vergunning niet worden nageleefd;

  • c.

    de vergunning is verstrekt op basis van onjuiste gegevens.

De geldigheid van de onttrekkingsvergunning vervalt zodra

  • a.

    de woning weer permanent wordt bewoond;

  • b.

    de woonruimte wordt verkocht;

  • c.

    de termijn van de uitgegeven vergunning is verstreken.

§ 3.2 Vergunning voor splitsing

Artikel 15. Aanwijzing vergunningplichtige gebouwen

Woonruimten mogen niet zonder vergunning als bedoeld in artikel 22 van de wet gesplitst worden in appartementsrechten als bedoeld in artikel 106, eerste en vierde lid, van Boek 5 van het Burgerlijk Wetboek als een of meer appartementsrechten de bevoegdheid omvatten tot het gebruik van een of meer gedeelten van het gebouw als woonruimte:

Artikel 16. Aanvraag vergunning

  • 1.

    Een aanvraag om een vergunning als bedoeld in artikel 22 van de wet wordt ingediend door gebruikmaking van een door het college van burgemeester en wethouders vastgesteld formulier.

  • 2.

    Bij de aanvraag worden de volgende gegevens verstrekt:

    • a.

      naam, adres en woonplaats van de aanvrager;

    • b.

      adres(sen) van de woonruimte(n) waarop de aanvraag betrekking heeft;

    • c.

      kadastrale kaart met de ligging van het te splitsen gebouw;

    • d.

      de huidige en toekomstige huur en/of koopprijzen van de woonruimte(n);

    • e.

      de tegenwoordige en toekomstige bestemming van de te vormen appartementsrechten;

    • f.

      een tekening als bedoeld in artikel 109, tweede lid, van Boek 5 van het Burgerlijk Wetboek;

    • g.

      een door een beëdigd taxateur opgemaakt taxatierapport betreffende het gebouw en de tot afzonderlijke woonruimte bestemde gedeelten van het gebouw, dat in ieder geval omvat een beschrijving en een beoordeling van de staat van onderhoud, en;

    • h.

      indien een omgevingsvergunning noodzakelijk is, gegevens als bedoeld in het Besluit Omgevingsrecht;

    • i.

      de motivering van de aanvraag.

Artikel 17. Voorwaarden en voorschriften

Aan een vergunning als bedoeld in artikel 22 van de wet kunnen de volgende voorwaarden en voorschriften verbonden worden ten aanzien van een beperkte geldingsduur van de vergunning, indien de vergunning voorziet in een tijdelijke behoefte; a. van de vergunning kan slechts gebruik worden gemaakt nadat eventuele overige voor de splitsing vereiste vergunningen zijn verleend.

Artikel 18. Weigeringsgronden

Een vergunning als bedoeld in artikel 22 van de wet kan worden geweigerd als:

  • a.

    naar het oordeel van burgemeester en wethouders het belang van behoud of samenstelling van de woonruimtevoorraad groter is dan het met de splitsing gediende belang;

  • b.

    het onder a genoemde belang niet voldoende kan worden gediend door het stellen van voorwaarden en voorschriften aan de splitsingsvergunning;

  • c.

    het verlenen van de vergunning zou kunnen leiden tot een onaanvaardbare inbreuk op een geordend woon- en leefmilieu in de omgeving van het betreffende pand;

  • d.

    een vergunning zou leiden tot strijd met de geldende bouwregelgeving.

HOOFDSTUK 4. Slotbepalingen

Artikel 19. Bestuurlijke boete

De boetes zijn:

  • 1.

    € 400,- voor het in gebruik nemen van woonruimte zonder vergunning;

  • 2.

    € 3.000,- (en bij herhaling € 4.500,-) voor het in gebruik geven van een woonruimte zonder vergunning bij niet bedrijfsmatige exploitatie (door huurder of door eigenaar van een woning in de verhuur);

  • 3.

    € 6.000,- (en bij herhaling € 9.000,-) voor het in gebruik geven van een woonruimte zonder vergunning bij bedrijfsmatige exploitatie (eigenaar/verhuurder met meer dan één woning);

  • 4.

    € 12.000 (en bij herhaalde overtreding € 18.500,-) voor een huurder die zijn woning zonder huisvestingsvergunning doorverhuurt tegen een hogere huurprijs dan door hemzelf feitelijk wordt betaald;

  • 5.

    € 12.000,- (en bij herhaalde overtreding € 18.500,-) voor het zonder vergunning onttrekken van een woning aan de woningvoorraad.

Artikel 20. Intrekking oude verordening en overgangsrecht

De Huisvestingsverordening Vlieland 2019 wordt ingetrokken.

