Gemeenschappelijke regeling ICT-samenwerking West-Brabant West

De colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten Etten-Leur, Moerdijk, Roosendaal en Tholen en het dagelijks bestuur van het openbaar lichaam Werkplein Hart van West-Brabant;

 

  • -

    overwegende dat een wijziging van de Wgr noopt tot wijziging van de Gemeenschappelijke Regeling ICT-samenwerking West-Brabant West;

  • -

    overwegende dat de tekst van de Gemeenschappelijke Regeling ICT-samenwerking West-Brabant West op enkele onderdelen dient te worden geactualiseerd;

  • -

    overwegende dat de raden van de deelnemende gemeenten in de Gemeenschappelijke Regeling ICT-samenwerking West-Brabant West hun zienswijze op het ontwerp van deze wijziging hebben gegeven en toestemming hebben verleend tot het wijzigen van de Gemeenschappelijke Regeling ICT-samenwerking West-Brabant West;

Gezien het voorstel van het bestuur van 10 april 2024;

 

Besluiten de Gemeenschappelijke Regeling ICT-samenwerking West-Brabant West te wijzigen, waarna deze met ingang van 1 juli 2024 als volgt komt te luiden;

 

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Artikel 1. Begripsbepalingen

  • 1.

    In deze gemeenschappelijke regeling wordt verstaan onder:

    • a.

      ICT-samenwerking West-Brabant West: de bedrijfsvoeringsorganisatie, bedoeld in artikel 2, eerste lid;

    • b.

      Bestuur: het bestuur van ICT-samenwerking West-Brabant West;

    • c.

      Colleges: de colleges van burgemeester en wethouders van de Gemeenten en het dagelijks bestuur van Werkplein Hart van West-Brabant;

    • d.

      Dienstverleningsovereenkomst: overeenkomst gesloten tussen ICT-samenwerking West-Brabant West en een of meer Colleges ter uitwerking van aan ICT-samenwerking West-Brabant West opgedragen taken en de voorwaarden waaronder dit zal geschieden;

    • e.

      Directeur: de Directeur, bedoeld in artikel 15, eerste lid;

    • f.

      Gemeenten: de publiekrechtelijke rechtspersonen, bedoeld in artikel 1, eerste lid, boek 2, van het Burgerlijk Wetboek, waarvan de colleges deelnemen in deze regeling en het openbaar lichaam Werkplein Hart van West-Brabant, waarvan het dagelijks bestuur deelneemt in deze regeling;

    • g.

      Gemeenteraden: de raden van de Gemeenten en het algemeen bestuur van Werkplein Hart van West-Brabant;

    • h.

      Gedeputeerde Staten: Gedeputeerde Staten van de provincie Noord-Brabant en van de provincie Zeeland;

    • i.

      ICT: alle producten of diensten op het gebied van Informatie- en Communicatietechnologie nodig voor de bedrijfsvoering van de Deelnemende lichamen met uitzondering van informatiebeleid, informatieadvies en producten of diensten betreffende het applicatielandschap

    • j.

      Regeling: de gemeenschappelijke regeling ICT-samenwerking West-Brabant West;

    • k.

      Wgr: de Wet gemeenschappelijke regelingen.

Hoofdstuk 2. Bedrijfsvoeringsorganisatie

Artikel 2. Bedrijfsvoeringsorganisatie

  • 1.

    De bedrijfsvoeringsorganisatie is genaamd: “ICT-samenwerking West-Brabant West”.

  • 2.

    De bedrijfsvoeringsorganisatie is gevestigd te Zevenbergen, gemeente Moerdijk.

Hoofdstuk 3. Te behartigen duur, belangen, taken en bevoegdheden

Artikel 3. Duur

De regeling wordt aangegaan voor onbepaalde tijd.

Artikel 4. Belang

Belang van de regeling is het bewerkstelligen van een kwalitatief hoogwaardige en doelmatige uitvoering van de bedrijfsvoering van de Colleges van de aan ICT-samenwerking West-Brabant West opgedragen taken.

Artikel 5. Taken

  • 1.

    De Colleges laten aan ICT-samenwerking West-Brabant West taken over op het gebied van bedrijfsvoering betreffende ICT.

  • 2.

