Subsidieregeling Peuteropvang en Voorschoolse Educatie Oldambt 2025

 

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Oldambt,

 

gelet op:

de Algemene subsidieverordening gemeente Oldambt;

de Wet kinderopvang;

de Wet op het primair onderwijs;

het Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie;

de bestuurlijke afspraken ‘Een aanbod voor alle peuters’

de decentralisatie-uitkering Voorschoolse voorzieningen peuters;

de decentralisatie-uitkering Gemeentelijke Onderwijs Achterstanden Budget.

 

overwegende dat:

Peuteropvang (financieel) toegankelijk moet zijn zodat kinderen gelijke ontwikkelmogelijkheden worden geboden, ongeacht of hun ouders werken of niet;

Voorschoolse educatie (financieel) toegankelijk moet zijn voor peuters met (een risico op) een onderwijsachterstand, zodat ieder kind en succesvolle schoolloopbaan kan doorlopen;

De Wet op het primair onderwijs de opdracht geeft om regels vast te stellen over de uitvoering van voor- en vroegschoolse educatie;

Sinds 1 januari 2022 het een wettelijke verplichting is voor gemeenten om de inzet van een pedagogisch beleidsmedewerker op hbo-niveau in de voorschoolse educatie te faciliteren:

 

B E S L U I T:

 

vast te stellen de ‘Subsidieregeling Peuteropvang en Voorschoolse Educatie Oldambt 2025’

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsbepaling

In deze subsidieregeling wordt verstaan onder:

  • a.

    College: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Oldambt;

  • b.

    Doelgroeppeuter: peuters die, door een jeugdarts/- jeugdverpleegkundige van de GGD vastgesteld, (risico op een) onderwijsachterstand hebben, waarvoor een VE-indicatie wordt afgegeven;

  • c.

    Inkomensafhankelijke ouderbijdrage: het bedrag dat ouders als eigen bedrage verschuldigd zijn voor peuteropvang, gebaseerd op de hoogte van het inkomen van de ouders;

  • d.

    Kinderopvang: het bedrijfsmatig of anders dan om niet verzorgen, opvoeden en bijdragen aan de ontwikkeling van kinderen tot de eerste dag van de maand waarop het voortgezet onderwijs voor die kinderen begint in een kindercentrum of voorziening voor gastouderopvang, opgenomen in het Landelijk Register Kinderopvang, zoals bedoeld in de Wet kinderopvang;

  • e.

    Kinderopvangorganisatie; organisatie dat kinderopvang verzorgt;

  • f.

    Kinderopvangtoeslag: een tegemoetkoming voor ouders in de kosten van kinderopvang, onder voorwaarde dat ouder(s) werken, een traject naar werk, opleiding of inburgeringscursus volgen;

  • g.

    Kinderopvangtoeslagtabel: een overzicht van de Belastingdienst met de percentages van de kinderopvangtoeslag, gebaseerd op toetsinkomen, waarin staat hoe hoog de inkomens-afhankelijke bijdrage van ouders aan de kinderopvang is;

  • h.

    Kleine kern: dorp met minder dan 2000 inwoners;

  • i.

    Landelijk Register Kinderopvang: het landelijk register, als bedoeld in artikel 1.1. van de Wet Kinderopvang;

  • j.

    Onderwijsachterstanden: kinderen die onder invloed van omgevingskenmerken het risico lopen om minder goed te presteren op school in vergelijking met kinderen met hetzelfde leerpotentieel, maar dan zonder die kenmerken;

  • k.

    Pedagogisch beleidsmedewerker in de voorschoolse educatie: de HBO-coach/ beleidsmedewerker op de VE-groep zoals bedoeld in artikel 2a van het Besluit Basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie;

  • l.

    Peuteropvang: kinderopvang voor kinderen van 2 tot 4 jaar;

  • m.

    Uurtarief kinderopvang (normtarief): het bedrag dat als maximum uurprijs voor dagopvang is opgenomen in artikel 4, eerste lid, van het Besluit kinderopvang;

  • n.

    VE: Voorschoolse Educatie: op kinderopvanglocaties worden, aan de hand van een specifieke methodiek, op gestructureerde en samenhangende wijze activiteiten aangeboden voor peuters met een (risico op een) onderwijsachterstand ter voorkoming of ondersteuning van onderwijsachterstand bij de start van het basisonderwijs, het gaat hierbij om een horizontaal moment voor peuters van 2,5-4 jaar;

  • o.

    VNG-tabel: de VNG-Adviestabel ouderbijdrage peuteropvang dat gebruikt kan worden om voor de gesubsidieerde peuteropvang een inkomensafhankelijke tariefstelling vast te stellen;

  • p.

    VVE-Thuis: een aanvullend gezinsprogramma voor kinderen met laagopgeleide ouders met als doel om de onderwijskansen van de kinderen te vergroten.

Artikel 2 Toepasselijkheid Algemene Subsidieverordening

De Algemene Subsidieverordening gemeente Oldambt is van toepassing, tenzij daar in deze subsidieregeling nadrukkelijk van wordt afgeweken.

