Gemeenteblad van Hollands Kroon
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Hollands Kroon | Gemeenteblad 2024, 332486 | beleidsregel |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Hollands Kroon | Gemeenteblad 2024, 332486 | beleidsregel |
Uitvoering- en Handhavingsstrategie Hollands Kroon 2024-2028
Voor u ligt het Vergunningen-, Toezicht- en Handhavings- (VTH) beleid 2024-2028. Dit beleid is de opvolger van het VTH-beleid 2023, welke tevens de uitvoering van 2023 betrof. Met dit beleid borduren we verder op het VTH-beleid van 2023, maar geven we uitvoering aan de aanbevelingen van de Provincie en sluiten ook aan bij de ambities van de Raad zoals verwoord in de begroting 2024-2027.
Dit beleidsplan geeft invulling aan onze wettelijke plicht om een beleidsplan op te stellen en aan onze wens om de uitvoering van vergunningverlening, het houden van toezicht en het handhaven van de regelgeving concreet vorm te geven op zowel strategisch als operationeel niveau. Zo wordt de basis gelegd voor de integrale uitvoering van de wettelijke taken op het gebied van het omgevingsrecht.
Kort samengevat gaat het bij de U&A-strategie om:
1. Omgevingsanalyse en Ontwikkeling
Ten behoeve van de prioriteiten en doelen voor de komende beleidsperiode beschrijven we in dit hoofdstuk:
2. Missie, visie en doelstellingen
In dit hoofdstuk beschrijven we de missie en visie die richting gevend zijn voor de strategie op het gebied van VTH voor deze beleidsperiode. Met de ambities en (hoofd)doelstellingen geven we richting aan het programma voor de komende beleidsperiode. Hiertoe wordt een apart Uitvoeringsprogramma opgesteld waar we jaarlijkse acties toewijzen om de ambities en doelen te behalen
In dit hoofdstuk zijn de uitvoeringsstrategieën op hoofdlijnen beschreven die de basis zijn voor de uitvoering.
4. Voorbereiding, monitoring en verslaglegging
In dit hoofdstuk wordt een beschrijving gegeven van werkwijzen en processen weer, waarvan in de bijlage een gedetailleerde uitwerking te vinden is. Hoe we monitoren en dit onder andere jaarlijks verwerken in onze verslaglegging
Dit doen we aan de hand van een uitvoeringsprogramma.
In het uitvoeringsprogramma maken we de koppeling tussen de financiële en personele middelen en de uitvoering. We monitoren de geplande activiteiten en de daaraan gekoppelde doelen uit het uitvoeringsprogramma.
Hier beschrijven we op welke manier we de evaluatie van het uitvoeringsprogramma en beleid uitvoeren.
1.Omgevingsanalyse & Ontwikkelingen
De Omgevingsanalyse richt op de fysieke leefomgeving waarbinnen VTH werkzaam is. Het beschrijft relevante trends, gebeurtenissen en transities die een invloed hebben op de VTH-werkzaamheden in de komende beleidsperiode. In de Omgevingsanalyse geven we een korte toelichting op de strategie en ambities voor het fysieke domein. Dit doen we aan de hand van de Omgevingsvisie Hollands Kroon. Bij Ontwikkelingen blikken we terug én kijken we vooruit naar de ontwikkelingen op de VTH- organisatie. Dat werken we weer verder uit in de consequenties voor de VTH-werkzaamheden in de analyse van inzichten.
1.1.1. De gemeente Hollands Kroon
Hollands Kroon is een grote plattelandsgemeente in de Kop van Noord-Holland met een heleboel dorpen en buurtschappen. De grootste dorpen zijn Anna Paulowna, Hippolytushoef, Winkel/Nieuwe Niedorp en Wieringerwerf. De gemeente bestaat uit een aantal heel verschillende gebieden: de polders van Anna Paulowna, Wieringerwaard en Wieringermeer, het voormalige Waddeneiland Wieringen en een deel van de gemeente valt binnen de Westfriese omringdijk. Hollands Kroon grenst aan De Waddenzee en het IJsselmeer. Naast het vele water, de dijken en de polders zijn het agrarische land en de lintbebouwing kenmerkend voor het gebied. De gemeente heeft ca. 50.000 inwoners waarvan ca. 21.000 huishoudens.
1.1.2. De omgevingsvisie Hollands Kroon
De omgevingsvisie is een belangrijk document voor de toekomst van Hollands Kroon. Het is de leidraad voor de fysieke leefomgeving. Het beschrijft de kwaliteiten van de gemeente die we willen beschermen, hoe we de gemeente in de toekomst zien en hoe we daaraan gaan werken. Ook geeft het aan hoe we een gezonde leefomgeving creëren, waarin inwoners worden uitgenodigd tot gezond gedrag en beschermd tegen negatieve omgevingsinvloeden. We geven een doorkijk naar 2040.
De onderwerpen die worden besproken in de omgevingsvisie gaan over alles in de openbare ruimte. Denk aan natuur, water, landbouw, mobiliteit, bedrijvigheid, wonen, mogelijkheden om te ontmoeten en bewegen etc. Deze onderwerpen benaderen we dan ook in samenhang met elkaar. Deze visie is een kompas dat ons de weg wijst in wie we zijn, waar we voor staan en hoe we onze toekomst willen vormgeven.
In 2016 heeft de gemeenteraad de ‘Omgevingsvisie Hollands Kroon 2040’ vastgesteld. De wereld heeft de afgelopen jaren niet stilgestaan. Er komt veel op onze gemeente af. In 2016 bevonden we ons in een andere tijd dan nu. Sommige van de ambities die we toen koesterden, zijn nog steeds relevant, terwijl andere zijn veranderd. We houden vast aan het idee dat “Hollands Kroon een agrarische gemeente is”, maar we moeten wel zorgvuldig met onze ruimte omgaan en daarom keuzes maken.
De ontwikkelingen hebben invloed op de keuzes die gemaakt worden en leiden tot een aanpassing van de omgevingsvisie. Op dit moment werken we aan een actualisatie van de omgevingsvisie. Ons streven is om de nieuwe geactualiseerde omgevingsvisie in Q1 2025 vast te stellen.
Omdat we nog werken aan de nieuwe omgevingsvisie en deze nog niet is vastgesteld door de gemeenteraad, kunnen we nog geen exacte uitspraken doen over de inhoud hiervan. Wel kunnen we in grote lijnen een aantal uitgangspunten toelichten die centraal staan bij de nieuwe omgevingsvisie.
Veel (grootschalige) ontwikkelingen dienen zich aan, allemaal vragen ze ruimte in de gemeente. Hoewel het soms lijkt alsof onze ruimte oneindig is, moeten we beseffen dat dit niet het geval is en ruimte dus kostbaar is. We hebben niet de ruimte om elke ontwikkeling zomaar te omarmen. We moeten zorgvuldige afwegingen maken over welke ontwikkelingen we verwelkomen.
In het coalitieakkoord 2022 – 2026 Samen bouwen aan vertrouwen staat dat deze (grootschalige) ontwikkelingen mogelijk een vliegwiel zijn voor de brede welvaart van onze inwoners. Vanuit dit perspectief benaderen we dan ook nieuwe ontwikkelingen. We kijken dan niet alleen naar de economische effecten, maar ook naar wat deze ontwikkelingen bijdragen aan de samenleving. We stellen onszelf de vraag: "Hoe draagt een ontwikkeling bij aan het welzijn, nu en in de toekomst?" We willen dat deze projecten niet alleen winst opleveren voor enkelen, maar ook iets positiefs brengen voor iedereen in Hollands Kroon.
In de nieuwe omgevingsvisie worden drie overkoepelende ambities verder uitgewerkt, namelijk:
We kijken terug naar 2023 opdat we in 2024 weer verder kunnen ontwikkelen en bijstellen waar nodig. Dit doen we door te kijken naar het VTH-beleid van 2023. Uitgangspunt hierbij is de evaluatie van de Provincie, maar ook onze eigen analyses op de gestelde ambities en doelen van 2023. Bij laatste gaat het niet hetgeen in het jaarverslag 2023 is vastgelegd, maar om de ambities en daarbij behorende doelen die in 2023 zijn afgerond en als zodanig geen onderdeel meer vormen van dit VTH-beleidsplan. Een deel van de ambities uit 2023 speelt in de 2024-2028 geen prominente rol meer en is als zodanig onderdeel van onze werkzaamheden geworden als het naarmate is geïntegreerd en minimale capaciteit vraagt, maar het kan ook dat een ambitie en bijbehorend doel is afgerond.
In 2022 en 2023 was de huisvesting van Oekraïners een belangrijke taak. Regionaal werd het ambitieniveau bepaald wat betreft quotum. De (bijgestelde) doelen die hieruit voortvloei(d)en zijn grotendeels behaald. Het gaat her en der nog om het huisvesten. Dit is dermate miniem dat dit naast de reguliere werkzaamheden gedaan kan worden en voor 2024-2028 niet langer als ambitie en bijhorende doelen wordt opgenomen.
In de voorgaande VTH-beleid stukken is gesproken over de ambitie veilig evenementen, maar ook het faciliteren. Voor 2024-2028 heeft er een verschuiving in ambitie plaatsgevonden en wel omdat de komst van de Omgevingswet dit vraagt, maar ook omdat we nauwelijks nieuwe evenementen hebben en extra vooroverleggen en/of evaluaties minder capaciteit vragen. In hoofdstuk 2 leest u hier meer over.
Gebleken is dat de ambities Woningbouwopgave veel impact heeft. Er komt dan ook een apart uitvoeringsprogramma voor waar in 2024 aan gewerkt wordt. Aankomende jaren zullen we de vertaling en uitvoering hiervan terugzien in het VTH-beleid en de bijbehorende uitvoeringsprogramma’s
In 2023 hebben we een nieuwe werkwijze voor de BAG-registraties opgesteld. Deze is geëvalueerd en aangescherpt. De werkzaamheden die hieruit voortvloeien zijn dermate miniem dat ze onderdeel van dagelijkse werkzaamheden zijn.
Het IBT heeft het VTH-beleid van de gemeente Hollands Kroon geëvalueerd en heeft een aantal aandachtspunten meegegeven:
Hollands Kroon heeft geen strategisch en operationeel beleid vastgesteld met daarnaast een uitvoeringsprogramma, maar een hybride plan met looptijd van 1 jaar. Voor 2024 moeten we daarom concreet:
Deze aandachtspunten zijn meegenomen in de opmaak van dit Meerjarige Uitvoerings- en Handhavingsstrategie o.a in hoofdstuk 2 en de bijlagen waar processen, strategieën en procedures beschreven worden. Maar ook in het Uitvoeringsprogrammma 2024
1.2.2. Een blik naar de toekomst
We stellen onze ambities en bijhorende doelen voor 2024-2028 vast aan de hand van een aantal leidende documenten, maar kijken hierbij ook naar maatschappelijk ontwikkelingen en mogelijke trends.
1.2.2.1 Kadernota 2024 en Begroting 2024-2027
Het college heeft de ambitie om zoveel mogelijk van wat er in het coalitieakkoord is voorgenomen te realiseren. We gaan door op de ingeslagen weg, maar met scherp oog op potentiële risico’s. Daarbij gaan ontwikkelingen niet altijd gepaard met financiële effecten. Zo gaat onze ambitie om dichter bij onze inwoners te staan niet altijd over euro’s maar over inzet en gedrag. Met het inspiratiekader van Brede Welvaart als een van onze uitgangspunten, kunnen we alles wat voor onze inwoners van waarde is goed in kaart brengen. Met als doel betere plannen maken, meer ruimte voor participatie en een duurzaam herstel van vertrouwen tussen overheid en inwoners. Hierin proberen we zo transparant mogelijk te opereren.