  • 1.

    De vergunningen die zijn verleend op grond van oude regelgeving blijven van kracht als gedaan onder deze verordening;

  • 2.

    Lopende bezwaarschriften worden afgedaan volgens de oude regelgeving;

  • 3.

    Bestaande inschrijvingen worden beschouwd als inschrijvingen gedaan onder deze verordening met behoud van de opgebouwde inschrijfduur.

Artikel 21. Hardheidsclausule

  • 1.

    Het college van burgemeester en wethouders kan in gevallen, waarin het toepassen van deze verordening tot een naar hun oordeel tot bijzondere hardheid leidt, af wijken van deze verordening.

  • 2.

    Het bepaalde in het eerste lid wordt toegepast binnen de doelstelling van deze verordening.

Artikel 22. Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking op 1 juli 2024 en vervalt op 31 december 2024.

  • 2.

    Deze verordening wordt aangehaald als: Huisvestingsverordening Vlieland 2024.

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 17 juni 2024

De voorzitter, M. Schrier

De griffier, M.G. Brinksma-Brandenburg

Bijlage 1 Toelichting op de huisvestingsverordening gemeente Vlieland 2024 Toelichting

 

Algemeen

 

Uitgangspunten Huisvestingswet 2014

De Huisvestingswet 2014 (hierna: wet) biedt gemeenten het (uitputtende) instrumentarium in te grijpen in de verdeling van woonruimte en de samenstelling van de woonruimtevoorraad. Gebruikmaken van dit instrumentarium — door een Huisvestingsverordening vast te stellen — is niet vanzelfsprekend en dient periodiek onderbouwd en getoetst te worden. Het instrumentarium bestaat uit het vaststellen van een Huisvestingsverordening, die regels bevat met betrekking tot het in gebruik geven en nemen van goedkope woonruimte en/of het wijzigen van de samenstelling van de woningvoorraad.

Het uitgangspunt van de wet is de vrijheid van vestiging. Iedereen die rechtmatig in Nederland verblijft, heeft het recht om zich vrijelijk te verplaatsen en te vestigen. Dit grondrecht kan alleen worden beperkt indien noodzakelijk voor het algemeen belang in een democratische samenleving. Dat belang kan volgens de wet gelegen zijn in het tegengaan van de onevenwichtige en onrechtvaardige effecten van schaarste aan (goedkope) woonruimte. Als hier aantoonbaar sprake van is — en als het instrumentarium van de wet geschikt en proportioneel is om die effecten te bestrijden — kunnen gemeenten verdelingsregels stellen. De schaarste kan betrekking hebben op schaarste aan goedkope woonruimte in het algemeen, schaarste aan woonruimte met specifieke voorzieningen of schaarste aan woonruimte voor de huidige inwoners van een gemeente.

 

Het bestaan van schaarste op zich is onvoldoende reden om van de wet gebruik te maken: er moet tevens sprake zijn van verdringing van kwetsbare groepen, als gevolg van die schaarste. Teneinde de rechten van woningzoekenden niet onnodig te beperkten, dient ingrijpen beperkt te blijven tot die delen van de woningmarkt waar de onevenwichtige en onrechtvaardige effecten van schaarste zich voordoen. Sturing in de woonruimteverdeling beperkt zich tot de goedkope woonruimtevoorraad die bestemd is voor verhuur. De vaste huurprijsgrens is vervallen; gemeente wijst zelf de schaarse, goedkope voorraad aan en maakt deze daarmee vergunningplichtig. Bemoeienis van de gemeente met de verdeling van woonruimte boven de in de verordening genoemde prijsgrens is uitgesloten.

 

Uitsluitend op de Waddeneilanden kan ook een vergunningplicht voor de goedkope koopwoningen gelden. Ook hier geldt dat de gemeente(raad) zelf de schaarse, goedkope en gangbare voorraad aanwijst. Als motivatie heeft de wetgever hierover het volgende aangegeven:

'Gezien echter het insulaire karakter van de gemeenten Ameland, Schiermonnikoog, Terschelling, Texel en Vlieland, en de daarmee bijzondere situatie van de woningmarkt op deze eilanden, kan het noodzakelijk zijn dat koopwoningen wel onder de maatregelen inzake woonruimteverdeling kunnen vallen. Daarmee kan voorkomen worden dat de beschikbare betaalbare koopwoningen op de Waddeneilanden, niet in die mate worden opgekocht door personen van elders, dat de mogelijkheid voor de bewoners van deze eilanden tot het verwerven van een eigen woning ingrijpend wordt beperkt. De situatie van de Waddeneilanden is uniek, ook ten opzichte van andere gemeenten met beperkte uitbreidingsmogelijkheden, gezien de afhankelijkheid van de bewoners van de eilanden van bootverbindingen met het vasteland. In andere gemeenten met beperkte uitbreidingsmogelijkheden, kunnen woningzoekenden zich nog steeds vestigen in aangrenzende gemeenten, waar minder schaarste is. Daarom wordt voorgesteld de mogelijkheid tot het reguleren van koopwoningen inzake woonruimteverdeling alleen van toepassing te laten zijn op de Waddeneilanden'.

