Vaststelling van de zesde wijziging van de Gemeenschappelijke regeling GGD IJsselland

Het algemeen bestuur van GGD IJsselland,

 

- gelezen het voorstel van het dagelijks bestuur van GGD IJsselland,

 

- gelet op de Wet gemeenschappelijke regelingen en de artikelen van hoofdstuk XIII van de Gemeenschappelijke regeling GGD IJsselland, in het bijzonder artikel 56 van de gemeenschappelijke regeling GGD IJsselland dat stelt dat een wijziging van de regeling is tot stand gekomen, wanneer ter vergadering van het algemeen bestuur blijkt dat de colleges van ten minste tweederde van de deelnemende gemeenten tot de wijziging hebben besloten,

 

- heeft in zijn vergadering van 11 juli 2024 geconstateerd dat de colleges van burgemeester en wethouders van de deelnemende gemeenten Dalfsen, Deventer, Hardenberg, Kampen, Olst-Wijhe, Ommen, Raalte, Steenwijkerland, Zwartewaterland, en Zwolle met toestemming van hun raad tot de zesde wijziging van de gemeenschappelijke regeling GGD IJsselland hebben besloten.

 

stelt vast dat daarmee de zesde wijziging van de gemeenschappelijke regeling GGD IJsselland tot stand is gekomen.

 

De wijzigingen luiden als volgt:

Artikel I

De gemeenschappelijke regeling GGD IJsselland wordt als volgt gewijzigd:

  • A.

    Aan Hoofdstuk III, na artikel 12 worden de artikel 12a, 12b en 12 c toegevoegd, luidende:

Artikel 12a  

  • 1.

    Het algemeen bestuur kan andere voorgenomen besluiten dan die waarvoor de wet of deze regeling dat voorschrijft om een zienswijze voorleggen aan de gemeenteraden.

  • B.

    Het dagelijks bestuur biedt de raden dan een termijn van minimaal acht weken voor het naar voren brengen van een zienswijze.

  • C.

    2. Tegelijkertijd met de toezending van het definitieve bestuursvoorstel stelt het dagelijks bestuur de raden van de gemeenten schriftelijk en gemotiveerd in kennis van het oordeel over de zienswijzen alsmede van de eventuele conclusies die het daaraan verbindt.

Artikel 12b  

Ingezetenen van de deelnemende gemeenten en belanghebbenden kunnen:

  • a.

    een verzoekschrift indienen bij het dagelijks bestuur;

  • b.

    in een openbare vergadering van het algemeen bestuur het woord voeren over onderwerpen die geagendeerd zijn.

Artikel 12c  

  • 1.

    Het algemeen bestuur kan besluiten om de regeling of één of meer onderdelen daarvan te evalueren.

  • 2.

    Het dagelijks bestuur zal dan een evaluatievoorstel aan de deelnemende colleges voorleggen.

B. Na artikel 25 wordt artikel 25 a ingevoegd, luidende:

Het algemeen bestuur, dagelijks bestuur en de voorzitter geven de raden van de deelnemende gemeenten alle inlichtingen die de raden nodig hebben voor de uitoefening van hun taken. Deze inlichtingen worden schriftelijk of digitaal verstrekt.

C. In artikel 41 vervalt het zesde lid. D. Artikel 47 komt te luiden:

  • 1.

    Het dagelijks bestuur zendt de ontwerpbegroting en de ontwerp-meerjarenraming twaalf weken voordat zij aan het algemeen bestuur worden aangeboden toe aan de raden van de deelnemende gemeenten.

  • 2.

    De ontwerpbegroting en de ontwerp-meerjarenraming voldoen aan het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten, voor zover van toepassing.

  • 3.