In Q2 2024 zal de nieuwe kadernota veiligheid door de Raad worden vastgesteld. Deze kadernota vormt het beleidskader voor de integrale veiligheid binnen de gemeente Hollands Kroon. Op hoofdlijnen worden de doelen voor de komende drie jaar gepresenteerd. De manier waarop we deze doelen willen bereiken, wordt weergegeven in het uitvoeringsplan. Hierin werken we de maatregelen en doelstellingen binnen de veiligheidsthema’s uit en maken deze meetbaar. In de kadernota zijn drie prioriteiten benoemd. Dat zijn ondermijning; zorg en veiligheid en digitale veiligheid. Door onze focus op deze drie onderwerpen te leggen zijn we in staat een stap vooruit te doen en onze inwoners te beschermen tegen de bedreigingen en schadelijke effecten van deze onderwerpen.
De woonvisie welk in maart 2024 voorgesteld wordt aan de Raad geeft een ambitieuze kijk op de bouw van 3.200 woningen voor de leefbaarheid van de dorpen, waarin balans centraal staat. Het is een gezamenlijke opgave van de Rijksoverheid, provincie, corporaties, ontwikkelaars en onze inwoners. Een groep met slagkracht.
In het verlengde van het coalitieakkoord wordt met de woonvisie gestreefd naar behoud en versterking van de leefbaarheid en vitaliteit van alle kernen: ‘Dát is het vergezicht: ook in de nabije toekomst is het in alle dorpen prettig en betaalbaar wonen; daar zetten we met ons (woon)beleid op in. En: we richten ons op de huidige inwoners, maar verwelkomen daarnaast ook instromers.” Beide uitgangspunten hebben consequenties voor inhoud en instrumentatie van het woon- en grondbeleid, in het bijzonder voor het woningbouwbeleid. De woonvisie wordt gebruikt als basis voor het sturen op een woningbouwprogramma dat voorziet in voldoende en vooral betaalbare woningen.
De woonvisie is gestructureerd langs vier inhoudelijke lijnen:
1.2.2.4 Organisatievisie: Met open houding in de samenleving
De Visie kenmerkt zich door een aantal speerpunten wat dagelijks in de werkzaamheden uitgedragen wordt:
1.2.2.5. Juridische ontwikkelingen
De Omgevingswet en de Wkb vragen blijvend aandacht. Deze twee wetten stellen de gemeente nog steeds voor uitdagingen op het gebied van de werkprocessen, een andere manier van werken en financiën. Hoe het de aankomende jaren verder ontwikkeld, is koffiedik kijken. Wat we wel weten is dat het de nodige extra aandacht en daarmee capaciteit vraagt en dat we slim moeten gaan werken om werkdruk aan te kunnen. De Woo is nieuw en we zien het aantal verzoeken toenemen en daarmee ook werk.
1.2.2.6 Maatschappelijke ontwikkelingen
Door een reeks ingrijpende maatschappelijke ontwikkelingen waar wij als gemeente mee te maken krijgen, zoals de polarisering en de zelfredzaamheid van burgers, klimaatverandering en klimaatadaptatie, de stikstofproblematiek en de woningbouwopgave worden de VTH-werkzaamheden complexer en wellicht daarmee ook belangrijker. Bijzondere aandacht verdienen hierbij de huisvesting van (arbeids)migranten en de aanpak van ondermijnende criminaliteit, maar ook de woningbouwopgave waartoe een apart programma wordt opgezet.
1.2.2.7. Organisatorische ontwikkelingen
Ontwikkeling staat in onze organisatie centraal. Door ons te ontwikkelen, zijn wij in staat om als professionals vanuit de organisatievisie ‘Met open houding midden in de samenleving’ te werken. Zo zorgen wij samen met de gemeenschap voor een bloeiende en veerkrachtige gemeente die klaar staat voor de opgaven van de toekomst. Nieuw hierbij is dat we van een zelfsturende organisatie naar een zelforganiserende organisatie gaan.
Bij zelf organiseren worden de opgaven en doelen vertaald naar Resultaat Gerichte Afspraken (RGA's) op team- en individueel niveau. Dit wordt samen met een programmaregisseur gedaan. Het teamdoel staat vast, maar binnen de afgesproken regels wordt bepaald, hoe de resultaten moeten worden behaald. Bij zelforganisatie is er veel vrijheid om zelf te organiseren, maar steeds met het gezamenlijke doel als leidraad. Vanuit de vooraf gemaakte RGA's over de te behalen doelen (begroting) wordt georganiseerd hoe dit te realiseren. Een nieuwe manier van werken waarbij de RGA’s tevens voor voortgang en monitoring zorgen en doelen en resultaten beter geborgd worden.
De maatschappelijk ontwikkeling zijn in diverse kadernota’s onderdeel geweest en vormen daarmee ook voor het VTH-beleid en de uit voering daarvan een onderdeel. De hiervoor benoemde kaderstellende documenten vormen hiermee een onderdeel van de analyses van inzichten en daarmee ook de prioritering van ambities naast reguliere werkzaamheden. In deze paragraaf richten we ons daarom alleen nog specifiek op de te verwachten ontwikkelen die direct invloed hebben op de reguliere VTH-werkzaamheden.
De impact van de Omgevingswet voor de VTH-werkzaamheden is onder andere:
Deze veranderingen vragen zowel aanpassingen in proces, beleid en competenties. Daarnaast introduceert de Omgevingswet een aantal kerninstrumenten. De exacte invulling en consequenties van deze instrumenten worden de komende jaren duidelijk en dan krijgt VTH een nadrukkelijke rol in de monitoring en evaluatie hiervan, zodat uitvoering, visie- en planvorming met elkaar in gesprek zijn om de kerninstrumenten op een passende manier in te zetten.
1.3.2 Wet kwaliteitsborging voor het bouwen
Het doel van de Wkb is het verbeteren van de kwaliteitsborging voor het bouwen en het versterken van de positie van de bouwconsument. In de praktijk zal dit betekenen dat het toetsen van bouwplannen en het toezicht houden tijdens bouwprojecten in veel gevallen door een marktpartij wordt uitgevoerd. Hierdoor vallen er op termijn werkzaamheden weg bij de gemeente. De Wkb wordt gefaseerd ingevoerd en alle vergunningen die voor inwerkingtreding van de Omgevingswet worden aangevraagd en verleend blijven onder het regime van de gemeente vallen.
Uiteraard betekent de Wkb niet alleen het verdwijnen van taken, maar komen er ook nieuwe (administratieve) taken bij. Daarnaast komen we met dit VTH-beleidsplan in een overgangsfase terecht, waarbij er nog zaken zullen lopen die getoetst moeten worden aan oude wetgeving. Ook kan de Omgevingswet zorgen voor nieuwe vergunningplichten en de toename van zorgplichten waar VTH op moet toezien. Daarnaast zal VTH, in het kader van de beleidscyclus, een nadrukkelijkere rol krijgen bij het opstellen van regels.
1.3.3. Impact organisatorische ontwikkelingen
Doordat we van een zelfsturend naar zelforganiserende organisatie gaan zal dit een nieuwe manier van samenwerken meebrengen maar ook registreren van onze werkzaamheden, doelen en ambities per team. Hoewel dit in het begin wennen zal zijn en daardoor ook extra tijd vragen zal het op de termijn bijdragen aan een betere borging en daarmee ook monitoring van doelen
2. Strategisch beleid: visie, ambities en doelen
Een fysiek veilige gezonde en duurzame leefomgeving is het primaat. Een integrale benadering van maatschappelijk opgaven, vraag- en risico gestuurd werken zijn hierbij het uitgangspunt. Naleving van wet- en regelgeving gaan hierbij hand in hand. De beschikbare capaciteit en middelen wordt gericht ingezet op prioriteiten en aandachtsgebieden.
Omdat er steeds grotere maatschappelijk opgaven op ons afkomen die een integrale benadering vragen, sluiten wij ons VTH-beleid hierop aan. We kijken hierbij niet alleen naar onze wettelijke taken, maar ook naar hoe we hierop tijdig kunnen anticiperen. Ambities worden geprioriteerd opdat we optimale inzet van de vergunningverleners, toezichthouders en handhavers hebben.
Wij werken hierbij samen met inwoners en bedrijven en vragen hun bij te dragen in de realisatie van de gewenste leefomgeving. Samenwerken met ketenpartners als de Provincie Omgevingsdienst Noord-Holland Noord (ODNHN), Gemeenschappelijke Gezondheidsdienst (GGD), de Veiligheidsregio Noord-Holland Noord (VRNHN), Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier (HHNK) en de politie is hierbij het uitgangspunt.
In 2022 hebben we pro-actief een start gemaakt de ambities te vertalen naar doelen en uitvoerbaarheid. We hebben hard gewerkt aan strategisch beleid en de uitvoering hiervan in 2023. Dit alles is verwoord in het VTH-beleid 2023. Een goede start, maar die mede gezien de aanbevelingen van de provincie, en het feit dat College nu ruim een jaar zit, we de strategische ambities voor meer jaren gaan vastleggen. We kijken hierbij naar de haalbaarheid (financiën middelen) maar leggen per jaar ook vast in een uitvoeringsnota wat onze doelen per jaar worden opdat ambities behaald worden naast de wettelijke basistaken dat ons reguliere werk vormt.
In onderstaand overzicht zijn alle ambities die betrekking hebben op het VTH-domein uiteengezet. Bestaande ambities van 2023 zijn het uitgangspunt, tenzij reeds volbracht, en ambities die voortvloeien uit de eerdergenoemde kader stellende documenten. Ook de langlopende (thematische) projecten en/of programma’s die onderdeel (gaan) uitmaken van het reguliere werk worden beschreven. Als laatste worden de werkzaamheden op grond van de wettelijke taken beschreven.
2.2.2 Thema’s en lang lopende projecten
2.2.3 Wettelijke reguliere taken
De werkwijze waarop wij de doelen willen bereiken zijn vastgelegd in de uitvoeringstrategieën. De strategieën zijn gebaseerd op de Vergunningsstrategie en de Landelijke handhavingsstrategie omgevingsrecht. In de figuur hieronder is de samenhang tussen de strategieën weergegeven. In bijlagen 2 en 3 zijn de strategieën nader uitgewerkt.
4. Voorbereiding Monitoring en Verslaglegging
4.1 Voorbereiding: Processen en procedures
Om ervoor te zorgen dat het de ambtelijke organisatie op een juiste wijze uitvoering geeft aan de uit- voering van het VTH-uitvoeringsprogramma en het VTH-beleid, handelt de organisatie op grond van vooraf vastgestelde procedures, processen en protocollen. In onderstaand leest u beknopt de een aantal processen. In de bijlagen vindt u hierover meer.
Met de inwerkingtreding van de Omgevingswet ligt de nadruk op vooroverleg. Dit is ingericht met een intake- en omgevingstafel.
Deze tafels moeten het mogelijk maken om complexe initiatieven waarbij diverse belangen en ketenpartners een onderdeel van de besluitvorming vormen en waarbij strijd met wet- en regelgeving is, maar welke wel aansluiten bij onze ambities te realiseren. Voordat een initiatief een geheel vergunningstraject doorloopt wordt al gemotiveerd weergegeven bij waarom het wel of niet wenselijk is. Jaarlijks zullen deze motiveringen geanalyseerd worden. Voor een nadere uitwerking zie bijlage
Principeverzoeken die niet doorgaan naar de Intaketafel en Omgevingstafel worden in het bouwberaad behandeld.
Ook voor. De Wkb hebben we een proces ontwikkeld. Hierbij hebben we een duidelijke knip tussen de bouwtechnische beoordeling gemaakt en de ruimtelijke toets maar ook handhaving toegevoegd
Bezwaar en beroep & Informele aanpak
De dienstverlening moet voldoende uitvoeringskwaliteit hebben. Hiermee wordt bedoeld, de mate waarin een product en/of dienstverlening voldoet aan de juridische doelen en bijdraagt aan de omgevingsdoelen.
Om een voldoende uitvoeringskwaliteit te hebben zijn er de volgende doelen.