Bemoeienis van de gemeente met de verdeling van woonruimte boven de in de verordening genoemde prijsgrens is uitgesloten.

 

De huisvestingsvergunning

Het is verboden de in de verordening aangewezen woonruimte zonder huisvestingsvergunning in gebruik te nemen of te geven. Woonruimteverdeling op basis van de wet gebeurt dus aan de hand van een vergunningensysteem. Burgemeester en wethouders kunnen de bevoegdheid om vergunningen te verlenen mandateren aan verhuurders, bijvoorbeeld de (samenwerkende) corporaties.

 

Wijzigingen in de woonruimtevoorraad

De wet biedt tevens de mogelijkheid om onttrekking, samenvoeging, omzetting en woningvorming dan wel splitsing van aangewezen categorieën woonruimte vergunningplichtig te maken. Dit moet gericht zijn op het voorkomen van schaarste in het goedkope deel van de voorraad. Dit is niet noodzakelijkerwijs dezelfde woonruimtevoorraad als bij de woonruimteverdeling en kan van toepassing zijn op zowel de goedkope huur- als koopvoorraad. Een vergunning wordt verleend, tenzij het belang van behoud of samenstelling van de woonruimtevoorraad groter is dan het met de vergunning gediende belang. Naast schaarste kan een dergelijk belang ook liggen in een onaanvaardbare inbreuk op een geordend woon- en leefmilieu in de omgeving van het betreffende pand. Hier kunnen leefbaarheidsoverwegingen — in tegenstelling tot bij de huisvestingsvergunning — wel een rol spelen.

 

Artikelsgewijs

In deze artikelsgewijze toelichting worden enkel die bepalingen die nadere toelichting behoeven behandeld.

 

Artikel 1. Begripsbepalingen

Het aantal definities van artikel 1 is beperkt aangezien de wet (in artikel 1) al een flink aantal definities kent die ook bindend zijn voor deze verordening. Voor de duidelijkheid zijn een aantal belangrijke definities hieronder weergegeven:

  • 1.

    taakstelling: aantal in opvangcentra of op gemeentelijke opvangplaatsen verkerende vergunninghouders in wier huisvesting per gemeente per kalenderhalfjaar dient te worden voorzien. Voor Vlieland wordt dit gedaan door de gemeente Leeuwarden;

  • 2.

    toegelaten instelling: instelling als bedoeld in artikel 70 van de Woningwet;

  • 3.

    woningmarktregio: gebied dat vanuit het oogpunt van het functioneren van de woningmarkt als een geheel kan worden beschouwd. Voor Vlieland is dat beperkt tot het eiland;

Economisch-maatschappelijke binding wordt in a gedefinieerd als de woningzoekende die kan aantonen dat hij voor het voorzien in zijn bestaan is aangewezen op het duurzaam verrichten van arbeid binnen de gemeente Vlieland. Het duurzaam verrichten van arbeid houdt in dat de woningzoekende kan aantonen dat hij voor het voorzien in zijn bestaan is aangewezen op het duurzaam verrichten van arbeid binnen de gemeente Vlieland. Dit kan worden aangetoond door het overleggen van een arbeidsovereenkomst voor de duur van tenminste één jaar en met een omvang van tenminste 20 uren per week gemiddeld. Zelfstandigen moeten aantonen dat hun bedrijf staat ingeschreven en daadwerkelijk is gevestigd in de gemeente Vlieland.

 

Er is sprake van "permanente bewoning" wanneer iemand de woning gebruikt als hoofdverblijf. Naast de verplichting tot inschrijving in de gemeentelijke basisregistratie personen, zal uit feiten en omstandigheden moeten blijken dat de ingeschrevene ook daadwerkelijk de woning als hoofdverblijf gebruikt. Hierbij kan aansluiting worden gezocht bij het criterium vastgesteld in het Bestemmingsplan Kom 2011 waarin staat dat de woonruimte 2/3 van de tijd als woonruimte moet worden gebruikt in een aangesloten periode van 90 dagen en minimaal 50 overnachtingen in de maanden december, januari en februari. Andere feiten en omstandigheden kunnen echter ook leiden tot het wel of niet kwalificeren als hoofdverblijf.

