Gemeenschappelijke Regeling SED Organisatie

De colleges van burgemeester en wethouders en de burgemeesters van de gemeenten Stede Broec, Enkhuizen en Drechterland

 

gelet op het bepaalde in de Wet gemeenschappelijke regelingen, de Gemeentewet en de Algemene wet bestuursrecht;

 

Overwegende dat:

  • -

    Op 1 januari 2015 bovengenoemde colleges en burgemeester hebben besloten tot de gemeenschappelijke regeling SED organisatie, welke regeling is gewijzigd per 1 januari 2016;

  • -

    Als gevolg van de wijziging van de Wet gemeenschappelijke regelingen per 1 juli 2022 de gemeenschappelijke regeling SED organisatie aangepast moet worden vóór 1 juli 2024;

Gelezen:

  • -

    Het voorstel van het algemeen bestuur van de SED organisatie van *

  • -

    de besluiten van:

    de raad van de gemeente Stede Broec

    van *

    de raad van de gemeente Enkhuizen van

    *; en de raad van de gemeente

    Drechterland van *

    waarin de raden hebben hun toestemming hebben verleend aan de onderhavige regeling;

Besluiten:

de Gemeenschappelijke regeling SED organisatie met ingang van 1 juli 2024 als volgt te wijzigen zodat deze nadien als volgt komt te luiden:

 

Hoofdstuk 1 ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1 Begripsbepalingen

  • 1.

    In deze regeling en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

    • 1.

      adviescommissie: een commissie als bedoeld in artikel 84 van de Gemeentewet;

    • 2.

      algemeen bestuur: het algemeen bestuur van de SED organisatie;

    • 3.

      ambtenaar: hij die door of vanwege de SED organisatie is aangesteld om in openbare dienst werkzaam te zijn alsmede hij met wie een arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht is aangegaan;

    • 4.

      begroting: een overzicht van de inkomsten en uitgaven van een boekjaar van de SED organisatie;

    • 5.

      burgemeesters: de burgemeesters van de gemeenten;

    • 6.

      colleges: burgemeester en wethouders van de gemeenten;

    • 7.

      dagelijks bestuur: het dagelijks bestuur van de SED organisatie;

    • 8.

      directie: de directie van de SED organisatie als bedoeld in artikel 30;

    • 9.

      derde: een andere partij dan de gemeenten;

    • 10.

      gemeente: een van de deelnemende gemeenten Stede Broec, Enkhuizen of Drechterland, waaronder zowel de rechtspersoon als de daartoe behorende bestuursorganen kunnen zijn begrepen;

    • 11.

      gemeenten: de deelnemende gemeenten Stede Broec, Enkhuizen en Drechterland, waaronder zowel de rechtspersonen en/of de daartoe behorende bestuursorganen kunnen zijn begrepen;

    • 12.

      raden: de gemeenteraden van de gemeenten;

    • 13.

      verdeelsleutel: de maatstaf die aanduidt op welke wijze de SED organisatie gefinancierd wordt;

    • 14.

      voorzitter: degene die het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur leidt;

    • 15.

      SED organisatie: de SED organisatie opgericht in 2015;

    • 16.

      wet: Wet gemeenschappelijke regelingen.

  • 2.

    Waar in deze regeling artikelen van de Gemeentewet of van andere wet- en regelgeving van overeenkomstige toepassing worden verklaard, treden het openbaar lichaam, het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur en de voorzitter in de plaats van respectievelijk de gemeente, de raad, het college of de burgemeester.

Artikel 2 Openbaar lichaam

  • 1.

    Er is een openbaar lichaam als bedoeld in artikel 8 eerste lid van de wet, genaamd SED organisatie.

  • 2.

    Het openbaar lichaam is formeel gevestigd te Bovenkarspel.

Hoofdstuk 2 BELANG, TAKEN EN BEVOEGDHEDEN

Artikel 3 Belang

Doel van deze regeling is het bewerkstelligen van een kwalitatief hoogwaardige, effectieve en efficiënte uitvoering door de SED organisatie van de door de gemeenten opgedragen uitvoerende taken met het oog op een goede dienstverlening aan de inwoners en een krachtige ondersteuning aan de besturen van de gemeenten.

Artikel 4 Taken

  • 1.

    De gemeenten laten de SED organisatie alle gemeentelijke taken uitvoeren, voor zover deze niet – al dan niet met toepassing van de wet – aan derden zijn of worden opgedragen. De uitvoering ziet in ieder geval op:

    • 1.

      beleidsontwikkeling en beleidsvoorbereiding

    • 2.

      uitvoering van vastgesteld beleid en wettelijke regelingen;

    • 3.

      toezicht op aan derden uitbesteed werk;

    • 4.

      handhaving van de hiervoor genoemde uitvoering;

    • 5.

      het verrichten van privaatrechtelijke rechtshandelingen, voor zover de SED organisatie hiertoe is bevoegd dan wel hiervoor is gemachtigd;

    • 6.

      het verrichten van feitelijke handelingen;

    • 7.

      het verrichten van bedrijfsvoeringstaken op het gebied van personeel, informatie, juridische zaken, organisatie, financiën, administratie, communicatie en huisvesting.

  • 2.

    Voor de wijze van uitvoering en de daaraan verbonden kosten per gemeente wordt nauw aangesloten bij de plannings- en begrotingscyclus van de gemeenten en in het bijzonder in de programmabegroting. Betaling voor de uitvoering van de taken vindt plaats via een jaarlijkse bijdrage van de gemeenten aan de SED organisatie conform de begroting van de SED organisatie. Deze begroting wordt opgesteld aan de hand van een door de gemeenten vastgestelde verdeelsleutel.

    • a.

      SED organisatie conform de begroting van de SED organisatie. Deze begroting wordt opgesteld aan de hand van een door de gemeenten vastgestelde verdeelsleutel.

    • b.

      De SED organisatie voert uitsluitend taken uit voor de gemeenten. Uitvoering voor derden is slechts toegestaan na instemming van het algemeen bestuur.

  • 3.

    De SED organisatie verricht de taken zo effectief en efficiënt mogelijk.

Artikel 5 Overige taken

  • 1.

    Naast de in artikel 4 genoemde taken verricht de SED organisatie taken ten behoeve van de eigen bedrijfsvoering.

