Gemeenteblad van Koggenland
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Koggenland | Gemeenteblad 2024, 333915 | beleidsregel |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Koggenland | Gemeenteblad 2024, 333915 | beleidsregel |
Maatwerkregels BOPA Koggenland
Op 21 februari 2012 is de notitie afwijkingenbeleid kruimelgevallen (artikel 4 bijlage II van het Besluit omgevingsrecht) door het college van burgemeester en wethouders vastgesteld.
Per 1 november 2014 is bijlage II van het Besluit omgevingsrecht (Bor) gewijzigd.
Het nieuwe artikel 4 van bijlage II van het Bor geeft verruimde mogelijkheden om via een eenvoudige procedure permanent of tijdelijk in afwijking van het bestemmingsplan een omgevingsvergunning te verlenen.
De notitie van 21 februari 2012 is in deze nota geïntegreerd, maar is op een aantal punten geactualiseerd/ aangevuld.
Bij besluit van 15 mei 2018 heeft het college besloten:
Per 1 januari 2024 treedt de Omgevingswet in werking. De grondslag voor het verlenen van een omgevingsvergunning voor een omgevingsplanactiviteit, welke niet vergund kan worden met toepassing van de regels van het (tijdelijke) omgevingsplan, ligt dan in artikel 5.21 lid 2 onder b Omgevingswet (hierna: Ow), waarbij toepassing gegeven wordt aan artikel 8.0a, tweede lid Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl). Met onderstaande maatwerkregels willen wij een zorgvuldige afweging kunnen maken wanneer wij gaan bepalen of er bij een gevraagde omgevingsplanactiviteit (hierna: activiteit) sprake is van een evenwichtige toedeling van functies aan locaties.
Eerst beoordelen we of een gevraagde activiteit geheel of gedeeltelijk vergunningsvrij is. Zo niet, past de activiteit dan binnen de regels van het omgevingsplan of de bij het omgevingsplan gegeven flexibiliteitsbepalingen voor het vergunnen van de activiteit?
Indien geen van deze mogelijkheden zich voordoet dan moet worden onderzocht of toepassing gegeven kan worden aan artikel 5.21 Omgevingswet juncto artikel 8.0a, tweede lid van het Bkl.
Als geen specifieke maatwerkregel geldt, wordt per geval een afweging gemaakt als daar aanleiding toe is. Dergelijke gevallen worden altijd aan het college van Burgemeester en wethouders voorgelegd.
Toetsing aan de maatwerkregels in deze beleidsnota vindt eerst plaats nadat:
Een aanvraag is getoetst aan de instructieregels voor omgevingsplannen van de Rijksoverheid als bepaald in Hoofdstuk 5 van het Bkl en of hiervoor een ontheffing benodigd is en verkregen kan worden op grond van artikel 5.3 Bkl. Is een dergelijke ontheffing nodig, maar wordt deze door onze Minister niet verleend, dan moet de aanvraag worden geweigerd.
Als de aanvraag voldoet aan de instructieregels onder 1 en 2, of er is een ontheffing verkregen, beoordeelt de ambtelijk dossierhouder of een aanvraag past of kan passen binnen de maatwerkregels van deze beleidsnota. Past de aanvraag binnen deze beleidskaders, dan vindt de integrale ambtelijke beoordeling plaats conform interne werkwijze voor het behandelen van conceptverzoeken en omgevingsvergunningen.
2. Algemene afwegingscriteria maatwerkregels
Milieuaspecten moeten bij de beslissing over het al dan niet verlenen van een afwijking worden betrokken. Dit om te voorkomen dat er door de afwijking strijdigheid met wet- en regelgeving t.a.v. milieu ontstaat of dat uit milieu-oogpunt onaanvaardbare situaties ontstaan. De gevraagde activiteit mag de bestaande rechten en ontwikkelingsmogelijkheden van de omliggende (agrarische) bedrijven niet inperken.
Elke activiteit dient voldoende te voorzien in de behoefte aan parkeergelegenheid voor auto en fiets (zowel voor personeel als voor bezoekers) en in gelegenheid voor laden en lossen, tenzij voldoende openbare plaatsen in de directe omgeving aanwezig zijn volgens een beoordeling van het bevoegd gezag. Hiervoor wordt aansluiting gezocht bij het gemeentelijk parkeerbeleid zoals dat is vervat in het Omgevingsplan van rechtswege ‘Parkeren’ met IMRO code: NL.IMRO.1598.BPParkeren-va01. De vindplaats van voorgenoemd omgevingsplan is via het Omgevingsloket, onderdeel ‘regels op de kaart’. Daar waar voorgenoemd omgevingsplan niet geldt, zijn de parkeernormen gemeente Koggenland 2018 van toepassing. Deze zijn via de website van de gemeente Koggenland te vinden via: https://www.koggenland.nl/ flysystem/media/nota parkeernormen gemeente koggenland 2018.pdf
Uit artikel 5.32 Ow volgt dat een aanvraag omgevingsvergunning geweigerd kan worden als er naar het oordeel van het bevoegd gezag sprake is van bijzondere omstandigheden waardoor het verlenen van de vergunning zou leiden tot ernstige nadelige of mogelijk nadelige gevolgen voor de gezondheid. Een dergelijke omstandigheid laten we beoordelen door de GGD Hollands Noorden. Aan het advies van de GGD wordt een zwaar gewicht toegekend.