Op basis van het aantal bezwaar-en beroepszaken en dan met name de zaken die standhouden bij de rechter, kan onze kwaliteit van dienstverlening worden geanalyseerd. Hoewel het nog geen standaard onderdeel van onze werkwijze vormt, willen we binnen het VTH-domein, deze uitkomsten ook qua inhoud gaan analyseren. Dit mede met het oog om te kijken of er in bepaalde gevallen beleid ontwikkeld kan worden.
Met het voeren van een vergunningenstrategie waarbij communicatie een speerpunt is proberen wij bezwaarschriften te voorkomen. Over de besluiten die genomen worden door het college communiceren we actief. Daarin vertellen we waarom we een bepaalde koers varen, maar ook welke voor- en nadelen tegenover elkaar afgewogen zijn en wat verder aandacht nodig heeft of beter kan. Hierin leveren we maatwerk. De aard van het genomen besluit bepaalt de vorm van de communicatie.
Ook door het bieden van de mogelijkheid tot vooroverleg en deelname aan de omgevingstafel proberen wij aan de voorkant bezwaarschriften te voorkomen.
De gemeente Hollands Kroon werkt al enige tijd met de informele aanpak bij bezwaarschriften. Vaak leidt een bezwaarschriftenprocedure tot ontevredenheid bij burgers en is weinig klantgericht. Er komt een besluit op bezwaar maar het onderliggende conflict is niet opgelost. Iedere bezwaarmaker wordt in de gelegenheid gesteld om in gesprek te gaan. De ervaringen zijn positief. Een deel van de bezwaarschriften kunnen informeel worden afgedaan. In 2023 gaan wij hiermee door.
Om verantwoording te kunnen afleggen over de inspanningen en resultaten zijn verschillende gegevens nodig. Deze gegevens moeten periodiek opvraagbaar zijn voor de teams zelf, de directie maar moeten ook kunnen dienen voor doeleinden als voor periodieke verantwoording aan het bestuur. Jaarlijks leggen we verantwoording af via monitoring van de vastgestelde ambities en doelen dit doen we via de volgende instrumenten
Voor alle taken op het gebied van vergunningverlening, toezicht en handhaving wordt gebruik gemaakt van Openwave en Kiss. In bepaalde gevallen wordt er nog gewerkt in SharePoint (denk hierbij aan oude zaken die niet geregistreerd zijn in openwave). Het streven is alles onder te brengen in Openwave en één systeem te hebben waarin wordt gewerkt.
5.1 Financiële middelen en capaciteit
Om de VTH-taken uit te kunnen voeren en de beleidsdoelen te realiseren, zijn financiële en personele middelen nodig. Jaarlijks worden vaste fte beraamd en berekend en wordt ingehuurd op projectbasis of voor uitvoering wettelijke taken indiende bestaande fte te weinig is. Op basis van vastgestelde DT-voorstellen wordt geld beschikbaar gesteld.
Deze U&H-strategie werken wij jaarlijks uit in een uitvoeringsprogramma voor zowel vergunningverlening, als toezicht en handhaving. In het uitvoeringsprogramma beschrijven we de doelen en de activiteiten op operationeel niveau. Daarbij geven wij ook aan hoe de (financiële en personele) middelen in het betreffende jaar worden ingezet. Gedurende het jaar monitoren we de voortgang van de activiteiten en de daaraan gekoppelde doelen en indien nodig sturen we bij. Het uitvoeringsprogramma sturen wij ter kennisname naar de raad en de provincie (het Interbestuurlijk Toezicht).
De werkwijzen, mede als gevolg van de Omgevingswet van vergunningverlening, toezicht en handhaving en afhandeling van meldingen zijn vertaald naar specifieke procesbeschrijvingen. Deze procesbeschrijvingen zijn bekend bij alle betrokken medewerkers en zijn geborgd binnen de organisatie. Nieuwe medewerkers worden ingewerkt aan de hand van deze procesbeschrijvingen.
Een goede samenwerking tussen de gemeente en haar partners is van belang. De onderdelen van deze U&H-strategie die betrekking hebben op de strafrechtelijke handhaving stemmen we op operationeel niveau af met de politie en het Openbaar Ministerie. Daarnaast hebben we met verschillende ketenpartners, zoals de Omgevingsdienst, de Veiligheidsregio, de GGD en woningcorporaties afspraken gemaakt over de afstemming en samenwerking op het gebied van VTH-taken.
Voordat een beleidsperiode is verstreken, wordt ten behoeve van het nieuwe beleid een evaluatie uitgevoerd. Er wordt dan beoordeeld of:
Ook deze evaluatie documenteren wij in het jaarverslag en de resultaten worden gebruikt voor het nieuwe VTH-beleid voor de volgende beleidsperiode en het uitvoeringsprogramma VTH voor het volgende jaar.
Bijlage 1. Toetsingsmatrix Bbl
In wet- en regelgeving is bepaald voor welke activiteiten inwoners en bedrijven een vergunning moeten aanvragen om ze te mogen uitvoeren of ondernemen en welke activiteiten gemeld moeten worden. Het is echter niet nodig om elke aanvraag die wordt ingediend even diepgaand te toetsen aan de regels. Immers niet iedere activiteit die vergunningplicht is of moet worden gemeld heeft hetzelfde toetsingskader.
Het toetsen van een omgevingsvergunning voor de activiteit BBL gebeurt op verschillende niveaus:
Ad a) bij een snelle beoordeling wordt er niet zo zeer gekeken naar de inhoud van de bij een bouwaanvraag behorende technische bescheiden, maar wordt er meer gelet op de aanwezigheid van de vereiste informatie.
Ad b) bij het visueel beoordelen wordt er aandacht besteed aan de uitgangspunten van de ingediende bescheiden zonder deze inhoudelijk te controleren.
Ad c) bij het representatief toetsen wordt niet alles gecontroleerd maar worden er per te toetsen object enkele representatieve onderdelen gepakt. Deze belangrijke onderdelen worden dan geheel getoetst.
Ad d) bij het integraal toetsen is het de bedoeling dat vrijwel alles van het desbetreffende onderdeel gecontroleerd en nagerekend wordt.
Als blijkt dat iets niet juist is wordt een toetsingsniveau dieper getoetst. In principe is dat het eerstvolgende toetsingsniveau. Blijkt bijvoorbeeld uit de visuele beoordeling dat er zaken niet lijken te kloppen, dan wordt het bouwplan alsnog representatief getoetst.
In bovenstaande tabel is geen onderscheid gemaakt naar gebieden, zoals bijvoorbeeld buitengebied, woonwijken, bedrijventerreinen en het centrum. Het gaat in principe om de aard van het bouwwerk. Dit laat onverlet dat in specifieke gevallen van het schema kan worden afgeweken in gevallen dat de omgeving er wel toe doet. Denk hierbij bijvoorbeeld aan de veiligheid voor de omgeving door de aard van het gebruik van het bouwwerk.
Bijlage 2. Vergunningenstrategie
Dit hoofdstuk beschrijft de vergunningenstrategie.
De vergunningenstrategie is opgedeeld in twee onderdelen:
Per onderdeel wordt een algemeen inzicht gegeven in de werkwijze die vergunningverleners hanteren bij het uitvoeren van hun werkzaamheden. Daarna worden de beoordelingscriteria voor het vergunningen gebied (Ow, VFL en bijzondere wetten) en de bijbehorende vergunningen en meldingen weergegeven.
Vergunningverlening onder de Omgevingswet
De vergunningplichten voor de fysieke leefomgeving komen voort uit Hoofdstuk 5 van de Omgevingswet. In totaal zijn er 14 verschillende type activiteiten waarvoor een omgevingsvergunning verplicht is. De wet gaat uit het van het subsidiariteitsbeginsel (decentraal, tenzij). Dit betekent dat de taken en bevoegdheden in principe worden uitgevoerd door gemeenten. Daarbij staan gemeenten dus aan de basis voor de algemene zorg voor de fysieke leefomgeving. In deze paragraaf worden de werkzaamheden beschreven die veranderen door de invoering Omgevingswet.
Vergunningaanvragen en meldingen met betrekking tot de Omgevingswet worden ontvangen vanuit het Digitaal Stelsel Omgevingswet (DSO). Het VTH-systeem wordt bij de invoering van de Omgevingswet gekoppeld aan het DSO. Via de samenwerkingsmodule kan worden samengewerkt met andere overheden bij aanvragen voor omgevingsvergunningen. We maken regionale afspraken over deze samenwerkingsruimte in het DSO.
Initiatiefnemers kunnen verschillende soorten verzoeken indienen via het DSO. Er zijn verschillende soorten verzoeken vastgesteld in het DSO:
Voor zover niet wettelijk voorgeschreven kunnen vragenbomen en aanvraagformulieren door de gemeente zelf worden gemaakt middels toepasbare regels in het DSO. Zo is het mogelijk om de suggestie van het vooroverleg/omgevingsoverleg eerder in het proces onder de aandacht te brengen zodat vaker voor deze optie wordt gekozen.
Na het inboeken van de aanvraag in het VTH-systeem vindt de intake en werkverdeling plaats door een coördinator. Tijdens deze beleidsperiode stellen we een nieuw bedrijfsvoeringsmodel op waarin we de kengetallen, zaakverantwoordelijkheid en servicenormen opnieuw vaststellen.
Naast een vergunningaanvraag kan ook een vooroverleg en omgevingsoverleg worden aangevraagd. De aanvraag wordt hiermee voorbereid.
We stimuleren het voortraject met name via de legesverordening. De leges die een aanvrager verschuldigd is voor het voortraject worden in mindering gebracht op de leges voor het behandelen van de vergunningaanvraag. Daarnaast formuleren we helder welke processtappen genomen worden in het voortraject, wat we van de aanvrager verwachten en wat het eindresultaat is van elke fase uit het voortraject.
Een binnengekomen aanvraag die niet past in het omgevingsplan, wordt beoordeeld of het wenselijk is hieraan mee te werken. Dit wordt besproken op de intaketafel. Bij een klein initiatief wordt de wenselijkheid en, waar nodig, haalbaarheid beoordeeld bij het bouwplanoverleg.
Daarnaast richten we een proces in om de haalbaarheid van een grotere initiatieven te onderzoeken. In dit proces worden omgevingstafels georganiseerd waar met interne en externe adviseurs het plan beoordeeld wordt. Het eindresultaat van dit proces is dat het plan klaar is om een omgevingsvergunning aan te vragen. De aanvraag omgevingsvergunning kan dan binnen de wettelijke termijn van 8 weken behandeld wordt.
Behandeling aanvraag omgevingsvergunning
De reguliere procedure verandert niet onder de Omgevingswet. Een belangrijk verschil is dat na het verstrijken van de wettelijke termijn geen vergunning van rechtswege ontstaat. Indien de gemeente geen besluit neemt kan de aanvrager de gemeente in gebreke stellen.
De aanvrager kan meerdere activiteiten in één keer (meervoudige aanvraag) indienen, maar is niet verplicht de benodigde activiteiten voor een project gelijktijdig aan te vragen. Het verplicht gelijktijdig aanvragen van onlosmakelijke activiteiten vervalt onder de Omgevingswet. In principe is dan voor alle aanvragen de standaardprocedure van 8 weken van toepassing (tenzij in de gevallen hieronder genoemd).
In sommige gevallen kan een uitgebreide procedure van 6 maanden van toepassing zijn. Hiervoor zijn drie mogelijke redenen:
Er zijn een aantal gevallen waarvoor altijd de uitgebreide procedure van toepassing is (zoals activiteiten waarvoor een MER verplicht is, bij een rijksmonumentenactiviteit of bij een Natura 2000-activiteit). De gevallen daarvoor zijn opgenomen in artikel 10.24 van het Omgevingsbesluit;
De colleges van B&W kunnen een uitgebreide procedure van toepassing verklaren bij een buitenplanse omgevingsplanactiviteit als daarvoor gegronde redenen zijn (art. 16.65 Ow, lid 4). In dit artikel wordt toegelicht dat het bevoegd gezag dit kan bepalen als:
Het college stelt in dat geval, voorafgaand aan het nemen van het besluit, de aanvrager in de gelegenheid zijn zienswijze daarover naar voren te brengen. De aanvrager kan zelf verzoeken of instemmen met de uitgebreide procedure.