  • 2.

    Met betrekking tot de reikwijdte, uitvoering en nadere invulling van de in artikel 4 genoemde taken, kunnen door of namens het dagelijks bestuur schriftelijk werkafspraken met de colleges worden gemaakt.

  • 3.

    Indien ten gevolge van wijziging van wettelijke regelingen, uitvoerende werkzaamheden als bedoeld in artikel 4 gaan strekken ter uitvoering van een andere regeling dan ter uitvoering waarvan zij ten tijde van het van kracht worden van deze gemeenschappelijke regeling strekten, dan wel indien in deze werkzaamheden ten gevolge van een dergelijke wijziging veranderingen optreden, blijven zij, voor zover hun strekking en omvang door die wijziging niet wezenlijk veranderen, behoren tot de taken die artikel 4 aan de SED organisatie opdraagt.

  • 4.

    Het algemeen bestuur beslist bij unanimiteit over de vraag of, onder welke condities en in welke omvang de SED organisatie genoemde taken voor derden gaat uitvoeren op basis van een privaatrechtelijke overeenkomst.

Artikel 6 Mandaat en delegatie van overgedragen bevoegdheden

  • 1.

    De colleges alsmede de burgemeesters van de gemeenten kunnen bevoegdheden mandateren aan het dagelijks bestuur.

  • 2.

    Mandaat wordt niet eerder verleend dan nadat het dagelijks bestuur daarmee uitdrukkelijk heeft ingestemd.

  • 3.

    Ondermandaat is toegestaan tenzij dat uitdrukkelijk is voorbehouden.

  • 4.

    Er wordt een register bijgehouden van de overeenkomstig het eerste en derde lid gemandateerde bevoegdheden.

  • 5.

    Voor zover van delegatie sprake is, is dat in deze regeling vervat.

Artikel 7 Heffings-, invorderingsambtenaar en belastingdeurwaarder

  • 1.

    Het openbaar lichaam heeft een heffingsambtenaar, invorderingsambtenaar en belastingdeurwaarder.

  • 2.

    Het dagelijks bestuur wijst één of meer ambtenaren van het openbaar lichaam aan als heffingsambtenaar, invorderingsambtenaar en belastingdeurwaarder.

  • 3.

    De heffingsambtenaar oefent de bevoegdheden en verplichtingen uit welke bij of krachtens de Algemene wet inzake rijksbelastingen, de Invorderingswet 1990, de Kostenwet invordering rijksbelastingen, de Wet waardering onroerende zaken, de Gemeentewet en de Wet milieubeheer toegekend zijn aan de inspecteur respectievelijk de ambtenaar belast met de heffing.

  • 4.

    De invorderingsambtenaar oefent de bevoegdheden en verplichtingen uit welke bij of krachtens de Algemene wet inzake rijksbelastingen, de Invorderingswet 1990, de Kostenwet invordering rijksbelastingen, de Gemeentewet en de Wet milieubeheer toegekend zijn aan de ontvanger respectievelijk de ambtenaar belast met de invordering.

  • 5.

    De ambtenaar van het openbaar lichaam oefent de bevoegdheden en verplichtingen uit welke bij of krachtens de Algemene wet inzake rijksbelastingen, de Invorderingswet 1990, de Kostenwet invordering rijksbelastingen, de Gemeentewet en de Wet milieubeheer, Wet waardering onroerende zaken toegekend zijn aan de ambtenaren van de rijksbelastingdienst respectievelijk de ambtenaar belast met de heffing of invordering als bedoeld in artikel 231, tweede lid, onder d, van de Gemeentewet.

  • 6.

    De belastingdeurwaarder oefent de bevoegdheden en verplichtingen uit welke bij of krachtens de Algemene wet inzake rijksbelastingen, de Invorderingswet 1990, de Kostenwet invordering rijksbelastingen, de Gemeentewet en de Wet milieubeheer toegekend zijn aan de belastingdeurwaarder.

Artikel 8 Leerplichtambtenaar

  • 1.

    Het openbaar lichaam heeft één of meer leerplichtambtenaren.

  • 2.

    Het dagelijks bestuur wijst één of meer ambtenaren van het openbaar lichaam aan als leerplichtambtenaar.

  • 3.

    De leerplichtambtenaar oefent de bevoegdheden krachtens de Leerplichtwet uit.

Hoofdstuk 3 INRICHTING EN SAMENSTELLING VAN HET BESTUUR

§ 1 Algemeen

Artikel 9 Het bestuur

Het bestuur van de SED organisatie bestaat uit het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur en de voorzitter.

 

§ 2 Algemeen bestuur

Artikel 10 Samenstelling

  • 1.

    Het algemeen bestuur bestaat uit de voltallige colleges van de gemeenten.

  • 2.

    De zittingsduur van de leden van het algemeen bestuur is gelijk aan die van de colleges van de gemeenten.

    De leden van het algemeen bestuur blijven na het verstrijken van de in de vorige zin genoemde termijn hun functie waarnemen tot het tijdstip dat de leden van de nieuwe colleges door hun raden als zodanig zijn benoemd.

  • 3.

    Als een lid van een college van een van de gemeenten binnen de zittingstermijn als bedoeld in de eerste volzin van het tweede lid aftreedt of wordt ontslagen, vervalt met gelijke ingang daarvan het lidmaatschap van het algemeen bestuur. Het college van de betreffende gemeente vervult de vacature zo spoedig mogelijk.

Artikel 11 Incompatibiliteiten

Onverminderd het bepaalde in artikel 20 van de wet is het lidmaatschap van het algemeen bestuur onverenigbaar met de betrekking van ambtenaar, door of vanwege het bestuur van een van de gemeenten aangesteld of daaraan ondergeschikt.

Artikel 12 Vergaderingen

  • 1.

    Het algemeen bestuur stelt een reglement van orde voor zijn vergaderingen en andere werkzaamheden vast.

  • 2.

    Het algemeen bestuur vergadert jaarlijks ten minste tweemaal en voorts zo vaak als het daartoe beslist.

    Ook vergadert het algemeen bestuur als de voorzitter of tenminste twee leden onder schriftelijke opgave van de te behandelen onderwerpen dit verzoeken.

Artikel 13 Openbaarheid

  • 1.

    De vergaderingen van het algemeen bestuur zijn openbaar.

