Gemeenschappelijke regeling Shared Service Center DeSom

De colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten Drechterland, Enkhuizen, Koggenland, Medemblik, Opmeer en Stede Broec

 

besluiten met ingang van 1 juli 2024 de gemeenschappelijke regeling Shared Service Center De Som te wijzigen waardoor de tekst komt te luiden als volgt:

 

Gemeenschappelijke regeling Shared Service Center DeSom

 

HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1 Begripsbepalingen

  • 1.

    In deze regeling en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

    • a.

      adviescommissie: een commissie als bedoeld in artikel 84 van de Gemeentewet;

    • b.

      algemeen bestuur: het algemeen bestuur van het Shared Service Center DeSom (hierna te noemen SSC);

    • c.

      ambtenaar: hij die door of vanwege het openbaar lichaam van het SSC is aangesteld om in openbare dienst werkzaam te zijn, hieronder wordt mede verstaan hij met wie een arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht is aangegaan;

    • d.

      begroting: een overzicht van de inkomsten en uitgaven van een boekjaar van het SSC;

    • e.

      bestuur: het algemeen bestuur, dagelijks bestuur of voorzitter.

    • f.

      burgemeesters: de burgemeesters van de gemeenten;

    • g.

      colleges: burgemeester en wethouders van de gemeenten;

    • h.

      dagelijks bestuur: het dagelijks bestuur van het SSC;

    • i.

      gedeputeerde staten: het college van gedeputeerde staten van de provincie Noord-Holland;

    • j.

      derde: een andere partij dan de gemeenten;

    • k.

      DeSom-organisatie: het SSC opgericht bij deze regeling;

    • l.

      Dienstverleningsovereenkomst; de overeenkomst die een deelnemende gemeente met het openbaar lichaam is aangegaan waarin de af te nemen diensten zijn omschreven.

    • m.

      directie: de directie van het SSC als bedoeld in artikel 30;

    • n.

      gemeente: een van de deelnemende gemeenten Drechterland, Enkhuizen, Stede Broec, Opmeer, Medemblik of Koggenland waaronder zowel de rechtspersoon als de daartoe behorende bestuursorganen kunnen zijn begrepen;

    • o.

      gemeenten: de deelnemende gemeenten Drechterland, Enkhuizen, Stede Broec, Opmeer, Medemblik en Koggenland waaronder zowel de rechtspersonen en/of de daartoe behorende bestuursorganen kunnen zijn begrepen;

    • p.

      ICT: informatie en communicatietechnologie;

    • q.

      raden: de gemeenteraden van de gemeenten;

    • r.

      SSC: het Shared Service Center DeSom;

    • s.

      verdeelsleutel: de maatstaf die aanduidt op welke wijze het SSC gefinancierd wordt;

    • t.

      voorzitter: degene die de vergaderingen van het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur leidt;

    • u.

      wet: Wet gemeenschappelijke regelingen.

  • 2.

    Waar in deze regeling artikelen van de Gemeentewet of van andere wet- en regelgeving van overeenkomstige toepassing worden verklaard, treden het openbaar lichaam, het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur en de voorzitter in de plaats van respectievelijk de gemeente, de raad, het college of de burgemeester.

Artikel 2 Openbaar lichaam

  • 1.

    Er is een openbaar lichaam als bedoeld in artikel 8 eerste lid van de wet, genaamd Shared Service Center DeSom (hierna verder te noemen SSC).

  • 2.

    Het openbaar lichaam is formeel gevestigd te Wognum.

HOOFDSTUK 2 BELANG, TAKEN EN BEVOEGDHEDEN

Artikel 3 Belang

Het belang van deze regeling is het bewerkstelligen van een kwalitatief hoogwaardige en een doelmatige uitvoering door het SSC van de door de gemeenten opgedragen uitvoerende taken en de ondersteuning in brede zin op het terrein van de ICT en het creëren van de voorwaarden voor een efficiënte bedrijfsvoering en een efficiënte en klantgerichte dienstverlening.

Artikel 4 Taken

  • 1.

    Het SSC kan de volgende basistaken uitvoeren voor de deelnemende gemeenten, zoals onder andere:

    • a.

      beheer en helpdeskfunctie;

    • b.

      inkoop van middelen voor ICT;

    • c.

      informatiebeveiliging;

    • d.

      architectuur;

    • e.

      ondersteuning van informatiemanagement;

    • f.

      ICT-projectmanagement; en

    • g.

      inkoop van ICT-opleidingen.

  • 2.

    De basistaken worden vastgelegd in een dienstverleningshandvest en worden jaarlijks door het dagelijks bestuur in een bij de begroting behorend jaarwerkplan nader uitgewerkt en vastgesteld.

  • 3.

    Naast het uitvoeren van de basistaken kan het SSC ook aanvullende dienstverlening voor één of meer van de deelnemende gemeenten verzorgen. Voor deze aanvullende dienstverlening wordt apart betaald. Ook deze aanvullende dienstverlening wordt jaarlijks, voor zover voorzienbaar, door het dagelijks bestuur in een bij de begroting behorend jaarwerkplan vastgelegd. Tevens zal daarbij door het dagelijks bestuur de kostprijs voor de aanvullende dienstverlening worden vastgesteld in een bedrag per uur.

    Het SSC sluit hiertoe een dienstverleningsovereenkomst met de betreffende gemeente of gemeenten waarin tevens de gevolgen worden geregeld voor de beëindiging van de dienstverlening.

  • 4.

    Naast de in de het eerste, tweede en derde lid genoemde taakuitoefening voor de deelnemende gemeenten kan het SSC basistaken of aanvullende dienstverlening verrichten voor andere organisaties die zijn ingesteld ter uitvoering van aan de deelnemende gemeenten opgedragen wettelijke taken. Voor deze dienstverlening wordt apart betaald en deze wordt in het jaarwerkplan vastgelegd. Uitvoering voor derden is slechts toegestaan na instemming van het algemeen bestuur.

  • 5.

    Het SSC verricht de taken zo effectief en efficiënt mogelijk.

Artikel 5 Uitsluitend recht en ondersteunende diensten

  • 1.

    De deelnemende gemeenten verlenen aan het SSC een uitsluitend recht als bedoeld in artikel 2.24 van de Aanbestedingswet voor de inkoop van diensten ten behoeve van de in artikel 4 genoemde taken.

  • 2.