Artikel 3 Doelstellingen

  • 1.

    Het bieden van een toereikend en financieel toegankelijk aanbod aan peuteropvang voor kinderen van ouders die niet in aanmerking komen voor kinderopvangtoeslag;

  • 2.

    Het bieden van voldoende (in aantal en spreiding) aanbod aan voorschoolse educatie voor doelgroeppeuters;

  • 3.

    Het bevorderen van de kwaliteit van de voorschoolse educatie;

  • 4.

    Het bieden van activiteiten thuis aan ouders van doelgroeppeuters om de onderwijskansen van de kinderen te vergroten.

Artikel 4 Doelgroepen

  • 1.

    Peuters vanaf 2 jaar waarvan ouders niet in aanmerking komen voor kinderopvangtoeslag komen in aanmerking voor een tegemoetkoming in de kosten van peuteropvang.

  • 2.

    Peuters vanaf 2,5 jaar waarvan, door een jeugdarts/-verpleegkundige, is vastgesteld dat zij een (risico op een) onderwijsachterstand hebben komen in aanmerking voor voorschoolse educatie (VE).

  • 3.

    Peuteropvangvoorzieningen in de kleine kernen.

  • 4.

    Ouders van kinderen tussen 2 en 6 jaar met een VE-indicatie, die vallen onder de doelgroep van de methodiek VVE-Thuis.

  • 5.

    Een kind, zoals bedoeld in de voorgaande leden, mag gebruik maken van peuteropvang en/of voorschoolse educatie tot 4 jaar en/of plaatsing binnen het basisonderwijs.

Hoofdstuk 2 Activiteiten, aanvraag en criteria

Artikel 5 Subsidiabele activiteiten

De volgende activiteiten komen voor subsidie in aanmerking:

  • 1.

    Het aanbieden van peuteropvang voor peuters vanaf 2 jaar, gericht op de ontwikkeling van een kind, waarvan ouders niet in aanmerking komen voor kinderopvangtoeslag;

  • 2.

    Het aanbieden van Voorschoolse Educatie (VE);

  • 3.

    Het openhouden van onrendabele peuteropvangvoorzieningen in de kleine kernen;

  • 4.

    Het aanbieden van een VVE-Thuis programma.

Artikel 6 De aanvrager

Een subsidieaanvraag kan worden ingediend door kinderopvangorganisaties die voldoen aan de volgende criteria:

  • a.

    De aanvrager is ingeschreven in het Landelijk Register Kinderopvang en Peuterspeelzalen (LRK) en voldoet aan de vereisten zoals opgenomen in de Wet kinderopvang en daaruit voortvloeiende regelgeving, met een aantekening voor VE in het geval van een aanvraag hiervoor; daar bovenop voldoet de aanvrager aan het door de gemeente Oldambt vastgestelde kwaliteitskader (bijlage 1);

  • b.

    De opvanglocatie is gevestigd in de gemeente Oldambt;

  • c.

    De peuter die gebruik maakt van de peuteropvang en/of de voorschoolse educatie is woonachtig in de gemeente Oldambt;

  • d.

    De aanvrager communiceert het aanbod van de gemeente richting alle (toekomstige) ouders, onder andere op haar website;

  • e.

    De aanvrager factureert en int de ouderbijdrage conform de VNG-tabel. De aanvrager is verantwoordelijk voor het daadwerkelijk ontvangen van deze bijdrage en draagt het bijbehorende risico van dubieuze debiteuren. Ouders zijn verantwoordelijk voor het doorgeven van wijzigingen in hun inkomen en daarmee wijzigingen in de inkomensafhankelijke ouderbijdrage, de aanvrager wijst ouders hierop;

  • f.

    De aanvrager heeft een positief oordeel (groen) van de Inspectie in het jaar waarin de subsidie wordt aangevraagd;

  • g.

    De aanvrager in de kleine kernen voldoen aan dezelfde voorwaarden als peuteropvangvoorzieningen in de andere kernen met uitzondering van de verplichting om 8 uur aanvullend aanbod aan te bieden.

Artikel 7 De aanvraag

  • 1.

    Een aanvraag wordt schriftelijk ingediend aan de hand van een vastgesteld aanvraagformulier dat volledig moet worden ingevuld.

  • 2.

    Aanvullend dient de aanvrager bij de aanvraag om de subsidie instandhouding peuteropvang in kleine kernen, artikel 5, derde lid, per kleine kern, i.c. peuteropvangvoorziening, een toelichting op het tekort en een plan van aanpak met de inspanningen het tekort zoveel mogelijk te beperken aan te leveren.

  • 3.

    Aanvullend dient de aanvrager bij de aanvraag voor de subsidie VVE-Thuis een toelichting op de activiteiten waarvoor subsidie wordt aangevraagd en een ouderanalyse per locatie aan te leveren.

Artikel 8 Aanvraagtermijn

  • 1.

    De aanvrager kan tot uiterlijk 1 oktober subsidie aanvragen voor peuteropvang en voorschoolse educatie, instandhouding peuteropvang kleine kernen en VVE thuis voor het komend kalenderjaar.