  • 2.

    De deuren worden gesloten wanneer een vijfde gedeelte van de aanwezige leden daarom verzoekt of de voorzitter het nodig oordeelt.

  • 3.

    Het algemeen bestuur beslist vervolgens of met gesloten deuren zal worden vergaderd.

Artikel 14 Stemmen

  • 1.

    Een lid van het algemeen bestuur neemt niet deel aan de beraadslaging en stemming over de gevallen genoemd in artikel 28 van de Gemeentewet.

  • 2.

    Een stemming is alleen geldig, indien twee colleges ter zitting zijn vertegenwoordigd en zij ieder afzonderlijk zich niet van deelneming aan de stemming hebben onthouden.

  • 3.

    Het tweede lid is niet van toepassing als opnieuw wordt gestemd over een voorstel of over een benoeming, voordracht of aanbeveling van een of meer personen ten aanzien van wie in een vorige vergadering een stemming op grond van dat lid niet geldig was.

Artikel 15 Besluitvorming

  • 1.

    Ieder college heeft in de vergadering van het algemeen bestuur één stem.

  • 2.

    Het tot stand komen van een besluit bij stemming vereist de volstrekte meerderheid van hen die een stem hebben uitgebracht, tenzij in deze regeling anders is bepaald.

  • 3.

    De artikelen 31 en 32 van de Gemeentewet zijn van overeenkomstige toepassing.

Artikel 16 Ambtelijke bijstand

Het algemeen bestuur regelt op welke wijze ambtelijke bijstand wordt verleend aan de leden van het algemeen bestuur.

 

§ 3 Dagelijks bestuur

Artikel 17 Samenstelling

  • 1.

    Het algemeen bestuur kiest uit zijn midden het dagelijks bestuur. Het dagelijks bestuur wordt benoemd in de eerste vergadering van elke zittingsperiode van het algemeen bestuur.

  • 2.

    Het dagelijks bestuur bestaat uit drie leden, te weten een lid van het college van iedere gemeente, de voorzitter inbegrepen.

  • 3.

    Voor elk lid van het dagelijks bestuur wijst het algemeen bestuur een plaatsvervangend lid uit de afzonderlijke gemeenten aan.

  • 4.

    De leden van het dagelijks bestuur treden af als lid van dat bestuur met ingang van de dag waarop de zittingsperiode van het algemeen bestuur afloopt. Zij blijven hun functie waarnemen tot het tijdstip waarop het algemeen bestuur een nieuw dagelijks bestuur heeft aangewezen.

  • 5.

    Een lid van het dagelijks bestuur kan te allen tijde ontslag nemen.

  • 6.

    Degene die tussentijds ophoudt lid van het algemeen bestuur te zijn, houdt tevens op lid van het dagelijks bestuur te zijn.

  • 7.

    Als tussentijds een vacature ontstaat in het dagelijks bestuur wijst het algemeen bestuur zo spoedig mogelijk een nieuw lid aan.

  • 8.

    Een lid van het dagelijks bestuur kan door het algemeen bestuur worden ontslagen, als dit lid niet meer het vertrouwen van het algemeen bestuur bezit. De artikelen 49 en 50 van de Gemeentewet zijn van overeenkomstige toepassing.

Artikel 18 Werkwijze

  • 1.

    Het dagelijks bestuur neemt zijn besluiten bij volstrekte meerderheid van stemmen in een besloten vergadering waarbij ieder lid van het dagelijks bestuur een stem heeft. Indien de stemmen staken, beslist de voorzitter. Onverminderd het voorgaande streeft het dagelijks bestuur bij besluitvorming naar consensus.

  • 2.

    Het dagelijks bestuur vergadert zo dikwijls als de voorzitter of een van de leden dit nodig vindt.

  • 3.

    De artikelen 56 tot en met 59 van de Gemeentewet zijn van overeenkomstige toepassing.

  • 4.

    Het dagelijks bestuur kan de portefeuilles binnen zijn bestuur verdelen.

  • 5.

    Het dagelijks bestuur stelt een reglement van orde voor zijn vergaderingen en andere werkzaamheden vast.

     

§ 4 Voorzitter

Artikel 19 Benoeming en ontslag

  • 1.

    Het algemeen bestuur kiest uit zijn midden een voorzitter en een plaatsvervangend voorzitter en benoemt deze als zodanig. De voorzitter en de plaatsvervangend voorzitter zijn niet afkomstig uit dezelfde gemeente.

  • 2.

    De voorzitter vervult zijn functie voor twee jaar. Dit jaar eindigt met benoeming van een andere voorzitter door het algemeen bestuur.

  • 3.

    De voorzitter en de plaatsvervangend voorzitter zijn tevens voorzitter en de plaatsvervangend voorzitter van het dagelijks bestuur.

  • 4.

    Het algemeen bestuur kan de voorzitter ontslaan.

 

§ 5 Commissies

Artikel 20 Adviescommissies

  • 1.

    Het algemeen bestuur kan commissies van advies instellen. Het regelt de bevoegdheden en de samenstelling.

  • 2.

    De instelling van vaste commissies van advies aan het dagelijks bestuur of aan de voorzitter en de regeling van haar bevoegdheden en samenstelling geschieden door het algemeen bestuur op voorstel van het dagelijks bestuur onderscheidenlijk van de voorzitter.

  • 3.

    Andere commissies van advies aan het dagelijks bestuur of aan de voorzitter worden door het dagelijks bestuur onderscheidenlijk de voorzitter ingesteld.

Artikel 21 Bestuurscommissies

Het algemeen bestuur kan met inachtneming van artikel 25 van de wet commissies instellen met het oog op de behartiging van bepaalde belangen. Het algemeen bestuur regelt de bevoegdheden en de samenstelling.

Hoofdstuk 4 BEVOEGDHEDEN VAN HET BESTUUR

§ 1 Bevoegdheden algemeen bestuur

Artikel 22 Bevoegdheden algemeen bestuur

  • 1.

    Alle bevoegdheden berusten bij het algemeen bestuur voor zover deze niet bij of krachtens de wet of deze regeling aan het dagelijks bestuur, de voorzitter of de directie zijn toegekend.

  • 2.

    Onverminderd het bepaalde in artikel 33 van de wet is het algemeen bestuur in ieder geval bevoegd tot het besluiten over huisvestingsvraagstukken.