 

Indien en voor zover er niet wordt voldaan aan het begrip permanente bewoning, dan kan — bij gebreke van een onttrekkingsvergunning — krachtens het hierna nog te bespreken artikel 11 van de Huisvestingsverordening worden gehandhaafd.

 

Als permanente bewoning wordt tevens gezien het in gebruik geven van een pand voor bewoning door personeel, volgens een langdurige huurovereenkomst voor minimaal vier dagen per week. De duur van deze overeenkomst moet voor minimaal één jaar worden aangegaan. Voor deze personen geldt niet het vereiste dat ze zich moeten inschrijven in de BRP maar dus wel dat ze een langdurige huurovereenkomst moeten hebben.

 

Artikel 2. Aanwijzing vergunningplichtige woonruimte

Op de Waddeneilanden is sprake van een unieke situatie.

  • 1.

    Er is een schaarste aan (goedkope) woningen.

  • 2.

    De leefbaarheid in de gemeente staat onder druk

  • 3.

    De druk op de woningmarkt wordt mede veroorzaakt door het feit dat werkenden op Vlieland moeten wonen. Zij kunnen niet aan de wal wonen en op Vlieland werken.

  • 4.

    De gemeente heeft maar zeer beperkt ruimte om nieuwe woningen te bouwen.

  • 5.

    Veel mensen willen op Vlieland wonen, al dan niet permanent, waardoor het risico bestaat dat permanente woningen als tweede woning worden gebruikt.

  • 6.

    Een groot deel van de bevolking is werkzaam in aan het toerisme gerelateerde sectoren. Het inkomen dat daarin verdiend wordt is relatief laag, waardoor zij aangewezen zijn op de goedkope woningvoorraad.

Artikel 2 is een uitwerking van artikel 7 van de wet, waarin is bepaald dat de gemeenteraad in de huisvestingsverordening categorieën (goedkope) woonruimte kan aanwijzen die niet voor bewoning in gebruik mogen worden genomen of gegeven als daarvoor geen huisvestingsvergunning is verleend. Woonruimten die niet genoemd zijn in artikel 2 kunnen zonder huisvestingsvergunning worden gehuurd of verhuurd, gekocht of verkocht. Op de Waddeneilanden mogen, zoals toegelicht bij algemeen, zowel huur-als koopwoningen onder de huisvestingsvergunning worden gebracht.

 

Huurwoningen

Voor de huurwoningen vallen alle huurwoningen tot de huurgrens van de huurtoeslag onder de regeling. Dit betekent dat in ieder geval alle woningen van WoonFriesland onder de regeling vallen, omdat het hier in beginsel gaat om sociale huurwoningen. WoonFriesland heeft geen geliberaliseerde huurwoningen op Vlieland. Ook de aanleunwoningen van het zorgcentrum vallen onder deze regeling. Voordat de inschrijving in de BRP van de gemeente kan plaatsvinden moet een huisvestingsvergunning verkregen worden. Dit kan aangevraagd worden via de balie van het gemeentehuis of via de website van de gemeente. De criteria voor het ontvangen van een vergunning worden weergegeven in artikel 3 van deze verordening.

 

Koopwoningen

Het indexeren van de prijs uit de oude verordening (€ 300.000,-) afgerond naar een werkbaar getal zou leiden tot een koopprijsgrens van € 350.000,-. Hiermee zou de werking van de verordening worden beperkt tot slechts een deel van de woningmarkt waarop zich de schaarste en verdringing voordoet. Het is van belang dat ook het middensegment van de gangbare koopwoningen bij voorrang beschikbaar blijft voor huishoudens die economisch- maatschappelijk zijn gebonden aan Vlieland. Ook hierbij geldt dat er voorafgaand aan de inschrijving in de BRP een huisvestingsvergunning moet zijn verkregen.

 

Om tot een juiste prijs te komen voor koopwoningen is in kaart gebracht welke bedragen er afgelopen jaren zijn betaald voor woningen met de bestemming "wonen".

 

In de afgelopen vijf jaren (juli 2014 - juli 2019) zijn in de volgende prijscategorieën woningen (met permanente woonbestemming) verkocht:

 

Prijscategorie

Aantal

Percentage

Cumm. %

€150.000 - €200.000

6

9%

9%

€200.000 - €250.000

8

12%

21%

€250.000 - €300.000

10

15%

36%

€300.000 - €350.000

11

17%

53%

€350.000 - €400.000

12

18%

71%

€400.000 - €450.000

8

12%

83%

€450.000 - €500.000

3

5%

88%

€500.000 - €550.000

1

2%

90%

€550.000 of meer

7

11%

101%

Totaal

66

 

Uit dit overzicht blijkt, dat er in de afgelopen vijf jaren 66 woningen (met permanente woonbestemming) zijn verkocht. Daarvan zijn de meeste woningen verkocht in de prijscategorie €350.000 - €400.000 euro.