  • 2.

    Subsidieaanvragen voorschoolse educatie kunnen gedurende het hele kalenderjaar worden ingediend, wanneer er sprake is van een nieuwe inschrijving in het LRK of een wijziging hiervan.

Artikel 9 Subsidiecriteria per activiteit

  • 1.

    Voor de activiteit zoals beschreven in artikel 5, eerste lid gelden de volgende subsidiecriteria:

  • a.

    Ouders kunnen aantoonbaar geen of onvoldoende (minder dan 320 uur per kalenderjaar) aanspraak maken op kinderopvangtoeslag. Waarbij de kinderopvangtoeslag voorliggend is en het totaalaantal maximale uren (320 uur per kalenderjaar) waarvoor subsidie wordt gegeven verminderd wordt met het aantal uren dat ouders aanspraak kunnen maken op kinderopvangtoeslag;

  • b.

    Voor peuteropvang geldt een subsidiabel totaalaantal maximale uren van 320 uur per kind per kalenderjaar (of naar rato);

  • c.

    Ouders betalen een inkomensafhankelijke ouderbijdrage voor peuteropvang conform de VNG Adviestabel ouderbijdrage peuteropvang;

  • 2.

    Voor de activiteit zoals beschreven in artikel 5, tweede lid gelden de volgende subsidiecriteria:

  • a.

    De uitvoering van voorschoolse educatie (VE) op één of meer plaatsen in de gemeente Oldambt;

  • b.

    De grondslag voor het ontvangen van subsidie voor voorschoolse educatie is het aantal verwachte doelgroeppeuters vermenigvuldigd met het aantal uren voorschoolse educatie dat zij hebben afgenomen vermenigvuldigd met het (maximum) uurtarief. Vervolgens wordt de kinderopvangtoeslag of het bedrag van de gemeentelijke regeling op grond van artikel 5, eerste lid, en de eigen bijdrage van ouders in mindering gebracht;

  • c.

    Doelgroeppeuters kunnen in de leeftijdsperiode van 2,5 tot 4 jaar maximaal 960 uur gebruik maken van voorschoolse educatie. Waarbij ouders voor de eerste 480 uur een inkomensafhankelijke ouderbijdrage moeten betalen. De overige uren worden door de gemeente aan de kinderopvangorganisatie betaald: voor ten hoogste het maximum uurtarief dagopvang gesteld door de Belastingdienst;

  • d.

    Om tegemoet te komen aan de hogere kosten voor voorschoolse educatie wordt voor elke doelgroeppeuter boven op het normtarief de VVE-kostprijs gesubsidieerd voor het aantal uren voorschoolse educatie waar de peuter gebruik van maakt;

  • e.

    De inzet van een pedagogisch beleidsmedewerker in de voorschoolse educatie van 10 uur per doelgroeppeuter, per locatie, per jaar, die op 1 januari van het kalenderjaar van de subsidieverlening ingeschreven staat. Gebaseerd op de cao-kinderopvang, max. schaal 9 (Beleids- of stafmedewerker B).

  • 3.

    Voor de activiteit zoals beschreven in artikel 5, derde lid gelden de volgende subsidiecriteria:

  • a.

    De subsidie dient als tegemoetkoming in de kosten bij onrendabele (op basis van de gehanteerde kostprijs) peuteropvangvoorzieningen in de kleine kernen met als doel deze open te kunnen houden;

  • b.

    Er treedt geen oneerlijke concurrentie alsmede marktverstorende werking op met toekenning van de subsidie.

  • 4.

    Voor de activiteit zoals beschreven in artikel 5, vierde lid gelden de volgende subsidiecriteria:

  • a.

    Het VVE-Thuis programma is gericht op het bevorderen van de ontwikkeling van het kind, met het accent op het vergroten van de woordenschat;

  • b.

    Het VVE-Thuis programma is gericht op het bevorderen van een ondersteunend en stimulerend gezinsklimaat;

  • c.

    De subsidie wordt besteed aan de aanschaf van:

  • Themaboekjes voor alle deelnemende gezinnen;

  • Werkmaterialen voor nieuwe deelnemende gezinnen;

  • Materiaal ter ondersteuning van de themabijeenkomsten voor de locatie;

  • PR-materiaal, bedoeld voor ouders om hen te informeren over VVE-thuis.

  • d.

    In de subsidieaanvraag kan voor personeel van de peuteropvang en kinderdagverblijven een post worden opgenomen voor vervanging van personeel tijdens de VVE-thuis bijeenkomsten. Voor deelname aan deskundigheidsbevordering kunnen ook kosten worden begroot, voor maximaal één bijeenkomst per jaar.

Hoofdstuk 3 Kosten en wijze van verdeling

Artikel 10 Hoogte van de subsidie voor activiteiten artikel 5, eerste en tweede lid

  • 1.

    De gehanteerde maximale uurprijs is conform de maximale uurprijs dagopvang van de belastingdienst van dat kalenderjaar.

  • 2.

    De te verlenen en vast te stellen subsidie per uur is nooit hoger dan het bij de aanvraag voor het kalenderjaar opgegeven en voor overige ouders gehanteerde uurtarief.