  • 3.

    In afwijking van artikel 15 van deze regeling besluit het algemeen bestuur bij unanimiteit over vraagstukken met betrekking tot huisvesting.

  • 4.

    Het algemeen bestuur besluit tot het oprichten van en deelnemen in stichtingen, maatschappen, vennootschappen, verenigingen, coöperaties en onderlinge waarborgmaatschappijen als dat bijzonder aangewezen moet worden geacht voor de behartiging van het daarmee te dienen openbaar belang. Het besluit wordt niet genomen dan nadat de raden een ontwerpbesluit is toegezonden en in de gelegenheid zijn gesteld hun wensen en bedenkingen ter kennis van het algemeen bestuur te brengen.

Artikel 23 Overdracht van bevoegdheden

  • 1.

    Het algemeen bestuur kan zijn bevoegdheden aan het dagelijks bestuur overdragen, met uitzondering van:

    • 1.

      de vaststelling of wijziging van de begroting;

    • 2.

      de vaststelling van de jaarrekening;

    • 3.

      de vaststelling van de financiële verordening, de bijdrageverordening en de organisatieverordening;

    • 4.

      de vaststelling van verordeningen door strafbepaling of bestuursdwang te handhaven.

    • 5.

      besluiten waarbij in afwijking van artikel 16 overeenkomstig deze regeling een zwaardere meerderheid is vereist.

  • 2.

    Een bevoegdheid kan niet worden overgedragen als de aard van de bevoegdheid zich hiertegen verzet.

Artikel 24 Verantwoordings- en informatieplicht

  • 1.

    Het bestuur van het openbaar lichaam verstrekt de raden van de deelnemers de inlichtingen die de raden nodig hebben voor de uitoefening van hun taken.

    Bij de informatieverstrekking geldt dat:

    • Relevante informatie in een zo vroeg mogelijk stadium schriftelijk wordtverschaft;

    • Informatie op hoofdlijnen wordt verstrekt, behalve als een detail (politiek) relevant is of als er specifiek om is gevraagd;

    • De schriftelijke inlichtingen zendt het algemeen bestuur rechtstreeks naar en gelijktijdig aan de raden en in cc aan de colleges van de deelnemers. Indien de informatie wordt verstrekt door het dagelijks bestuur of voorzitter dan wordt het algemeen bestuur vooraf geïnformeerd.

  • 2.

    Het algemeen bestuur verschaft de colleges binnen een redelijke termijn alle inlichtingen die door de colleges of een of meer van hun leden worden gevraagd.

  • 3.

    Een lid van het algemeen bestuur verschaft aan het college dat hem heeft aangewezen alle inlichtingen die door dit college of één of meer leden daarvan worden verlangd.

  • 4.

    Een lid van het algemeen bestuur is aan het college dat hem heeft aangewezen verantwoording verschuldigd voor het door hem in het algemeen bestuur gevoerde beleid.

  • 5.

    De colleges bepalen op welke wijze de door hen aangewezen leden aan hun plichten in de vorige leden moeten voldoen.

  • 6.

    Het derde en vierde lid zijn van overeenkomstige toepassing ten aanzien van de raden.

 

§ 2 Bevoegdheden dagelijks bestuur

Artikel 25 Bevoegdheden dagelijks bestuur

  • 1.

    Het dagelijks bestuur is in ieder geval bevoegd:

    • 1.

      het dagelijks bestuur van het openbaar lichaam te voeren, voor zover niet bij of krachtens de wet of de regeling het algemeen bestuur hiermee is belast;

    • 2.

      beslissingen van het algemeen bestuur voor te bereiden en uit te voeren;

    • 3.

      regels vast te stellen over de ambtelijke organisatie van het openbaar lichaam;

    • 4.

      ambtenaren te benoemen, te schorsen en te ontslaan;

    • 5.

      tot privaatrechtelijke rechtshandelingen van het openbaar lichaam te besluiten, met uitzondering van privaatrechtelijke rechtshandelingen als bedoeld in artikel 31a;

    • 6.

      te besluiten namens het openbaar lichaam, het dagelijks bestuur of het algemeen bestuur rechtsgedingen, bezwaarprocedures of administratief beroepsprocedures te voeren of handelingen ter voorbereiding daarop te verrichten, tenzij het algemeen bestuur, voor zover het het algemeen bestuur aangaat, in voorkomende gevallen anders beslist.

  • 2.

    Het dagelijks bestuur neemt, ook alvorens is besloten tot het voeren van een rechtsgeding, alle conservatoire maatregelen en doet wat nodig is ter voorkoming van verjaring of verlies van recht of bezit.

Artikel 26 Verantwoordings- en informatieplicht

  • 1.

    De leden van het dagelijks bestuur zijn, tezamen en ieder afzonderlijk, aan het algemeen bestuur verantwoording verschuldigd voor het door hen gevoerde bestuur.

  • 2.

    Het dagelijks bestuur geeft het algemeen bestuur alle inlichtingen die het algemeen bestuur voor de uitoefening van zijn taak nodig heeft.

 

§ 3 Bevoegdheden voorzitter

Artikel 27 Bevoegdheden voorzitter

  • 1.

    De voorzitter bevordert een goede behartiging van de zaken van de SED organisatie.

  • 2.

    De voorzitter vertegenwoordigt de SED organisatie in en buiten rechte.

  • 3.

    De voorzitter ondertekent de stukken die van het algemeen bestuur en dagelijks bestuur uitgaan.

Artikel 28 Verantwoordings- en informatieplicht

  • 1.

    De voorzitter is aan het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur verantwoording verschuldigd voor het door hem gevoerde bestuur.

  • 2.

    Hij geeft het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur mondeling of schriftelijk de door een of meer leden gevraagde inlichtingen waarvan het verstrekken niet in strijd is met het openbaar belang.

Hoofdstuk 5 AMBTELIJKE ORGANISATIE

Artikel 29 Directie

  • 1.

    De directie van de SED organisatie bestaat uit een of meer leden.

  • 2.

    De directie wordt door het algemeen bestuur benoemd. Het algemeen bestuur schorst en ontslaat de directie. Na het ontslag wordt zo spoedig mogelijk voorzien in de opvulling van de vacature.

  • 3.

