Gemeenteblad van Meppel
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Meppel | Gemeenteblad 2024, 341326 | beleidsregel |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Meppel | Gemeenteblad 2024, 341326 | beleidsregel |
Beleidsregels bijzondere bijstand gemeente Meppel
College van burgemeester en wethouders van de gemeente Meppel,
Gelet op titel 4.3 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 35 van de Participatiewet;
Het college het noodzakelijk vindt een juiste en eenduidige uitvoering aan de Participatiewet te geven en duidelijkheid te verschaffen aan de inwoners die een beroep doen op bijzondere bijstand;
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
Voor personen ten aanzien van wie een schuldsaneringsregeling op grond van de WSNP is uitgesproken, executoriaal beslag is gelegd, of sprake is van een minnelijke regeling o.g.v. de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening, wordt de draagkracht berekend over de middelen waarover de belanghebbende daadwerkelijk de beschikking heeft.
Bij het vaststellen van het vermogen voor bijzondere bijstand kan een extra vrijlating worden toegepast voor belanghebbenden die aan kunnen tonen dat zij geen adequate uitvaartverzekering hebben, maar waarbij sprake is van een levensverzekering of spaarrekening die alleen bij overlijden uitkeert en niet tussentijds opvraagbaar of afkoopbaar is en waarvan de waarde niet bovenmatig hoog is.
Artikel 6 Periodieke bijzondere bijstand
Indien de bijzondere bijstand wordt toegekend in de vorm van een periodiek terugkerend bedrag, dan wordt deze toegekend voor maximaal één jaar.
Hoofdstuk 2 Bepalingen ten aanzien van specifieke kosten
Artikel 9 Aanvullende bijzondere bijstand 18, 19 of 20 jarigen niet in een inrichting verblijvend
Indien en voor zover een persoon van 18, 19 of 20 jaar die niet in een inrichting verblijft hogere algemeen noodzakelijke kosten van bestaan heeft dan waarin de norm in het kader van de Participatiewet voorziet en de middelen van zijn ouders ontoereikend zijn of hij redelijkerwijs zijn onderhoudsrecht jegens zijn ouders niet te gelde kan maken, kan het college aanvullende bijzondere bijstand verstrekken.
Artikel 10 Bijzondere bijstand 18, 19 of 20 jarigen in een inrichting verblijvend
Indien en voor zover een persoon van 18, 19 of 20 jaar, in een inrichting verblijft, hogere algemeen noodzakelijke kosten van bestaan heeft en de middelen van zijn ouders hiertoe ontoereikend zijn of hij redelijkerwijs zijn onderhoudsrecht jegens zijn ouders niet te gelde kan maken kan het college voor deze kosten bijzondere bijstand verstrekken.
Artikel 11 Toeslag voormalige alleenstaande ouder (garantietoeslag)
De garantietoeslag bedraagt in het eerste jaar (dus als het kind 18 jaar is) maximaal 100% van de hoogte van het kindgebonden budget dat ontvangen is op het moment dat het jongste thuiswonende kind de leeftijd van 17 jaar had bereikt. In het tweede jaar is dit maximaal 70% van de hoogte van het kindgebonden budget en in het derde jaar is dit 50%.
Op de garantietoeslag worden de inkomsten van het jongste thuiswonende ten laste komend kind afgehaald op het moment dat hij/zij boven de hoogte van de algemene bijstandsnorm voor jongeren (de jongerennorm) uitkomt. Het gaat hierbij om daadwerkelijk ontvangen inkomsten, alsmede inkomsten waar het kind in redelijkheid aanspraak op zou kunnen maken, zoals studiefinanciering (hierbij wordt alleen gekeken naar de aanvullende beurs) of een eigen uitkering.
Artikel 14 Meerkosten als gevolg van ziekte of handicap
Voor een vergoeding moet de inwoner aan alle 3 voorwaarden voldoen:
Artikel 17 Kosten kinderopvang tienermoeders die een opleiding volgen
Voor het eigen aandeel in de kosten van kinderopvang is bijzondere bijstand mogelijk indien:
Artikel 18 Kosten kinderopvang als beide ouders studeren en WSF ontvangen
Voor het eigen aandeel in de kosten van kinderopvang is bijzondere bijstand mogelijk indien:
Artikel 19 Kosten van tijdelijke kinderopvang op grond van sociaal medische indicatie
Artikel 21 Participatie schoolgaande kinderen
Artikel 22 Duurzame gebruiksgoederen
Het college verstrekt in beginsel geen bijzondere bijstand voor de kosten genoemd in het eerste lid, omdat zij behoren tot de incidenteel voorkomende algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan. Bijzondere bijstand is alleen mogelijk als gevolg van bijzondere omstandigheden in het individuele geval, die ertoe leiden dat de kosten niet uit de algemene bijstand, de individuele inkomenstoeslag en de aanwezige draagkracht kunnen worden voldaan.
Indien er sprake is van bijzondere omstandigheden zoals aangegeven in lid 2 dan wordt bijzondere bijstand verstrekt in de vorm van een renteloze lening (leenbijstand) op grond van artikel 51 lid 1 Participatiewet, mits belanghebbende geen lening kan afsluiten bij de gemeentelijke kredietbank. Een lening bij een gemeenschappelijke kredietbank is een voorliggende voorziening.