    De uitvoering als bedoeld in het eerste lid heeft in ieder geval betrekking op de volgende aspecten:

    • a.

      Beleidsadvisering aan en beleidsvoorbereiding voor de Gemeenten;

    • b.

      De uitvoering van het door de bevoegde bestuursorganen van de Gemeenten vastgesteld beleid, inclusief het leveren van daaruit volgende producten en diensten;

    • c.

      Het inkopen van leveringen of diensten en het aangaan van overeenkomsten nodig voor de uitvoering van de aan ICT-samenwerking West-Brabant West opgedragen taken;

    • d.

      Het bewaken en borgen van uitvoering van gesloten overeenkomsten;

    • e.

      Het realiseren en in stand houden van één gemeenschappelijke ICT-infrastructuur voor de Gemeenten;

    • f.

      De met de onder a tot en met e bedoelde taken samenhangende bedrijfsvoering.

  • 3.

    De omvang van taken, de wijze van uitvoering en het daarvoor benodigde mandaat, alsmede de daaraan verbonden kosten worden vastgelegd in Dienstverleningsovereenkomsten, overeenkomstig de uitgangspunten van deze regeling.

  • 4.

    De Colleges zijn verplicht om de in artikel 7, eerste lid, genoemde producten en diensten verband houdende met de in dit artikel bedoelde taken af te nemen van ICT-samenwerking West-Brabant West, voor zover er geen wettelijke verplichting bestaat om deze producten of diensten van derden af te nemen of het Bestuur anderszins beslist.

Artikel 6. Bevoegdheidstoekenning

  • 1.

    De bevoegdheden nodig voor de uitvoering van de aan ICT-samenwerking West-Brabant West opgedragen taken worden door de Colleges bij afzonderlijke mandaatbesluiten aan het Bestuur toegekend.

  • 2.

    De mandaatbesluiten als bedoeld in het eerste lid worden periodiek, in ieder geval gelijktijdig met het sluiten van de Dienstverleningsovereenkomsten, bedoeld in artikel 5, derde lid, geactualiseerd.

  • 3.

    Binnen de aan het Bestuur overeenkomstig het eerste lid toegekende mandaten legt het Bestuur vast welke mandaten in ondermandaat worden opgedragen aan de Directeur voor zover ondermandaat is toegestaan.

Artikel 7. Basistaken, plustaken en maatwerk

  • 1.

    ICT-samenwerking West-Brabant West is belast met het ten behoeve van de Colleges uitvoeren van het basistaken- en plustakenpakket zoals die jaarlijks door het Bestuur worden vastgesteld.

  • 2.

    In aanvulling op de taken zoals bedoeld in het eerste lid, kan ICT-samenwerking West-Brabant West - voor zover dit geen verstoring veroorzaakt in de uitvoering van de taken zoals bedoeld in het eerste lid - op verzoek van één of meer van de Colleges - binnen de kaders van deze Regeling - ook andere werkzaamheden uitvoeren. Deze werkzaamheden worden aangeduid met “maatwerk”. Het uitvoeren van maatwerk als bedoeld in dit artikel is uitsluitend mogelijk na een daartoe strekkend besluit van het Bestuur.

Artikel 8. Kwaliteitsborging

In geval van onvoldoende kwalitatief of onzorgvuldig handelen van ICT-samenwerking West-Brabant West ten aanzien van een of meer Colleges als gevolg waarvan schade ontstaat of dreigt te ontstaan, is ICT-samenwerking West-Brabant West verplicht alle maatregelen te treffen ter beperking of voorkoming van schade, onverlet het recht van de betreffende deelnemer om nakoming of vergoeding van schade te vorderen.

Hoofdstuk 4. Bestuur

Artikel 9. Samenstelling Bestuur

  • 1.

    Ieder College wijst uit zijn midden aan het begin van elke zittingsperiode of bij aanvang van de Regeling - voor de duur van de lopende collegeperiode - één lid van het Bestuur aan.

  • 2.

    Het Bestuur wijst uit zijn midden een voorzitter en een plaatsvervangend voorzitter aan.

  • 3.

    Ieder College wijst uit zijn midden tevens een plaatsvervangend lid aan. Het eerste, zesde en zevende lid zijn van overeenkomstige toepassing.

  • 4.