 

83% van de woningen worden verkocht onder de €450.000,-. De woningen boven deze prijs worden slechts enkel verkocht en voor uiteenlopende bedragen soms ver boven de €550.000,- euro. Je zou dus kunnen stellen dat de meeste schaarste en verdringing plaatsvindt in de prijscategorie tot €450.000,-. De grens voor vergunningsplichtige woningen zou zich dus rond deze grens moeten bevinden of er vlak boven.

 

Op basis van het bovenstaande is gekozen voor een koopprijsgrens van €450.000,-. Opgemerkt zij dat, bij gebrek aan belangstelling bij economisch- maatschappelijk gebonden huishoudens voor een koopwoning onder deze koopprijsgrens, altijd de mogelijkheid bestaat om deze na een zogenoemde 'vruchteloze aanbieding' (zie artikel 10) te verkopen aan een gegadigde die niet voldoet aan een van de bindingseisen.

 

Artikel 3. Criteria voor verlening huisvestingsvergunning

Deze bepaling is in de eerste plaats een uitwerking van artikel 9 van de wet waarin dwingend is bepaald dat als de gemeenteraad toepassing heeft gegeven aan artikel 7 van de wet, hij in de huisvestingsverordening de criteria vastlegt voor de verlening van huisvestingsvergunningen. De gemeenteraad is vrij in het vaststellen van die criteria. Deze bepaling is in de tweede plaats een uitwerking van artikel 10, eerste lid, van de wet waarin in het belang van de transparantie van het huisvestingsvergunningstelsel is bepaald dat de gemeenteraad in de huisvestingsverordening vastlegt welke categorieën woningzoekenden in aanmerking komen voor het verkrijgen van een huisvestingsvergunning. In het tweede lid van artikel 10 van de wet is bepaald dat voor een huisvestingsvergunning slechts in aanmerking komen woningzoekenden die de Nederlandse nationaliteit bezitten of op grond van een wettelijke bepaling als Nederlander worden behandeld, of vreemdeling zijn en rechtmatig verblijf in Nederland hebben als bedoeld in artikel 8, onderdelen a tot en met e en I, van de Vreemdelingenwet 2000.

 

Voor Vlieland is gekozen de regeling zoals die nu wordt gehanteerd voort te zetten door een vergunning alleen te verstrekken aan meerderjarige woningzoekenden die een economische-maatschappelijke binding hebben met het eiland. In de toewijzing van de huurwoningen van Woonfriesland is dit verdisconteerd.

 

Nu er nog een wachtlijst is van meer dan 300 personen, kan de voorrang van economische gebondene worden verdedigd. Als we de markt voor een ieder vrij zouden geven worden de wachttijden nog langer dan nu het geval is. Veel jongeren, die eigenlijk op het eiland willen blijven, gaan dan weg en gekwalificeerd personeel is moeilijk te krijgen en te houden als er geen passende woonruimte is.

 

Bij de voorrang van de woningzoekenden geldt aan de bovenkant geen inkomenseis. Woningzoekende op Vlieland hebben in de huursector geen keuze. Woningzoekenden die niet aan de criteria voldoen komen in geen geval in aanmerking voor een huisvestingsvergunning en moeten een woning zoeken op de particuliere huurmarkt met een huur boven de huurtoeslaggrens, dan wel de duurdere koopmarkt.

 

Artikel 4. Inschrijfsysteem van woningzoekenden

Deze bepaling is gegrond op artikel 4, eerste lid, onder a, van de wet. Het hanteren van eenzelfde inschrijfsysteem bevordert de transparantie en vermindert de administratieve lasten voor de burger. In artikel 20, tweede lid, is een overgangsregeling opgenomen voor bestaande inschrijvingen in oude inschrijfsystemen. Zie verder de toelichting bij artikel 20. Het in het derde lid genoemde bewijs van inschrijving is vormvrij.

 

De bepaling onder lid 4 sub e, "de woningzoekende gedurende drie jaar niet actief heeft gereageerd op een passende woonruimte", is nieuw in deze verordening. Voor de huidige woningzoekenden die staan ingeschreven in het systeem van woningzoekenden geldt dat ze, vanaf de ingangsdatum van deze verordening, indien ze drie jaar niet reageren op een passende woonruimte, eveneens uit dit systeem kunnen worden verwijderd. Indien er in drie jaar zeer weinig passende woonruimte ter huur worden aangeboden kan het college ervoor kiezen dit met een jaar op te schorten.