Artikel 23 Eerste inrichtingskosten
Indien er sprake is van bijzondere omstandigheden zoals aangegeven in lid 2 dan wordt, voor zover de eerste inrichtingskosten betrekking hebben op duurzame gebruiksgoederen, bijzondere bijstand verstrekt in de vorm van een renteloze lening (leenbijstand) op grond van artikel 51 lid 1 Participatiewet.
Artikel 25 Eerste huur en waarborgsom
Het college verstrekt in beginsel geen bijzondere bijstand voor deze kosten, omdat zij behoren tot de incidenteel voorkomende algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan. Bijzondere bijstand is alleen mogelijk indien belanghebbende vanuit een niet verwijtbare inkomensloze situatie beschikt over onvoldoende draagkracht voor de betaling van de eerste maand huur, administratiekosten en waarborgsom en redelijkerwijs niet heeft kunnen reserveren voor deze kosten.
Artikel 27 Woonkostentoeslag voor een huurwoning
Indien belanghebbende een huurwoning bewoont, waarvan de hoogte van de huur niet hoger is dan de maximale huurgrens ingevolge artikel 13 van de Wet op de huurtoeslag, maar hij door omstandigheden buiten zijn schuld nog geen aanspraak kan maken op deze toeslag, kan bijzondere bijstand in de vorm van een woonkostentoeslag worden toegekend tot de datum waarop belanghebbende wel in aanmerking komt voor huurtoeslag. De hoogte van de woonkostentoeslag is gelijk aan het bedrag aan huurtoeslag op grond van de Wet op de huurtoeslag, die, gelet op zijn financiële situatie, voor de woonkosten per maand ontvangen zou worden, wanneer hierop wel recht zou hebben bestaan;
Indien er aanspraak bestaat op huurtoeslag berekend naar een inkomen dat voor de aanvraag van bijstandsverlening hoger was dan de laagste inkomenscategorie volgens de Wet op de huurtoeslag, kan bijzondere bijstand worden toegekend. De hoogte van de woonkostentoeslag is in dat geval gelijk aan het bedrag dat volgens de berekening van de Wet op de huurtoeslag per maand zou worden toegekend, wanneer hierop wel volledig recht zou bestaan, verminderd met de daadwerkelijk ontvangen huurtoeslag.
Artikel 29 Woonkostentoeslag voor woonkosten boven de maximale huurgrens
De woonkostentoeslag zoals bedoeld in lid 1 wordt toegekend voor de periode van maximaal twaalf maanden. Verlenging van deze termijn is telkens met een periode van 12 maanden jaar mogelijk, indien belanghebbende redelijkerwijs nog niet kan beschikken over huisvesting waarvan de woonkosten lager zijn dan de maximale huurgrens.
Artikel 33 Kosten van bewind op basis van WSNP en kosten bewind in verband met beheer Persoonsgebonden budget
Artikel 34 Kosten van rechtsbijstand
Er bestaat recht op bijzondere bijstand voor de eigen bijdrage rechtsbijstand, de kosten van griffierecht en de kosten voor een uittreksel van het GBA, indien er op grond van de Wet op de rechtsbijstand (Wrb) een toevoeging rechtsbijstand wordt verleend. Belanghebbende dient de toevoeging van de Raad voor de rechtsbijstand te overleggen.
Bijzondere bijstand die is aangevraagd vóór de inwerkingtreding van deze beleidsregels worden beoordeeld op grond van de voorgaande beleidsregels.
Het college beslist in redelijkheid in die individuele situaties waarin deze beleidsregels niet of onvoldoende voorzien.
Aldus vastgesteld in de collegevergadering van 2 juli 2024
De secretaris,
A.J. Kastelein
De burgemeester,
C. Bijl
Toelichting beleidsregels bijzondere bijstand gemeente Meppel
Het college is verantwoordelijk voor de uitvoering van de door de Rijksoverheid vastgestelde Participatiewet. Dit is het wettelijk kader voor de beoordeling van het recht op bijzondere bijstand.
Specifieker staat in artikel 35 lid 1 Participatiewet:
Uit oogpunt van een eenduidige en rechtmatige uitvoering van de bijzondere bijstand is het raadzaam om beleidsregels vast te stellen met betrekking tot de beoordeling van aanvragen bijzondere bijstand.
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
Er is voor gekozen om de begrippen die zijn omschreven in de Participatiewet, Awb, BW en de Wet op de huurtoeslag niet afzonderlijk te definiëren. De begrippen die niet in genoemde wetten staan beschreven worden in het tweede lid verduidelijkt.
Artikel 2 Beoordeling (stappenplan) voordat de kosten zijn gemaakt
Hierbij wordt opgemerkt dat als belanghebbende bijvoorbeeld een aanvraag indient voor een bankstel en gelijktijdig of binnen een korte periode bestaat er ook recht op een individuele inkomenstoeslag, dan moet bekeken worden of de kosten hieruit voldaan kunnen worden. Hiermee hoeft belanghebbende geen leenbijstand te ontvangen en kan wel voorzien worden in de noodzakelijke kosten. Hiermee wordt een schuld voorkomen.
Artikel 3 Beoordeling (stappenplan) nadat de kosten zijn gemaakt
Het is niet altijd mogelijk dat de bijzondere bijstand vooraf wordt aangevraagd voordat de kosten zijn gemaakt. Dit neemt niet weg dat ook wanneer niet mogelijk is bijzondere bijstand vooraf aan te vragen, voldaan moet worden aan de volgende aspecten: de noodzaak moet achteraf nog kunnen worden vastgesteld en de kosten moeten voortvloeien uit bijzondere individuele omstandigheden.