    Voor de ondersteunende diensten, onder andere op het gebied van personeel en organisatie, financiële zaken, accommodatiebeheer en archiefbeheer, wordt gedurende ten minste vijf jaar vanaf de datum van het treffen van de regeling, gebruik gemaakt van faciliteiten die door de deelnemende gemeenten ter beschikking worden gesteld. Hiervoor zal een aparte dienstverleningsovereenkomst worden opgesteld tussen SSC DeSom en de individuele deelnemende gemeente. De betrokken gemeente brengt de kosten daarvan in rekening bij het SSC.

Artikel 6 Overige taken

  • 1.

    Naast de in artikel 4 genoemde taken verricht het SSC taken ten behoeve van de eigen bedrijfsvoering.

  • 2.

    Met betrekking tot de reikwijdte, uitvoering en nadere invulling van de in artikel 4 genoemde taken, kunnen door of namens het dagelijks bestuur schriftelijk werkafspraken met de colleges worden gemaakt.

  • 3.

    Indien ten gevolge van wijziging van wettelijke regelingen, uitvoerende werkzaamheden als bedoeld in artikel 4 gaan strekken ter uitvoering van een andere regeling dan ter uitvoering waarvan zij ten tijde van het van kracht worden van deze gemeenschappelijke regeling strekten, dan wel indien in deze werkzaamheden ten gevolge van een dergelijke wijziging veranderingen optreden, blijven zij, voor zover hun strekking en omvang door die wijziging niet wezenlijk veranderen, behoren tot de taken die artikel 4 aan het SSC opdraagt.

  • 4.

    Het algemeen bestuur beslist bij unanimiteit over de vraag of, onder welke condities en in welke omvang het SSC genoemde taken voor derden gaat uitvoeren op basis van een privaatrechtelijke overeenkomst.

Artikel 7 Inlichtingen

Het bestuur van het openbaar lichaam verstrekt de raden van de deelnemers de inlichtingen die de raden nodig hebben voor de uitoefening van hun taken.

Bij de informatieverstrekking geldt dat

  • Relevante informatie in een zo vroeg mogelijk stadium wordt verschaft;

  • Informatie op hoofdlijnen wordt verstrekt, behalve als een detail (politiek) relevant is of als er specifiek om is gevraagd;

  • Schriftelijke inlichtingen zendt het bestuur (dagelijks bestuur, algemeen bestuur en/of voorzitter) rechtstreeks naar en gelijktijdig aan de raden (en staten) en in cc aan de colleges van de deelnemers. Indien de informatie wordt verstrekt door dagelijks bestuur of voorzitter dan wordt het algemeen bestuur vooraf geïnformeerd.

Artikel 8 Mandaat, machtiging en delegatie van overgedragen bevoegdheden

  • 1.

    De colleges alsmede de burgemeesters van de gemeenten kunnen bevoegdheden mandateren respectievelijk machtigen aan het algemeen bestuur.

  • 2.

    Mandaat wordt niet eerder verleend dan nadat het algemeen bestuur daarmee uitdrukkelijk heeft ingestemd.

  • 3.

    Ondermandaat is toegestaan tenzij dat uitdrukkelijk is voorbehouden.

  • 4.

    Er wordt een register bijgehouden van de overeenkomstig het eerste en derde lid gemandateerde bevoegdheden.

  • 5.

    Voor zover van delegatie sprake is, is dat in deze regeling vervat.

HOOFDSTUK 3 INRICHTING EN SAMENSTELLING VAN HET BESTUUR

§ 1 Algemeen

Artikel 9 Het bestuur

Het bestuur van het SSC bestaat uit het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur en de voorzitter.

 

§ 2 Algemeen bestuur

Artikel 10 Samenstelling

  • 1.

    Het algemeen bestuur bestaat uit zes leden.

  • 2.

    De colleges van burgemeester en wethouders van de deelnemende gemeenten wijzen per gemeente één lid uit hun midden aan. Voor ieder lid wordt tevens een plaatsvervangend lid aangewezen door en uit het college van burgemeester en wethouders.

  • 3.

    De zittingsduur van de leden van het algemeen bestuur is gelijk aan die van de colleges van de gemeenten. De leden van het algemeen bestuur blijven na het verstrijken van de in de vorige zin genoemde termijn hun functie waarnemen tot het tijdstip dat de leden van de nieuwe colleges door hun raden als zodanig zijn benoemd.

  • 4.

    Als een lid van een college van een van de gemeenten binnen de zittingstermijn als bedoeld in de eerste volzin van het tweede lid aftreedt of wordt ontslagen, vervalt met gelijke ingang daarvan het lidmaatschap van het algemeen bestuur. Het college van de betreffende gemeente vervult de vacature zo spoedig mogelijk.

Artikel 11 Incompatibiliteiten

Onverminderd het bepaalde in artikel 20 van de wet is het lidmaatschap van het algemeen bestuur onverenigbaar met de betrekking van ambtenaar, door of vanwege het bestuur van een van de gemeenten aangesteld of daaraan ondergeschikt.

Artikel 12 Vergaderingen

  • 1.

    Het algemeen bestuur stelt een reglement van orde voor zijn vergaderingen en andere werkzaamheden vast.

  • 2.

    Het algemeen bestuur vergadert jaarlijks ten minste tweemaal en voorts zo vaak als het daartoe beslist. Ook vergadert het algemeen bestuur als de voorzitter of tenminste twee leden onder schriftelijke opgave van de te behandelen onderwerpen dit verzoeken.

Artikel 13 Openbaarheid

  • 1.

    De vergaderingen van het algemeen bestuur zijn openbaar.

  • 2.

    De deuren worden gesloten wanneer een vijfde gedeelte van de aanwezige leden daarom verzoekt of de voorzitter het nodig oordeelt.

  • 3.

    Het algemeen bestuur beslist vervolgens of met gesloten deuren zal worden vergaderd.

Artikel 14 Geheimhouding

  • 1.

    Het algemeen bestuur kan in een besloten vergadering op grond van de belangen, genoemd in artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur, omtrent het in die vergadering met gesloten deuren behandelde en omtrent de inhoud van de stukken welke aan het algemeen bestuur worden overgelegd, geheimhouding opleggen. Deze wordt door hen die bij de behandeling aanwezig waren en allen die van het behandelde of de stukken kennis dragen, in acht genomen, totdat het algemeen bestuur haar opheft.

  • 2.