De gemeenteraad kan gevallen van activiteiten aanwijzen waarin participatie van en overleg met derden verplicht is voordat een aanvraag om een omgevingsvergunning voor een buitenplanse omgevingsplanactiviteit kan worden ingediend. Hierover wordt een besluit genomen door de gemeenteraad.
Advies van gemeenteraad aan college
De gemeenteraad is adviseur voor een aanvraag om een omgevingsvergunning voor zover de aanvraag betrekking heeft op de (door de gemeenteraad) aangewezen gevallen van een buitenplanse omgevingsplanactiviteit, waarvoor het college van burgemeester en wethouders bevoegd gezag is>
De gemeenteraad heeft besloten wanneer er gebruik gemaakt wordt van het bindend advies aan het college.
Een aanvraag omgevingsvergunning voor een buitenplanse omgevingsplanactiviteit waarbij advies van de raad nodig is moet ook binnen een proceduretermijn van 8 weken beoordeeld worden. De proceduretermijn kan met 6 weken verlengd worden. De procedure om advies aan de raad te vragen heeft over het algemeen een langere doorlooptijd. Door dit proces aan het einde van het voortraject (zie paragraaf 2.1.2) op te starten (zodra zicht is op het indienen van een aanvraag) wordt de behandeling van een aanvraag omgevingsvergunning binnen de wettelijke termijn mogelijk. We gaan er wel van uit dat het verlengen van de besluitdatum met 6 weken noodzakelijk is. Daarnaast gaan we er vanuit dat een initiatiefnemer vooroverleg pleegt. Als zonder overleg een aanvraag wordt ingediend is het halen van deze termijn een uitdaging.
Beoordelingscriteria Omgevingswet vergunningen
Hieronder staan de belangrijkste beoordelingskaders van de Omgevingswet voor het verlenen van vergunningen. Het betreft de volgende Algemene Maatregelen van Bestuur (AMvB’s):
Besluit activiteiten leefomgeving (Bal) Besluit bouwwerken leefomgeving (Bbl) Besluit kwaliteiten leefomgeving (Bkl)
Daarnaast zijn de Omgevingsregeling, het invoeringsbesluit met daarin de bruidsschat, het gemeentelijke omgevingsplan (tijdelijk of nieuwe stijl) en de lokale verordeningen en beleid in het kader van de fysieke leefomgeving toegelicht, welke van belang zijn in het vergunningverlening proces. In deze bronnen zijn de beoordelingscriteria per vergunning te vinden.
Het Besluit bouwwerken leefomgeving (Bbl) bevat samen met het Besluit activiteiten leefomgeving (Bal), de algemene regels waaraan burgers en bedrijven zich moeten houden als ze bepaalde activiteiten uitvoeren in de fysieke leefomgeving. Het besluit kwaliteit leefomgeving is meer gericht op de regels waar de overheid zich aan dient te houden om een veilige en gezonde leefomgeving te kunnen garanderen. Het Omgevingsbesluit bevat regels voor alle partijen die actief zijn in de fysieke leefomgeving. Dus burgers, bedrijven en overheid. Het gaat om regels over het bevoegd gezag voor vergunningen, over procedures, handhaving en uitvoering. Het Omgevingsbesluit bevat dus geen beoordelingscriteria voor vergunningverlening.
De 4 AMvB's van de Omgevingswet.
In de onderstaande paragrafen wordt de uitwerking van de AMvB's met betrekking tot de vergunningverlening toegelicht.
Besluit bouwwerken leefomgeving (Bbl)
Met de invoering van de Omgevingswet is het Bouwbesluit 2012 vervallen en zijn de technische bouwvoorschriften opgenomen in het Besluit bouwwerken leefomgeving, kortweg het Bbl. Het Bbl bevat regels over veiligheid, gezondheid, duurzaamheid en bruikbaarheid bij het (ver)bouwen van een bouwwerk, de staat van het bouwwerk, het gebruik van het bouwwerk en het uitvoeren van bouw- en sloopwerkzaamheden.
Daarnaast bevat het Bbl ook regels over asbestverwijdering en mobiel puinbreken.
In het Bbl staat aangegeven of voor de bouwactiviteit een vergunningplicht of meldingsplicht noodzakelijk is of dat deze vergunningvrij is. De Wet kwaliteitsborging voor het bouwen is onderdeel van het Bbl. Hiermee wordt dit deel van de bouwtechnische beoordeling ondergebracht bij private kwaliteitsborgers. De regels in het Bbl zijn in hoofdstukken geclusterd rondom een bepaalde activiteit die te maken heeft met het bouwwerk. De hoofdstukken geven eisen betreffende:
Binnen deze hoofdstukken zijn de onderwerpen veiligheid, gezondheid, duurzaamheid, bruikbaarheid, toegankelijkheid en bouwwerkinstallaties, voor zover van toepassing, terug te vinden.
Onder de Omgevingswet en de WKB vervalt de bouwtechnische toets van veel kleine bouwwerken. Enerzijds omdat de bouwactiviteit onder een vergunningvrije categorie valt, anderzijds omdat de bouwtechnische toets door een private kwaliteitsborger uitgevoerd zal worden.
De bouwwerken die door de gemeente preventief getoetst worden aan het Bouwbesluit zijn over het algemeen grotere of bijzondere bouwwerken (bijvoorbeeld monumenten).
Besluit activiteiten leefomgeving (Bal)
Met de invoering van de Omgevingswet is het activiteitenbesluit vervallen en zijn de milieuvoorschriften opgenomen in het Besluit activiteiten leefomgeving, kortweg het Bal. Deze AMvB bevat algemene rijksregels voor milieubelastende activiteiten in de leefomgeving. Naast de inhoudelijke algemene regels voor milieubelastende activiteiten, lozingsactiviteiten, wateronttrekkingsactiviteiten, mijnbouwactiviteiten, beperkingengebied activiteiten, het gelegenheid bieden tot zwemmen en baden, en activiteiten die cultureel erfgoed betreffen, zijn bijzondere aandachtspunten: de reikwijdte van de rijksregels, de specifieke zorgplichten, de inzet op maat van doel- en middelvoorschriften en de inzet van maatwerk en gelijkwaardigheid als instrumenten voor flexibiliteit.
Vergunningsplichten waarvoor de gemeente bevoegd gezag is en die voorvloeien uit het Bal zijn onderverdeeld in de volgende categorieën.
De Omgevingsdienst is adviseur voor de milieubelastende activiteiten (MBA's).
Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl)
In het Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl) staan regels voor het Rijk en voor decentrale overheden. De regels gaan over omgevingswaarden, instructieregels, beoordelingsregels en monitoring.
In het Bkl staan omgevingswaarden. Die zorgen voor een veilige en gezonde fysieke leefomgeving. Ook helpen ze bij het zorgen voor een goede omgevingskwaliteit. De omgevingswaarden volgen vooral uit Europese of andere internationale verplichtingen.
Instructieregels gaan over het uitvoeren van taken en het gebruiken van instrumenten. Decentrale overheden moeten deze instructieregels van het Rijk volgen. Per instrument is er een hoofdstuk met instructieregels, zoals voor het instrument omgevingsplan. Die instructieregels gaan dan onder meer over normen en regels voor externe veiligheid, geluid en geur van activiteiten en erfgoed.
In het Bkl zit een hoofdstuk met beoordelingsregels voor omgevingsvergunningen. Het gaat om activiteiten waarvoor het Rijk een vergunningplicht heeft geregeld, zoals voor omgevingsplanactiviteiten, bouwactiviteiten, milieubelastende activiteiten en rijksmonumenten activiteiten. De beoordelingsregels geven aan wanneer het bevoegd gezag de vergunning kan verlenen of weigeren. Bij het beoordelen van een aanvraag moet het bevoegd gezag deze beoordelingsregels dan ook volgen. De beoordelingsregels staan geordend per activiteit.
Het Invoeringsbesluit zorgt voor het overgangsrecht en voor het intrekken of wijzigen van andere besluiten. Het overgangsrecht regelt de overgang van de oude regelgeving naar het nieuwe stelsel van de Omgevingswet, bijvoorbeeld wat de status is van besluiten onder het oude recht. Ook regelt het overgangsrecht hoe procedures die onder het oude recht zijn gestart, worden afgehandeld onder de Omgevingswet.
Een bijzonder onderdeel van het overgangsrecht is de bruidsschat. Dit is een set regels die het Rijk over heeft gedragen naar decentrale overheden bij inwerkingtreding van de Omgevingswet. Deze regels zijn onderdeel van het tijdelijke omgevingsplan (omgevingsplan van rechtswege). De gemeente kan deze regels op elk moment aanpassen of schrappen. Wanneer het omgevingsplan (nieuwe stijl) formeel is vastgesteld komt de bruidsschat te vervallen. De gemeente heeft in principe tot 2032 om een omgevingsplan op te stellen en alle keuzes met betrekking tot de bruidsschat te maken.
Bij het omzetten van het tijdelijk deel van het omgevingsplan naar het definitieve omgevingsplan worden de bruidsschatregels beoordeeld. Het uitgangspunt is om het omgevingsplan gebiedsgericht te vullen en de bruidsschat beleidsneutraal over te nemen.
Specifiek met betrekking tot vergunningen en ontheffingen uit de oude regelgeving is er overgangsrecht.
Het overgangsrecht geldt zowel voor vergunningplichten uit rijksregelgeving als uit decentrale regelgeving. Het overgangsrecht voor vergunningen staat in artikel 4.13 en 4.14 van de Invoeringswet.
In het tijdelijke omgevingsplan zijn onder andere de bestaande omgevingsplannen, beheers verordeningen en wijzigings- en uitwerkingsplannen opgenomen (voor een volledig overzicht zie artikel 4.6, eerste lid, van de Invoeringswet Omgevingswet).
De gemeente heeft na inwerkingtreding van de wet tot 2032 de tijd om één gebiedsdekkend omgevingsplan vast te stellen (zie Figuur 4). De gemeente bepaalt deels zelf welke algemene regels, informatie- melding- of vergunningsplichten zij opneemt in het omgevingsplan (OP). De gemeente Hollands Kroon gaat in eerste instantie beleidsneutraal over. Wanneer regels in het OP worden aangepast of geschrapt in afwijking van de huidige situatie, heeft dit uiteraard een effect op de VTH-taken. Het Invoeringsbesluit regelt welke regels er van rijk aan gemeente worden overgedragen. Verder bepaalt de gemeente zelf welke (onderdelen van) verordeningen met betrekking tot de fysieke leefomgeving worden meegenomen in het omgevingsplan.
In de Omgevingsregeling staat welke informatie een aanvrager van een omgevingsvergunning moet aanleveren bij zijn aanvraag. Dit zijn de aanvraagvereisten. Het hoofdstuk met aanvraagvereisten bestaat uit een algemeen deel dat geldt voor iedere aanvraag en een specifiek deel met specifieke regels per activiteit. Voorbeelden van aanvraagvereisten zijn:
In de Omgevingsregeling zit een praktische uitwerking van een aantal regels uit Bal en het Bbl, bijvoorbeeld met betrekking tot emissies van dierenverblijven of duurzaamheid van gebouwen.
Ook staan in de Omgevingsregeling meet- en rekenmethoden. Voor gemeenten betreft het de methoden die moeten worden gebruikt om besluiten te motiveren met betrekking tot het omgevingsplan, vergunningaanvragen en projectbesluiten. Bijvoorbeeld of een aanvraag voor omgevingsvergunning aan de luchtkwaliteitsnorm voldoet. Ook voor de aanvrager van vergunningen zijn methoden genoemd voor activiteiten die decentraal (via het omgevingsplan) worden gereguleerd. Bijvoorbeeld hoe men kan bepalen of men aan een geurnorm uit het omgevingsplan voldoet.