    De ontwerpbegroting vermeldt tevens de naar raming door elke deelnemende gemeente voor het jaar, waarop de begroting betrekking heeft, verschuldigde bijdragen. De berekening van deze bijdragen vindt plaats op basis van het volgende uitgangspunten:

    • a.

      voor de algemene en de wettelijke taken, genoemd in de artikelen 4 en 5 lid 1 het inwonertal op 1 januari van het jaar, voorafgaand aan dat waarvoor de bijdrage verschuldigd is;

    • b.

      het algemeen bestuur kan bepalen dat de kosten voor de taken Jeugdgezondheidszorg en Toezicht Kinderopvang of onderdelen daarvan op een andere wijze over de deelnemende gemeenten worden verdeeld;

    • c.

      voor de taken in vrijwillige samenwerking, genoemd in artikel 5, lid 2: de bedragen die gemeenten en GGD IJsselland daarvoor hebben afgesproken dan wel het aantal verleende diensten maal het vastgestelde tarief per dienst.

  • 4.

    De ontwerpbegroting en de ontwerp-meerjarenraming worden door de zorg van de besturen van de deelnemende gemeenten voor een ieder ter inzage gelegd en, tegen betaling van de kosten, algemeen verkrijgbaar gesteld.

  • 5.

    De raden van de deelnemende gemeenten hebben twaalf weken de gelegenheid om bij het dagelijks bestuur hun zienswijze omtrent de ontwerpbegroting en de ontwerp-meerjarenraming naar voren te brengen.

  • 6.

    Het dagelijks bestuur stelt de raden van de deelnemende gemeenten voorafgaand aan het vaststellen van de begroting schriftelijk en gemotiveerd in kennis van zijn oordeel over de zienswijzen bedoeld in lid 5, en van de conclusies die het daaraan verbindt.

    • i.

      Het dagelijks bestuur voegt de commentaren waarin deze zienswijze is vervat en eventueel een nota van wijzigingen, bij de ontwerpbegroting en de ontwerp-meerjarenraming, zoals deze aan het algemeen bestuur worden aangeboden.

  • 7.

    Het algemeen bestuur stelt de begroting en de meerjarenraming vast voor 14 september van het jaar, voorafgaand aan dat waarvoor de begroting moet dienen.

  • 8.

    Terstond na vaststelling worden de begroting en de meerjarenraming in afschrift toegezonden aan de raden van de deelnemende gemeenten, die de in deze begroting voor de gemeente als bijdrage in de kosten van GGD IJsselland geraamde bedragen in de gemeentebegroting opnemen.

  • 9.

    Het dagelijks bestuur zendt de begroting binnen twee weken na vaststelling door het algemeen bestuur, in ieder geval voor 15 september, aan gedeputeerde staten.

  • 10.

    Als de begroting niet in evenwicht is en het niet aannemelijk is dat in de eerstvolgende jaren een evenwicht bereikt wordt, zendt het dagelijks bestuur de begroting binnen twee weken na vaststelling door het algemeen bestuur aan gedeputeerde staten ter goedkeuring in. Van de goedkeuring doet het dagelijks bestuur mededeling aan het algemeen bestuur en de deelnemende gemeenten.

E. Artikel 48 komt te luiden:

  • 1.

    Voordat een begrotingswijziging door het algemeen bestuur wordt vastgesteld, zendt het dagelijks bestuur het ontwerp daarvan, voorzien van een toelichting en een raming van de verschuldigde bijdrage per gemeente, toe aan de raden van de deelnemende gemeenten.

  • 2.

    De raden van de deelnemende gemeenten kunnen gedurende twaalf weken hun zienswijze naar voren brengen bij het dagelijks bestuur.

  • 3.

    Het dagelijks bestuur stelt de raden van de deelnemende gemeenten voorafgaand aan het vaststellen van de begrotingswijziging schriftelijk en gemotiveerd in kennis van zijn oordeel over de zienswijzen bedoeld in lid 2, en van de conclusies die het daaraan verbindt.

  • Het dagelijks bestuur voegt de commentaren waarin deze zienswijze is vervat en eventueel een nota van wijzigingen, bij de wijziging zoals deze aan het algemeen bestuur wordt aangeboden.

  • 4.

    Het bepaalde in artikel 47, achtste, negende en tiende lid is van overeenkomstige toepassing.