    Op grond van de belangen genoemd in artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur kan de geheimhouding eveneens worden opgelegd door het dagelijks bestuur, de voorzitter van het openbaar lichaam en door een bestuurscommissie, ieder ten aanzien van stukken die zij aan het algemeen bestuur of aan de leden van het algemeen bestuur overleggen. Daarvan wordt op de stukken melding gemaakt.

  • 3.

    De krachtens het tweede lid aan het algemeen bestuur opgelegde verplichting tot geheimhouding vervalt, indien de oplegging niet door het algemeen bestuur in zijn eerstvolgende vergadering, die blijkens de presentielijst door meer dan de helft van het aantal zitting hebbende leden, tezamen vertegenwoordigend meer dan de helft van het aantal stemmen, is bezocht, wordt bekrachtigd.

  • 4.

    De krachtens het tweede lid aan leden van het algemeen bestuur opgelegde verplichting tot geheimhouding wordt door hen in acht genomen totdat het orgaan, dat de verplichting heeft opgelegd, dan wel, indien het onderwerp waaromtrent geheimhouding is opgelegd aan het algemeen bestuur is voorgelegd, de geheimhouding opheft. Het algemeen bestuur kan deze beslissing alleen nemen in een vergadering die blijkens de presentielijst door meer dan de helft van het aantal zitting hebbende leden, tezamen vertegenwoordigd meer dan de helft van het aantal stemmen is bezocht.

Artikel 15 Stemmen

  • 1.

    Een lid van het algemeen bestuur neemt niet deel aan de beraadslaging en aan stemming over de gevallen genoemd in artikel 28 van de Gemeentewet.

  • 2.

    Een stemming is alleen geldig, indien de leden van de colleges ter zitting zijn vertegenwoordigd en zij ieder afzonderlijk zich niet van deelneming aan de stemming hebben onthouden.

  • 3.

    Het tweede lid is niet van toepassing als opnieuw wordt gestemd over een voorstel of over een benoeming, voordracht of aanbeveling van een of meer personen ten aanzien van wie in een vorige vergadering een stemming op grond van dat lid niet geldig was.

Artikel 16 Besluitvorming

Ieder lid heeft in de vergadering van het algemeen bestuur één stem.

Het tot stand komen van een besluit bij stemming vereist de volstrekte meerderheid van hen die een stem hebben uitgebracht, tenzij in deze regeling anders is bepaald. Indien de

stemmen staken, beslist de voorzitter. Onverminderd het voorgaande streeft het algemeen bestuur bij besluitvorming naar consensus.

Artikel 17 Ambtelijke bijstand

Het algemeen bestuur regelt op welke wijze ambtelijke bijstand wordt verleend aan de leden van het algemeen bestuur.

 

§ 3 Dagelijks bestuur

Artikel 18 Samenstelling

  • 1.

    Het algemeen bestuur kiest uit zijn midden het dagelijks bestuur. Het dagelijks bestuur wordt benoemd in de eerste vergadering van elke zittingsperiode van het algemeen bestuur.

  • 2.

    Het dagelijks bestuur bestaat uit drie leden, de voorzitter inbegrepen.

  • 3.

    Voor elk lid van het dagelijks bestuur wijst het algemeen bestuur een plaatsvervangend lid aan.

  • 4.

    De leden van het dagelijks bestuur treden af als lid van dat bestuur met ingang van de dag waarop de zittingsperiode van het algemeen bestuur afloopt. Zij blijven hun functie waarnemen tot het tijdstip waarop het algemeen bestuur een nieuw dagelijks bestuur heeft aangewezen.

  • 5.

    Een lid van het dagelijks bestuur kan te allen tijde ontslag nemen.

  • 6.

    Degene die tussentijds ophoudt lid van het algemeen bestuur te zijn, houdt tevens op lid van het dagelijks bestuur te zijn.

  • 7.

    Als tussentijds een vacature ontstaat in het dagelijks bestuur wijst het algemeen bestuur zo spoedig mogelijk een nieuw lid aan.

  • 8.

    Een lid van het dagelijks bestuur kan door het algemeen bestuur worden ontslagen, als dit lid niet meer het vertrouwen van het algemeen bestuur bezit. De artikelen 49 en 50 van de Gemeentewet zijn van overeenkomstige toepassing. Op het ontslagbesluit is artikel 7:1 van de Algemene wet bestuursrecht niet van toepassing.

Artikel 19 Werkwijze

  • 1.

    Het dagelijks bestuur neemt zijn besluiten bij volstrekte meerderheid van stemmen in een besloten vergadering waarbij ieder lid van het dagelijks bestuur een stem heeft. Indien de stemmen staken, beslist de voorzitter. Onverminderd het voorgaande streeft het dagelijks bestuur bij besluitvorming naar consensus.

  • 2.

    Het dagelijks bestuur vergadert zo dikwijls als de voorzitter of een van de leden dit nodig vindt.

    De artikelen 56 tot en met 59 van de Gemeentewet zijn van overeenkomstige toepassing

  • 3.

    Het dagelijks bestuur stelt een reglement van orde voor zijn vergaderingen en andere werkzaamheden vast.

     

§ 4 Voorzitter

Artikel 20 Benoeming en ontslag

  • 1.

    Het algemeen bestuur kiest uit zijn midden een voorzitter en een plaatsvervangend voorzitter en benoemt deze als zodanig.

  • 2.

    De voorzitter vervult zijn functie voor vier jaar. Deze periode loopt parallel met de raadsperiode en eindigt met benoeming van een andere voorzitter door het algemeen bestuur. De voorzitter wordt voor maximaal 4 jaar benoemd. Zijn benoeming eindigt in ieder geval na afloop van een raadsperiode als genoemd in artikel C4 van de Kieswet door de benoeming van een andere voorzitter.

  • 3.

    De voorzitter en de plaatsvervangend voorzitter zijn tevens voorzitter en de plaatsvervangend voorzitter van het dagelijks bestuur.

  • 4.

    Het algemeen bestuur kan de voorzitter ontslaan.

 

§ 5 Commissies

Artikel 21 Adviescommissies

  • 1.

    Het algemeen bestuur kan commissies van advies instellen. Het regelt de bevoegdheden en de samenstelling.

  • 2.

    De instelling van vaste commissies van advies aan het dagelijks bestuur of aan de voorzitter en de regeling van haar bevoegdheden en samenstelling geschieden door het algemeen bestuur op voorstel van het dagelijks bestuur onderscheidenlijk van de voorzitter.

  • 3.