    De leden van het Bestuur treden af als lid met ingang van de dag waarop de zittingsperiode van het College van de betreffende deelnemer afloopt. Zij blijven hun bestuursfunctie waarnemen tot het moment waarop het betreffende College een nieuw bestuurslid heeft aangewezen, met inachtneming van het bepaalde in artikel 14a, eerste lid, jo. artikel 13, tweede lid Wgr.

  • 5.

    Een lid van het Bestuur kan te allen tijde ontslag nemen.

  • 6.

    Een lid van het Bestuur kan door het College, dat hem aangewezen heeft, worden ontslagen, indien dit lid niet langer het vertrouwen van dat betreffende College bezit.

  • 7.

    In geval er tussentijds een vacature ontstaat in het Bestuur, wijst het College van de betreffende deelnemer zo spoedig mogelijk een nieuw bestuurslid aan.

Artikel 10. Werkwijze Bestuur

  • 1.

    Voor zover de regeling niet anders bepaalt, bepaalt het Bestuur de wijze van verdeling van zijn werkzaamheden over de bestuursleden en legt dit vast.

  • 2.

    Het Bestuur vergadert minimaal tweemaal per jaar of zoveel vaker als de voorzitter of minimaal twee leden dit nodig achten.

  • 3.

    De vergaderingen van het Bestuur worden bijgewoond door de secretaris, zoals omschreven in artikel 14. Het Bestuur kan bepalen dat de secretaris bij bepaalde (onderdelen van) vergaderingen niet aanwezig is.

  • 4.

    De stemverhoudingen zijn voor het peiljaar 2022 als volgt vastgesteld: Roosendaal 32%, Etten-Leur 22%, Moerdijk 21%, Tholen 13% en Werkplein Hart van West-Brabant 12%.

  • 5.

    Voor ieder volgend jaar zal de stemverhouding op basis van het aantal accounts genoemd in de vastgestelde begroting voor dat betreffende jaar worden vastgesteld.

  • 6.

    Besluiten worden genomen met meerderheid van stemmen. Het bepaalde in artikel 32, vierde en vijfde lid, Gemeentewet is van overeenkomstige toepassing.

  • 7.

    Het Bestuur stelt een Reglement van orde vast.

  • 8.

    De leden van het Bestuur ontvangen voor hun werkzaamheden geen vergoeding in welke vorm dan ook.

Artikel 11. Bevoegdheden Bestuur

  • 1.

    Aan het Bestuur komen alle uit de Wgr of deze regeling volgende bevoegdheden toe verband houdende met de regeling of de aan de regeling toegekende taken.

  • 2.

    Het Bestuur is niet bevoegd tot het besluiten over:

    • a.

      Het oprichten van en de deelneming in stichtingen, maatschappen, vennootschappen, verenigingen, coöperaties en onderlinge waarborgmaatschappijen, behoudens deelname aan een werkgeversvereniging;

    • b.

      Het vestigen van zakelijke (zekerheids-)rechten in welke zin dan ook;

    • c.

      Het aan- en verkopen van registergoederen;

    • d.

      Het aangaan van geldleningen buiten de financiële kaders zoals gesteld door de Gemeenten.

  • 3.

    Het Bestuur stelt een directiestatuut vast met aanwijzingen voor de door de Directeur uit te voeren taken en bevoegdheden. In het directiestatuut wordt tevens de wijze van vervanging van de Directeur vastgelegd.

Artikel 12. Informatie- en verantwoordingsplicht

  • 1.

    Het Bestuur draagt zorg voor en verstrekt gevraagd en ongevraagd aan de Colleges en de Gemeenteraden alle informatie die nodig is voor een juiste en volledige beoordeling van het door het Bestuur gevoerde en nog te voeren beleid ten aanzien van de Regeling.

  • 2.

    Ter uitvoering van de informatie- en inlichtingenplicht verstrekt het Bestuur in ieder geval aan de Colleges:

    • a.

      een jaarlijkse beoordeling en evaluatie van het functioneren van ICT-samenwerking West-Brabant West aan de hand van een jaarverslag, zoals bedoeld in artikel 25, en tussentijds via voortgangsrapportages, die kunnen leiden tot aanpassingen en aanvullingen van de taakstelling, te vertalen in een kadernota en/of Dienstverleningsovereenkomst;

    • b.