    Het dagelijks bestuur kan in spoedeisende gevallen tot schorsing van de directie overgaan. Het doet daarvan terstond mededeling aan het algemeen bestuur. De schorsing vervalt, wanneer het algemeen bestuur haar niet in zijn eerstvolgende vergadering bekrachtigt.

  • 4.

    De directie staat het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur en de voorzitter alsmede door hen ingestelde commissies bij de uitoefening van hun taak terzijde.

  • 5.

    Het algemeen bestuur stelt in een instructie nadere regels vast betreffende de taak en de bevoegdheid van de directie.

  • 6.

    De directie is bij de vergadering van het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur aanwezig.

  • 7.

    De stukken die van het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur uitgaan worden door de algemeen directeur meeondertekend.

  • 8.

    Het algemeen bestuur regelt de vervanging van de directie.

Artikel 30 Overig personeel

  • 1.

    Binnen het raam van de door het algemeen bestuur vastgestelde formatie is het dagelijks bestuur belast met het aannemen, schorsen en ontslaan van ambtenaren, de directie uitgezonderd.

  • 2.

    Behoudens de in het eerste lid genoemde gevallen regelt het dagelijks bestuur de rechtspositie van de ambtenaar, de directie uitgezonderd, en neemt daartoe de benodigde besluiten.

  • 3.

    Het dagelijks bestuur kan de in het eerste en tweede lid bedoelde bevoegdheden mandateren aan de directie.

  • 4.

    De collectieve arbeidsvoorwaarden regeling Samenwerkende Gemeentelijke Organisatie (SGO) regelt de rechtspositie van de ambtenaar.

  • 5.

    Waar in de in het vierde lid bedoelde regelingen gesproken wordt van "gemeenteraad",

    "college" dan wel "hoofd van dienst" wordt voor de toepassing in het kader van deze regeling respectievelijk gelezen: het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur en de directie.

Hoofdstuk 6 FINANCIËN EN BEHEER VAN DE SED ORGANISATIE

Artikel 31 Vaststellen kadernota

  • 1.

    Het dagelijks bestuur biedt uiterlijk 15 december van het jaar voorafgaand aan het jaar waarin de begroting wordt vastgesteld de kadernota aan de gemeenteraden aan voor zienswijze.

  • 2.

    De gemeenteraden geven uiterlijk 1 maart hun zienswijze over de kadernota aan het dagelijks bestuur.

  • 3.

    Het dagelijks bestuur stelt de gemeenteraden voorafgaande aan het vaststellen van de Kadernota, schriftelijk en gemotiveerd in kennis van zijn oordeel over de zienswijze, bedoeld in eerste lid, alsmede van de eventuele conclusies die het daaraan verbindt.

Artikel 32 Voorbereiding begroting en jaarrekening

  • 1.

    Het dagelijks bestuur stelt jaarlijks een ontwerpbegroting op voor het volgende kalenderjaar.

  • 2.

    Het dagelijks bestuur biedt uiterlijk 15 april de ontwerpbegroting aan de gemeenteraden aan voor zienswijze. Het dagelijks bestuur dient gelijktijdig met de ontwerpbegroting de voorlopige jaarrekening van het jaar voorafgaande aan dat waarvoor de begroting dient aan de raden toe te sturen.

  • 3.

    De gemeenteraden kunnen op de concept bestemming van het rekeningresultaat hun zienswijze kenbaar maken aan het dagelijks bestuur.

  • 4.

    Indien de gemeenschappelijke regeling gebruik maakt van een strategisch of meerjarenplan biedt het dagelijks bestuur van de gemeenschappelijke regeling dit in concept aan de gemeenteraden aan voor zienswijze.

  • 5.

    De ontwerpbegroting wordt door de zorg van de colleges voor een ieder ter inzage gelegd en tegen betaling van de kosten algemeen verkrijgbaar gesteld. Van de terinzagelegging en de verkrijgbaarstelling wordt openbaar kennisgegeven. De raden beraadslagen over de ontwerpbegroting niet eerder dan twee weken na de openbare kennisgeving

  • 6.

    De gemeenteraden geven uiterlijk 25 juni hun zienswijze over de ontwerpbegroting en de concept bestemming van het rekeningresultaat aan het dagelijks bestuur van de gemeenschappelijke regeling.

  • 7.

    De gemeenteraden geven binnen 10 weken na ontvangst van het concept strategisch of meerjarenplan hun zienswijze hierover aan het dagelijks bestuur van de gemeenschappelijke regeling.

  • 8.

    Het dagelijks bestuur stelt de gemeenteraden voorafgaande aan het vaststellen van de begroting vóór 15 juli schriftelijk en gemotiveerd in kennis van zijn oordeel over de zienswijze, bedoeld in het zesde lid, alsmede van de eventuele conclusies die het daaraan verbindt.

  • 9.

    Het dagelijks bestuur stelt de gemeenteraden voorafgaande aan het vaststellen van de jaarrekening en het strategisch of meerjarenplan schriftelijk en gemotiveerd in kennis van zijn oordeel over de zienswijze, bedoeld in het derde en vierde lid, alsmede van de eventuele conclusies die het daaraan verbindt.

Artikel 33 Vaststellen begroting

  • 1.

    Het algemeen bestuur stelt de begroting vast in het jaar voorafgaande aan dat waarvoor zij dient. In afwijking van artikel 15, tweede lid, wordt de begroting unaniem vastgesteld.

  • 2.

    Na vaststelling zendt het algemeen bestuur de begroting aan de raden.

  • 3.

    Het dagelijks bestuur zendt de begroting binnen twee weken na de vaststelling, doch in ieder geval vóór 15 september van het jaar voorafgaande aan dat waarvoor de begroting dient, aan gedeputeerde staten.

  • 4.

    Een wijziging van de begroting, voor zover deze wijziging van invloed is op de hoogte van de bijdrage van de gemeenten, is slechts mogelijk bij unanimiteit van stemmen.

Artikel 34 Vaststellen jaarrekening

  • 1.

    Het algemeen bestuur stelt de jaarrekening vast in het jaar volgende op het jaar waarop deze betrekking heeft.

  • 2.

    Na vaststelling zendt het algemeen bestuur de jaarrekening binnen twee weken aan de raden.

  • 3.