    Het algemeen bestuur stelt in ieder geval een vaste commissie van advies in ten behoeve van het dagelijks bestuur, bestaande uit de gemeentesecretarissen van de deelnemende gemeenten. De gemeentesecretaris kan zich laten vervangen door een directeur of hoofd verantwoordelijk voor de bedrijfsvoering binnen zijn gemeente. Naast het geven van advies aan het dagelijks bestuur zal deze commissie ook advies geven aan de directeur en fungeren als een klankbord voor deze functionaris.

  • 4.

    Andere commissies van advies aan het dagelijks bestuur of aan de voorzitter worden door het dagelijks bestuur onderscheidenlijk de voorzitter ingesteld.

Artikel 22 Bestuurscommissies

  • 1.

    Het algemeen bestuur kan commissies instellen met het oog op de behartiging van bepaalde belangen. Het algemeen bestuur regelt de bevoegdheden en de samenstelling.

  • 2.

    Artikel 2, tweede lid, alsmede de artikelen 139 tot en met 144 van de Gemeentewet zijn van overeenkomstige toepassing.

  • 3.

    Het algemeen bestuur gaat niet over tot het instellen van een commissie dan na verkregen toestemming van de raden. De toestemming kan slechts worden onthouden wegens strijd met het recht of het algemeen belang.

  • 4.

    Het algemeen bestuur kan aan een commissie bevoegdheden van het algemeen bestuur en van het dagelijks bestuur overdragen, met uitzondering van de bevoegdheid tot het vaststellen van de begroting of van de jaarrekening.

  • 5.

    Bevoegdheden van het dagelijks bestuur worden slechts op voorstel van het dagelijks bestuur overgedragen.

  • 6.

    Ten aanzien van een commissie als bedoeld in het eerste lid regelt het algemeen bestuur tevens voor zover zulks in verband met aard en omvang van de overgedragen bevoegdheden nodig is:

    • a.

      de werkwijze van de commissie;

    • b.

      de openbaarheid van de vergaderingen;

    • c.

      de voorbereiding, de uitvoering en de openbaarmaking van besluiten van de commissie;

    • d.

      het toezicht van het algemeen, respectievelijk het dagelijks bestuur op de uitoefening van bevoegdheden van die commissie;

    • e.

      de verhouding van de overgedragen bevoegdheden tot die van het algemeen en het dagelijks bestuur;

    • f.

      de verantwoording aan het algemeen bestuur.

  • 7.

    Ten aanzien van de vergadering van een commissie waaraan bevoegdheden van het algemeen bestuur zijn overgedragen is artikel 14 van overeenkomstige toepassing, met inachtneming van door het algemeen bestuur vastgestelde nadere regels.

  • 8.

    Indien de commissie zich ter zake van het behandelde waarvoor een verplichting tot geheimhouding geldt tot het algemeen bestuur heeft gericht, wordt de geheimhouding in acht genomen totdat het algemeen bestuur haar opheft.

HOOFDSTUK 4 BEVOEGDHEDEN VAN HET BESTUUR

§ 1 Bevoegdheden algemeen bestuur

Artikel 23 Bevoegdheden algemeen bestuur

  • 1.

    Alle bevoegdheden berusten bij het algemeen bestuur voor zover deze niet bij of krachtens de wet of deze regeling aan het dagelijks bestuur, de voorzitter of de directie zijn toegekend.

  • 2.

    Het algemeen bestuur besluit tot het oprichten van en deelnemen in stichtingen, maatschappen, vennootschappen, verenigingen, coöperaties en onderlinge waarborgmaatschappijen als dat bijzonder aangewezen moet worden geacht voor de behartiging van het daarmee te dienen openbaar belang. Het besluit wordt niet genomen dan nadat de raden een ontwerpbesluit is toegezonden en in de gelegenheid zijn gesteld hun wensen en bedenkingen ter kennis van het algemeen bestuur te brengen.

Artikel 24 Overdracht van bevoegdheden

  • 1.

    Het algemeen bestuur kan zijn bevoegdheden aan het dagelijks bestuur overdragen, met uitzondering van:

    • a.

      de vaststelling of wijziging van de begroting;

    • b.

      de vaststelling van de jaarrekening;

    • c.

      de vaststelling van verordeningen door strafbepaling of bestuursdwang te handhaven.

    • d.

      de vaststelling van de financiële verordening, de bijdrageverordening en de organisatieverordening;

    • e.

      besluiten waarbij in afwijking van artikel 15 overeenkomstig deze regeling een zwaardere meerderheid is vereist.

  • 2.

    Een bevoegdheid kan niet worden overgedragen als de aard van de bevoegdheid zich hiertegen verzet.

Artikel 25 Verantwoordings- en informatieplicht

  • 1.

    Het algemeen bestuur verschaft de raden en colleges binnen een redelijke termijn alle inlichtingen die door deze organen of een of meer van hun leden worden gevraagd.

  • 2.

    Een lid van het algemeen bestuur verschaft aan het college dat hem heeft aangewezen alle inlichtingen die door dit college of één of meer leden daarvan worden verlangd.

  • 3.

    Een lid van het algemeen bestuur is aan het college dat hem heeft aangewezen verantwoording verschuldigd voor het door hem in het algemeen bestuur gevoerde beleid.

  • 4.

    De colleges bepalen op welke wijze de door hen aangewezen leden aan hun plichten in de vorige leden moeten voldoen.

  • 5.

    Het tweede tot en met het vierde lid zijn van overeenkomstige toepassing ten aanzien van de raden.

 

§ 2 Bevoegdheden dagelijks bestuur

Artikel 26 Bevoegdheden dagelijks bestuur

  • 1.

    Het dagelijks bestuur van het SSC behelst onder meer de voorbereiding van alles waarover het algemeen bestuur beraadslaagt alsmede de uitvoering van de besluiten van het algemeen bestuur. Deze bevoegdheden berusten bij het dagelijks bestuur voor zover de voorzitter hiermee niet bij of krachtens de wet of deze regeling is belast.

  • 2.

    Het bestuur is in ieder geval bevoegd tot:

    • a.

      het vaststellen van de begroting en jaarrekening;

    • b.

      het vaststellen van een verordening omtrent de ambtelijke organisatie van het SSC;

    • c.

      het voeren van rechtsgedingen;

    • d.

      het nemen van conservatoire maatregelen:

    • e.

      het besluiten tot privaatrechtelijke rechtshandelingen.

Artikel 27 Verantwoordings- en informatieplicht

  • 1.

    De leden van het dagelijks bestuur zijn, tezamen en ieder afzonderlijk, aan het algemeen bestuur verantwoording verschuldigd voor het door hen gevoerde bestuur.