      één keer in de twee jaar de resultaten van een - vooraf door het Bestuur goed te keuren - onderzoek op grond waarvan kan worden bijgestuurd op het - indien nodig - verbeteren van de performance of de governance;

    • c.

      een uitgebreidere evaluatie eens in de vier jaar, waarbij naast de doelgerichtheid van de samenwerking ook de vorm kritisch wordt bekeken.

  • 3.

    Het Bestuur geeft zo spoedig mogelijk, doch in ieder geval binnen twee maanden aan de Colleges en de Gemeenteraden de door één of meer leden van die Colleges schriftelijk gevraagde inlichtingen.

  • 4.

    Ieder College kan het door hem aangewezen bestuurslid, ter verantwoording roepen voor het door hem in dat Bestuur gevoerde bestuur.

Artikel 13. Evaluatie

  • 1.

    De doel- en taakstelling van de regeling, de wijze van uitvoering en de financiering daarvan zullen periodiek geëvalueerd worden.

  • 2.

    Daartoe zal het Bestuur, in overleg met de Directeur, gehoord de Colleges en de Gemeenteraden, om de vier jaar een onderzoeksvoorstel opstellen.

  • 3.

    Op grond van de uitkomsten van deze evaluatie kan het Bestuur voorstellen tot wijziging van de regeling doen, dan wel tot aanpassing van de financieringsmethodiek, de bedrijfsvoering en/of de organisatiestructuur van ICT-samenwerking West-Brabant West.

Artikel 14. Vertegenwoordiging in en buiten rechte

  • 1.

    Het Bestuur vertegenwoordigt ICT-samenwerking West-Brabant West in en buiten rechte.

  • 2.

    Het Bestuur kan de in het eerste lid bedoelde vertegenwoordiging opdragen aan een door hem aan te wijzen persoon.

Artikel 15. Participatie ingezetenen en belanghebbenden

  • 1.

    Aan de ingezetenen van de Gemeenten en aan belanghebbenden, als bedoeld in artikel 1:2 van de Algemene wet bestuursrecht, staat geen deelname aan de voorbereiding en de uitvoering van het beleid door het Bestuur open.

Hoofdstuk 5. Secretaris

Artikel 16. Secretaris

  • 1.

    De Directeur is secretaris van het Bestuur en ondertekent mede alle stukken die van het Bestuur uitgaan.

  • 2.

    De secretaris is verantwoordelijk voor de voorbereiding en verslaglegging van de vergaderingen van het Bestuur.

Hoofdstuk 6. Directeur

Artikel 17. Functie, taken en bevoegdheden Directeur

  • 1.

    De Directeur heeft de volgende taken:

    • a.

      de dagelijkse leiding van ICT-samenwerking West-Brabant West;

    • b.

      het Bestuur wordt in zijn vergaderingen bijgestaan door de Directeur aan wie een adviserende stem toekomt;

    • c.

      de Directeur is bestuurder in de zin van de Wet op de ondernemingsraden.

  • 2.

    De Directeur wordt aangenomen door het Bestuur en in voorkomende gevallen geschorst en ontslagen door het Bestuur.

  • 3.

    De bevoegdheden van de Directeur worden vastgelegd in de door het Bestuur vastgestelde kaders en mandaten.

Artikel 18. Informatie en verantwoordingsplicht Directeur

  • 1.

    De Directeur verstrekt op de in het directiestatuut vastgelegde wijze en periodiciteit alle informatie aan het Bestuur die nodig is voor de beoordeling van de uitvoering van taken en verantwoordelijkheden door de Directeur.

  • 2.

    Naast de in het eerste lid bedoelde informatie verstrekt de Directeur ongevraagd en onverwijld aan het Bestuur alle overige relevante informatie.

  • 3.

    De Directeur geeft zo spoedig mogelijk, doch in ieder geval binnen twee weken aan het Bestuur de door één of meer van hun leden schriftelijk gevraagde inlichtingen.

Hoofdstuk 7. Personeel en organisatie

Artikel 19. Organisatiestructuur

Het Bestuur stelt de organisatiestructuur van ICT-samenwerking West-Brabant West vast.