 

Artikel 5. Aanvraag en inhoud huisvestingsvergunning

Deze bepaling is een uitwerking van artikel 5 van de wet. Daarin is bepaald dat de gemeenteraad in de huisvestingsverordening regels stelt over de wijze van aanvragen van vergunningen en de gegevens die door de aanvrager worden verstrekt bij de aanvraag van een vergunning. De onder a genoemde gegevens met betrekking tot leeftijd, en indien van toepassing, verblijfstitel en nationaliteit, zijn noodzakelijk in verband met de wettelijke eisen van artikel 10, tweede lid, van de wet. Zie hierover nader de toelichting onder artikel 3.

In artikel 18 van de wet zijn intrekkingsgronden voor de huisvestingvergunning opgenomen. Zo kan de vergunning worden ingetrokken als de vergunninghouder de in die vergunning vermelde woonruimte niet binnen de door burgemeester en wethouders bij de verlening gestelde termijn in gebruik heeft genomen (zie het derde lid, onder d) of als de vergunning is verleend op grond van door de vergunninghouder verstrekte gegevens (zie het tweede lid) waarvan deze wist of moest vermoeden dat deze onjuist of onvolledig waren. Deze intrekkingsgronden gelden rechtstreeks op grond van de wet en zijn in de verordening niet herhaald.

 

Artikel 6. Bekendmaking aanbod van woonruimte

Deze bepaling is een uitwerking van artikel 20 van de wet, waarin is bepaald dat de gemeenteraad regels kan stellen over de wijze van bekendmaking van de beschikbaarheid van vergunningplichtige woonruimte. Transparantie in het woningaanbod draagt voor woningzoekenden bij aan het gericht vinden van voor hen beschikbare woonruimte.'

 

Artikel 7. Voorrang bij woonruimte van een bepaalde aard, grootte of prijs

Deze bepaling is een uitwerking van artikel 11 van de wet, waarin is bepaald dat de gemeenteraad in de huisvestingsverordening kan bepalen dat voor één of meer daarbij aangewezen categorieën woonruimte in verband met de aard, grootte of prijs van die woonruimte, voorrang wordt gegeven aan een daarbij aangewezen gedeelte van de overeenkomstig artikel 10, eerste lid, van de wet (artikel 3 van de verordening) aangewezen categorieën woningzoekenden.

 

In het eerste lid zijn 'labels' aangemerkt, die verhuurders bij het aanbieden van woonruimte op deze woonruimte kunnen plakken. Als zij hiervoor kiezen, dan geldt de bij de 'label' behorende voorrangsregel uit het tweede lid.

 

In de verordening is gekozen voor drie labels, namelijk gezinswoningen, grote gezinswoningen en woonruimten met specifieke voorzieningen (bijvoorbeeld rolstoltoegankelijk en aanleunwoningen). Als gezinswoningen worden aangemerkt de huurwoningen van tenminste 60m2 en tevens drie slaapkamers. Deze woningen worden bij voorrang toegewezen aan meerpersoonshuishoudens.

 

Als grote woningen worden aangemerkt de huurwoningen aan de Esdoornlaan, de Sparrenlaan, de Lutinelaan 20, 22, 32, 42 t/m 52, Vuurboetsplein 1 en 5 en de woningen aan de W. de Vlaminghweg 41a t/m f. Deze woningen worden bij voorrang toegewezen aan huishoudens van tenminste drie personen waarvan minimaal één kind. Kinderen worden in dit geval gedefinieerd als personen die:

  • op het moment van toewijzen van de woning tot het huishouden van de woningzoekende behoren;

  • op dat moment niet ouder zijn dan 15 jaar;

  • die in de BRP als inwoner van de gemeente Vlieland staan geregistreerd;

  • en die, als ze leerplichtig zijn, staan ingeschreven als leerling van de school De Jutter op Vlieland.

Artikel 8. Voorrang bij economische- maatschappelijke binding

Dit wordt geregeld in artikel 3.

 

Artikel 9. Rangorde woningzoekenden

Artikel 9 is bedoeld om de rangorde te bepalen wanneer er meer gelijkgestelde gegadigden zijn voor eenzelfde woonruimte, Er geldt hiervoor een puntensysteem welke duiding geeft aan de inschrijfduur.