  • 2.

    Het dagelijks bestuur geeft het algemeen bestuur alle inlichtingen die het algemeen bestuur voor de uitoefening van zijn taak nodig heeft. Het dagelijks bestuur verschaft de gemeenteraden en colleges alle inlichtingen die door deze organen of een of meer van hun leden worden gevraagd.

 

§ 3 Bevoegdheden voorzitter

Artikel 28 Bevoegdheden voorzitter

  • 1.

    De voorzitter bevordert een goede behartiging van de zaken van het SSC.

  • 2.

    De voorzitter vertegenwoordigt het SSC in en buiten rechte.

  • 3.

    De voorzitter ondertekent de stukken die van het algemeen bestuur en dagelijks bestuur uitgaan.

Artikel 29 Verantwoordings- en informatieplicht

  • 1.

    De voorzitter is aan het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur verantwoording verschuldigd voor het door hem gevoerde bestuur.

  • 2.

    Hij geeft het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur mondeling of schriftelijk de door een of meer leden gevraagde inlichtingen waarvan het verstrekken niet in strijd is met het openbaar belang.

  • 3.

    De voorzitter verschaft de gemeenteraden en colleges alle inlichtingen die door deze organen of een of meer van hun leden worden gevraagd.

HOOFDSTUK 5 AMBTELIJKE ORGANISATIE

Artikel 30 Directie

  • 1.

    De directie van het SSC bestaat uit één of meer leden.

  • 2.

    De directie wordt door het algemeen bestuur benoemd. Het algemeen bestuur schorst en ontslaat de directie. Na het ontslag wordt zo spoedig mogelijk voorzien in de opvulling van de vacature.

  • 3.

    Het dagelijks bestuur kan in spoedeisende gevallen tot schorsing van de directie overgaan. Het doet daarvan terstond mededeling aan het algemeen bestuur. De schorsing vervalt, wanneer het algemeen bestuur haar niet in zijn eerstvolgende vergadering bekrachtigt. De directie staat het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur en de voorzitter alsmede door hen ingestelde commissies bij de uitoefening van hun taak terzijde.

  • 4.

    Het algemeen bestuur stelt in een instructie nadere regels vast betreffende de taak en de bevoegdheid van de directie.

  • 5.

    De directie is bij de vergadering van het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur aanwezig.

  • 6.

    De stukken die van het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur uitgaan worden door de directie meeondertekend.

  • 7.

    Het algemeen bestuur regelt de vervanging van de directie.

Artikel 31 Overig personeel

  • 1.

    Binnen het raam van de door het algemeen bestuur vastgestelde formatie is het dagelijks bestuur belast met het aanstellen, schorsen en ontslaan van ambtenaren, de directie uitgezonderd.

  • 2.

    Behoudens het in het eerste lid genoemde gevallen regelt het dagelijks bestuur de rechtspositie van de ambtenaar, de directie uitgezonderd, en neemt daartoe de benodigde besluiten.

  • 3.

    Het dagelijks bestuur kan de in het eerste en tweede lid bedoelde bevoegdheden opdragen aan de directie.

  • 4.

    De collectieve arbeidsvoorwaarden regelingen van de sector gemeenten regelt de rechtspositie van de ambtenaar.

  • 5.

    Waar in de in het vierde lid bedoelde regelingen gesproken wordt van "gemeenteraad", "college" dan wel "hoofd van dienst" wordt voor de toepassing in het kader van deze regeling respectievelijk gelezen: het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur en de directie.

HOOFDSTUK 6 FINANCIËN EN BEHEER VAN HET SSC

Artikel 32 kadernota, begroting en jaarrekening

  • 1.

    Het dagelijks bestuur van de gemeenschappelijke regeling biedt uiterlijk 15 december van het jaar voorafgaand aan het jaar waarin de begroting wordt vastgesteld de kadernota aan de gemeenteraden aan voor zienswijze.

  • 2.

    Het dagelijks bestuur van de gemeenschappelijke regeling biedt uiterlijk 15 april de conceptbegroting aan de gemeenteraden aan voor zienswijze. Het dagelijks bestuur dient gelijktijdig met de conceptbegroting de voorlopige jaarrekening van het jaar voorafgaande aan dat waarvoor de begroting dient aan de raden toe te sturen.

  • 3.

    De gemeenteraden kunnen op de concept bestemming van het rekeningresultaat hun zienswijze kenbaar maken aan het dagelijks bestuur van de gemeenschappelijke regeling.

  • 4.

    De gemeenteraden geven uiterlijk 1 maart hun zienswijze over de kadernota aan het dagelijks bestuur van de gemeenschappelijke regeling.

  • 5.

    De gemeenteraden geven uiterlijk 25 juni hun zienswijze over de conceptbegroting en de concept bestemming van het rekeningresultaat aan het dagelijks bestuur van de gemeenschappelijke regeling.

  • 6.

    De gemeenteraden geven binnen 10 weken na ontvangst van het concept strategisch of meerjarenplan hun zienswijze hierover aan het dagelijks bestuur van de gemeenschappelijke regeling.

  • 7.

    Het dagelijks bestuur van de gemeenschappelijke regeling stelt de gemeenteraden voorafgaande aan het vaststellen van de begroting voor 15 juli schriftelijk en gemotiveerd in kennis van zijn oordeel over de zienswijze, bedoeld in het zesde lid, alsmede van de eventuele conclusies die het daaraan verbindt.

  • 8.

    Het dagelijks bestuur van de gemeenschappelijke regeling stelt de gemeenteraden voorafgaande aan het vaststellen van de Kadernota, de begroting, de jaarrekening en het strategisch of meerjarenplan schriftelijk en gemotiveerd in kennis van zijn oordeel over de zienswijze, bedoeld in het vijfde, zesde en zevende lid, alsmede van de eventuele conclusies die het daaraan verbindt.

Artikel 33 Vaststelling begroting

  • 1.

    Het algemeen bestuur stelt de begroting vast in het jaar voorafgaande aan dat waarvoor zij dient. In afwijking van artikel 16, tweede lid, wordt de begroting unaniem vastgesteld.

  • 2.

    Na vaststelling zendt het algemeen bestuur de begroting aan de raden.

  • 3.

    Het dagelijks bestuur zendt de begroting binnen twee weken na de vaststelling, doch in ieder geval voor 15 september van het jaar voorafgaande aan dat waarvoor de begroting dient, aan gedeputeerde staten.