    Het dagelijks bestuur zendt de jaarrekening binnen twee weken na de vaststelling, doch in ieder geval vóór 15 juli van het jaar volgende op het jaar waarop de jaarrekening betrekking heeft, aan gedeputeerde staten

Artikel 35 Resultaatbestemming

  • 1.

    Als de jaarrekening sluit met een batig saldo, besluit het algemeen bestuur dit saldo geheel of ten dele:

    • a.

      te bestemmen voor de algemene reserve of een bestemmingsreserve;

    • b.

      uit te keren aan de gemeenten naar rato van ieders bijdrage, zoals deze op basis van artikel 34, eerste lid, van deze regeling is vastgesteld voor het jaar waarop de jaarrekening betrekking heeft.

  • 2.

    Als de rekening sluit met een nadelig saldo besluit het algemeen bestuur dit saldo geheel of ten dele af te boeken van de algemene reserves, voor zover aanwezig. Als het algemeen bestuur dit noodzakelijk oordeelt, wordt een plan opgesteld dat is gericht op het afbouwen en/of dekken van het nadelig exploitatiesaldo, waarbij tevens wordt bepaald of en zo ja, tot welk bedrag de gemeenten bijdragen in het nadelig exploitatiesaldo. Dit plan wordt eerst vastgesteld door het algemeen bestuur nadat de vertegenwoordigende organen van de gemeenten gedurende een termijn van tenminste twaalf weken in de gelegenheid zijn gesteld hierover hun mening te geven.

Artikel 36 Bijdrage en vergoeding

  • 1.

    In de begroting wordt vastgelegd welke bijdrage elke gemeente is verschuldigd aan de SED organisatie.

  • 2.

    Het algemeen bestuur stelt een verordening vast over de verschuldigde bijdrage voor de instandhouding van de SED organisatie en voor de te leveren producten en prestaties aan de gemeenten.

  • 3.

    Het dagelijks bestuur kan, binnen het kader van de in het vorige lid bedoelde verordening, werkafspraken maken met de afzonderlijke colleges en burgemeesters over de vergoeding voor de instandhouding en de vergoeding voor de door de SED organisatie verrichte diensten voor het betreffende college en burgemeester. Deze afspraken worden opgenomen in de begroting.

Artikel 37 Financiële administratie

  • 1.

    Het algemeen bestuur stelt een verordening vast met betrekking tot de organisatie van de financiële administratie en het financieel beheer van de SED organisatie.

  • 2.

    Artikel 212 en 213 van de Gemeentewet zijn van overeenkomstige toepassing.

Artikel 38 Betaling

  • 1.

    De gemeenten betalen uiterlijk 1 januari, 1 april, 1 juli en 1 oktober een voorschot in de kosten van het lopende boekjaar ten bedrage van 25 procent van de bijdrage.

  • 2.

    In uitzonderlijke gevallen kan het algemeen bestuur bij unanimiteit bepalen dat een afwijkend voorschot wordt betaald.

  • 3.

    De definitieve afrekening vindt plaats binnen twee maanden na vaststelling van de jaarrekening.

Artikel 39 Garantstelling

De gemeenten dragen er zorg voor dat de SED organisatie te allen tijde over voldoende middelen beschikt om aan al haar financiële verplichtingen te voldoen.

Hoofdstuk 7 WIJZIGING, TOETREDING, UITTREDING EN OPHEFFING

Artikel 40 Wijziging van de regeling

  • 1.

    De colleges, de burgemeesters, het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur kunnen voorstellen doen voor wijziging van de regeling.

  • 2.

    De regeling wordt gewijzigd bij unaniem besluit van de colleges en burgemeesters.

Artikel 41 Toetreding

  • 1.

    Tot de regeling kunnen uitsluitend burgemeesters en colleges van andere gemeenten en bestuursorganen van andere openbare lichamen toetreden.

  • 2.

    Aan toetreding kan het algemeen bestuur voorwaarden verbinden.

Artikel 42 Uittreding

  • 1.

    Gedurende een termijn van 4 jaar, te rekenen vanaf de datum van deelname aan/toetreding tot de regeling, is uittreding niet mogelijk.

  • 2.

    Een deelnemer kan (geheel of gedeeltelijk) uittreden door toezending aan het algemeen bestuur van de daartoe strekkende besluiten van de raad en het college van burgemeester en wethouders. De procedure voor uittreding vangt aan op de dag nadat het algemeen bestuur de betreffende besluiten heeft ontvangen. Van gedeeltelijke uittreding is sprake indien de deelnemer slechts een deel van de door het samenwerkingsverband ten behoeve van alle deelnemers uitgevoerde taken, als bedoeld in artikel 4 van deze regeling wenst terug te nemen.

  • 3.

    Het dagelijks bestuur zendt de besluiten tot (gedeeltelijke) uittreding van een deelnemer aan de raden en colleges van de overige deelnemende gemeenten.

  • 4.

    Uittreding, geheel of gedeeltelijk, geschiedt per 1 januari van enig jaar, waarbij een opzegtermijn van tenminste één jaar in acht wordt genomen.

  • 5.

    Na ontvangst van de in het eerste lid bedoelde besluiten, komen de uittredende deelnemer en het dagelijks bestuur, uiterlijk 6 maanden voor de datum van uittreding, een concept uittredingsregeling overeen, welke door de deelnemers wordt vastgesteld, waarbij de belangen van de uittredende deelnemer en die van de achterblijvende deelnemers op reële en evenwichtige wijze worden afgewogen. In de concept-uittredingsregeling worden de personele, juridische, organisatorische en financiële gevolgen, waaronder de gevolgen voor het vermogen van de uittreding geïnventariseerd, de wijze waarop met deze gevolgen kan of moet worden omgegaan, de voorwaarden voor uittreding, de hoogte van de uittreedsom en de overname van personeel en/of overige verplichtingen door de uittredende deelnemer. Indien blijkt dat, als gevolg van een mogelijk verlies aan arbeidsplaatsen, een overleg met de bij de sector betrokken vakbonden noodzakelijk is ten behoeve van het opstellen van een sociaal plan, wordt de conclusie van dit overleg opgenomen in de concept-uittredingsregeling.

  • 6.