In de omgevingsregeling is opgenomen dat participatie een motiveringsverplichting is bij een aanvraag omgevingsvergunning. Bij een aanvraag omgevingsvergunning moet aangegeven zijn of, en zo ja op welke wijze, invulling is gegeven aan participatie. Participatie kan inzicht in de belangen van omwonenden en belanghebbenden geven en kan daarmee als onderdeel van de benodigde informatie worden beschouwd door de gemeente. Participatie is in de meeste gevallen echter niet verplicht voor de aanvrager. De gemeenteraad wijst voor het in werking treden van de Omgevingswet gevallen aan waarvoor participatie verplicht is.
Daarnaast moet goed beargumenteerd worden waarom er meer dan de aanvraagvereisten uit de omgevingsregeling nodig zijn, bijvoorbeeld wanneer ambtshalve de uitgebreide procedure van toepassing wordt verklaard omdat de belangen niet goed in beeld zijn.
De gemeente Hollands Kroon heeft een handreiking voor participatie opgesteld. Deze handreiking geeft informatie over de communicatie en de verschillende manieren van het houden van een omgevingsdialoog die bij diverse ruimtelijke ontwikkelingen wenselijk is. Hoe de initiatiefnemer van een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling hieraan invulling geeft is afhankelijk van de grootte en/of gevoeligheid van het project in de omgeving.
Lokaal beleid en verordeningen
Tot 2032 of eerder als het definitieve Omgevingsplan is vastgesteld beoordelen wij aanvragen aan de bruidsschat, bestemmingsplannen en lokale verordeningen welke een ruimtelijke component bevatten (tijdelijk deel omgevingsplan). Concrete voorbeelden van lokale verordeningen is de Verordening Fysieke leefomgeving (VFL)
Zodra het besluit over de aanvraag omgevingsvergunning genomen is wordt dit bekend gemaakt aan de aanvrager door het versturen van het besluit.
De besluiten worden digitaal gepubliceerd in het gemeenteblad. Omwonenden en andere belanghebbenden kunnen via de website www.overheid.nl een abonnement nemen om geïnformeerd te worden over nieuwe publicaties die aan bepaalde zoektermen voldoen.
Activiteiten omgevingsvergunningen
Op grond van de Omgevingswet (via artikel 5.1) is de activiteit bouwen gescheiden in een technisch en een ruimtelijk deel. Dat levert twee activiteiten op waarvoor een omgevingsvergunning aangevraagd moet worden; de omgevingsplanactiviteit en de bouwactiviteit. Deze paragraaf licht de verschillende activiteiten uit omgevingsvergunningen toe.
Omgevingsvergunning voor de (technische) bouwactiviteit
Als de aanvraag om een omgevingsvergunning betrekking heeft op een bouwactiviteit als bedoeld in paragraaf2.3.2 van het Besluit bouwwerken leefomgeving en of het bouwwerk behoort tot gevolgklasse 2 of 3 dan wordt de bouwtechniek van het bouwwerk, op basis van het Bbl, beoordeelt door de gemeente. Vergunningvrij bouwwerken zijn omschreven in het Bbl.
Omgevingsvergunning voor de omgevingsplanactiviteit
Het ruimtelijke bouwen en in stand houden en gebruiken van een bouwwerk is in het omgevingsplan geregeld. Het gaat hierbij bijvoorbeeld om de locatie van het bouwwerk, de bebouwingsoppervlakte of het uiterlijk. De volgende paragrafen gaan in op de verschillende omgevingsplanactiviteiten.
Binnenplanse en buitenplanse omgevingsplanactiviteiten
Er wordt een onderscheid gemaakt tussen binnenplanse en buitenplanse omgevingsplanactiviteiten. Binnenplanse omgevingsplanactiviteiten zijn die activiteiten die passen binnen de beoordelingsregels van het omgevingsplan en waarvoor in het omgevingsplan een vergunningplicht is opgenomen. Buitenplanse omgevingsplanactiviteiten wijken hier (op onderdelen) vanaf. Voor dit type is het dan nodig om een vergunning voor een buitenplanse omgevingsplanactiviteit aan te vragen.
Vergunningen voor een buitenplanse omgevingsplanactiviteit betreft aanvragen die niet passen binnen het omgevingsplan (van rechtswege of nieuwe stijl). Ook voor deze aanvragen geldt in principe de standaardprocedure van 8 weken.
In sommige gevallen kan de uitgebreide procedure van toepassing worden verklaard. Verleende vergunningen moeten binnen 5 jaar in het omgevingsplan verwerkt zijn, tenzij het om een tijdelijke vergunning gaat. De alternatieve route voor het meewerken aan een buitenplanse omgevingsplanactiviteit is het wijzigen van het omgevingsplan.
Omgevingsplanactiviteit voor het bouwen van een bouwwerk
Een beoordeling van een aanvraag omgevingsplanactiviteit die bestaat uit bouwen ziet toe op de planologische aspecten van een bouwwerk, ofwel de beoordeling aan het omgevingsplan. Vergunningvrije omgevingsplanactiviteiten met betrekking tot het bouwen van een bouwwerk zijn omschreven in de bruidsschat (artikel 22.26). De gemeente bepaalt (deels) zelf in welke mate ze ook de omgevingsplanactiviteiten die bestaan uit bouwen vergunningsvrij, melding plichtig of vergunning plichtig maakt.
Omgevingsplanactiviteit voor het slopen van een bouwwerk
De sloopactiviteit heeft vaak een relatie met andere activiteiten:
Een sloopactiviteit gaat in veel gevallen samen met een bouwactiviteit;
Is het bouwwerk dat wordt gesloopt een rijksmonument? Dan gelden voor het slopen de regels voor de rijksmonumentenactiviteit;
De gemeente kan in het omgevingsplan extra regels stellen. Bijvoorbeeld ter bescherming van een stads- of dorpsgezicht of om te voorkomen dat open ruimten in bebouwing ontstaan.
Omgevingsplanactiviteit voor monumenten, beschermd stads-of dorpsgezichten, overig cultureel erfgoed en werelderfgoed
Bij de beoordeling van aanvragen voor een omgevingsvergunning voor het in ieder opzichte wijzigen van monumenten en beschermde stads- en dorpsgezichten wordt beoordeeld of er geen onomkeerbare schade wordt toegebracht aan gemeentelijk cultuurhistorisch erfgoed.
Daarnaast bevat de bruidsschat aanvraagvereisten met betrekking tot het ontsieren, slopen of veranderen van monumenten. Het betreft gemeentelijke, archeologische en provincie beschermde monumenten of beschermde stads-en dorpsgezichten.
Overige omgevingsplanactiviteiten (bruidsschat)
De bruidsschat bevat aanvraagvereisten en beoordelingsregels met betrekking tot onder andere de volgende vergunning plichtige activiteiten. Deze kunnen gekoppeld zijn aan lokale verordeningen en regelingen.
Een rijksmonumentenactiviteit is een aanvulling op de omgevingsplanactiviteit voor monumenten en betreft een activiteit ‘inhoudende het slopen, verstoren, verplaatsen of wijzigen van een rijksmonument of een voorbeschermd rijksmonument of het herstellen of gebruiken daarvan waardoor het wordt ontsierd of ingevaar gebracht’.
Rijksmonumenten zijn monumenten en archeologische monumenten die volgens de Erfgoedwet in het rijksmonumentenregister staan ingeschreven. De regels over de rijksmonumentenactiviteit en over cultureel erfgoed staan in de Omgevingswet, het Omgevingsbesluit (Ob), het Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl), het Besluit activiteiten leefomgeving (Bal), het Besluit bouwwerken leefomgeving (Bbl), de Omgevingsregeling, het overgangsrecht van de Invoeringswet Omgevingswet en het omgevingsplan van rechtswege (via de bruidsschat).
Voorbeschermde rijksmonumenten zijn monumenten of archeologische monumenten die nog niet in het rijksmonumentenregister staan ingeschreven. Maar waarvoor de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) het ontwerpbesluit tot aanwijzing als rijksmonument al naar de eigenaar heeft gestuurd. Het Bal bevat de specifieke zorgplicht (artikel 13.7) om beschadiging en vernieling aan een rijksmonument te voorkomen. Een bouwactiviteit die van invloed is of een rijksmonument betreft is in dat geval ook een rijksmonumentenactiviteit. De rijksmonumentenactiviteit is vergunningplichtig op grond van de Omgevingswet.
De gemeentelijke adviescommissie heeft de taak om te adviseren over de aanvragen om een omgevingsvergunning voor een rijksmonumentenactiviteit, met betrekking tot een monument. Het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap is adviseur met instemming bij een rijksmonumentenactiviteit met betrekking tot een archeologisch monument.
Een milieubelastende activiteit is een activiteit die nadelige gevolgen voor het milieu kan veroorzaken, bijvoorbeeld bij het uitbaten van een SEVESO of IPPC-installatie maar ook voor de opslag van mest, grond, baggerspecie of koolstofdioxide in de bodem, lozing van afvalwater op oppervlaktewater, geluid of de opslag van gevaarlijke stoffen. Hoofdstuk 3 van het Besluit activiteiten leefomgeving (Bal) wijst de milieubelastende activiteiten aan waarvoor algemene regels gelden en in welke gevallen en daarnaast een vergunningplicht geldt. In totaal gaat het om zo’n 100 verschillende gevallen.
Ook bevat de bruidsschat een aantal vergunningsplichtige milieubelastende activiteiten die vanzelf landen in het tijdelijke omgevingsplan. Het gaat onder andere om de volgende activiteiten:
Het Bal en Bbl bieden mogelijkheid tot maatwerkvoorschriften. Er zijn twee typen maatwerkvoorschriften:
Met een maatwerkvoorschrift kan de gemeente afwijken van algemene regels. De gemeente kan met maatwerkvoorschriften bijvoorbeeld:
Het bevoegd gezag kan een maatwerkvoorschrift bijvoorbeeld gebruiken voor onvoorziene situatie, bijzondere gevallen, lokale omstandigheden of het bereiken van ambities voor de kwaliteit van de fysieke leefomgeving. Het maatwerkvoorschrift kan ambtshalve worden opgesteld of op verzoek.
Er zijn algemene uitgangspunten (paragraaf 4.3.2 Omgevingswet) die zaken als veiligheid en het beschermen van de gezondheid in het kader van maatwerkvoorschriften waarborgen. Verder zijn er ook meer specifieke uitgangspunten, zoals toegankelijkheid van bouwwerken voor mensen met een functiebeperking en het toepassen van de beste beschikbare technieken.
Maatwerkvoorschriften zijn niet onbeperkt mogelijk. Beoordelingsregels voor vergunningen en de eisen aan vergunningvoorschriften gelden vaak ook voor maatwerkvoorschriften. Mogelijkheden zijn aangeduid in het Bal en Bbl.
Op grond van artikel 4.7, eerste lid, van de Omgevingswet kan in plaats van een in een algemene regel voorgeschreven maatregel (zoals een technische bouw eis in het Bbl) toestemming worden verleend om in plaats daarvan een gelijkwaardige maatregel te treffen. We bedoelen hier met regels waaruit een vergunningplicht voortvloeit. Met de gelijkwaardige maatregel moet ten minste hetzelfde resultaat worden bereikt als met de voorgeschreven maatregel is beoogd. Maatregelen op het gebied van omgevingsveiligheid hebben als doel om mensen in gebouwen te beschermen tegen de effecten van een van buiten komende brand of explosie. Een voorbeeld is een opvanggeul voor uitstromende brandbare vloeistoffen die soms gelijkwaardig of beter beschermen dan een brandwerende gevel (welke de technische eis betreft).