  • 4.

    Een wijziging van de begroting, voor zover deze wijziging van invloed is op de hoogte van de bijdrage van de gemeenten, is slechts mogelijk bij unanimiteit van stemmen.

Artikel 34 Bijdrage en vergoeding

  • 1.

    In de begroting wordt vastgelegd welke bijdrage elke gemeente is verschuldigd aan het SSC.

  • 2.

    Het algemeen bestuur stelt een verordening vast over de verschuldigde bijdrage voor de instandhouding van het SSC.

  • 3.

    Het dagelijks bestuur kan, binnen het kader van de in het vorige lid bedoelde verordening, werkafspraken maken met de afzonderlijke colleges over de vergoeding voor de instandhouding en de vergoeding voor de door het SSC verrichte diensten voor het betreffende college. Deze afspraken worden opgenomen in de begroting.

Artikel 35 Vaststelling jaarrekening

  • 1.

    Het algemeen bestuur stelt de jaarrekening vast in het jaar volgende op het jaar waarop deze betrekking heeft.

  • 2.

    Het dagelijks bestuur zendt de jaarrekening aan gedeputeerde staten binnen twee weken na vaststelling hiervan, maar in ieder geval voor 15 juli van het jaar volgende op het jaar waarop deze betrekking heeft.

  • 3.

    Het dagelijks bestuur zendt de jaarrekening binnen twee weken na de vaststelling aan de raden.

Artikel 36 Resultaatbestemming

  • 1.

    Als de jaarrekening sluit met een batig saldo, besluit, met inachtneming van artikel 35, het algemeen bestuur dit saldo geheel of ten dele:

    • a.

      te bestemmen voor de algemene reserve of een bestemmingsreserve voor zover deze reserve niet meer bedraagt dan 2,5% van de totale begroting;

    • b.

      uit te keren aan de gemeenten naar rato van ieders bijdrage, zoals deze op basis van artikel 33, eerste lid, van deze regeling is vastgesteld voor het jaar waarop de jaarrekening betrekking heeft.

  • 2.

    Als de rekening sluit met een nadelig saldo besluit, met inachtneming van artikel 35, het algemeen bestuur dit saldo geheel of ten dele af te boeken van de algemene reserves, voor zover aanwezig. Als het algemeen bestuur dit noodzakelijk oordeelt, wordt een plan opgesteld dat is gericht op het afbouwen en/of dekken van het nadelig exploitatiesaldo, waarbij tevens wordt bepaald of en zo ja, tot welk bedrag de gemeenten bijdragen in het nadelig exploitatiesaldo. Dit plan wordt eerst vastgesteld door het algemeen bestuur nadat de vertegenwoordigende organen van de gemeenten gedurende een termijn van tenminste twaalf weken in de gelegenheid zijn gesteld hierover hun mening te geven.

Artikel 37 Financiële administratie

  • 1.

    Het algemeen bestuur stelt een verordening vast met betrekking tot de organisatie van de financiële administratie en het financieel beheer van het SSC.

  • 2.

    Artikel 212 en 213 van de Gemeentewet zijn van overeenkomstige toepassing.

Artikel 38 Betaling

  • 1.

    De gemeenten betalen uiterlijk 1 januari, 1 april, 1 juli en 1 oktober een voorschot in de kosten van het lopende boekjaar ten bedrage van 25 procent van de bijdrage.

  • 2.

    In uitzonderlijke gevallen kan het algemeen bestuur bij unanimiteit bepalen dat een afwijkend voorschot wordt betaald.

  • 3.

    De definitieve afrekening vindt plaats binnen twee maanden na vaststelling van de jaarrekening.

Artikel 39 Garantstelling

De gemeenten dragen er zorg voor dat het SSC te allen tijde over voldoende middelen beschikt om aan al haar financiële verplichtingen te voldoen.

HOOFDSTUK 7 EVALUATIE, WIJZIGING, TOETREDING, UITTREDING EN OPHEFFING

Artikel 40 Evaluatie

  • 1.

    Een evaluatie vindt op verzoek van het algemeen bestuur plaats en heeft pas doorgang als de evaluatie en het betreffende onderwerp met een unanimiteit van stemmen, uitgebracht door de deelnemers, wordt aangenomen.

  • 2.

    Het dagelijks bestuur van de regeling zorgt er voor dat 1 jaar vóór het tijdstip waarop een evaluatie zal plaatsvinden een signaal uit gaat naar de deelnemers van de regeling, met daarbij een procesbeschrijving over het aandragen van de onderwerpen en, wanneer een stemverhouding ontbreekt, het stemmen daarover.

  • 3.

    Wanneer met een evaluatie wordt ingestemd draagt het (dagelijks) bestuur zorg voor de uitvoering van de evaluatie.

  • 4.

    De uitvoering van de evaluatie begint met een procesbeschrijving met daarin een beschrijving van het onderwerp, de manier waarop de evaluatie wordt uitgevoerd en binnen welke termijn.

    De procesbeschrijving vermeldt ook of de evaluatie extra kosten voor de deelnemers tot gevolg heeft.

  • 5.

    Als de evaluatie conclusies en aanbevelingen bevat, dan verwerkt het (dagelijks) bestuur deze in een voorstel hoe hieraan gevolg wordt gegeven.

  • 6.

    De gevolgen als bedoeld in het vorige lid, kunnen aanleiding zijn om te betrekken in de daaropvolgende evaluatieperiode.

Artikel 41 Wijziging van de regeling

  • 1.

    De colleges, het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur kunnen voorstellen doen voor wijziging van de regeling.

  • 2.

    De regeling wordt gewijzigd bij unaniem besluit van de colleges van burgemeester en wethouders.

  • 3.

    De colleges besluiten niet tot wijziging dan nadat zij ingevolge artikel 1, tweede lid, van de wet toestemming hebben gekregen van hun raden.

Artikel 42 Toetreding

  • 1.

    Tot de regeling kunnen uitsluitend colleges van andere gemeenten en bestuursorganen van andere openbare lichamen toetreden.

  • 2.

    Toetreding is slechts mogelijk na toestemming van de gemeenteraden van de deelnemende gemeenten.

  • 3.

    Aan toetreding kan het algemeen bestuur voorwaarden verbinden.

Artikel 43 Uittreding en opheffing

  • 1.

    Gedurende een termijn van 4 jaar, te rekenen vanaf de datum van deelname aan/toetreding tot de regeling, is uittreding niet mogelijk.