    Indien het algemeen bestuur constateert dat de besluiten tot uittreding van de bestuursorganen van de deelnemer de vraag oproepen of continuering van de samenwerking in de gemeenschappelijke regeling SED Organisatie redelijkerwijs nog wel mogelijk is, doet zij de deelnemers een voorstel tot opheffing van de gemeenschappelijke regeling SED organisatie als bedoeld in artikel 43 van deze regeling.

  • 7.

    Het algemeen bestuur van de SED organisatie en de uittredende deelnemer zullen zich inspannen om de nadelige gevolgen van de uittreding voor het openbaar lichaam en de uittredende deelnemer zo veel mogelijk te beperken, bijvoorbeeld door personeel of andere verplichtingen over te nemen of anderszins in stand te doen houden.

  • 8.

    Bij het vaststellen van de hoogte van de uittreedsom is het uitgangspunt dat de uittredende deelnemer de reële schade van het openbaar lichaam én de overblijvende deelnemers dient te vergoeden, die rechtstreeks gevolg is van het (gedeeltelijk) uittreden uit de gemeenschappelijke regeling waarbij bij het bepalen van de hoogte van de schade in beginsel een afbouwperiode van maximaal 5 jaar wordt gehanteerd, te rekenen vanaf de datum van uittreding.

  • 9.

    De hoogte van de uittreedsom als bedoeld in lid 8 wordt slechts verhoogd indien er sprake is van substantiële langlopende en niet te mitigeren financiële verplichtingen, indien vast staat dat deze zich zullen voor doen én in die becijferde omvang, waarbij de bijdrage in de kosten door de uittredende deelnemer naar rato wordt vastgesteld.

  • 10.

    De uittreedsom bestaat uit de zakelijke gerechtvaardigde kosten, te weten de kosten die rechtstreeks ontstaan uit de uittreding (frictiekosten) en de bijdragen aan de overtollige kosten (desintegratiekosten) in de in lid 8 genoemde afbouwperiode, waarbij geen verrekening van het vermogen plaatsvindt.

  • 11.

    Op de uittreedsom wordt het aandeel van de uittredende deelnemer in de algemene reserve van het openbaar lichaam op de datum van uittreding in mindering gebracht, voor zover deze algemene reserve het benodigde weerstandsvermogen overschrijdt. Het aandeel in de algemene reserve wordt berekend naar rato van het inwoneraantal van de uittredende deelnemer. Indien er sprake is van een tekort in de algemene reserve ten opzichte van het benodigde weerstandsvermogen wordt de uittreedsom met dit tekort verhoogd overeenkomstig de hiervoor benoemde berekeningswijze.

  • 12.

    Onder frictiekosten wordt verstaan alle incidentele kosten in verband met de uittreding van de deelnemer, zoals de kosten van inhuur externe dienstverlening, kosten onderzoek accountant, kosten boventallig primair personeel, kosten opstellen sociaal plan, kosten boventallig decentrale personele overhead, kosten afwaardering activa. De frictiekosten komen volledig ten laste van de uittredende deelnemer.

  • 13.

    Onder desintegratiekosten wordt verstaan alle doorbelaste kosten als gevolg van overcapaciteit in personele en materiele sfeer en andere verplichtingen, die ontstaan als direct gevolg van de uittreding gedurende de in lid 8 genoemde afbouwperiode.

    De desintegratiekosten die direct aan de uittredende deelnemer kunnen worden toegerekend, komen integraal voor rekening van de uittredende deelnemer voor de duur van maximaal 5 jaar. Desintegratiekosten die niet direct aan de uittredende deelnemer kunnen worden toegerekend, zoals investeringskosten, afschrijvingskosten, kantoorhuur, salariskosten en inhuur van personeel etc. komen naar rato van de kostenverdeelsleutel als bedoel in artikel 36 van de regeling, voor rekening van de uittredende deelnemer bij algehele uittreding. Bij gedeeltelijke uittreding komen de desintegratiekosten voor rekening van de uittredende gemeente naar rato van uittreding.

  • 14.

    De kosten als bedoeld in lid 12 en 13 worden door de accountant van het openbaar lichaam bepaald aan de hand van de jaarrekeningen over de afgelopen 3 jaar voorafgaand aan de datum van uittreding. De beoordeling van de kosten van uittreden wordt gebaseerd op de feiten en omstandigheden die bekend zijn op het moment van de daadwerkelijke uittreding.

  • 15.

    Met het oog op het vaststellen van de hoogte van de uittreedsom, als bedoeld in het achtste en tiende lid, vragen de uittredende deelnemer en het dagelijks bestuur gezamenlijk om een bindend advies aan een onafhankelijke externe deskundige. De kosten voor het inschakelen van de externe deskundige zijn, als onderdeel van de frictiekosten, voor rekening van de uittredende deelnemer.

  • 16.

    Het algemeen bestuur stelt de concept-uittredingsregeling vast en stuurt deze aan de deelnemende bestuursorganen ter besluitvorming. De uittredingsregeling is vastgesteld indien tenminste twee derde van het aantal deelnemers hiertoe besluiten.

  • 17.

    Gedurende de periode tussen het besluit tot uittreding en effectuering daarvan is de uittredende deelnemer gehouden al haar verplichtingen na te komen.

  • 18.

    De uittreedsom dient binnen een termijn van 6 maanden na vaststelling als bedoeld in het vijftiende lid door de uittredende deelnemer te zijn voldaan, tenzij in de uittredingsregeling een andere afspraak is gemaakt.

Artikel 43 Opheffing

  • 1.

    Op voorstel van het algemeen bestuur kunnen de colleges en burgemeesters van de gemeenten besluiten tot opheffing van de regeling.

  • 2.

    Het algemeen bestuur stelt een liquidatieplan op om tot opheffing van de SED organisatie te komen.

  • 3.

    Het liquidatieplan voorziet in de verplichting van de gemeenten tot deelneming in de financiële gevolgen van de opheffing. Het liquidatieplan voorziet ook in de gevolgen die de opheffing heeft voor de ambtenaar. Indien de SED organisatie alle op haar rustende verplichtingen is nagekomen en een batig saldo resteert, dan wordt dit batig saldo aan de hand van de gehanteerde verdeelsleutel aan gemeenten uitgekeerd. Resteert een negatief saldo, dan zijn gemeenten naar rato van de gehanteerde verdeelsleutel gehouden deze verplichtingen op zich te nemen.