Acceptabele redenen waarom een aanvraag pas op een later tijdstip worden ingediend zijn:
Indien de kosten door de aanvrager zijn betaald, kan dit reden zijn om de aanvraag af te wijzen omdat de kosten zich niet meer voordoen. ‘Kan’ omdat in redelijkheid niet in alle situaties de aanvraag kan worden afgewezen. Denk daarbij aan reiskosten in onvoorzienbare situaties.
Artikel 4 Aanleveren bewijsstukken
Welke bewijsstukken aangeleverd moeten worden is opgenomen in het verificatie en validatiebeleid en is afhankelijk van de situatie en voor welke kosten een aanvraag ingediend wordt. Bij woonkostentoeslag is dit vanzelfsprekend heel anders dan bij een woninginrichting. Uitgangspunt is dat:
Het overleggen van bewijsstukken van inkomen en vermogen zijn niet vereist als:
In dit artikel is de draagkracht geregeld. In lid 1 tot en met 5 zijn de algemene bepalingen van de draagkracht opgenomen.
In lid 6 is bepaald dat de draagkracht 50% van het meer-inkomen is. Het minimum inkomen is 120% van de bijstandsnorm. Het meer-inkomen is het inkomen dat boven deze 120% zit.
Het inkomen van aanvrager is € 1.300 per maand. De bijstandsnorm ( fictief) is € 1.000 per maand. Het minimuminkomen is 120% van de bijstandsnorm, is € 1.200 per maand. Het meer-inkomen is dan € 1.300 minus € 1.200, is € 100 per maand. Op jaarbasis is dit € 1.200. Hiervan wordt 50% als draagkracht in aanmerking genomen. De draagkracht is dan € 600,00. Zijn de kosten waarvoor bijzondere bijstand wordt gevraagd lager dan € 600, dan wordt de aanvraag afgewezen omdat er geen recht is. Zijn de kosten hoger dan € 600, dan wordt € 600 op de te vergoeden kosten in mindering gebracht.
Voor de kosten genoemd in artikel 6 geldt dezelfde systematiek, met dat verschil dat 100% van het inkomen boven de bijstandsnorm als draagkracht in aanmerking wordt genomen.
Artikel 6 Periodieke bijzondere bijstand
Dit artikel behoeft geen toelichting.
Artikel 7 Hoogte van de bijzondere bijstand
Uitgangspunt is dat gezocht wordt naar een oplossing waarmee de aanvrager op een adequate en verantwoorde wijze is geholpen. Daarbij wordt gekozen voor de goedkoopste oplossing. Het kan dan ook gaan om aanschaf van 2e handsartikelen die worden aangeboden. Voor zover dit niet mogelijk is wordt aangesloten bij de bedragen van de meest actuele versie van de NIBUD prijzengids, tenzij de feitelijke kosten lager zijn.
Artikel 8 Vorm van de bijzondere bijstand
Dit artikel behoeft geen toelichting.
Hoofdstuk 2 Bepalingen ten aanzien van specifieke kosten
Artikel 9: 18, 19 of 20 jarigen niet in een inrichting verblijvend
In principe kunnen jongeren van 18, 19 of 20 jaar voor hun algemeen noodzakelijke bestaanskosten een beroep doen op de algemene bijstand. De Participatiewet kent voor jongeren van 18, 19 of 20 jaar aparte (lage) normen. Deze zijn afgeleid van de niveaus van de Algemene Kinderbijslagwet. Dit artikel is van toepassing op de alleenstaande.
Indien de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan (lees levensonderhoud) van de jongere hoger zijn dan de toepasselijke bijstandsnorm, is aanvulling mogelijk in de vorm van bijzondere bijstand. Daarbij geldt, dat het recht op bijzondere bijstand voor een jongere van 18, 19 of 20 jaar alleen maar bestaat voor zover ze de ouders niet kunnen aanspreken voor deze kosten. Voor ouders geldt een onderhoudsplicht tot het kind 21 jaar is. Woont de jongere in bij een meerderjarige (21 jaar of ouder) dan kunnen de lasten gedeeld worden en is de kostendelersnorm van toepassing.
Artikel 10: 18, 19 of 20 jarigen in een inrichting verblijvend
Indien een jongere van 18, 19 of 20 jaar in een inrichting verblijft, bestaat geen recht op bijstand voor de algemeen noodzakelijke bestaanskosten (lees levensonderhoud).
Bijzondere bijstand is in bepaalde gevallen wel mogelijk. Daarbij geldt, dat het recht op bijzondere bijstand voor een jongere van 18, 19 of 20 jaar alleen maar bestaat voor zover ze de ouders niet kunnen aanspreken voor deze kosten of ouders redelijkerwijs niet in staat zijn in het onderhoud bij te dragen.
Artikel 11 Toeslag voormalig alleenstaande ouder (garantietoeslag)
Het bereiken van de 18-jarige leeftijd door het jongste ten laste komende kind heeft voor een voormalig alleenstaande ouder (‘voormalig alleenstaande ouder’, omdat als het kind de leeftijd van 18 jaar bereikt de ouder als ‘alleenstaand’ wordt betiteld en niet als ‘alleenstaande ouder’) financiële gevolgen. Dit wordt met name veroorzaakt door de hervorming van de kindregelingen. De kinderbijslag en het kindgebonden budget vervalt als het jongste kind 18 jaar wordt. Ofschoon e.e.a. het gevolg is van wetgeving en het niet de bedoeling is dat de gemeente dit doorkruist, is er in een voorgaand kabinet specifiek aandacht gevraagd voor deze situatie en hiervoor een oplossing te zoeken in de vorm van aanvullende bijzondere bijstand.