  • 2.

    Een deelnemer kan (geheel of gedeeltelijk) uittreden door toezending aan het algemeen bestuur van de daartoe strekkende besluiten van de raad en het college van burgemeester en wethouders. Gedeeltelijke uittreding is alleen mogelijk voor aanvullende taken zoals bedoeld in art. 4 lid 3. De procedure voor uittreding vangt aan op de dag nadat het algemeen bestuur de betreffende besluiten heeft ontvangen.

    Van gedeeltelijke uittreding is sprake indien de deelnemer slechts een deel van de door het samenwerkingsverband ten behoeve van alle deelnemers uitgevoerde taken, als bedoeld in artikel 3 van deze regeling, wenst terug te nemen.

  • 3.

    Het dagelijks bestuur zendt de besluiten tot (gedeeltelijke) uittreding van een deelnemer aan de raden en colleges van de overige deelnemende gemeenten.

  • 4.

    Uittreding, geheel of gedeeltelijk, geschiedt per 1 januari van enig jaar, waarbij een opzegtermijn van tenminste één jaar in acht wordt genomen.

  • 5.

    Na ontvangst van de in het eerste lid bedoelde besluiten, komen de uittredende deelnemer en het dagelijks bestuur, uiterlijk 6 maanden voor de datum van uittreding, een concept-uittredingsregeling overeen, welke door de deelnemers wordt vastgesteld, waarbij de belangen van de uittredende deelnemer en die van de achterblijvende deelnemers op reële en evenwichtige wijze worden afgewogen. In de concept-uittredingsregeling worden de personele, juridische, organisatorische en financiële gevolgen, waaronder de gevolgen voor het vermogen, van de uittreding geïnventariseerd, de wijze waarop met deze gevolgen kan of moet worden omgegaan, de voorwaarden voor uittreding, de hoogte van de uittreedsom en de overname van personeel en/of overige verplichtingen door de uittredende deelnemer. Indien blijkt dat, als gevolg van een mogelijk verlies aan arbeidsplaatsen, een overleg met de bij de sector betrokken vakbonden noodzakelijk is ten behoeve van het opstellen van een sociaal plan, wordt de conclusie van dit overleg opgenomen in de concept-uittredingsregeling.

  • 6.

    Indien het algemeen bestuur constateert dat de besluiten tot uittreding van de bestuursorganen van de deelnemer de vraag oproepen of continuering van de samenwerking in de gemeenschappelijke regeling SSC DeSom redelijkerwijs nog wel mogelijk is, doet zij de deelnemers een voorstel tot opheffing van de gemeenschappelijke regeling SSC DeSom als bedoeld in artikel 1 van deze regeling.

  • 7.

    Het bestuur en de uittredende deelnemer zullen zich inspannen om de nadelige gevolgen van de uittreding voor het openbaar lichaam en de uittredende deelnemer zo veel mogelijk te beperken, bijvoorbeeld door personeel of andere verplichtingen over te nemen of anderszins in stand te doen houden.

  • 8.

    Bij het vaststellen van de hoogte van de uittreedsom is het uitgangspunt dat de uittredende deelnemer de reële schade van het openbaar lichaam én de overblijvende deelnemers dient te vergoeden, die rechtstreeks gevolg is van het (gedeeltelijk) uittreden uit de gemeenschappelijke regeling, waarbij bij het bepalen van de hoogte van de schade in beginsel een afbouwperiode van 5 jaar wordt gehanteerd, te rekenen vanaf de datum van uittreding.

  • 9.

    De hoogte van de uittreedsom als bedoeld in lid 8 wordt slechts verhoogd indien er sprake is van substantiële langlopende en niet te mitigeren financiële verplichtingen, indien vast staat dat deze zich zullen voor doen én in die becijferde omvang, waarbij de bijdrage in de kosten door de uittredende deelnemer naar rato wordt vastgesteld.

  • 10.

    De uittreedsom bestaat uit de zakelijke gerechtvaardigde kosten, te weten de kosten die rechtstreeks ontstaan uit de uittreding (frictiekosten) en de bijdragen aan de overtollige kosten (desintegratiekosten) in de in lid 8 genoemde afbouwperiode, waarbij geen verrekening van het vermogen plaats vindt.

  • 11.

    Op de uittreedsom wordt het aandeel van de uittredende deelnemer in de algemene reserve van het openbaar lichaam op de datum van uittreding in mindering gebracht, voor zover deze algemene reserve het benodigde weerstandsvermogen overschrijdt. Het aandeel in de algemene reserve wordt berekend naar rato van het inwoneraantal van de uittredende deelnemer. Indien er sprake is van een tekort in de algemene reserve ten opzichte van het benodigde weerstandsvermogen wordt de uittreedsom met dit tekort verhoogd overeenkomstig de hiervoor benoemde berekeningswijze.

  • 12.

    Onder frictiekosten wordt verstaan alle incidentele kosten in verband met de uittreding van de deelnemer, zoals de kosten van inhuur externe dienstverlening, kosten onderzoek accountant, kosten boventallig primair personeel, kosten opstellen sociaal plan, kosten boventallig decentrale personele overhead, kosten afwaardering activa.

    De frictiekosten komen volledig ten laste van de uittredende deelnemer.

  • 13.

    Onder desintegratiekosten wordt verstaan alle doorbelaste kosten als gevolg van overcapaciteit in personele en materiele sfeer en andere verplichtingen, die ontstaan als direct gevolg van de uittreding gedurende de in lid 8 genoemde afbouwperiode.

    De desintegratiekosten die direct aan de uittredende deelnemer kunnen worden toegerekend, komen integraal voor rekening van de uittredende deelnemer voor de duur van maximaal 5 jaar. Desintegratiekosten die niet direct aan de uittredende deelnemer kunnen worden toegerekend, zoals investeringskosten, afschrijvingskosten, kantoorhuur, salariskosten en inhuur van personeel etc. komen naar rato van de kostenverdeelsleutel als bedoel in artikel 22 van de regeling, voor rekening van de uittredende deelnemer bij algehele uittreding. Bij gedeeltelijke uittreding komen de desintegratiekosten voor rekening van de uittredende gemeente naar rato van uittreding.

  • 14.

    De kosten als bedoeld in lid 11 en lid 12 worden door de accountant van het openbaar lichaam bepaald aan de hand van de jaarrekeningen over de afgelopen 3 jaar voorafgaand aan de datum van uittreding. De beoordeling van de kosten van uittreden wordt gebaseerd op de feiten en omstandigheden die bekend zijn op het moment van de daadwerkelijke uittreding.