  • 4.

    Bij ontbinding van de SED organisatie in verband met opheffing van de regeling of anderszins blijft de SED organisatie voortbestaan voor zover dat voor de vereffening van het vermogen noodzakelijk is.

Hoofdstuk 8 OVERIGE BEPALINGEN

Artikel 44 Archief

  • 1.

    Het dagelijks bestuur draagt zorg voor de archiefbescheiden van de organen van het openbaar lichaam overeenkomstig en volgens een door het algemeen bestuur vast te stellen regeling.

  • 2.

    Het dagelijks bestuur is belast met het beheer van de archiefbescheiden van de organen van het openbaar lichaam, voor zover deze niet zijn overgebracht naar de archiefbewaarplaats.

  • 3.

    Het dagelijks bestuur stelt voorschriften vast voor het beheer van de archiefbescheiden van de organen van het openbaar lichaam, die nog niet naar de archiefbewaarplaats zijn overgebracht.

  • 4.

    Voor de bewaring van de over te brengen archiefbescheiden van de organen van het openbaar lichaam wordt aangewezen de archiefbewaarplaats van het Westfries Archief.

  • 5.

    Met het toezicht op het beheer van de archiefbescheiden van de organen van het openbaar lichaam, voor zover deze niet zijn overgebracht naar de archiefbewaarplaats, is belast de archivaris van het Westfries Archief.

  • 6.

    De archivaris van het Westfries Archief brengt minimaal tweejaarlijks aan het dagelijks bestuur verslag uit over het toezicht op het beheer van de archiefbescheiden van de organen van het openbaar lichaam, die nog niet zijn overgebracht naar de archiefbewaarplaats.

  • 7.

    Het dagelijks bestuur brengt minimaal tweejaarlijks verslag uit aan het algemeen bestuur over de uitoefening van de aan hen opgedragen zorg voor de archiefbescheiden en de uitvoering van het archiefbeheer van de organen van het openbaar lichaam.

  • 8.

    De deelnemers aan de regeling stellen aan het dagelijks bestuur van het openbaar lichaam de archiefbescheiden beschikbaar, die nodig zijn voor de uitvoering van de overgedragen taken.

  • 9.

    De zorgdragers van partijen, genoemd in lid 1, stellen een verklaring van terbeschikkingstelling op waarin de periode van terbeschikkingstelling en het toezicht op het beheer van de terbeschikkingstelling gestelde archiefbescheiden worden geregeld.

Artikel 45 Klachtenregeling

  • 1.

    Het algemeen bestuur stelt, met inachtneming van titel 9.1 van de Algemene wet bestuursrecht, een interne klachtenregeling vast.

  • 2.

    De Nationale ombudsman is, onverminderd het bepaalde in artikel 1a, eerste lid, van de Wet Nationale ombudsman, bevoegd tot behandeling van klaagschriften als bedoeld in titel 9.2 van de Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 46 Evaluatie

  • 1.

    Een evaluatie vindt minimaal 1 keer per 4 jaar plaats en heeft pas doorgang als de evaluatie en het betreffende onderwerp met een meerderheid van stemmen, uitgebracht door de deelnemers, wordt aangenomen.

  • 2.

    Het dagelijks bestuur van de regeling zorgt er voor dat 1 jaar vóór het tijdstip waarop een evaluatie zal plaatsvinden een signaal uit gaat naar de deelnemers van de regeling, met daarbij een procesbeschrijving over het aandragen van de onderwerpen en, wanneer een stemverhouding ontbreekt, het stemmen daarover.

  • 3.

    Wanneer met een evaluatie wordt ingestemd draagt het dagelijks bestuur zorg voor de uitvoering van de evaluatie.

  • 4.

    De uitvoering van de evaluatie begint met een procesbeschrijving met daarin een beschrijving van het onderwerp, de manier waarop de evaluatie wordt uitgevoerd en binnen welke termijn. De procesbeschrijving vermeldt ook of de evaluatie extra kosten voor de deelnemers tot gevolg heeft.

  • 5.

    Als de evaluatie conclusies en aanbevelingen bevat, dan verwerkt het (dagelijks) bestuur deze in een voorstel hoe hieraan gevolg wordt gegeven.

  • 6.

    De gevolgen als bedoeld in het vorige lid, kunnen aanleiding zijn om te betrekken in de daaropvolgende evaluatieperiode.

Artikel 47 Geschillen

  • 1.

    Als er tussen de SED organisatie en een gemeente dan wel tussen gemeenten onderling een geschil ontstaat over de uitvoering van deze regeling treden het dagelijks bestuur en het college en/of de burgemeester van de betreffende gemeente terstond met elkaar in overleg om het geschil verder te verkennen en op te lossen.

  • 2.

    Als onderling het geschil niet opgelost kan worden, wijst iedere partij een deskundige aan. Deze deskundigen brengen gezamenlijk een advies uit.

  • 3.

    Op geschillen tussen de gemeenten onderling of tussen de gemeenten en de SED organisatie is artikel 28 van de wet van toepassing.

Hoofdstuk 9 SLOTBEPALINGEN

Artikel 48 Hardheidsclausule

In alle gevallen waarin deze regeling niet voorziet, beslist het algemeen bestuur gehoord de colleges en de burgemeesters van de gemeenten.

Artikel 49 Inwerkingtreding

  • 1.

    Deze regeling treedt in werking op 1 januari 2016.

  • 2.

    Het dagelijks bestuur is belast met de registratie van de regeling overeenkomstig artikel 26, tweede lid, van de wet.

Artikel 50 Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Gemeenschappelijke Regeling SED organisatie.

Aldus vastgesteld op 12 december 2023

Het college van burgemeester en wethouders van Stede Broec,

de secretaris

A. Huisman

de burgemeester

R. Wortelboer

De burgemeester van Stede Broec,

R. Wortelboer

Het college van burgemeester en wethouders van Enkhuizen,

de secretaris

N.A. Hellingman-Kuiper

de burgemeester

E.A. van Zuylen

De burgemeester van Enkhuizen,

E.A. van Zuylen

Het college van burgemeester en wethouders van Drechterland,

de secretaris

C. Minnaert

de burgemeester

P. Dijkman

De burgemeester van Drechterland,

P. Dijkman

Naar boven