  • 3.

    Het college stelt jaarlijks een VVE-kostprijs vast voor voorschoolse educatie aan doelgroeppeuters. In deze VVE-kostprijs is opgenomen: de hogere exploitatiekosten voor voorschoolse educatie en de aanvullende gemeentelijke eisen van de gemeente opgenomen in het kwaliteitskader van de gemeente Oldambt.

  • 4.

    Het college stelt jaarlijks de bijdrage voor de inzet van een pedagogische beleidsmedewerker in de VE vast.

  • 5.

    Het gehanteerde maximale uurtarief is conform de maximale uurprijs dagopvang van de belastingdienst van dat kalenderjaar. Als een kinderopvangorganisatie een uurtarief hanteert die lager is dan de maximale uurprijs dagopvang dan wordt niet meer vergoed dan de gevraagde uurprijs.

Artikel 11 Hoogte van de subsidie voor activiteiten artikel 5, derde lid

  • 1.

    De aanvrager stemt met de gemeente Oldambt af of de peuteropvanglocatie een aanbod heeft voor maximaal een halve groep (8 kindplaatsen) of 1 hele groep (16 kindplaatsen). De aanvrager vraagt per locatie een aanvullende subsidie aan.

  • 2.

    Voor een locatie met een halve groep kan maximaal aangevraagd worden: het verschil tussen de exploitatiekosten van de desbetreffende voorziening vanaf 6 geplaatste peuters (gemiddeld over het kalenderjaar van de subsidieaanvraag) en een sluitende begroting. Indien deze peuteropvangvoorziening structureel boven de 8 peuters komt, vindt nader overleg met de gemeente plaats. Dit overleg kan leiden tot aanpassing van de aanvullende subsidie.

  • 3.

    Voor een locatie met een hele groep kan maximaal aangevraagd worden: het verschil tussen de exploitatiekosten van de desbetreffende peuteropvangvoorziening vanaf 12 geplaatste peuters (gemiddeld over het kalenderjaar van de subsidieaanvraag) en een sluitende begroting.

  • 4.

    Op basis van de aanvragen stelt de gemeente een maximaal aanvullend subsidiebedrag vast voor de locaties met een halve groep en een maximaal aanvullend subsidiebedrag voor locaties met een hele groep.

Artikel 12 Hoogte van de subsidie voor activiteiten artikel 5, vierde lid

De aanbieder vraagt per locatie een subsidie aan.

Artikel 13 Subsidieplafond voor activiteiten artikel 5, derde lid

  • 1.

    Het college stelt jaarlijks het subsidieplafond vast. Het subsidiebedrag per opvanglocatie in een kleine kern wordt verleend op basis van een gespecificeerde subsidieaanvraag.

  • 2.

    Indien het subsidieplafond niet toereikend is, wordt een volgorde van meest naar minst onrendabel toegepast. Dit blijkt uit de aangeleverde begroting.

Artikel 14 Subsidieplafond voor activiteiten artikel 5, vierde lid

  • 1.

    Het college stelt jaarlijks het subsidieplafond vast. Het subsidiebedrag per locatie wordt verleend op basis van een gespecificeerde subsidieaanvraag.

  • 2.

    Indien het subsidieplafond niet toereikend is, wordt een volgorde gehanteerd op basis van het aantal (verwachte) doelgroeppeuters, waarbij een hoger aantal voorrang heeft op een lager aantal.

Hoofdstuk 4 Besluitvorming

Artikel 15 Subsidieverlening

  • 1.

    Het college besluit uiterlijk binnen 8 weken nadat de volledige aanvraag is ingediend.

  • 2.

    Subsidie wordt verstrekt per kalenderjaar.

Artikel 16 Weigeringsgronden

  • 1.

    De weigeringsgronden uit de Algemene subsidieverordening gemeente Oldambt zijn van toepassing.

  • 2.

    Onverminderd de weigeringsgronden uit het eerste lid kan het college weigeren subsidie te verlenen voor de instandhouding van peuteropvang in kleine kernen als:

  • a.

    De bezetting van een voorziening in een kleine kern gemiddeld minder dan 6 geplaatste peuters over het voorgaande kalenderjaar van de subsidieaanvraag is;

  • b.

    In het jaar van de subsidieaanvraag een andere LRK-geregistreerde kinderopvangaanbieder peuteropvang aanbiedt in de desbetreffende kleine kern;

  • c.

    Niet is voldaan aan de verplichtingen zoals genoemd in artikel 9 Subsidiecriteria per activiteit.

  • d.

    Er geen toelichting is verschaft over de oorzaken van het financieel tekort en de mogelijke maatregelen die zijn genomen om het tekort te beperken.

Artikel 17 Verantwoording en subsidievaststelling

  • 1.

    De vaststelling van de subsidie peuteropvang en voorschoolse educatie wordt gebaseerd op de daadwerkelijk gerealiseerd aantal uren per jaar en per type activiteit. Hiervoor levert de gemeente een format aan.

  • 2.