 

Voor de woningen van WoonFriesland geldt dan de volgende puntenverdeling

  • 1.

    economische binding: 150

  • 2.

    per maand van inschrijving: 1

  • 3.

    voor doorstromers: per maand van bewoning huidige huurwoning 1

Overige beleidsregels bij de toewijzing van huurwoningen:

  • 4.

    het ruilen van woonruimten tussen huurders en eigen-woningbezitters slechts in uitzonderingssituaties niet toe te staan om daarmee bij te dragen aan de mogelijkheden van inwoners tot het realiseren van een wooncarrière op het eiland;

  • 5.

    inwoners die in een eigen woning wonen en deze uit eigen beweging besluiten te verkopen buiten de categorie van mensen met een economisch-maatschappelijke binding, kunnen pas punten voor inschrijfduur opbouwen vanaf het moment dat hun woning verkocht is.

  • 6.

    dat woningen in het algemene belang, om maatschappelijke redenen buiten de verdeling gehouden kunnen worden door het college (de eventuele woningadviescommissie gehoord hebbende);

  • 7.

    dat het college, de eventuele woningadviescommissie gehoord hebbende, woningen kan verhuren in noodsituaties waarin het toepassen van het puntensysteem tot ongewenste situaties zou leiden (hardheidsclausule).

Artikel 10. Vruchteloze aanbieding

Wanneer het na dertien weken niet is gelukt de woning te verkopen/verhuren aan iemand die over economische binding beschikt dan kan beroep worden gedaan op vruchteloze aanbieding.

De wijze van publicatie is weergegeven in artikel 6.

 

De eigenaar dient aan het college van burgemeester en wethouders aannemelijk te maken het vruchteloos te hebben aangeboden. Dit moet worden onderbouwd met bijvoorbeeld een taxatierapport van een onafhankelijke derde.

 

Artikel 11. Aanwijzing vergunningplichtige woonruimte

Deze bepaling is een uitwerking van artikel 21 van de wet. Met de vergunning als bedoeld in artikel 21 van de wet worden vier soorten wijzigingen in de woningvoorraad gereguleerd, te weten:

  • 1.

    Onttrekking: 'anders dan ten behoeve van de bewoning of het gedeeltelijk gebruik als kantoor of praktijkruimte door de eigenaar geheel of gedeeltelijk aan de bestemming tot bewoning te onttrekken'. Onder het onttrekken aan de bestemming tot bewoning wordt tevens verstaan het slopen en niet terugbouwen of het gebruiken voor een ander doel dan permanente bewoning. NB. Het gaat erom dat de aangewezen woning voor permanente bewoning in gebruikt wordt genomen. Het woord "eigenaar" in artikel 11 van deze verordening gaat erover dat de eigenaar ervoor verantwoordelijk is dat de aangewezen woonruimte niet zonder onttrekkingsvergunning aan de bestemming tot bewoning wordt onttrokken. Oftewel: het is de eigenaar die verantwoordelijk is, ook al zou een huurder de aangewezen woonruimte onttrekken aan de bestemming tot bewoning. Het doel van het aanwijzen van een vergunningplicht is het tegengaan van het onrechtmatig gebruiken van een woning als tweede woning of als recreatiewoning. Uitgangspunt is en blijft dat de daarvoor bestemde woningen permanent moeten worden bewoond. Voor een toelichting op het begrip "permanente bewoning" wordt verwezen naar de toelichting in artikel 1 van deze verordening. Wanneer er geen sprake is van permanente bewoning en er ook geen onttrekkingsvergunning door het college is afgegeven, dan wordt er in strijd gehandeld met artikel 11 van deze verordening en kan er op basis van dit artikel worden gehandhaafd. Het gebruik van een woning om deze (gemeubileerd) te verhuren voor periode van een halfjaar of langer geldt niet als onttrekking?

  • 2.

    Samenvoeging: 'anders dan ten behoeve van de bewoning of het gedeeltelijk gebruik als kantoor of praktijkruimte door de eigenaar het geheel of gedeeltelijk met andere woonruimte samen voegen van meerdere woonruimten'.

  • 3.

    Omzetting: 'van zelfstandige in onzelfstandige woonruimte om te zetten'.

  • 4.

    Woningvorming (splitsing): 'te verbouwen tot twee of meer woonruimten'. De vergunningsplicht voor woningvorming is bij de Wet uitbreiding Wet bijzondere maatregelen grootstedelijke problematiek ('de Rotterdamwet') toegevoegd aan de wet. In het eerste lid is bepaald op welke woonruimten het vergunningvereiste van toepassing is.

Deze aanwijzing — gedaan met het oog op het belang van het behoud of de samenstelling van de woonruimtevoorraad — is in overeenstemming met wat noodzakelijk en geschikt wordt geacht voor het bestrijden van onevenwichtige en onrechtvaardige effecten van schaarste aan goedkope woonruimte (zie artikel 2, eerste lid, van de wet).