De gemeente Hollands Kroon beoordeelt gelijkwaardige oplossing in eerste instantie zelf samen met zijn interne adviseurs zoals bijv. De ODNHN en VRNHN. Waar nodig vragen we advies aan een (extern) adviseur
Overige werkzaamheden in het kader van vergunningverlening
De volgende werkzaamheden zijn overige werkzaamheden die mogelijk zijn in het kader van vergunningverlening. Indien zij in grote mate voorkomen dan kunnen zij van invloed zijn op de capaciteit.
Adviesverzoek ander bevoegd gezag bij magneetactiviteiten
Bij meervoudige aanvragen kan sprake zijn van magneetactiviteiten. Deze activiteiten hebben als het ware een magnetische werking en zijn bepalend voor welke bestuursorgaan bevoegd gezag is. Het gaat om de situatie waarbij één van die activiteiten niet bij de gemeente kan worden neergelegd. De andere activiteiten in de vergunningaanvraag gaan dan mee dat het andere bevoegde gezag (de provincie of het Rijk).
Bij activiteiten waarvoor de provincie of het rijk bevoegd gezag is, zal het college van B&W om advies gevraagd worden over activiteiten waarvan zij ‘oorspronkelijk’ bevoegd gezag zouden zijn geweest. Deze adviesverzoeken komen binnen in de VTH-applicatie en worden naar relevante college gestuurd.
Bij meervoudige aanvragen wordt het college van B&W dus om advies (art. 4.20 lid 1 Omgevingsbesluit) gevraagd. Het college krijgt hiervoor een voorgenomen beslissing toegestuurd en moet daarover binnen 4 weken een advies geven.
In bepaalde gevallen is advies met instemming van het college van B&W noodzakelijk (artikel 4.20 lid 2). Het gaat om sommige buitenplanse omgevingsplanactiviteiten en milieubelastende activiteiten.
Als de buitenplanse omgevingsplanactiviteit valt binnen een categorie die is aangewezen door de raad is ook advies van de raad noodzakelijk.
Bij enkelvoudige aanvragen geldt voorgaande niet, omdat dan het bevoegd gezag (gemeente) beslist op de enkelvoudige aanvraag. Dat sluit afstemming en samenwerking met andere bestuursorganen natuurlijk niet uit.
De grondslag voor meldingen van voormalige vergunningplichten is te vinden in het Bal en Bbl. Anders dan bij vergunningaanvragen vindt bij de meldingen alleen een beoordeling op volledigheid plaats. Wanneer de melding niet volledig is, wordt deze niet beschouwd als melding. De gemeente informeert hierover de melder. Hieronder zijn een aantal belangrijk meldingsplichten toegelicht.
In hoofdstuk 4 van het Bal staat per milieubelastende activiteit of er een meldingsplicht geldt. Iedere melding bestaat in ieder geval uit een aantal algemene gegevens. Dat regelt artikel 2.17 van het Bal. Gegevens die de melder altijd moet aanleveren zijn:
Met betrekking tot meldingsplichtige sloopwerkzaamheden uit het Bbl is het verplicht om minimaal 4 weken (bij uitzondering 1 week) voor het begin van de sloopwerkzaamheden de sloopactiviteit te melden bij het bevoegd gezag (artikel 7.10 van het Bbl). Vervolgens moet uiterlijk 2 werkdagen voor aanvang en 1 dag na afronding van de feitelijke sloopwerkzaamheden het bevoegd gezag daarover geïnformeerd worden (artikel 7.12 van het Bbl). De melding sloop met asbest wordt net als normale sloop afgehandeld door de gemeente Hollands Kroon. Het toezicht op sloopwerkzaamheden met asbest is bij de ODIJ belegd.
Tijdens de sloopwerkzaamheden moet volgens artikel 7.13 van het Bbl de volgende informatie aanwezig zijn:
Onder de Omgevingswet is de omgevingsvergunning brandveilig gebruik vervallen, maar geldt voor bepaalde gebouwen nog wel een meldingsplicht. In artikel 6.6 Besluit bouwwerken leefomgeving (Bbl) is een tabel opgenomen waarin per gebruiksfunctie is aangegeven vanaf welk aantal mogelijk aanwezige personen sprake is van een meldingsplicht voor brandveilig gebruik van het bouwwerk.
Op grond van artikel 6.7 Bbl moet de gebruiksmelding 4 weken voor het begin van het gebruik worden gedaan. Er moeten een aantal gegevens en bescheiden worden ingediend. Deze zijn genoemd in artikel 6.8 va het Bbl.
Met de VRNHN zijn afspraken gemaakt over welke meldingen voor advies worden voorgelegd aan de brandweer. Als de gemeente advies nodig heeft, is de afspraak dat dit aan de VRNHN wordt gevraagd.
Wettelijke procedure Wet kwaliteitsborging voor het bouwen
De Wet kwaliteitsborging voor het bouwen (hierna: Wkb) brengt grote veranderingen met zich mee. Het college blijft weliswaar verantwoordelijk voor het toezicht op de bestaande bouw en bouw- en sloopveiligheid, maar een aanzienlijke hoeveelheid toezichts- en toetsingstaken worden overgedragen aan een nieuwe speler in het veld: de private kwaliteitsborger. Deze toetst aan de hand van het nieuwe figuur van “instrumenten” of een bouwplan aan de technische regels voldoet. Het bevoegd gezag treedt - in beginsel - alleen nog op, op aangeven van de kwaliteitsborger.
Voor de volledigheid wordt hieronder het proces onder de Omgevingswet en Wet kwaliteitsborging weergegeven.
Aanvraag Omgevingsplanactiviteit (OPA), minimaal 8 weken voor aanvang bouw:
Voorbereiding op toezicht en handhaving.
Start bouw, informatieverstrekking minimaal 2 werkdagen voor start bouw aan het bevoegd gezag.
De Omgevingsveiligheid is en blijft een taak/verantwoordelijkheid van het bevoegd gezag.
Uitvoering / kwaliteitsborging:
Gereedmelding: aanleveren dossier bevoegd gezag, minimaal 2 weken voor ingebruikname van het bouwwerk. Het dossier bevoegd gezag bevat o.a. de verklaring van de kwaliteitsborger en gegevens en bescheiden waaruit blijkt dat het bouwwerk voldoet aan de technische voorschriften (Besluit bouwwerken leefomgeving).
Beoordeling dossier bevoegd gezag.
Informatieverstrekking einde bouwwerkzaamheden.
Formeel neemt het bevoegd gezag de onderstaande stappen, maar in de praktijk treedt de ODIJ namens het bevoegd gezag op. In plaats van “bevoegd gezag” kan dus ODIJ worden gelezen.
Uiterlijk vier weken voor de start van de bouw moet een bouwmelding worden gedaan bij het bevoegd gezag via het Digitaal Stelsel Omgevingswet (DSO).
Het bevoegd gezag beoordeelt of de bouwmelding volledig is. Als dat zo is, dan mag de bouw zoals gepland na de termijn van vier weken starten. Is de bouwmelding onvolledig? Dan moet de bouwmelding worden aangevuld. Er geldt dan een nieuwe termijn van vier weken voordat de bouw kan starten.
Controle op volledigheid bouwmelding
In de bouwmelding staat wie de kwaliteitsborger is en welk instrument wordt toegepast. Ook moet een borgingsplan met risicoanalyse worden aangeleverd.
De vergunningverlener toetst of de kwaliteitsborger aan de eisen voldoet en gecertificeerd instrument wordt gebruikt. De vergunningverlener maakt en deelzaak aan voor de toezichthouder, zodat de toezichthouder kan adviseren over algemene en locatie gebonden risico’s. Op algemene en locatie gebonden risico’s wordt dieper ingegaan in hoofdstuk 7.
Bij de beoordeling van de melding en het borgingsplan, het opleggen van informatiemomenten en het houden van toezicht en handhaving zijn de volgende prioriteiten van belang:
Om de beoordeling van de melding effectief te laten verlopen stellen wij checklist op met de volgende punten:2
Ook controleert het bevoegd gezag of alle specifieke risico’s voor dat bouwwerk in de risicobeoordeling in kaart zijn gebracht en in het borgingsplan zijn vastgelegd.
Met name rondom de risicobeoordeling is aan te bevelen dat het bevoegd gezag vroegtijdig met een bouwer en de kwaliteitsborger overlegt. Bij een dergelijk overleg kunnen tevens eventuele specifieke lokale omstandigheden – die verplicht moeten worden meegenomen in de risicobeoordeling – worden besproken en toegelicht.
De Wkb biedt de mogelijkheid om in aanvulling op de Awb specifieke informatie op te vragen, inclusief de planning, op basis van 2.20 Bbl. Dat kan tijdens de bouw of vlak voor de bouw. Het opleggen hiervan is gekoppeld aan specifieke signalen of aan bijzondere lokale omstandigheden.
Het bevoegd gezag kan afhankelijk van de (lokale) omstandigheden of bij specifieke signalen informatiemomenten in lassen. Dit vindt meestal plaats nadat de melding is gedaan.
Deze informatiemomenten kunnen worden opgelegd n.a.v. signalen van onvolkomenheden tijdens de bouw.
De opgevraagde informatie kan gaan over:
Tijdens de bouw ziet de kwaliteitsborger toe op het naleven van het borgingsplan correcte uitvoering van het bouwplan. Bij strijdigheden informeert de kwaliteitsborger de aannemer en de opdrachtgever. Ontstaan problemen die niet meer worden opgelost? Dan moet de kwaliteitsborger ook het bevoegd gezag informeren. Dit is het moment waarop de toezichthouder pas naar buiten gaat.
De toezichthouder vraagt informatie op, eventueel inclusief planning als er specifieke signalen zijn of sprake is van bijzondere lokale omstandigheden.
Als de toezichthouder zodanige overtredingen ziet dat verder bouwen onwenselijk is, kan hij handhavend optreden en indien noodzakelijk de bouw stilleggen.
Bij de gereedmelding van de bouw dient de indiener van de bouwmelding twee documenten in bij het bevoegd gezag:
In de verklaring meldt de kwaliteitsborger dat is gebouwd in overeenstemming met de eisen van het Besluit bouwwerken leefomgeving (hierna: Bbl).
De inhoud van de verklaring bestaat uit de volgende onderdelen:
In de verklaring wordt ook ingegaan op de maatregelen die zijn getroffen om de risico's die in het borgingsplan staan te beheersen.
Het dossier bevoegd gezag omvat alle fasen van het bouwproject en heeft betrekking op o.a. de veiligheid (constructieve- en brandveiligheid o.a.). Hierbij gaat om het aantonen dat het bouwwerk voldoet aan alle (kwaliteit)eisen van het Bbl.
Beoordeling door bevoegd gezag na gereedmelding
De beoordeling van de stukken gebeurt op hoofdlijnen, dus er vindt geen inhoudelijke toets van de documenten plaats.
Het bevoegd gezag beoordeelt de verklaring van de kwaliteitsborger en het dossier bevoegd gezag. Bij een onvolledige gereedmelding informeert het bevoegd gezag de indiener hierover binnen 10 werkdagen na indiening. Na indiening van de aanvullende gegevens gaat opnieuw een periode van 10 werkdagen in om te toetsen of de gereedmelding volledig is
Zijn er strijdigheden tijdens of na afronding van de bouw? Dan kan de gemeente overgaan tot herstelsancties of de ingebruikname van het bouwwerk verbieden.
Wanneer is voldaan aan de voorschriften die zijn gesteld aan de verklaring van de kwaliteitsborger en aan de overige gegevens en stukken (art. 2,15 Bbl en op basis van het Ontwerpbesluit kwaliteitsborging voor het bouwen) kan het pand in gebruik worden genomen.