    Verantwoording vindt per kwartaal plaats en afrekening vindt aan het einde van het jaar plaats door middel van een daarvoor door de gemeenten aan te schaffen Monitor. De houder levert na afloop van elk kwartaal van het jaar waarvoor subsidie is verleend tenminste de volgende informatie aan via deze Monitor: BSN, NAW-gegevens, geboortedatum, kinderopvangtoeslag ja/nee, inkomen ouders bij niet-KOT, eerste kind ja/nee, VVE-indicatie ja/nee, startdatum peuteropvang, verwachte einddatum peuteropvang, aantal uren regulier aanbod, aantal uren aanvullend aanbod.

  • 3.

    De aanvrager dient de aanvraag tot vaststelling uiterlijk vóór 1 maart, na afloop van het kalenderjaar waarvoor subsidie is verleend, aan te leveren. In de jaarlijkse kwalitatieve verantwoording wordt ingegaan op de voortgang van de activiteiten en inspanningen die in het (pedagogisch educatief) plan van het betreffende jaar zijn beschreven conform het kwaliteitskader.

  • 4.

    Bij verantwoording van een subsidie dat wordt verleend voor een bedrag van € 50.000 of meer dient een accountantsverklaring te worden meegestuurd.

Hoofdstuk 5 Slotbepalingen

Artikel 18 Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen afwijken van hetgeen in deze subsidieregeling is bepaald, indien toepassing van dit artikel tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 19 Inwerkingtreding

  • 1.

    Deze regeling treedt in werking op de dag na die van publicatie.

  • 2.

    Deze regeling kan worden aangehaald als: Subsidieregeling Peutersubsidie en Voorschoolse educatie 2025.

Aldus vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Oldambt d.d. 28 mei 2024

De secretaris, De burgemeester,

Berlinda Aukema Cora-Yfke Sikkema

Bijlage: kwaliteitskader

 

Kwaliteitskader voor- en vroegschoolse educatie gemeente Oldambt

Mei 2024

Dit kwaliteitskader is de uitwerking van het beleidskader onderwijskansen en de subsidieregeling peuteropvang en voorschoolse educatie van de gemeente Oldambt.

Het doel is om de kwaliteitseisen zo concreet mogelijk te maken, en uit te nodigen tot de verdere ontwikkeling van de voor- en vroegschoolse educatie in de gemeente Oldambt.

Dit kwaliteitskader kan daarbij worden beschouwd als een groeimodel. Daarom is er een onderscheid gemaakt tussen eisen en ambities. In (de aanloop naar) 2025 wordt gewerkt aan het voldoen aan alle genoemde eisen, de ambities worden in samenspraak met betrokken organisaties/ in een werkgroep VVE vanaf 2025 opgepakt.

Dit kwaliteitskader gaat in per 1-1-2025 en eindigt per 1-1-2028, en wordt tenminste jaarlijks besproken en geëvalueerd in de werkgroep VVE.

De volgende onderdelen komen aan de orde:

A. Doelgroep, bereik en toeleiding

B. Kwaliteitseisen aanbieders

C. Evaluatie en besluitvorming

Wettelijke en bovenwettelijke eisen

De wettelijke eisen zijn van kracht voor alle instellingen. Ze zijn vastgelegd in:

  • De Wet IKK - Innovatie en Kwaliteit Kinderopvang

  • De Wet OKE - Ontwikkelingskansen door Kwaliteit en Educatie

  • En het Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie

De wettelijke kwaliteitseisen zijn op landelijk niveau uitgewerkt in de inspectie- en waarderingskaders van de Wet Kinderopvang. In dit kwaliteitskader VVE wordt aan het eind aangegeven waar de basis, benoemd in de wettelijke kaders, te vinden is.

A. Doelgroep, bereik en toeleiding

Doelgroep

Kinderen komen in de gemeente Oldambt in aanmerking voor VVE als ze voldoen aan het risicoprofiel dat de GGD in overleg met de gemeente hanteert of in het basisonderwijs een leerlinggewicht van 1.2 krijgen. Het risicoprofiel van de GGD bevat medische, sociale, maatschappelijke en taalkundige elementen Het gaat daarnaast om de volgende elementen uit de landelijke definitie:

  • Het opleidingsniveau van de ouders

  • Land van herkomst van het kind en/ of de ouders

  • Thuistaal

  • Kinderen van inburgeraars

  • Kinderen van expats

  • Kinderen in een AZC

  • De financiële situatie van de ouders

  • Door de GGD wordt gemonitord op taalomgeving, taalinstrument en leergewicht.

 

Bereik

Uit cijfers van het CBS blijkt dat in Oldambt jaarlijks 95 peuters een verhoogd risico hebben op een onderwijsachterstand, en dus in aanmerking komen voor VVE. In de praktijk gaat het in Oldambt om een hoger aantal, omdat we werken met een ruimere doelgroep definitie.

We houden alle peuters die een VVE-indicatie ontvangen in beeld, ook van wie de ouders ervoor kiezen niet aan het VVE-programma deel te nemen.

De kinderopvangorganisaties en de GGD zijn de verantwoordelijke uitvoerders. Zij zetten zich actief in voor het bereiken van de doelstelling.