F. Na artikel 48 wordt artikel 48a ingevoegd, luidende:

Het algemeen bestuur hoeft begrotingswijzigingen, die niet leiden tot een verhoging van de gemeentelijke bijdrage als bedoeld in artikel 47 lid 3a niet om een zienswijze voor te leggen aan de raden.

G. Artikel 49 komt te luiden:

  • 1.

    De deelnemende gemeenten betalen bij wijze van voorschot jaarlijks voor 16 januari en voor 16 juli telkens de helft van de verschuldigde bijdragen, bedoeld in artikel 47, lid 3, onder a en b. Bij niet tijdige betaling is de wettelijke interest verschuldigd.

  • 2.

    De deelnemende gemeenten betalen de bijdragen, bedoeld in artikel 47, lid 3, onder c, op basis van facturen, die GGD IJsselland hen daartoe zal toezenden.

  • 3.

    De gemeenten garanderen GGD IJsselland de betaling van rente, aflossing, boeten en kosten van de in artikel 4, lid 5, bedoelde geldleningen en borgstellingen op basis van de voor de betreffende activiteit geldende financiële verdeelsleutel.

H. Artikel 51 komt te luiden:

  • 1.

    Het dagelijks bestuur zendt vóór 30 april van het jaar voorafgaande aan dat waarvoor de begroting dient, de algemene financiële en beleidsmatige kaders en de voorlopige jaarrekening aan de raden van de deelnemende gemeenten.

  • 2.

    Het dagelijks bestuur legt aan het algemeen bestuur over elk begrotingsjaar verantwoording af over het door hem gevoerde bestuur, onder overlegging van de jaarrekening en het jaarverslag. Het dagelijks bestuur voegt daarbij de stukken, bedoeld in artikel 46, derde lid.

  • 3.

    De jaarstukken, genoemd in lid 2, voldoen aan het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten, voor zover van toepassing.

  • 4.

    De in het tweede lid bedoelde stukken liggen, zodra zij aan het algemeen bestuur zijn overgelegd, voor een ieder ter inzage en zijn algemeen verkrijgbaar. Van de terinzagelegging en de verkrijgbaarstelling wordt openbaar kennis gegeven. Het algemeen bestuur beraadslaagt over de jaarrekening en het jaarverslag niet eerder dan twee weken na de openbare kennisgeving.

  • 5.

    Het algemeen bestuur stelt de jaarstukken vast in het jaar volgende op het jaar waarop deze betrekking hebben. Het dagelijks bestuur zendt de jaarrekening binnen twee weken na de vaststelling, doch in ieder geval vóór 15 juli van het jaar volgende op het jaar waarop de jaarrekening betrekking heeft, aan gedeputeerde staten.

I. Aan Hoofdstuk XI, na artikel 51 wordt artikel 51a toegevoegd, luidende:

  • 1.

    Het algemeen bestuur beslist of een batig saldo van de jaarrekening niet meer dan voor de gemeenschappelijke regeling noodzakelijk is wordt toegevoegd aan de reserves of geheel of gedeeltelijk aan de deelnemers wordt uitgekeerd.

  • 2.

    Het algemeen bestuur beslist of een nadelig saldo van de jaarrekening geheel of gedeeltelijk ten laste van het volgende dienstjaar, de bestaande reserves of de deelnemers wordt gebracht.

J. Artikel 55 komt te luiden:

  • 1.

    Toetreding en uittreding van gemeenten is mogelijk na wijziging van de indeling van gemeenten in regio’s, zoals die wettelijk is voorgeschreven. Een college dat wenst uit te treden maakt het voornemen tot uittreding per aangetekende brief kenbaar aan het algemeen bestuur.

  • 2.

    Het dagelijks bestuur inventariseert de gevolgen van de uittreding, de wijze waarop met deze gevolgen kan of moet worden omgegaan en de voorwaarden voor uittreding, welke worden vastgelegd in een door het algemeen bestuur vast te stellen uittredingsplan.

  • 3.

    Het uittredingsplan bevat in ieder geval de financiële, juridische, personele en organisatorische consequenties die gedurende een periode van vijf jaar het directe gevolg zijn van de uittreding. Tevens bevat het uittredingsplan de uittreedsom die betaald moet worden door de uittredende gemeente.