3. Specifieke afwegingscriteria van de beleidsregels.
Als voldaan wordt aan de algemene afwegingscriteria gelden per geval specifieke aangegeven afwegingscriteria.
3.1 Bijgebouwen grote percelen
mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
Er is sprake van een woonbestemming;
de oppervlakte van het hoofdgebouw en de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken, inclusief de bijbehorende bouwwerken die op grond van het geldende bestemmingsplan zijn toegestaan, bedraagt samen niet meer dan 50 % van de oppervlakte van het bouwperceel met een maximum overeenkomstig onderstaande tabel onder c.
De bouw van bijbehorende bouwwerken in voortuinen is in Koggenland (met uitzondering van enkele percelen met een speciale aanduiding op de plankaart) niet toegestaan.
Er zijn echter enkele delen van woonwijken waar de achtertuin zo klein is dat er niet kan worden gebouwd en waar de voortuin eigenlijk kan worden beschouwd als achtertuin.
In die gevallen kan met een omgevingsvergunning meegewerkt kan worden aan het bouwen in de voortuin, mits plat afgedekt en de bouwhoogte niet hoger dan 3,00 meter. Voor het overige zijn de regels voor de activiteit bouwen van bijbehorende bouwwerken vanuit het geldende omgevingsplan (van rechtswege) van toepassing.
Het Veer 113 t/m 117 (oneven) en 127 t/m 133 (oneven) te Avenhorn;
Middeloo 2 t/m 48 (even) te Obdam;
Bijgebouwen mogen ook in zijtuinen worden gerealiseerd, onder de voorwaarde dat aanbouwen en bijgebouwen tenminste 0,5 meter achter (de verlengden van) de voorgevel van de woning dienen te worden gebouwd en zij dienen ondergeschikt te zijn aan het hoofdgebouw. Voor het overige moet voldaan worden aan de regels voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken vanuit het geldende omgevingsplan (van rechtswege).
Bij generatiewonen is sprake van het samenwonen van één of meer generaties op één adres in één bestaande woning en/of in één voor bewoning te gebruiken bijbehorend bouwwerk op hetzelfde perceel.
Onder deze generaties wordt verstaan: (over)grootouders, (schoon)ouders, (stief)kinderen, kleinkinderen en broers/zwagers en (schoon)zussen.
Onder woning wordt tevens verstaan: een bedrijfswoning of een bestaand woonschip.
Ten aanzien van het generatiewonen geldt dat één bestaande woning en/of één voor bewoning te gebruiken daarbij behorend bouwwerk mag worden gebruikt ten behoeve van het samenwonen van generaties, mits:
Bij generatiewonen wordt in planologische zin geen extra woning, c.q. hoofdgebouw toegevoegd. In planologische zin blijft er sprake van één woonperceel met één hoofdgebouw en de daar bijbehorende bouwmogelijkheden (dus geen extra bijbehorende bouwwerken, en dergelijke mogelijk). De generatiewoning is daarmee planologisch onlosmakelijk verbonden met het bestaande hoofdgebouw, zijnde een woning, zij het als onderdeel van het hoofdgebouw of als bijgebouw bij die woning.
We kennen aan een gebouw dat gebruikt wordt voor bewoning een huisnummer toe. Hiermee ontstaat geen onduidelijkheid over de mogelijkheid van het aanvragen van bijvoorbeeld extra vuilniscontainers. Ook is er hiermee helderheid omtrent gemeentelijke heffingen. Aanvragers/initiatiefnemers zijn zelf verantwoordelijk voor het onderzoek naar individuele gevolgen (toeslagen/WMO voorzieningen).
Voor de definitie van het begrip ‘wonen’ sluiten wij aan bij de begripsbepaling ‘wonen’ onder artikel 1.119 van het omgevingsplan van rechtswege ‘Landelijk Gebied’ (NL.IMRO.1598.BPLGKoggenland-va01). Bewoners dienen ter plaatse van de generatiewoning het hoofdverblijf te hebben.
De voorwaarde onder punt d ziet toe op de ruimtelijke uitstraling van een bestaande woning. De ruimtelijke uitstraling moet gericht blijven op het wonen in één woning. Er mag geen extra in/uitrit worden gerealiseerd ter ontsluiting van het perceel.