Algemene Risico’s gemeente Hollands Kroon
Bouwen nabij monument of oude panden
Bouwt of sloopt u naast een oud pand of gebouw dat slecht gefundeerd is, neem dan extra maatregelen die het risico op het ontstaan van schade als gevolg van trillingen verkleinen. Dit kan door bij voorkeur te kiezen voor een trillingsvrij heisysteem. Indien u toch gaat heien, inclusief een inwendig geheide stalen buispaal, dient een monitoringsrapport te worden opgesteld waarin volgens SBR richtlijn A standaard uitgegaan wordt van een categorie 2 gevoelig. Een lagere categorie mag alleen worden toegepast indien u dit aantoont door gebruik te maken van het stappenplan in de SBR richtlijn A. Bij de melding sloop- en omgevingsveiligheid dient het monitoringsrapport te worden ingediend. Voor het opstellen van een monitoringsrapport kunt u een hierin gespecialiseerd bedrijf inhuren.
Bouwen of slopen in een dijklichaam (primaire en secundaire waterkeringen)
Bouwt of sloopt u in een dijklichaam dan dient de dijk stabiel gehouden te worden tijdens uitvoering door altijd een bouwput te realiseren met grond- en waterkerende voorzieningen. Bij de melding sloop- en omgevingsveiligheid dient een bouwputadvies en eventueel bemalingsplan te worden ingediend.
Voor meer informatie over dijklichamen kunt u terecht bij het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier.
Geluid, gevel geluidwerendheid
In het omgevingsplan kunnen regels zijn opgenomen voor geluidsbelasting op gevels. De geluidsbelasting op de gevel van geluidsgevoelige objecten mag bij (vervangende) nieuwbouw niet hoger zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde.
Bluswatervoorzieningen en bereikbaarheid hulpdiensten
Grondgebonden woningen mogen in gebruik worden genomen wanneer is voldaan aan de regels voor bluswatervoorzieningen en bereikbaarheid hulpdiensten. Deze regels zijn opgenomen in het omgevingsplan.
Bij grondgebonden woningen geldt een maximale afstand van 40 meter tot de bluswatervoorziening. Brandweer Nederland heeft een handreiking gemaakt met alternatieve mogelijkheden voor toereikende bluswatervoorzieningen.
Bovengenoemde risico’s moeten in de risicoanalyse bij het borgingsplan worden opgenomen door de kwaliteitsborger.
Toezicht en handhaving in het kort
(zie voor een nadere uitwerking bijlage 4)
Relevante momenten voor bevoegd gezag
Welke momenten zijn relevant voor Toezicht en Handhaving?
De OD zal daarom in eerste aanleg alleen toezicht houden:
Bijlage 3. Risicoanalyse toezicht en handhaving
Het aspect ‘risicoanalyse’ is alleen uitgewerkt voor toezicht en handhaving, omdat voor vergunningen vooral de behandeltijd en vergunning kwaliteit van toepassing zijn. Daardoor konden geen noemenswaardige problemen benoemd konden worden.
Voor het maken de risicoanalyse is gebruik gemaakt van een landelijk geaccepteerd risicomodel van het voormalige ministerie van Justitie. Deze methodiek is een gangbare landelijke risicobeoordelingsmethode die door meerdere overheidsorganen wordt toegepast en is gebaseerd op de methode ‘Programmatisch handhaven – Gids voor gemeenten, waterschappen en provincies’ van het Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid (CCV).
Hierbij wordt voor het bepalen van het risico gebruik gemaakt van de formule:
Risico = negatief effect x kans op niet-naleving
Hierbij worden de volgende vragen gesteld:
Aan de antwoorden op bovenstaande vragen wordt een aantal punten toegekend op een schaal van vijf punten (1 heel klein, 2 klein, 3 gemiddeld, 4 groot en 5 heel groot). De resultaten hiervan leiden uiteindelijk tot een overzicht van het risico per activiteit.
Gezien de aanwezige capaciteit bij zowel toezicht als handhaving is het niet mogelijk om ons te richten op alle prioriteiten. Er is daarom gekozen om een verdere prioritering in de inventarisatie te maken, waarbij de voor 2024 hebben besloten ons te richten op prioriteiten die betrekking hebben op constructieve- en brandveiligheid (1 b en 1c, 3, 4, en 5) en ondermijning (7). Hierbij wordt gebruik gemaakt van de multidisciplinaire inzetbaarheid van de toezichthouders.
Bestuursorganen die zijn belast met de handhavingsstaak stellen een handhavingsstrategie vast in een of meer documenten waarin gemotiveerd wordt aangegeven welke doelen worden gesteld voor de handhaving en welke werkzaamheden met het oog op die doelen worden verricht. De handhavingsstrategie is onderdeel van de nalevingsstrategie. De nalevingsstrategie van de gemeente Hollands Kroon bestaat uit drie onderdelen.
Het doel van de nalevingsstrategie is om de naleving van wet- en regelgeving bevorderen.
Deze strategie geldt voor de taken binnen het omgevingsrecht en de Verordening fysieke leefomgeving van de bestuursorganen van de gemeente Hollands Kroon. Deze strategie geldt niet voor de werkzaamheden die vallen onder het basistakenpakket van de omgevingsdienst zoals bedoeld in artikel 13.12 van het Omgevingsbesluit. Voor deze taken geldt een aparte handhavingsstrategie.
De verantwoordelijkheid voor het naleven van wet- en regelgeving ligt in eerste instantie bij (rechts)personen zelf. Hiervoor is van belang dat de regels voldoende bekend zijn en dat de inhoud voldoende duidelijk is. Om de bekendheid en de begrijpelijkheid van de regels te bevorderen, wordt nieuwe regelgeving vanuit een bestuursorgaan van de gemeente zo veel als mogelijk in begrijpelijke taal (taalniveau B1) geschreven.
Waar mogelijk, wordt geprobeerd om juridische handhavingsprocedures te voorkomen door het inzetten van buurtbemiddeling. Buurtbemiddeling kan helpen om partijen dichter bij elkaar te brengen en tot een oplossing te komen zonder dat juridische handhavingsprocedures noodzakelijk zijn.
Preventieve werking handhavend optreden
Handhavend optreden tegen overtredingen kan een afschrikkende werking hebben tegenover anderen. Dit kan leiden tot een betere naleving van de regels.
We maken onderscheid tussen vier toezichtvormen:
Toezicht op de verleende (bouw) vergunningen
Wij houden integraal toezicht waarbij het opheffen van de overtredingen het uitgangspunt is. Hierbij kiezen we voor de informele aanpak daar waar mogelijk. Door in gesprek te gaan met de overtreder proberen we de inwoners en ondernemers uit te leggen wat gewenst is en te wijzen op hun eigen verantwoordelijkheid. Op deze wijze proberen we een handhavingstraject te voorkomen. Deze wijze van werken doen we vooral bij grootschalige woningbouw en instellingen waar niet of verminderd zelfredzame volwassenen of kinderen wonen of verblijven.
Toezicht naar aanleiding van klachten en meldingen
Meldingen komen zowel telefonisch als digitaal binnen. In het 4de kwartaal van 2022 is gewerkt aan de digitale uniforme registratie van de taken binnen het VTH-domein. Openwave, Kis en Sharepoint zijn het uitgangspunt. Meldingen en klachten zijn nog onvoldoende hierin meegenomen, afgesproken is om vanaf 2023 ook dit te gaan registeren en hiertoe een goed digitaal proces voor af te gaan stemmen.
Binnen Hollandskroon is geprioriteerd in meldingen en klachten. Anoniem wordt in beginsel niet opgepakt tenzij er een gegrond vermoeden van gevaar in het geding is. Voor handhaving geldt dat een verzoek om handhaving schriftelijk of via het contactformulier van de gemeente dient te worden gedaan en voorzien dient te zijn van een naam, adresgegevens, een handtekening en het daadwerkelijke verzoek.
Het overgrote deel van de klachten heeft betrekking op bouwwerkzaamheden in de onmiddellijke omgeving van de melder/klager. Het merendeel gaat over de vraag of er wel een vergunning aan de vermeende overtreder is afgegeven. In deze gevallen neemt een toezichthouder contact op met de melder/klager. Als de situatie niet telefonisch opgelost kan worden, dan wordt de situatie ter plaatse beoordeeld.
De toezichthouders nemen contact op met de melder en beoordelen de situatie ter plaatse. Indien er sprake is van een overtreding wordt hiertegen opgetreden. In sommige gevallen kan dit via overleg worden opgelost. Indien overleg niet toereikend blijkt te zijn, wordt er op verzoek van de toezichthouder een handhavingstraject gestart. De toezichthouder geeft aan de melder aan dat er een officieel verzoek tot handhaving ingediend moet worden. Zo is er het beginselplicht tot handhaving. Dit kan tot intensieve trajecten leiden waarbij er juridische capaciteit moet worden ingezet.
Omdat de ervaring leert dat we in veel gevallen we te maken krijgen met (langlopende) conflicten tussen de omwonenden is de eerste stap: buurtbemiddeling. Beide partijen moeten hiertoe bereid zijn. Wanneer de zaken niet juridisch op te lossen zijn is de laatste mogelijkheid nog team GKB in te schakelen. Zij kunnen dan ook nog kijken om te bemiddelen.
Gebieds-/wijkgerichte aanpak is waar we naartoe willen en dan middels een samenwerking met de Boa’s en wijkbeheer. Een integrale aanpak is hierbij het uitgangspunt, met als doel: vaststelling van het probleem en de regierol en een gerichte inzet van toezichthouders en handhavers.
Themagericht toezicht houdt in het toezicht naar aanleiding van projecten die voortkomen uit actuele landelijke/Provinciale thema’s of uit bestuurlijke prioriteiten. Enkele voorbeelden hiervan zijn de controles:
-Huisvesting Oekraïners: Regionaal is een quotum van huisvesting bepaald voor de vestiging van de Oekraïners per gemeente bepaald. Dit quotum is reeds halverwege 2022 overschreden. Voor de huisvesting is primair gekeken naar brandveiligheid en zijn tijdelijke gedoogbeschikkingen aan de hand van hiertoe vastgesteld gedoogbeleid verstrekt. Voor 2023 verwachten we slechts een beperkte hoeveelheid aan nieuwe vestigingen.
Handhaving is altijd maatwerk. Dat betekent dat elke situatie op zich wordt bekeken en beoordeeld. Hollands Kroon werkt, voor zover niet anders aangegeven in dit beleid, conform de landelijke handhavingsstrategie. In deze landelijke handhavingsstrategie wordt beschreven wanneer en hoe wordt opgetreden bij overtredingen. Voor handhaving in het omgevingsrecht is specifiek de Landelijke Handhavingsstrategie Omgevingsrecht opgesteld. De Landelijke Handhavingsstrategie en de Landelijke Handhavingsstrategie Omgevingsrecht zijn bijgevoegd. Het doel hiervan is de effectieve en doelmatige handhaving te waarborgen en bij te dragen aan passen en eenduidig optreden.
Voor bestuursorganen geldt een beginselplicht tot handhaven wanneer zij een overtreding vaststellen. In het kader van een doelmatige handhaving is het toegestaan om een prioritering te maken in de wijze waarop uitvoering wordt gegeven aan de handhavingstaak.
Binnen de gemeente Hollands Kroon wordt prioriteit gegeven aan het behandelen van verzoeken om handhaving en overtredingen waarbij sprake kan zijn van een veiligheidsrisico. Bij dit laatste kan worden gedacht aan brandgevaar, Opiumwetovertredingen of andere overtredingen waarbij de veiligheid van één of meer (rechts)personen in het geding is. Deze overtredingen krijgen daarom de prioriteit hoog. Anders overtredingen krijgen de prioriteit middel of geen prioriteit. De kwalificatie wordt bepaald aan de hand van de ernst van de overtreding, de impact op de omgeving, gevolgen voor derden, etc.
Dit betekent niet dat zaken met een lagere prioritering niet worden opgepakt maar handhavend optreden wordt in die gevallen uitgesteld tot een later moment, tenzij actief sprake is van een gedoogsituatie.