 

Op Vlieland wordt artikel 11 voor allen woningen van toepassing verklaard.

 

Artikel 13 en 14; 17 en 18. Voorwaarden en voorschriften; Weigeringsgronden

De gemeenteraad dient in de huisvestingsverordening mogelijke voorwaarden en voorschriften en weigeringsgronden op te nemen ten aanzien van een vergunning als bedoeld in artikel 21 respectievelijk 22. Uitgangspunt is het behoud van de woonruimtevoorraad. Slechts onder bijzondere omstandigheden kan onder andere een onttrekkingsvergunning worden verleend. In dat geval zal het belang van de onttrekking groter moeten zijn dan het belang van het behoud van de woonruimtevoorraad. Men kan hierbij denken aan het overlijden van de eigenaar.

 

Onder het belang van het behoud of de samenstelling van de woonruimtevoorraad kan naast schaarste ook worden gedacht aan andere belangen, zoals wanneer het verlenen van de vergunning zou kunnen leiden tot een onaanvaardbare inbreuk op een geordend woon- en leefmilieu in de omgeving van het desbetreffende pand.3 In artikel 26 van de wet zijn intrekkingsgronden opgenomen. Deze gelden rechtstreeks en zijn in de verordening niet herhaald.

 

Artikel 15. Aanwijzing vergunningplichtige gebouwen

Deze bepaling is een uitwerking van artikel 22 van de wet. Voor het in appartementsrechten splitsen van een gebouw bevattende woonruimte dat behoort tot een in het eerste lid aangewezen categorie is een vergunning van burgemeester en wethouders nodig. Deze aanwijzing is in overeenstemming met wat noodzakelijk en geschikt wordt geacht voor het bestrijden van onevenwichtige en onrechtvaardige effecten van schaarste aan goedkope woonruimte (zie artikel 2, eerste lid, van de wet). Hiermee wordt greep gehouden op de hoeveelheid goedkope woonruimte in de vorm van appartementen. Het in appartementsrechten splitsen van een appartementencomplex is noodzakelijk om de appartementen te kunnen verkopen. De verkoop van die appartementen kan ongewenst zijn in het licht van het behoud van de voorraad betaalbare huurappartementen.

 

Artikel 19. Bestuurlijke boete

Deze bepaling is een uitwerking van artikel 35 van de wet, waarin is bepaald dat de gemeenteraad in de huisvestingsverordening kan bepalen dat een bestuurlijke boete kan worden opgelegd ter zake van de overtreding van de verboden bedoeld in deze verordening, of van het handelen in strijd met de voorwaarden of voorschriften, bedoeld in artikel 26 van de wet.

 

Naast het bepalen dat de bestuurlijke boete kan worden opgelegd, bepaalt de raad in de verordening ook de hoogte van de boete die voor verschillende overtredingen kan worden opgelegd. Het college van burgemeester en wethouders zijn bevoegd tot het daadwerkelijk opleggen van een bestuurlijke boete.

 

De wet geeft alleen bestuursrechtelijke handhavingsmogelijkheden. Het gewone strafrecht geldt daarnaast bij overtreding van de bepalingen in het Wetboek van Strafrecht (bijvoorbeeld in geval van valsheid in geschrifte of bedreiging). Bij de hoogte van de bedragen is aangesloten bij de regeling die veel gemeenten hebben (bijv. Amsterdam) het minimum en maximale bedrag komen uit de wet.

 

Artikel 20. Intrekking oude verordening en overgangsrecht

In artikel 51, tweede lid, van de wet is geregeld dat de verordening op grond van de (oude) Huisvestingswet zes maanden na de inwerkingtreding van de Huisvestingswet 2014 vervalt. In het derde en vierde lid van artikel 51 is overgangsrecht opgenomen voor al verleende vergunningen. Deze vergunningen worden gelijkgesteld met de vergunningen op grond van de Huisvestingswet 2014. Ook lopende bezwaarschriften vallen onder deze overgangsregeling, omdat bezwaarschriften altijd betrekking hebben op vergunningen of het weigeren of intrekken van vergunningen. In artikel 51, vijfde lid, van de wet is geregeld dat aanvragen die zijn ingediend op grond van de verordening op grond van de (oude) Huisvestingswet, worden afgehandeld krachtens de daarop gebaseerde (oude) verordening. In het tweede lid is aanvullend overgangsrecht opgenomen voor bestaande inschrijvingen als woningzoekenden volgens oude inschrijfsystemen. Deze inschrijvingen worden volgens het tweede lid beschouwd als inschrijvingen gedaan onder deze verordening met behoud van de opgebouwde inschrijfduur.

Naar boven