Ten aanzien van punt h is er sprake van een geluids- en geurgevoelig object. Nu bij de afwegingen over de haalbaarheid van het gevraagde afwijkend gebruik ook een afweging t.a.v. de betreffende omgevingswaarden moet worden gemaakt, is een integrale beoordeling noodzakelijk. Aanvrager moet dus aantonen te voldoen aan de betreffende omgevingswaarden.
Als een bijbehorend bouwwerk wordt benut voor het generatiewonen, dan moet in elk geval zijn voldaan aan de vereisten van het geldend Bbl die gelden voor een nieuwe woning. Hierover informeren we de aanvrager actief.
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Koggenland kan alleen een omgevingsvergunning voor woningsplitsen verlenen wanneer dit niet leidt tot een ongewenste inbreuk op de leefbaarheid in de omgeving van de woning van de woning waar woningsplitsen plaatsvindt. Dat betekent dat:
Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen voor het plaatsen van een antenne-installatie, mits niet hoger dan 4O meter. Voor het plaatsen van een antenne-installatie in afwijking van het bestemmingsplan gelden daarbij de volgende beleidsregels:
Voor de afwijkingsmogelijkheden voor antennes wordt aangesloten bij de op landelijk niveau afgesproken richtlijnen in het convenant in het kader van het nationaal antennebeleid en de uitgangspunten van dit beleid. In dit convenant, dat in 2010 is herzien, zijn onder meer afspraken gemaakt over:
het hanteren van het site-sharing beginsel; de mogelijkheden van medegebruik van zendmasten van andere providers (site-sharing) moeten zijn uitgeput, tenzij dit uit een voldoende onderbouwde motivering technisch niet mogelijk blijkt of in redelijkheid niet verlangd kan worden, voordat medewerking aan het realiseren van een zendmastinstallatie op de nieuwe locatie wordt overwogen;
Aan al het bovenstaande moet worden voldaan, aangetoond middels een plaatsingsplan.
Gronden voor de aanleg van een paardrijbak (hieronder ook begrepen uitrijbakken en paddocks) uitsluitend voor hobbymatig gebruik;
mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
Onder voorwaarden kan afgeweken worden van het bepaalde onder artikel 3.15 onder a sub 4 en artikel 3.15 onder b sub 6 van deze maatwerkregels voor een kleinere afstand dan 50 meter, tot minimaal 30 meter, mits is aangetoond dat voor de aspecten ‘stof’, ‘licht’ en ‘participatie’ aan de volgende overwegingen is voldaan:
Een paardenbak kan bij droog weer stofoverlast geven. Deze overlast kan beperkt worden door de bodem bij droogte te besproeien dan wel door middel van een eb- en vloedsysteem, zodat stofontwikkeling wordt voorkomen. Ook kan gekozen worden voor een bodem die minder stof geeft, bijvoorbeeld het toevoegen van houtsnippers of tapijtsnippers. Daarnaast kan de locatie van de paardenbak zodanig gekozen worden, dat alleen al daardoor geen onaanvaardbare overlast optreedt.
Om lichtoverlast te beperken is het beter meerdere lichtpunten met minder intensiteit (Lux) te plaatsen, dan 1 groot lichtpunt (bouwlamp) bij een paardenbak. De armaturen dienen horizontaal geplaatst te worden met asymmetrische optieken/lenzen. Zo is het beter direct nabij de paardenbak lampen te plaatsen dan deze verderaf aan een bestaand bouwwerk te bevestigen. Daarnaast beperkt een verplichte donkerperiode de overlast. Ook hier geldt dat een goed doordachte positionering van de paardenbak kan bijdragen in het minimaliseren van overlast. Ook de positie van de lichtpunten kan daaraan bijdragen. In het kader van faunabescherming is slechts verlichting met een minimale blauw component en UV toegestaan: geeloranje, oranje of amber.
Er moet worden aangetoond hoe participatie heeft plaatsgevonden en wat de uitkomsten zijn.
Indien aan een aanvraag vergunning wordt verleend ex artikel 5.21 Ow met toepassing van artikel 8.0, tweede lid Bkl wordt door het college een afweging gemaakt of het sluiten van een anterieure overeenkomst, inclusief het verhalen van kosten die de gemeente eventueel moet maken voor het uitkeren van nadeelcompensatie, voorwaarde is om tot daadwerkelijke positieve beslissing over te gaan.
Voor wat de toepassing van deze regeling is het college van burgemeester en wethouders bevoegd hiervan af te wijken, indien deze voor een of meer belanghebbende gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregels te dienen doelen.
In het algemeen kan een beroep op de hardheidsclausule worden gedaan indien:
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2024-333915.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.