Artikel 20. Jaarplan

Op basis van de kadernota en begroting zoals bedoeld in artikel 24, de door het Bestuur vastgestelde kaders en de Dienstverleningsovereenkomsten stelt het Bestuur ter borging van de taakstelling van ICT-samenwerking West-Brabant West jaarlijks uiterlijk op 1 november van het voorafgaande kalenderjaar een jaarplan voor het volgende kalenderjaar vast.

Artikel 21. Personeel

  • 1.

    ICT-samenwerking West-Brabant West heeft een ambtelijke organisatie met aan het hoofd de Directeur.

  • 2.

    De CAO SGO is van toepassing op de medewerkers van ICT-samenwerking West-Brabant West.

  • 3.

    Het Bestuur is bevoegd tot het aannemen, het schorsen en het ontslaan van de medewerkers van ICT-samenwerking West-Brabant West.

  • 4.

    ICT-samenwerking West-Brabant West heeft ten behoeve van de medezeggenschap van het personeel een ondernemingsraad op basis van de Wet op de ondernemingsraden.

Hoofdstuk 8. Financiële bepalingen

Artikel 22. Financiële administratie en controle

  • 1.

    Op het financieel beleid, het financieel beheer, de inrichting van de financiële organisatie en de controle daarop zijn de artikelen 212 en 213 Gemeentewet van overeenkomstige toepassing.

  • 2.

    Het Bestuur stelt in dat kader de vereiste regelingen vast, waarbij rekening gehouden wordt met de taakstelling en taakgebieden en de wijze van uitvoering daarvan zoals bepaald in de artikelen 4 tot en met 8.

Artikel 23. Boekjaar

Het boekjaar loopt van 1 januari tot en met 31 december.

Artikel 24. Kadernota en begroting

  • 1.

    Het Bestuur stelt jaarlijks vóór 1 februari een kadernota vast voor de bedrijfsvoering van ICT-samenwerking West-Brabant West. Het Bestuur zendt deze kadernota vóór 1 februari aan de Gemeenteraden en de Colleges.

  • 2.

    Het Bestuur stelt elk jaar vóór 15 april een meerjarenbegroting en een ontwerpbegroting van inkomsten en uitgaven voor het komend jaar op, voorzien van de nodige toelichting en specificaties.

  • 3.

    Uiterlijk 15 april van het jaar voorafgaand aan het jaar waarvoor de begroting zal dienen, zendt het Bestuur een meerjarenbegroting en de ontwerpbegroting toe aan de Gemeenteraden en de Colleges.

  • 4.

    De meerjarenbegroting en de ontwerpbegroting worden door de zorg van de Colleges voor eenieder ter inzage gelegd en, tegen betaling van de kosten, algemeen verkrijgbaar gesteld. Van de terinzagelegging en de verkrijgbaarstelling van de ontwerpbegroting en de meerjarenbegroting wordt openbaar kennisgegeven.

  • 5.

    De Gemeenteraden kunnen binnen acht weken na toezending van de ontwerpbegroting via het College van de betreffende gemeente het Bestuur hun zienswijze schriftelijk doen blijken.

  • 6.

    Het Bestuur stelt de begroting vast na 1 juli.

  • 7.

    De begroting wordt binnen twee weken na vaststelling door het Bestuur doch uiterlijk vóór 1 augustus van het jaar voorafgaande aan het jaar waarvoor de begroting dient, aan de Gemeenteraden en de Colleges, alsmede aan Gedeputeerde Staten toegezonden.

  • 8.

    Op de wijzigingen van de begroting zijn de voorafgaande bepalingen van dit artikel - met uitzondering van de genoemde data - van overeenkomstige toepassing.

  • 9.

    De Colleges zullen er steeds zorg voor dragen dat ICT-samenwerking West-Brabant West te allen tijde over voldoende middelen beschikt om aan al zijn verplichtingen jegens derden te kunnen voldoen.

  • 10.

    Indien aan het Bestuur blijkt dat een deelnemer weigert deze uitgaven op de begroting te zetten, doet het bestuur onverwijld aan Gedeputeerde Staten het verzoek over te gaan tot toepassing van de artikelen 194 en 195 van de Gemeentewet.

Artikel 25. Jaarrekening

  • 1.