Toeleiding

De indicatie wordt gesteld door een jeugdarts of jeugdverpleegkundige van de GGD, die daarvoor een screeningsinstrument inzet. Ook kunnen pedagogisch medewerkers ouders doorverwijzen naar de jeugdverpleegkundige of zelf na toestemming van de ouders contact leggen, als ze vermoeden dat er sprake is van een peuter die in aanmerking komt voor een VVE indicatie.

Registratie, monitoring en rapportage

De jeugdverpleegkundige registreert de VVE-indicaties in het kindsysteem. Hierin wordt bijgehouden hoeveel kinderen in aanmerking komen, zijn verwezen en hoeveel kinderen deelnemen aan VVE. De GGD registreert ook in het systeem dat een kind geen voorschoolse voorziening bezoekt. Monitoring van doelgroeppeuters vindt plaats via de Peutermonitor.

Locaties in kleine dorpen

Doelgroepkinderen wonen verspreid door de gehele gemeente, ook in de kleine dorpen. Er zijn diverse redenen om een kleine kinderopvanglocatie in een dorp te behouden. Het is aantrekkelijk om kinderen in het eigen dorp naar opvang en onderwijs te laten gaan. Het is dichtbij en kan de leefbaarheid en saamhorigheid in een dorp verhogen. Ouders hebben graag een opvang/onderwijsvoorziening dicht bij huis.

Het knelpunt voor kinderopvang in kleine dorpen is de schaalgrootte. Daardoor is peuteropvang/VVE soms slechts twee dagdelen open. Er is te weinig vraag en het aantal doelgroepkinderen is te laag om vier dagdelen open te kunnen zijn.

Omdat de subsidieregeling gericht is op geld volgt kind zijn er geen middelen voor extra openingsuren.

Als er geen VVE geboden wordt op een kleine locatie hebben ouders de keuze tussen twee dagdelen peuteropvang of vier dagdelen op een grotere locatie in een ander dorp. Bij dit laatste kan de afstand, eigen vervoer en reiskosten een bijkomend probleem vormen voor de ouders.

Maatwerkoplossingen

Oplossingen zullen vooral maatwerk moeten zijn, waarbij goed gekeken moet worden naar de behoeften in de omgeving van de kinderopvanglocatie en naar de mogelijkheden ter plaatse. De voorkeur gaat uit naar kinderopvang die samenwerkt met een school, al dan niet in een kindcentrum. School en kinderopvang kunnen samen bv. kijken naar mogelijkheden voor het combineren van peuter- en kleutergroepen.

Enkele oplossingsrichtingen:

  • Als er in een dorp een school is van meer dan 60 leerlingen (en een positieve prognose voor het leerlingaantal) kan in overleg met de gemeente gekeken worden welke opties er zijn om de peuteropvang/kinderopvang in stand te houden.

  • Een gecombineerde peuter-kleutergroep kan ook kansen bieden om zowel de vier dagdelen VVE te kunnen bieden als extra ondersteuning voor de kleuters.

  • Als er in een dorp geen school is, maar wel meer dan één kinderopvang locatie, kunnen deze locaties samenwerken om vier dagdelen VVE te kunnen bieden voor doelgroepkinderen.

 

B. Kwaliteitseise n aanbieders VVE

Aanbieders

De gemeente subsidieert peuteropvang en voorschoolse educatie op kinderopvang locaties in de gemeente. Opvang bij gastouders komt hiervoor niet in aanmerking.

Aantal uren peuteropvang en VVE

Peuters kunnen vanaf 2 jaar naar de peuteropvang. Ze kunnen daar 8 uur per week heen, met als doel spelen, ontwikkelen en ontmoeten. Kinderen met een VVE-indicatie kunnen daarnaast, vanaf 2,5 jaar, 8 uur (totaal: 16 uur per week verdeeld over bij voorkeur4 dagdelen) naar de peuteropvang met voorschoolse educatie voor extra ontwikkelingsstimulering.

Het aanbod voorschoolse educatie (VVE) is minimaal 960 uur in de leeftijdsperiode 2,5–4 jaar (nb: VVE-uren vóór de leeftijd van 2,5 jaar tellen voor deze 960-uursnorm niet mee).

Voor de 8 uur peuteropvang (1e en 2e dagdeel) betalen ouders een inkomensafhankelijke ouderbijdrage. De 8 uur VVE (3e en 4e dagdeel) wordt vergoed door de gemeente, ouders hoeven hier niets voor te betalen.

Groepssamenstelling

Op voorschoolse locaties met een VVE-aanbod wordt bij voorkeur gewerkt met peuters in horizontale groepen van 2 tot 4 jaar, omdat er op die manier gemakkelijker gewerkt kan worden aan de ontwikkeling die past bij de leeftijd van de peuters.

Bij kleine aantallen kan er gewerkt worden in gemengde peuter-kleuter groepen, in een 0-4 jarigen groep of in combinatie met BSO.

Hierbij zitten de peuters minimaal 2 dagdelen in dezelfde groep.