De garantietoeslag bedraagt maximaal het verloren recht op kindgebonden budget (hierbij is sprake van een afbouw) minus de inkomsten van het inwonende kind, (inclusief de aanvullende beurs in geval van studiefinanciering of een eigen uitkering) waarbij de ondergrens de jongerennorm is. Indien onder norm gekomen wordt, wordt er geen geld in mindering gebracht op de garantietoeslag. Tenzij het vermogen groter is dan 100% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm. De garantietoeslag stopt als het kind 21 jaar wordt.
In dit artikel is geregeld dat bijzondere bijstand voor medische kosten in principe niet mogelijk is. In lid 2, 3, 4, 5 en 6 worden uitzonderingen genoemd.
Lid 3: Eigen bijdragen die worden opgelegd door het CAK zijn kosten die niet in de zorgverzekering of aanvullende verzekeringen zijn opgenomen. Via de collectieve zorgverzekering wordt de lage eigen bijdrage WMO wel vergoed. Voor de bijdragen kan conform de regeling zoals die in de collectieve zorgverzekering is opgenomen, bijzondere bijstand worden verstrekt. In alle gevallen geldt dat de eigen bijdrage CAK voor de gehele maand wordt opgelegd.
Lid 4: Bij opname in een inrichting van een van de partners waarbij sprake is van fiscaal partnerschap en een inkomensafhankelijke WLZ-bijdrage is verschuldigd, is bijzondere bijstand mogelijk. Bij de vaststelling van eventuele draagkracht wordt uitgegaan van de normen ingevolge artikel 21 tot en met 24 van de Participatiewet.
Lid 5: Opgemerkt wordt dat dit artikel buitenwettelijk begunstigend beleid is. De gemeente ziet deze kosten als noodzakelijk.
Artikel 13 Reiskosten in verband met ziekenhuisbezoek en medische behandelingen
Opgemerkt wordt dat dit artikel buitenwettelijk begunstigend beleid is. De gemeente ziet deze kosten als noodzakelijk en vindt het nadeel dermate groot voor belanghebbende dat hier voor gekozen is. Onder medische behandelingen wordt ook verstaan behandelingen door een psycholoog en psychiater.
Om voor meerkosten in aanmerking te komen dient er aan 3 voorwaarden te worden voldaan. Deze staan benoemd in lid 1 t/m 3. Op het moment dat niet of niet aan alle voorwaarden wordt voldaan, wordt niet in aanmerking gekomen voor vergoeding van meerkosten. De hoogte van de meerkosten is het verschil tussen de daadwerkelijke kosten en de “reguliere” kosten (lid 4). Bij de “reguliere” kosten worden de prijzen uit de NIBUD prijzengids als uitgangspunt gehanteerd. Op deze manier wordt het principe van goedkoopst adequaat toegepast.
Artikel 15 Doorbetaling vaste lasten bij tijdelijk verblijf in inrichting
Uitgangspunt is dat het gaat om een tijdelijk verblijf en dat terugkeer naar de eigen woning in de lijn der verwachting ligt. Voor de energielasten geldt dat de voorschotnota’s naar beneden worden bijgesteld als belanghebbende permanent in de inrichting verblijft. Verblijft belanghebbende zo nu en dan in de eigen woning, bijvoorbeeld de weekenden, dan geldt dit niet. In lid 4 is opgenomen dat de bijzondere bijstand ingaat vanaf datum opname in een psychiatrisch ziekenhuis of soortgelijke inrichting (artikel 13 lid 3 Participatiewet).
Artikel 16 Collectieve Aanvullende Zorgverzekering
Op grond van artikel 35 lid 3 van de Participatiewet en dit artikel kan belanghebbende gebruik maken van de collectieve verzekering. Lid 1 geeft de voorwaarde van het inkomen aan, te weten het minimum inkomen (120% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm). De gemeente heeft een contract met het Zilveren Kruis Achmea. De belanghebbende heeft de keus uit drie verschillende pakketten.
Zie ook de toelichting bij artikel 12.
Artikel 17 Kosten kinderopvang tienermoeders die een opleiding volgen
In eerste instantie dient een oplossing gezocht te worden binnen het eigen netwerk bijvoorbeeld (groot)ouders e.d. Is dit niet mogelijk dan is bijzondere bijstand mogelijk voor het eigen aandeel in de kinderopvang. Het eigen aandeel is de in rekening gebrachte kosten minus de kinderopvangtoeslag. Het aantal uren dient zo beperkt mogelijk te blijven. Dat wil zeggen niet tijdens vrije dagen of om ongestoord te kunnen studeren. Kosten van kinderopvang van een niet erkende instelling worden niet vergoed.
Artikel 18 Kosten kinderopvang als beide ouders studeren en WSF ontvangen
Zie de toelichting bij artikel 16. De draagkracht in dit artikel is 100% van het inkomen boven de bijstandsnorm.