  • 4.

    De kosten voor het uittredingsplan komen voor rekening van de uittredende gemeente.

  • 5.

    Voor het opstellen van het uittredingsplan wijst het algemeen bestuur een onafhankelijke adviseur aan die in opdracht van het dagelijks bestuur het concept-uittredingsplan voorbereidt. Het algemeen bestuur wijst de onafhankelijke adviseur aan op basis van een gezamenlijke voordracht van het college van de uittredende gemeente en het dagelijks bestuur. Indien geen overeenstemming kan worden bereikt over een gezamenlijke voordracht, wijst het algemeen bestuur de onafhankelijke adviseur aan op basis van een bindende voordracht van een selectiecommissie bestaande uit drie leden van het algemeen bestuur, waaronder in ieder geval een vertegenwoordiger in het algemeen bestuur van het college dat voornemens is uit te treden.

  • 6.

    De onafhankelijke adviseur neemt bij het bepalen van de uittreedsom het bepaalde in dit artikel in acht en baseert zich daarbij op de jaarrekening van het begrotingsjaar direct voorafgaand aan het moment van het kenbaar maken van het voornemen van uittreding. Tevens kan de onafhankelijke adviseur bij de berekening van de uittreedsom een risico-opslag van maximaal 5% op de uittreedsom toepassen om eventueel onvoorziene toekomstige kosten gerelateerd aan de uittreding te ondervangen. Deze opslag vrijwaart de uittredende gemeente van alle toekomstige onvoorzienbare kosten.

  • 7.

    Het college dat voornemens is uit te treden wordt gedurende een termijn van twaalf weken in de gelegenheid gesteld een reactie te geven op het concept-uittredingsplan.

  • 8.

    Uiterlijk twaalf maanden nadat het college zijn voornemen tot uittreding overeenkomstig het eerste lid bekend heeft gemaakt stelt het algemeen bestuur het uittredingsplan vast. De daarin voor de uittredende gemeente omschreven financiële verplichtingen zijn bindend.

  • 9.

    Het algemeen bestuur is gehouden redelijkerwijs al het mogelijke te doen om de uittreedsom zo laag mogelijk te houden. Het algemeen bestuur onderzoekt in dat kader met de uittredende gemeente de mogelijkheid tot overname van personeel, activa en contracten. Het voorgaande behoeft echter niet te leiden tot wijziging van overeenkomsten met en verplichtingen jegens derden die zijn aangegaan respectievelijk bepaald voorafgaand aan het tijdstip van ontvangst door het algemeen bestuur van het college-besluit tot uittreding.

  • 10.

    Nadat het uittredingsplan is vastgesteld en het college definitief heeft besloten uit te treden,

    • a.

      geldt voor de uittreding uit de regeling een opzegtermijn van 1 jaar, ingaande op 1 januari van het eerstvolgende kalenderjaar,

    • b.

      is de uittredende gemeente gehouden om binnen 6 maanden de voor haar vastgestelde financiële verplichtingen aan de regeling te voldoen, tenzij het algemeen bestuur unaniem tot het hanteren van een andere termijn besluit.

K. Artikel 58 komt te luiden:

Voor het wijzigen van, het toetreden tot en het uittreden uit een gemeenschappelijke regeling hebben de colleges toestemming nodig van hun gemeenteraden, zoals bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Wet gemeenschappelijke regelingen.

L. Artikel 60 komt te luiden:

  • 1.

    Het college van de gemeente Zwolle draagt zorg voor de bekendmaking als bedoeld in artikel 26 van de Wet gemeenschappelijke regelingen.

  • 2.

    Het dagelijks bestuur is belast met de registratie van de regeling overeenkomstig artikel 26 lid 2 van de Wet gemeenschappelijke regelingen.

Artikel II

De wijziging treedt in werking op de dag na bekendmaking.

Aldus vastgesteld in het algemeen bestuur d.d. 11 juli 2024.

M.W.J. van Willigen, voorzitter A.I. Schulting, secretaris

Naar boven