Werken met een (VVE)methode

De voorschoolse organisaties werken gericht aan de brede vorming van kinderen en specifiek aan de leerdoelen Jonge Kind voor de ontwikkelingsgebieden taal, rekenen, sociaalemotionele ontwikkeling en motoriek. Het VVE-programma waarmee wordt gewerkt is door het NJI erkend en gericht op het gestructureerd en samenhangend stimuleren van de ontwikkeling.

Indien de voorschoolse voorziening intensief samenwerkt met een vroegschool, stemmen zij samen af welke methode(s) wordt(/en) ingezet.

VVE thuis

VVE thuis is aanvullend op het VVE-programma voor 2-6 jarigen, en bedoeld voor ouders die steun nodig hebben bij het doen van stimulerende taalactiviteiten met hun kind en bij de kwaliteit van de taalinteractie met hun kind.

Kwaliteitseisen:

  • Per VVE-thema een ouderbijeenkomst

  • Minimaal 8 thema’s (themaboekjes) per jaar die aan de ouders worden aangeboden

  • VVE thuis kan alleen worden aangeboden in combinatie met een door het NJI erkend VVE-programma, gericht op de doelgroep van ouders die steun nodig hebben, hiervoor is een ouderanalyse uitgevoerd

  •  

Scholing en professionalisering

De vaardigheden van pedagogisch medewerkers en van leerkrachten zijn van groot belang voor de kwaliteit van de uitvoering van VVE. De professionals in de VVE werken continu aan verdere verbetering van hun kwaliteiten en vaardigheden, bijvoorbeeld door intervisie, leergemeenschappen, coaching, video interactie begeleiding (VIB) en training.

Wettelijk zijn alle organisaties met een VVE-aanbod verplicht een jaarlijks scholingsplan voor hun medewerkers te maken, waarin VVE scholing/training is opgenomen.

Ambities:

  • Medewerkers van voorschoolse voorzieningen en basisscholen doen aan kennisuitwisseling via bij elkaar in de groep kijken, en volgen gezamenlijk scholing.

 

Inzet hbo’er VVE (coach/ pedagogisch beleidsmedewerker)

Voor een hoge kwaliteit op voorschoolse voorzieningen zijn bepaalde vaardigheden van de pedagogisch medewerkers nodig. Om de pedagogisch medewerkers hierbij te ondersteunen is de inzet van een hbo’er van grote toegevoegde waarde. Voorschoolse VVE-aanbieders ontvangen hiervoor middelen in het WKO tarief (wet IKK) en aanvullend subsidie van de gemeente. Deze hbo’er VVE coacht de pedagogisch medewerkers en helpt hen de kwaliteit van de uitvoering van VVE te verbeteren, en/of voert kwaliteit verhogende beleidsmaatregelen uit..

Het volgen van de ontwikkeling van het kind

Goede observaties en registraties van gedrag en ontwikkeling van een kind vormen de basis om de talenten en behoeften van kinderen vast te stellen.

Kwaliteitseisen

  • Op voor-en vroegschoolse locaties wordt de ontwikkeling van alle kinderen gevolgd door middel van een genormeerd en bij voorkeur digitaal kindvolgsysteem.

  • Elke voorschoolse voorziening en elke vroegschool heeft duidelijk beschreven op welke wijze en met welke middelen de ontwikkeling van kinderen wordt geobserveerd en geregistreerd.

  • De ontwikkeling van de kinderen wordt vanaf de start in de peuteropvang/VVE systematisch gevolgd.

  •  

Ouderbetrokkenheid

Kwaliteitseisen:

  • Locatiegericht beleidsplan met ouderparticipatie als onderdeel, dat past bij het VVE-programma (dit betekent dat er voor de VVE-doelgroep geen specifiek ouderbeleidsplan hoeft te worden opgesteld)

  • Jaarlijkse (algemene) ouderanalyse per locatie op basis waarvan het ouderbeleidsplan wordt aangepast. Onder ouderanalyse wordt verstaan het in beeld brengen van de ouderpopulatie aan de hand van een aantal criteria. Voorbeelden hiervan zijn: percentage doelgroepkinderen, gezinssamenstelling, culturele achtergrond en percentage werkende en niet werkende ouders

 

Ambities:

  • Huisbezoek

  • Vertaling van ambities in heldere doelen en concrete resultaten, evaluatie en borging in het ouderbeleidsplan of activiteitenplan ouderbetrokkenheid

  • VVE thuis wordt op alle VVE locaties aangeboden

 

Doorgaande lijn

Kwaliteitseisen:

  • Om een doorgaande lijn binnen voor- en vroegschoolse locaties te realiseren, werkt elke voorschoolse locatie samen met één of meer basisscholen. Er is afstemming op verschillende onderdelen van de doorgaande lijn, in ieder geval het pedagogisch klimaat, het educatief handelen, de zorgstructuur en ouderbetrokkenheid. Daarnaast zijn de afspraken over de overgang van voor- naar vroegschool vastgelegd.