Artikel 19 Kosten kinderopvang op grond van sociaal medische indicatie
Het gaat om een tijdelijke situatie waarbij externe opvang noodzakelijk is voor een goede ontwikkeling van het kind, en ouder(s) niet in staat zijn voor opvang te zorgen. Krijgt de opvang een structureel karakter dan dient voor een andere oplossing te worden gekozen. Een advies van een deskundige is hierbij noodzakelijk. De bijzondere bijstand is gelijk aan de kinderopvangtoeslag die werkenden ontvangen die in een soortgelijke financiële positie verkeren. Het eigen aandeel (de kosten van de opvang minus de berekende kinderopvangtoeslag) komt voor rekening van belanghebbende. De draagkrachtbepalingen zijn in dit artikel niet van toepassing. In lid 7 is geregeld dat belanghebbende na betaling van het eigen aandeel tenminste een inkomen moet hebben gelijk aan de bijstandsnorm.
Artikel 20 Laptop schoolgaande kinderen
Voor kinderen die voortgezet onderwijs volgen is een laptop een absolute noodzaak. Ofschoon ouders feitelijk de verantwoordelijkheid hebben een laptop voor hun kinderen aan te schaffen en een laptop algemeen gebruikelijk is, moet worden voorkomen dat kinderen van ouders met een laag inkomen hierover niet kunnen beschikken. Om die reden gelden voor dit artikel afwijkende draagkrachtbepalingen zodat ouders die redelijkerwijs niet zelf de aanschaf kunnen realiseren, in aanmerking komen voor bijzondere bijstand. Er geldt een inkomensgrens van 110%.
Artikel 21 Participatie schoolgaande kinderen.
Schoolgaande kinderen zijn kinderen die basisonderwijs volgen (in het kalenderjaar 4 jaar worden) en kinderen tot 18 jaar die voortgezet onderwijs volgen. Dezelfde systematiek geldt ook voor kinderen die speciaal onderwijs volgen. Ook ten laste komende kinderen die niet thuis wonen, maar waarvoor de ouder(s) wel kinderbijslag ontvangen vallen onder dit artikel.
De gemeente vindt dat kinderen er niet de dupe van mogen worden dat vanwege het inkomen van de ouders, kinderen buitengesloten worden van schoolse activiteiten.
Ouders met een inkomen tot 120% van de bijstandsnorm kunnen wanneer zij voorafgaande aan de aanvraag gedurende drie maanden zijn aangewezen op een inkomen tot 120% van de bijstandsnorm, een aanvraag doen. Voor kinderen die deelnemen aan een schoolse activiteit is bij deelname een vergoeding mogelijk. De hoogte van de vergoeding is afhankelijk van de daadwerkelijk gemaakte kosten met een maximum van € 200,00 per kalenderjaar voor een kind dat basisonderwijs volgt en € 250,00 per jaar voor een kind dat voortgezet onderwijs volgt.
Onder schoolse activiteiten worden verstaan schoolreizen, excursies, en ouderbijdrage met daarin begrepen kosten voor door school georganiseerde activiteiten. Niet voor een vergoeding komen in aanmerking verplichte uitgaven zoals die door de school in rekening worden gebracht zoals leermiddelen, kluishuur e.d. Het recht op een vergoeding is uitdrukkelijk beperkt tot ouders met een inkomen tot 120% van de bijstandsnorm en geen in aanmerking te nemen vermogen. Bij een inkomen boven deze grens is er geen recht op bijzondere bijstand.
Artikel 22 Duurzame gebruiksgoederen
De definitie van een duurzaam gebruiksgoed is in lid 1 genoemd en ruim genomen. In de praktijk zal het met name gaan om noodzakelijke meubels en huishoudelijke apparaten. Vanzelfsprekend moet bij een aanvraag de noodzaak vastgesteld worden. Lid 2 geeft aan dat er sprake moet zijn van een bijzondere omstandigheid. Het feit dat belanghebbende wegens schulden niet heeft kunnen reserveren is op zich geen bijzondere omstandigheid. Een bijzondere omstandigheid is bijvoorbeeld het plotseling kapot gaan van een gebruiksgoed, buiten de schuld van belanghebbende om en voordat de gebruiksduur is bereikt. Belanghebbende heeft hierdoor niet of onvoldoende kunnen reserveren. Daarbij moet het gebruiksgoed absoluut noodzakelijk zijn voor het functioneren van het gezin (bijvoorbeeld een wasmachine of koelkast).
Naast de aanwezigheid van een bijzondere omstandigheid moet ook de noodzaak van de aanschaf van het gebruiksgoed voldoende zijn aangetoond. Het ontbreken van een gebruiksgoed in een huishouden betekent niet per definitie dat de aanschaf noodzakelijk is. Het hangt af van de situatie per persoon of gezin. In lid 3 wordt ervan uitgegaan dat reeds is nagegaan of gebruik kan worden gemaakt van een voorliggende voorziening in de vorm van een lening bij de gemeenschappelijke kredietbank. Hierbij wordt opgemerkt dat als de gemeente op voorhand weet dat de lening bij de gemeenschappelijke kredietbank afgewezen zal worden (bijvoorbeeld door schulden situatie) er niet onnodig wordt doorverwezen. Bij absoluut noodzakelijke gebruiksgoederen kan in incidentele situaties de bijzondere bijstand ‘om niet’ verstrekt kan worden, omdat het ontbreken van deze goederen in een huishouden problematisch kan zijn.