    Het Bestuur stelt jaarlijks de jaarstukken op, bestaande uit het jaarverslag, de jaarrekening en de berekening van de door de deelnemers verschuldigde bijdrage. De jaarstukken dienen voorzien te zijn van een goedkeurende controleverklaring voor de aspecten getrouwheid en rechtmatigheid, door een daartoe overeenkomstig het bepaalde in artikel 213 Gemeentewet bevoegde accountant.

  • 2.

    Uiterlijk 15 april in het jaar volgend op het jaar waarover verantwoording wordt afgelegd, zendt het Bestuur de jaarrekening en het jaarverslag inclusief alle in het eerste lid genoemde gegevens aan de Gemeenteraden en de Colleges.

  • 3.

    Het Bestuur stelt de jaarrekening vast na 1 juli.

  • 4.

    Het Bestuur zendt de jaarrekening binnen twee weken na vaststelling, doch uiterlijk vóór 15 juli van het jaar volgende op het jaar waarop de jaarrekening betrekking heeft, aan Gedeputeerde Staten.

Artikel 26. Vaststelling bijdrage deelnemers

  • 1.

    De door de Gemeenten verschuldigde bijdrage voor een specifiek kalenderjaar wordt aangeduid in de begroting van dat kalenderjaar.

  • 2.

    De berekeningsmethodiek van de bijdrage van de Gemeenten wordt door het Bestuur vastgesteld. De vaststelling van de berekeningsmethodiek geschiedt bij viervijfde van de Colleges.

Hoofdstuk 9. Archief

Artikel 27. Archief

  • 1.

    Archiefzorg

    Het Bestuur draagt zorg voor de archiefbescheiden van de organen van de ICT-samenwerking West-Brabant West.

  • 2.

    Archiefbeheer

    • a.

      De directeur is belast met het beheer van de archiefbescheiden van de organen van de ICT-samenwerking West-Brabant West, voor zover deze archiefbescheiden niet zijn overgebracht naar de archiefbewaarplaats;

    • b.

      Het bestuur stelt voorschriften vast voor het beheer van de archiefbescheiden van het bestuursorgaan van de ICT-samenwerking West-Brabant West, die nog niet naar de archiefbewaarplaats zijn overgebracht.

  • 3.

    Bewaring

    Voor de bewaring van de over te brengen archiefbescheiden van de organen van de ICT-samenwerking West-Brabant West wordt aangewezen de archiefbewaarplaats van de Gemeenschappelijke Regeling West-Brabants Archief.

  • 4.

    Toezicht

    Met het toezicht op het beheer van de archiefbescheiden van de organen van de ICT-samenwerking West-Brabant West, voor zover deze archiefbescheiden niet zijn overgebracht naar de archiefbewaarplaats, is belast de archivaris van Gemeenschappelijke Regeling West-Brabants Archief.

  • 5.

    Verslag archiefzorg

    Het bestuur brengt jaarlijks verslag uit aan de instellende organen over de uitoefening van de aan hen opgedragen zorg voor de archiefbescheiden van de organen van de ICT-samenwerking West-Brabant West.

  • 6.

    Verslag toezicht

    De archivaris van de Gemeenschappelijke Regeling West-Brabants Archief brengt jaarlijks (of tweejaarlijks bij akkoord van de archivaris) aan het bestuur verslag uit over het toezicht op het beheer van de archiefbescheiden van de organen van de ICT-samenwerking West-Brabant West die niet of nog niet zijn overgebracht naar de archiefbewaarplaats.

  • 7.

    Terbeschikkingstelling

    • a.

      De deelnemers aan de regeling stellen tijdig aan het bestuur van de ICT-samenwerking West-Brabant West de archiefbescheiden beschikbaar die nodig zijn voor de uitvoering van de overgedragen taken;

    • b.

      In een verklaring van terbeschikkingstelling wordt de periode van terbeschikkingstelling geregeld en het toezicht op het beheer van de ter beschikking gestelde archiefbescheiden;

    • c.

      In de verklaring kunnen nadere voorwaarden worden gesteld aan de terbeschikkingstelling.

Hoofdstuk 10. Toetreding, uittreding, wijziging, opheffing

Artikel 28. Toetreding

  • 1.