  • Overdracht van informatie over het VVE-programma, duur van deelname van de peuter aan het programma en de ontwikkeling van de peuter

  • Gebruik van het gemeentelijk overdrachtsformat voor alle peuters

  • Inspanningsverplichting voor warme (=persoonlijke) overdracht van minimaal alle peuters over wie zorg is, in aanwezigheid van de IB’er van de school waarvoor ouders hebben gekozen, ouders en pedagogisch medewerker

  • Ouders geven toestemming voor overdracht bij plaatsing

 

Ambities:

  • De IB’er is daar waar de schoolkeuze al duidelijk is betrokken in de voorschoolse periode bij de VVE-peuters

  •  

Samenwerking binnen het sociaal domein/ zorgstructuur

Kwaliteitseisen:

  • Per locatie is er samenwerking met het sociaal team, en zijn er duidelijke afspraken wie aanspreekpersoon is voor zorgtaken/ specifieke zorgsituaties

  • Er wordt gewerkt met een gemeentelijke zorgroute

  • Er wordt door alle betrokken partijen gewerkt met de Meldcode kindermishandeling

  • Er wordt samengewerkt met de bibliotheek in de (integrale) aanpak van laaggeletterdheid en taalstimulering

  • Er is sprake van een overlegstructuur op beleids- en uitvoerend niveau door een werkgroep VVE en een zorgoverleg, waarvan de gemeente initiator is/ de coördinatie belegt bij een onderwijspartner

 

Monitoring

Kwaliteitseisen:

  • De resultaten van de kinderen met een VVE-indicatie worden geregistreerd en gerapporteerd aan de gemeente via een jaarlijkse vragenlijst die door de gemeente wordt uitgezet

  • De gemeente vervult een coördinerende rol en brengt jaarlijks in beeld hoeveel peuters er in totaal naar de peuteropvang gaan, het aantal doelgroeppeuters en het aandeel hiervan dat daadwerkelijk een VVE-programma volgt, en welke resultaten dit heeft opgeleverd. Dit wordt vervolgens besproken en geëvalueerd in het LEA, en leidt tot evt. aanpassing/ bijstelling van de gemaakte (resultaat)afspraken

 

C Evaluatie en besluitvorming

Kwaliteitseisen:

  • Zowel de JGZ als de aanbieders VVE stellen kwalitatieve en kwantitatieve informatie voor de evaluatie van VVE ter beschikking

  • Ieder jaar bij de financiële verantwoording, wordt een korte inhoudelijke verantwoording ingediend, de gemeente stelt hiervoor een format op

  • Zowel de JGZ als de aanbieders VVE nemen actief deel aan de werkgroep VVE

  • Er is tweemaal per jaar een bestuurlijk LEA overleg, waar evaluatie en besluitvorming plaatsvindt. Resultaten VVE worden tenminste 1x per jaar hier besproken/ voorgelegd, op basis waarvan verbeterafspraken worden vastgesteld. Beleidsvoorbereiding gebeurt zowel in het beleidsvormend LEA overleg (op hoofdlijnen) als in de VVE-werkgroep (op details).

 

Landelijke wet- en regelgeving

Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie (OCW, januari 2022)

Art 2a Inzet pedagogisch beleidsmedewerker (verhoging kwaliteit VVE door beleid en/of coaching), 10 uur per kind per jaar

Art 4 Kwaliteit beroepskrachten VE 3F spreken en lezen per 1-8-2017, bewijs van ve-scholing, aanscherping eisen voor module VVE per 1 aug ‘18

Art 4 Opleidingsplan aanscherping per 2018

Art 4a Pedagogisch beleidsplan per 1 juli ‘18

4a.1a Vormgeven educatief aanbod

4a.1b Ontwikkelingsstimulering

4a.1c Monitoren ontwikkeling

4a.1d Betrekken ouders bij ontwikkelingsstimulering

4a.1f Vormgeven doorlopende leer- en ontwikkellijn van voorschool naar basisonderwijs

Art 5 Gebruik voorschools educatieprogramma

Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen (juli 2004, laatst gewijzigd op 1-2-2024)

AMvB Kwaliteit passende beroepskwalificatie

Paragraaf 3 Oudercommissie

Ontwerpbesluit IKK (december 2016), invoeringsdatum 1-1-2018

Art 3, 19b Pedagogisch beleid

Art 3.2b, 19b.2b Doorlopende ontwikkellijn met basisonderwijs

Art 3.2c en 19b.2c Periodieke bespreking kindontwikkeling met ouders

Art 5 en 19d Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling

Art 8, 19g Inzet pedagogisch beleidsmedewerkers/ coaching

Waarderingskader voorschoolse educatie (Inspectie van het Onderwijs, oktober 2016)

OP1 Aanbod

OP2 Zicht op ontwikkeling

OP3 Pedagogisch educatief handelen

OP4 (Extra) ondersteuning

RV 1 Ontwikkelingsresultaten

OP6 Samenwerking

KA1 Kwaliteitszorg

KA2 Kwaliteitscultuur

KA3 Verantwoording en dialoog

Waarderingskader primair onderwijs (IvhO, oktober 2016)

OP6 Samenwerking

 

Naar boven