In lid 4 en 5 is opgenomen dat belanghebbenden die langer dan drie jaar leven van een inkomen op bijstandsniveau en geen recht hebben op de individuele inkomenstoeslag, niet worden gedwongen een lening aan te gaan in de vorm van leenbijstand of bij een gemeentelijke kredietbank. Lid 6: Met een adequate en goedkope oplossing wordt ook expliciet bedoeld de aanschaf van 2e hands goederen. Een eventuele lening wordt daardoor ook lager. Lid 10: Bijzondere bijstand voor duurzame gebruiksgoederen is uitsluitend bedoeld voor belanghebbenden die het echt nodig hebben en niet zelf in de kosten kunnen voorzien. Om die reden gelden dan ook afwijkende draagkrachtbepalingen. In lid 11 is, om de noodzaak te kunnen vaststellen en goede voorlichting te kunnen geven, nadrukkelijk bepaald dat de aanvraag vóóraf moet worden ingediend.
Artikel 23 Eerste inrichtingskosten
De regels zoals opgenomen in artikel 21 zijn hier ook van toepassing. Met uitzondering in die situaties dat de gemeente borg/garant moet staan voor de aflossing van de lening. In dit artikel worden verder richtbedragen genoemd voor het inrichten van een woning.
Hierbij is aansluiting gezocht bij de bedragen zoals die in de NIBUD prijzengids worden genoemd. Omdat diverse artikelen ook 2e hands kunnen worden aangeschaft via kringloop en bijvoorbeeld marktplaats bedraagt de bijstand maximaal 50% van de bedragen zoals genoemd in de prijzengids NIBUD. Omdat de kosten voor de inrichting van een kamer goedkoper is dan een woning, is de bijstand (lening, netto lening bij de GKB) 25% van het bedrag zoals vermeld in de prijzengids NIBUD. De bedragen worden op € 100,00 naar boven afgerond. De bedragen wijzigen tussentijds.
Lid 3: Verf en behang vallen niet onder duurzame gebruiksgoederen en worden daarom ‘om niet’ verstrekt.
Kredietverlenende instanties berekenen de aflossingscapaciteit van een belanghebbende en stemmen daar de hoogte van de maximaal te verstrekken lening op af. Indien belanghebbende een lening bij een kredietverlenende instantie (lees de GKB) zou willen afsluiten voor een bedrag dat hoger is dan hetgeen hij op basis van zijn maximale aflossingscapaciteit in gevolge de bepaling van de kredietverlenende instantie zou kunnen lenen, kan het college overwegen een (periodieke) suppletie te verstrekken (voor de aanschaf van inrichtingskosten en duurzame gebruiksgoederen, lid 1). Deze suppletie vult de maximale aflossingcapaciteit aan tot de aflossingcapaciteit die nodig is voor de betreffende lening (lid 6). Lid 2 geeft de voorwaarden voor verstrekking aan. Lid 3 gaat over wanneer suppletie wijzigt. Bij uitkeringsgerechtigden wordt een wijziging ambtshalve uitgevoerd en bij NUG’ers (niet-uitkeringsgerechtigden) dient er een verzoek ingediend te worden. Lid 4 gaat erover wanneer suppletie beëindigd wordt en wat de gevolgen hiervan zijn voor de inwoner. Lid 5 geeft aan wat de gevolgen zijn als de uitkering wordt beëindigd en wat de inwoner moet melden bij wijzigingen in de inkomens- en vermogenspositie.
Artikel 25 Eerste huur en waarborgsom
Lid 1 geeft aan dat bijzondere bijstand in beginsel niet mogelijk is, tenzij belanghebbende uit een niet verwijtbare inkomensloze situatie komt. De bijzondere bijstand wordt in dat geval ‘om niet’ verstrekt als het gaat om de huur en de administratiekosten (lid 2).
Lid 1 geeft de definitie van verhuiskosten, te weten het overbrengen van inboedel van de oude naar de nieuwe woning. Lid 2, 3 en 4 geven de randvoorwaarden aan om in aanmerking te kunnen komen voor verhuiskosten. Hierbij moet ook gedacht worden aan de mogelijkheden binnen de WMO. Bijvoorbeeld als een verhuizing noodzakelijk is op grond van medische gronden of een handicap.
Artikel 27 Woonkostentoeslag voor een huurwoning
Zoals aangegeven in het eerste lid is de Wet op de huurtoeslag (WHT) aan te merken als een voorliggende voorziening. Een woonkostentoeslag vult als het ware de gaten in, die de huurtoeslag (op grond van de Wet op de huurtoeslag), laat vallen. Hiermee wordt uitdrukkelijk niet bedoeld de situatie dat geen huurtoeslag wordt ontvangen door nalatigheid /verwijtbaarheid van een belanghebbende.
In het geval de huur pas halverwege de maand ingaat, bestaat er over die maand nog geen recht op huurtoeslag. Voor het gemis aan huurtoeslag over de periode waarin een belanghebbende al wel huurt, maar nog geen recht heeft op huurtoeslag, kan bijzondere bijstand in de vorm van woonkostentoeslag toegekend worden tot de datum met ingang van wanneer er wel recht bestaat. Bepaalde groepen huurders die uitdrukkelijk buiten de werkingssfeer van de WHT zijn gelaten, bijvoorbeeld huurders van een kamer, hebben ook geen recht op bijzondere bijstand in de vorm van woonkostentoeslag.