    In geval het college van burgemeester en wethouders van een gemeente of het dagelijks bestuur van een openbaar lichaam in de zin van de Wgr wil toetreden tot de regeling, richt hij het verzoek hiertoe schriftelijk aan ieder van de Colleges.

  • 2.

    Toetreding vindt plaats indien de Colleges daartoe besluiten én de Gemeenteraden daarvoor toestemming verlenen.

  • 3.

    Aan de toetreding kunnen door de Colleges voorwaarden worden verbonden.

  • 4.

    Het besluit van de Colleges als bedoeld in het tweede lid vermeldt de datum van toetreding.

  • 5.

    Van elke toetreding wordt kennisgegeven aan Gedeputeerde Staten.

Artikel 29. Uittreding

  • 1.

    Het college dat wenst uit te treden, richt het verzoek daartoe schriftelijk aan ieder van de Colleges én aan het Bestuur.

  • 2.

    Aan de uittreding worden door het Bestuur voorwaarden en gevolgen verbonden.

  • 3.

    Het Bestuur zendt het in het eerste lid bedoelde verzoek binnen één maand na ontvangst aan de Colleges voor het nemen van een besluit over de uittreding, alsmede de aan de uittreding te verbinden voorwaarden en gevolgen zoals bedoeld in het tweede lid, onder overlegging van zijn advies.

  • 4.

    Alle Colleges besluiten over de voorwaarden en gevolgen van uittreding binnen een termijn van drie maanden na de toezending door het Bestuur als bedoeld in het derde lid, onverminderd de benodigde toestemming van de gemeenteraden ex artikel 1, vierde lid Wgr.

  • 5.

    De uittreding vindt niet eerder plaats dan op 31 december van het jaar volgend op het jaar waarin de besluitvorming als bedoeld genoemd in het vierde lid heeft plaatsgevonden.

  • 6.

    De nadelige financiële gevolgen voor ICT-samenwerking West-Brabant West, die veroorzaakt worden door de uittreding, inclusief de hierdoor ontstane wachtgeldverplichtingen, worden bij het uittredende College in rekening gebracht.

  • 7.

    Voor de vaststelling van de financiële gevolgen als bedoeld in het zesde lid wordt door het Bestuur en het uittredende College gezamenlijk advies gevraagd aan een onafhankelijke externe deskundige. Het advies van deze deskundige is voor partijen bindend, onverminderd het bepaalde in artikel 28 Wgr.

Artikel 29a Uittredingsplan en uittreedsom

  • 1.

    Het in artikel 29, tweede lid, bedoelde uittredingsplan bevat de financiële, juridische, personele en organisatorische consequenties die gedurende een periode van vijf jaar het directe gevolg zijn van de uittreding. Het uittredingsplan bevat ook de uittreedsom die betaald moet worden door het uittredende College.

  • 2.

    De uittreedsom wordt als volgt bepaald: het uittredende College betaalt over het eerste kalenderjaar na uittreding 100% van de jaarlijkse bijdrage, over het tweede jaar 75%, over het derde jaar 50% en over het vierde jaar 25% van de jaarlijkse bijdrage.

  • 3.

    Het Bestuur onderzoekt met het uittredende College de mogelijkheid tot overname van personeel, activa en contracten. Dit hoeft niet te leiden tot wijziging van overeenkomsten met en verplichtingen jegens derden die zijn aangegaan respectievelijk bepaald voorafgaand aan het tijdstip van ontvangst van het besluit tot uittreding van het College.

  • 4.

    Het Bestuur kan nadere richtlijnen voor een uittreding vaststellen.

Artikel 30. Wijziging

  • 1.

    Het Bestuur kan, alsmede de Colleges kunnen aan het Bestuur, voorstellen doen tot wijziging van de regeling.

  • 2.

    Indien het Bestuur wijziging van de regeling wenselijk acht, stelt het Bestuur een voorstel tot wijziging vast en stuurt dit voorstel ter besluitvorming aan de Colleges.

  • 3.

    Wijziging vindt plaats indien alle Colleges daartoe besluiten èn de Gemeenteraden daarvoor toestemming verlenen.

  • 4.

    Het Bestuur draagt zorg voor de kennisgeving aan Gedeputeerde Staten.

  • 5.

    De wijziging wordt van kracht zodra is voldaan aan de vereisten zoals bepaald in de Wgr.