  • 15.

    Met het oog op het vaststellen van de hoogte van de uittreedsom, als bedoeld in het achtste tot en met het tiende lid, vragen de uittredende deelnemer en het (dagelijks) bestuur gezamenlijk om een bindend advies aan een onafhankelijke externe deskundige. De kosten voor het inschakelen van de externe deskundige zijn, als onderdeel van de frictiekosten, voor rekening van de uittredende deelnemer.

  • 16.

    Het algemeen bestuur stelt de concept-uittredingsregeling vast en stuurt deze aan de deelnemende bestuursorganen ter besluitvorming. De uittredingsregeling is vastgesteld indien tenminste twee derde van het aantal deelnemers hiertoe besluiten.

  • 17.

    Gedurende de periode tussen het besluit tot uittreding en effectuering daarvan is de uittredende deelnemer gehouden al haar verplichtingen na te komen.

  • 18.

    De uittreedsom dient binnen een termijn van zes maanden na vaststelling als bedoeld in het zestiende lid door de uittredende deelnemer te zijn voldaan, tenzij in de uittredingsregeling een andere afspraak is gemaakt.

HOOFDSTUK 8 ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 44 Archiefzorg

Het dagelijks bestuur draagt zorg voor de archiefbescheiden van de organen van het openbaar lichaam.

Artikel 45 Archiefbeheer

  • 1.

    De directeur is belast met het beheer van de archiefbescheiden van de organen van het openbaar lichaam, voor zover deze niet zijn overgebracht naar de archiefbewaarplaats.

  • 2.

    Het dagelijks bestuur stelt voorschriften vast voor het beheer van de archiefbescheiden van de organen van het openbaar lichaam, die nog niet naar de archiefbewaarplaats zijn overgebracht.

Artikel 46 Archiefbewaarplaats

Voor de bewaring van de over te brengen archiefbescheiden van de organen van het openbaar lichaam wordt aangewezen de archiefbewaarplaats van het Westfries Archief.

Artikel 47 Toezicht

Met het toezicht op het beheer van de archiefbescheiden van de organen van het openbaar lichaam, voor zover deze niet zijn overgebracht naar de archiefbewaarplaats, is belast de archivaris van het Westfries Archief.

Artikel 48 Verantwoording

  • 1.

    De archivaris van het Westfries Archief brengt minimaal tweejaarlijks aan het dagelijks bestuur verslag uit over het toezicht op het beheer van de archiefbescheiden van de organen van het openbaar lichaam, die nog niet zijn overgebracht naar de archiefbewaarplaats.

  • 2.

    Het dagelijks bestuur brengt minimaal tweejaarlijks verslag uit aan het algemeen bestuur over de uitoefening van de aan hen opgedragen zorg voor de archiefbescheiden en de uitvoering van het archiefbeheer van de organen van het openbaar lichaam.

Artikel 49 Terbeschikkingstelling

  • 1.

    De deelnemers aan de regeling stellen aan het dagelijks bestuur van het openbaar lichaam de archiefbescheiden beschikbaar, die nodig zijn voor de uitvoering van de overgedragen taken.

  • 2.

    De zorgdragers van partijen, genoemd in lid 1, stellen een verklaring van terbeschikkingstelling op waarin de periode van terbeschikkingstelling en het toezicht op het beheer van de terbeschikkingstelling gestelde archiefbescheiden worden geregeld.

Artikel 50 Beheer archiefbescheiden opgedragen taken

  • 1.

    De deelnemers aan de gemeenschappelijke regeling besteden het beheer van de archiefbescheiden, ontvangen en opgemaakt als gevolg van de opgedragen taken, uit aan de gemeenschappelijke regeling.

  • 2.

    Voor de uitvoering van het beheer zoals bepaald in het vorige lid, dragen de deelnemers de bevoegdheden voortvloeiende uit de Archiefwet, Archiefbesluit en Archiefregeling over aan het dagelijks bestuur van de gemeenschappelijke regeling.

Artikel 51 Klachtenregeling

  • 1.

    Het algemeen bestuur stelt, met inachtneming van titel 9.1 van de Algemene wet bestuursrecht, een interne klachtenregeling vast.

  • 2.

    De Nationale ombudsman is, onverminderd het bepaalde in artikel 1a, eerste lid, van de Wet Nationale ombudsman, bevoegd tot behandeling van klaagschriften als bedoeld in titel 9.2 van de Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 52 Geschillen

  • 1.

    Als er tussen het SSC en een gemeente of tussen gemeenten onderling over het SSC een geschil ontstaat over de uitvoering van deze regeling treden het dagelijks bestuur en het college van de betreffende gemeente terstond met elkaar in overleg om het geschil verder te verkennen en op te lossen.

  • 2.

    Als onderling het geschil niet opgelost kan worden wijst iedere gemeente een deskundige aan. Deze deskundigen brengen gezamenlijk een advies uit.

  • 3.

    Als geschillen tussen de gemeenten onderling of tussen de gemeenten en het SSC desondanks niet worden opgelost, is artikel 28 van de wet van toepassing.

Artikel 53 Bestaande samenwerkingen en deelnemingen

  • 1.

    De op het moment van inwerkingtreding van deze regeling bestaande privaatrechtelijke of publiekrechtelijke samenwerkingsverbanden van de gemeenten afzonderlijk of gezamenlijk met derden blijven bestaan. Dit tot het moment waarop ieder van de colleges van de gemeenten, na een gezamenlijke inventarisatie daarvan met het dagelijks bestuur, besloten heeft welke van de per gemeente geïnventariseerde samenwerkingsverbanden door de betreffende gemeente gehandhaafd of opgezegd moet worden. In geval van opzegging kan een college besluiten de betreffende taken te laten uitvoeren door het SSC.

  • 2.

    De in het vorige lid vermelde inventarisatie is uiterlijk binnen twaalf maanden na de datum van inwerkingtreding van deze regeling voltooid.

HOOFDSTUK 9 SLOTBEPALINGEN

Artikel 54 Hardheidsclausule

In alle gevallen waarin deze regeling niet voorziet, beslist het algemeen bestuur gehoord de colleges van de gemeenten.

Artikel 55 Inwerkingtreding

Deze regeling treedt na bekendmaking in werking op 1 januari 2016.

Artikel 56 Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Gemeenschappelijke Regeling SSC DeSom 2015.

Naar boven