Lid 2 geeft aan dat de Belastingdienst Toeslagen de hoogte van het maandelijkse voorschot afstemt op een schatting van het jaarinkomen en niet rekent met het actuele inkomen per maand. Indien een wijziging in het inkomen bij de Belastingdienst wordt doorgegeven, berekent de Belastingdienst het jaarinkomen en wordt de hoogte van het voorschot aangepast. Bij een inkomensdaling – en een ongewijzigde huurprijs – kan op grond van deze bepaling bijzondere bijstand worden toegekend voor woonkosten. De hoogte is dan gelijk aan het bedrag dat volgens de berekening van de WHT zou worden toegekend, wanneer hierop wel volledig recht zou bestaan, verminderd met de daadwerkelijk ontvangen huurtoeslag.
Artikel 28 Woonkostentoeslag bij een woning in eigendom tot de maximale huurgrens
Lid 1: De woonkosten, indien belanghebbende een woning in eigendom bewoont, mogen niet meer zijn dan de maximale huurgrens zoals aangegeven in artikel 13 van de Wet op de huurtoeslag (WHT).
Lid 2: De woonkostentoeslag is gelijk is aan het bedrag aan huurtoeslag waar recht op zou zijn als het een huurwoning zou betreffen.
Hypotheekrenteaftrek is een aftrekpost in het kader van belastingwetgeving. Dat wil zeggen dat de te betalen inkomstenbelasting lager zal zijn. De teruggave kan vooraf bij de Belastingdienst worden aangevraagd. De verplichting een voorlopige teruggaaf aan te vragen kan worden opgelegd omdat het middelen zijn waarover betrokkene redelijkerwijs kan beschikken. De teruggave van de Belastingdienst wordt op de woonkosten in mindering gebracht. Over het bedrag dat resteert wordt de woonkostentoeslag berekend analoog berekening huurtoeslag via de Belastingdienst.
Artikel 29 Woonkostentoeslag voor woonkosten boven de maximale huurgrens
In lid 1 is aangegeven dat indien de woonkosten hoger zijn dan de maximale huurgrens zoals aangegeven in de Wet op de huurtoeslag (artikel 13), in individuele omstandigheden een woonkostentoeslag toegekend kan worden. Lid 2 geeft aan dat tegelijkertijd met het toekennen van woonkostentoeslag de verplichting opgelegd wordt tot aanvaarding van een goedkopere woonruimte, waarvan de lasten minder bedragen dan de maximale huurgrens. In het geval de woning een eigen woning betreft, geldt dat de woning zo spoedig mogelijk te koop wordt aangeboden, tenzij zwaarwegende belangen zich daartegen verzetten. Het opleggen van deze verplichting dient expliciet te gebeuren in de beschikking waarin de woonkostentoeslag wordt toegekend. In de periode dat woonkostentoeslag wordt toegekend, zal het college moeten onderzoeken of belanghebbende aantoonbaar serieuze pogingen onderneemt bij het zoeken naar, en het accepteren van andere huisvesting. Lid 3 stelt dat de woonkostentoeslag toegekend wordt voor de periode van maximaal 1 jaar. De periode waarover de woonkostentoeslag is toegekend kan na afloop met een periode van telkens één jaar verlengd worden, indien het feit dat de belanghebbende nog niet over goedkopere woonruimte beschikt, hem niet te verwijten valt.
Artikel 30 Kosten van beschermingsbewind
Beschermingsbewind is een maatregel, die kan worden ingesteld door de kantonrechter, waarbij goederen van betrokkene geheel of gedeeltelijk onder bewind worden gesteld van een bewindvoerder. Beschermingsbewind is bedoeld voor mensen die door hun lichamelijke of geestelijke toestand tijdelijk of blijvend niet in staat zijn om hun financiële belangen te behartigen. De wettelijke bepalingen inzake het zogenaamde beschermingsbewind zijn opgenomen in artikel 1:431 BW e.v.
Lid 3 bepaald dat de hoogte van de bijzondere bijstand conform de ‘Regeling beloning curatoren bewindvoerders en mentoren’, zoals die door de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie is vastgesteld op 4 november 2014 wordt vastgesteld. De voorwaarden zoals genoemd in deze regeling zijn ook van toepassing.
Artikel 31 Kosten van curatele
Een meerderjarige kan onder curatele worden gesteld, indien hij wegens een geestelijke stoornis, al dan niet met tussenpozen, niet in staat is of bemoeilijkt wordt zijn belangen behoorlijk waar te nemen. Bij het bepalen van het recht op bijzondere bijstand voor de kosten van curatele, zijn de regels en toelichting van artikel 29 van deze beleidsregel overeenkomstig van toepassing.
Artikel 32 Kosten van mentorschap
Mentorschap is bedoeld voor mensen die hun persoonlijke belangen (belangen van niet vermogensrechtelijke aard) niet meer kunnen behartigen. Indien de rechter een mentor heeft benoemd, bestaat er recht op bijzondere bijstand voor kosten van mentorschap (lid 1). Het tweede lid bepaalt de hoogte van de bijzondere bijstand, zie ook de toelichting bij artikel 28.
Artikel 33 Kosten bewind op basis van WSNP en kosten bewind in verband met beheer Persoonsgebonden budget
De WSNP (Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen) is een wet die de rechter gebruikt om schulden te saneren. Dit kan pas worden ingesteld als blijkt dat er geen regeling kan worden getroffen met schuldeisers. De WSNP is bedoeld voor degenen die buiten hun schuld (te goeder trouw) in een problematische schuldsituatie terecht zijn gekomen.