Artikel 31. Opheffing

  • 1.

    Deze regeling wordt opgeheven wanneer tenminste viervijfde van de Colleges daartoe besluiten. Het besluit tot opheffing wordt niet genomen voordat de Gemeenteraden gedurende acht weken in de gelegenheid zijn gesteld om schriftelijk op de voorgestelde opheffing hun zienswijze ter kennis van het College te brengen.

  • 2.

    Ter uitvoering van het in het eerste lid bedoelde besluit, besluit het Bestuur tot liquidatie en stelt daarvoor de noodzakelijke regels op.

  • 3.

    Het liquidatieplan wordt door het Bestuur, de Gemeenteraden gehoord, vastgesteld. Een zodanig besluit wordt unaniem genomen.

  • 4.

    Het liquidatieplan voorziet in de verplichtingen van de Colleges tot deelneming in de financiële gevolgen van de opheffing.

  • 5.

    Het Bestuur draagt zorg voor het verkrijgen van een gecertificeerde verklaring inzake de liquidatiebalans van een daartoe bevoegde accountant.

  • 6.

    Het liquidatieplan voorziet in de gevolgen die de opheffing heeft voor het personeel.

  • 7.

    Het Bestuur is belast met de uitvoering van de liquidatie.

  • 8.

    Het Bestuur blijft ook na het tijdstip van opheffing in functie, totdat de liquidatie is voltooid.

  • 9.

    De opheffing van de regeling gaat niet eerder in dan nadat is voldaan de vereisten zoals die zijn opgenomen in de Wgr.

Hoofdstuk 11. Geschillen

Artikel 32. Geschillen

  • 1.

    Voordat over een geschil als bedoeld in de Wgr de beslissing van Gedeputeerde Staten wordt ingeroepen, legt het Bestuur het geschil voor aan een geschillencommissie.

  • 2.

    De geschillencommissie bestaat uit drie leden. Een lid wordt aangewezen door het Bestuur en een lid wordt aangewezen door het/de betrokken College(s). Deze twee leden wijzen gezamenlijk een derde lid aan dat tevens als voorzitter van de commissie optreedt.

  • 3.

    De geschillencommissie hoort de bij het geschil betrokken Colleges èn het Bestuur. De geschillencommissie brengt advies uit over de mogelijkheden partijen tot overeenstemming te brengen.

Hoofdstuk 12. Slotbepalingen

Artikel 33. Inwerkingtreding en overgangsregeling

  • 1.

    Deze wijziging treedt in werking met ingang van de dag na bekendmaking in het gemeenteblad van Moerdijk en werkt terug tot 1 juli 2024.

Artikel 34. Citeertitel

Deze regeling kan worden aangehaald als “De Gemeenschappelijke regeling ICT-samenwerking West-Brabant West”.

Artikel 35. Bekendmaking en toezending Gedeputeerde Staten

  • 1.

    Het College van de gemeente Moerdijk, als vestigingsgemeente van de gemeenschappelijke regeling ICT West-Brabant West, maakt een volledig ondertekend exemplaar van deze regeling alsmede van besluiten tot wijziging, tot uittreding van, van toetreding tot en tot opheffing van deze regeling tijdig in alle deelnemende gemeenten bekend in het door Moerdijk uitgegeven Gemeenteblad.

  • 2.

    Het Bestuur is belast met de registratie van de regeling overeenkomstig artikel 26, tweede lid, van de wet.

Aldus besloten d.d. 2 juli 2024 door:

het college van burgemeester en wethouders van Etten-Leur,

De secretaris,

de burgemeester,

Aldus besloten d.d. 9 juli 2024 door:

het college van burgemeester en wethouders van Moerdijk,

De secretaris,

de burgemeester,

Aldus besloten d.d. 25 juni 2024 door:

het college van burgemeester en wethouders van Roosendaal,

De secretaris,

de burgemeester,

Aldus besloten d.d. 14 maart 2024 door:

het college van burgemeester en wethouders van Tholen,

De secretaris,

de burgemeester,

Aldus besloten d.d. 19 februari 2024 door:

Het dagelijks bestuur van het Werkplein Hart van West-Brabant,

De secretaris,

de voorzitter,

Naar boven