Indien een belanghebbende in een schuldsaneringstraject wordt geplaatst onder de WSNP is hij salaris voor de bewindvoerder verschuldigd. Dit salaris moet met voorrang worden betaald uit de boedel. Voor zover het salaris van WSNP-bewindvoerder uit de boedel kan worden betaald, is in deze kosten voorzien en is er om die reden in beginsel geen aanleiding om bijzondere bijstand te verlenen voor deze kosten (lid 2).
De CRvB heeft bepaald dat indien de rechter het salaris van de WSNP-bewindvoerder hoger heeft vastgesteld dan het bedrag dat uit de boedel kan worden betaald, de WSNP bewindvoerder het gedeelte van zijn salaris dat niet uit de boedel kan worden betaald, niet bij belanghebbende in rekening mag brengen. Om die reden is er geen aanleiding om bijzondere bijstand te verlenen voor de kosten bij bewindvoering in het kader van de WSNP, voor zover dat niet uit de boedel kan worden betaald.
Voor de kosten ‘beheer persoonsgebonden budget’ is in beginsel geen bijzondere bijstand mogelijk. Tenzij er geen mogelijkheden zijn om het beheer kosteloos te laten doen en als zorg in natura niet mogelijk is. Voorwaarde is daarnaast vanzelfsprekend dat bewindvoerder is benoemd door kantonrechter.
Artikel 34 Kosten van rechtsbijstand
Een toevoeging (van een advocaat) vindt slechts plaats als de Raad voor de Rechtsbijstand de rechtsprocedure noodzakelijk acht. Indien de Raad voor de Rechtsbijstand de rechtsprocedure noodzakelijk acht, dan vergoedt de Wet op de rechtsbijstand (Wrb) de kosten van een op grond van deze wet toegevoegde advocaat. Indien een belanghebbende gebruik maakt van een advocaat, is een eigen bijdrage verschuldigd en soms komen daar ook nog andere kosten bij, zoals griffierecht en uittreksel GBA.
De hoogte van de eigen bijdrage die wordt opgelegd is afhankelijk van het inkomen en vermogen van belanghebbende. Uit vaste jurisprudentie van de CRvB volgt dat de noodzaak voor het verlenen van rechtsbijstand en het maken van kosten van griffierecht in beginsel kan worden aangenomen, indien er op grond van de Wrb een advocaat is toegevoegd.
Lid 2 regelt dat er geen (volledig) recht op bijzondere bijstand bestaat indien een beroep gedaan kan worden op een voorliggende voorziening, Wet griffierechten in burgerzaken en een rechtsbijstandsverzekering. Met de vergoeding die belanghebbende ontvangt moet rekening gehouden worden, waarmee de bijzondere bijstand lager wordt vastgesteld of afgewezen moet worden. Dit is afhankelijk van het gegeven of er een lagere eigen bijdrage resteert of dat de kosten volledig vergoed worden uit de voorliggende voorziening.
De volgende kosten komen, zoals aangegeven in lid 3, niet in aanmerking voor bijzondere bijstand:
In het eerste lid wordt gesproken van tijdelijk verstrekken van bijzondere bijstand. Hiermee wordt bedoeld dat als bijvoorbeeld de uithuisplaatsing van het kind permanent is, denk hierbij aan een verstandelijk gehandicapt kind, bijzondere bijstand in beginsel niet mogelijk is. Een dergelijke situatie is namelijk vergelijkbaar met een kind dat zelfstandig gaat wonen. Voor het bezoeken van dit kind is ook geen bijzondere bijstand mogelijk, dit zijn reguliere kosten.
In het tweede lid wordt gesproken over de frequentie en dat deze passend moet zijn bij de situatie. Hiermee wordt bedoeld dat als een kind in het ziekenhuis ligt, het begrijpelijk is dat de ouder hier dagelijks op bezoek komt. Echter indien een kind in detentie zit, is bijvoorbeeld een bezoek van eens per twee weken passend bij de situatie. In bepaalde situaties kan het zo zijn dat bijvoorbeeld een externe organisatie aangeeft wat passend is, denk bijvoorbeeld aan uithuisplaatsingen (lid 1 sub c). Hier zal jeugdzorg een rol spelen. Per situatie moet dus bekeken worden wat redelijk is.
De kosten behoren tot de passiva van de nalatenschap. De kosten komen voor rekening van de erfgenamen. De erfgenamen kunnen ieder voor zich en op persoonlijke titel bijstand aanvragen. Als een belanghebbende de erfenis heeft verworpen, kunnen de kosten niet gerekend worden tot zijn noodzakelijke bestaanskosten (CRVB, 30-1—2012, nr. 11/867 WWB, LJBN:BY1856). Voorliggende voorzieningen zijn:
Erfgenamen tot en met de 2e graad zijn altijd voor hun aandeel financieel verantwoordelijk. Ook als zij de erfenis niet accepteren.
Het tweede lid geeft aan dat uitgegaan moet worden van een sobere crematie of begrafenis. De NIBUD-normen worden hierbij in acht genomen.
Kosten die in aanmerking kunnen komen voor bijzondere bijstand zijn hieronder aangegeven.
Kosten die uitdrukkelijk niet in aanmerking komen zijn kosten als volgauto’s, drukwerk en consumpties.
Dit artikel is van toepassing op zowel incidentele als periodieke bijzondere bijstand.
In de slotbepalingen is bepaald dat het college besluit in gevallen waarin deze beleidsregels niet of onvoldoende voorzien.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2024-341326.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.