Wet kwaliteitsborging voor het bouwen
Met de komst van de Wet kwaliteitsborging voor bouwen zijn bouwactiviteiten die vallen onder gevolgklasse 1 vergunningsvrij. Wanneer een bouwactiviteit onder gevolgklasse 1 valt is opgenomen in artikel 2.17 van het Besluit bouwwerken leefomgeving.
Voor deze bouwactiviteiten geldt dat voorafgaand aan de bouwactiviteit een bouwmelding moet worden gedaan die voldoet aan de vereisten uit Afdeling 2.2a van het Besluit bouwwerken leefomgeving. De gemeente blijft het bevoegd gezag voor het bouwdomein maar het toezicht wordt hoofdzakelijk uitgevoerd door een kwaliteitsborger. De kwaliteitsborger controleert of de bouwactiviteit voldoet aan de regels van het Besluit bouwen leefomgeving. Mocht handhavend optreden toch nodig zijn, dan is dit aan de gemeente. Binnen handhaving kunnen een aantal situaties voor komen. Voor deze situaties geldt dezelfde prioritering als voor andere overtredingen.
Bouwen zonder (complete) bouwmelding
Op basis van een eigen constatering of een verzoek om handhaving kan blijken dat wordt gebouwd zonder (complete) bouwmelding. In die gevallen wordt de initiatiefnemer schriftelijk medegedeeld dat bouwen zonder complete bouwmelding niet is toegestaan. Wanneer niet alsnog een complete bouwmelding wordt ingediend, kan een bouwstop of een herstelsanctie worden opgelegd. In artikel 2.19 van het Bbl staat wat allemaal in de bouwmelding moet zijn opgenomen.
Geen (complete) gereedmelding bouwactiviteit
Ten minste twee weken voordat een bouwwerk in gebruik wordt genomen, moet een (complete) gereedmelding bouwactiviteit worden ingediend. De melding bevat de gegevens en bescheiden die staan genoemd in artikel 2.21 van het Bbl. Een belangrijk onderdeel van de gereedmelding is de verklaring van de kwaliteitsborger. Gebruik van het pand is niet toegestaan zonder (complete) gereedmelding en daartegen zal in beginsel handhavend worden opgetreden.
Gereedmelding compleet maar toch sprake van een afwijking van bouwregelgeving
Het kan voorkomen dat een gereedmelding voldoet aan de eisen uit artikel 2.21 van het Bbl terwijl het bevoegd gezag toch van oordeel is dat het bouwwerk niet aan de regelgeving voldoet. In die situatie kan worden besloten handhavend op te treden en wanneer dat noodzakelijk is, kan worden besloten dat het bouwwerk niet in gebruik mag worden genomen.
Kwaliteitsborger is in gebreke
Het kan voorkomen dat de kwaliteitsborger de rol van toezichthouder op een onjuiste manier uitvoert. Het is in beginsel aan de initiatiefnemer om de kwaliteitsborger hierop aan te spreken. Wanneer dit niet tot verandering leidt, kan dit een reden zijn om contact op te nemen met de instrumentaanbieder. De instrumentaanbieder houdt toezicht op het werk van de kwaliteitsborgers. Wanneer dit ook niet tot verbetering leidt, volgt een brief vanuit het bevoegd gezag naar de instrumentaanbieder. Er wordt ook een afschrift gestuurd naar de Toelatingsorganisatie Kwaliteitsborging Bouw en de kwaliteitsborger in kwestie.
In de handreiking Toezicht en Handhaving Wet kwaliteitsborging bouw van de VNG wordt een aantal uitvoeringsdilemma’s geschetst. Hieronder wordt aangegeven hoe vanuit de gemeente Hollands Kroon hiermee wordt omgegaan.
Er is een wetstechnische oplossing in voorbereiding voor situaties waar bij de gereedmelding een verklaring van de kwaliteitsborger ontbreekt dat het bouwwerk voldoet aan de daarvoor geldende regels maar dit slechts is wegens een kleine, niet herstelbare afwijking waarbij handhaving op het verbod op ingebruikname disproportioneel kan zijn. Er is in dat geval sprake van een onvolledige gereedmelding.
Het college kan ervoor kiezen om bij een ingebruiknamebesluit niet handhavend op te treden wanneer het gaat om een klein afwijking en handhaving disproportioneel is. Daarbij is het wel van belang dat het college beschikt over de rapportage van de kwaliteitsborger zoals bedoeld in artikel 3.86 van het Bkl. Er kan sprake zijn van een kleine afwijking wanneer:
Bij grote woningbouwprojecten worden woningen in delen opgeleverd. Tussen de eerste fase en de laatste fase kan een lange periode zitten. Het kan voorkomen dat de woningen van de eerste fase al gereed zijn voor bewoning en dat nog moet worden begonnen met de bouw van de woningen uit de laatste fase.
Vanuit Hollands Kroon wordt daarom gekozen voor de werkwijze dat het uitgangspunt is dat per fase een bouwmelding wordt gedaan. Daardoor kan per fase een gereedmelding worden gedaan. Daardoor wordt voorkomen dat de gereedmelding pas gedaan kan worden wanneer de laatste fase is afgerond.
In sommige gevallen bouwt een aannemer het casco en bouwt de nieuwe eigenaar de woning af met bijvoorbeeld een badkamer. Dat betekent dat kan voorkomen dat wanneer de aannemer klaar is, het gebouw nog niet voldoet aan de regels van het Besluit bouwwerken leefomgeving. In dat geval kan nog geen goedgekeurde verklaring van de kwaliteitsborger worden overlegd wat betekent dat nog geen volledige gereedmelding kan worden ingediend. Het gebruik van de woning is dan nog niet toegestaan.
Bijlage 6. Sanctiestrategie Handhaving en Gedogen
Wanneer is besloten dat handhavend wordt opgetreden, dient het juiste middel daarvoor te worden bepaald. De bestuursorganen van de gemeente Hollands Kroon maken hierbij gebruik van de interventiematrix zoals deze is opgenomen in de Landelijke Handhavingsstrategie Omgevingsrecht. Per overtreding wordt bekeken wel middel geschikt is om de overtreding te beëindigen.
Hierbij gelden de volgende uitgangspunten:
Beschikbare handhavingsmiddelen
Als een overtreding wordt geconstateerd waarvan het effect op de omgeving beperkt is, de overtreding qua omvang en aard beperkt is en in het handhavingsbeleid wordt geen prioriteit gegeven aan de overtreding, wordt een waarschuwing gegeven. Dit kan zowel mondeling als op schrift. Dit betekent niet dat de overtreding in stand kan blijven.
Een last onder dwangsom is een bestuurlijke herstelsanctie. Een last onder dwangsom is gericht aan een overtreder. De last bevat een opdracht om een overtreding geheel of gedeeltelijk te herstellen. In de last wordt een termijn opgenomen waarbinnen hieraan voldaan moet zijn. Als daar niet aan wordt voldaan, verbeurt de overtreder een dwangsom. De hoogte van deze dwangsom is afhankelijk van een aantal factoren waaronder de ernst van de overtreding en het voordeel dat een overtreder behaalt met de overtreding. Wanneer een dwangsom volledig is verbeurd, volgt een aparte invorderingsprocedure. Als de overtreding nog niet is beëindigd, kan een nieuwe last onder dwangsom worden opgelegd.
In de Wabo was een grondslag opgenomen voor het opleggen van een bouwstop. In de Omgevingswet is deze grondslag niet opgenomen. Een bouwstop kan nog steeds maar moet dan door middel van een normale herstelsanctie.
Een last onder bestuursdwang is een bestuurlijke herstelsanctie. Een last onder bestuursdwang is gericht aan een overtreder. Bij een last onder bestuursdwang geeft het bestuursorgaan een termijn om de overtreding te beëindigen en anders beëindigt het bestuursorgaan zelf de overtreding. De kosten die hierbij worden gemaakt worden verhaald op de overtreder. De termijn om de overtreding te beëindigen is onder andere afhankelijk van de spoedeisendheid. In sommige spoedeisende gevallen kan niet worden gewacht op de overtreder die de overtreding beëindigt. In dat geval treedt het bestuursorgaan direct op. Dit is bijvoorbeeld het geval bij levensbedreigende situaties, brandgevaarlijke situaties, bedreiging van de openbare orde, etc.
In de Wabo was een grondslag opgenomen voor het opleggen van een bouwstop. In de Omgevingswet is deze grondslag niet opgenomen. Een bouwstop kan nog steeds maar moet dan door middel van een normale herstelsanctie.
Wanneer er nog geen sprake is van een overtreding maar gevaar voor een overtreding klaarblijkelijk dreigt, kan het bestuursorgaan een preventieve herstelsanctie opleggen. Het moet daarbij gaan om een met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid dat de overtreding gaat plaatsvinden. Het doel hiervan is voorkomen dat de overtreding wordt begaan.
Intrekken verleende vergunning
Op grond van artikel 18.10, eerste lid, van de Omgevingswet kan het bevoegd gezag een beschikking geheel of gedeeltelijk intrekken als in strijd met de beschikking of met de voor de activiteit waarvoor de beschikking is gegeven, geldende regels is of wordt gehandeld. Daarnaast kan het bevoegd gezag een beschikking intrekken op grond van artikel 18.10, vierde lid, van de Omgevingswet wanneer de beschikking is gegeven op basis van een onjuiste of onvolledige opgave van gegevens of wanneer sprake is van een situatie zoals bedoeld in artikel 5.37, tweede lid van de Omgevingswet, wanneer de activiteit wordt verricht door een ander dan degene aan wie de omgevingsvergunning is verleend.
Of het college hier gebruik van maakt wordt per geval bekeken.
In paragraaf 18.1.4 van de Omgevingswet is aangegeven bij welke overtredingen artikelen uit de Omgevingswet een bestuurlijke boete opgelegd kan worden. Bij Hollands Kroon wordt in beginsel terughoudend omgegaan met het opleggen van een bestuurlijke boete. Slechts wanneer het bestuursorgaan van mening is dat een herstelsanctie niet voldoende is en een bestraffende sanctie op zijn plaats is, wordt gebruik gemaakt van het instrument.
De bestuurlijke strafbeschikking is een middel dat gebruikt wordt bij de handhaving van overtredingen met een geringe impact. De bestuurlijke strafbeschikking valt onder het strafrecht. De beschikking is geen herstelstanctie maar een bestraffende sanctie. De inning van de bestuurlijke strafbeschikking verloopt via het CJIB.
Beschikking in het kader van Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften
Bij een aantal verkeersovertredingen is een boa bevoegd om een beschikking op basis van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften op te leggen. Tegen deze beschikking kan bezwaar worden gemaakt en daarna eventueel beroep worden ingediend. De administratieve afhandeling wordt verzorgd door het CJIB. Indien een boa niet is aangewezen voor het optreden tegen strafbare feiten, wordt de overtreding gemeld bij de politie Noord-Holland Noord.
Het bevoegd gezag heeft in verschillende situaties de mogelijkheid om panden, inrichtingen of woningen te sluiten wegens het verstoren van de openbare orde. Het gaat hierbij onder andere om sluiting op grond van artikel 174a van de Gemeentewet, artikel 13b Opiumwet, artikel 17 Woningwet,
Bij de controles en handhaving van de Alcoholwet hanteren we een afwijkende sanctiestrategie
Alcolholwetvergunning aanwezig:
Geen aanwezigheid Alcoholwetvergunning:
Voor bestuursorganen geldt een beginselplicht tot handhaving. Dat brengt met zicht mee dat terughoudend wordt omgegaan met de mogelijkheid om een overtreding te gedogen. Slechts in uitzonderlijke gevallen wordt gedoogd.
Deze uitzonderlijke gevallen kunnen voorkomen bij een overgangssituatie of een overmachtssituatie wanneer de belangenafweging het gedogen niet in de weg staat.
Er kan sprake zijn van een overmachtssituatie wanneer sprake is van een onverwachte, niet voorzienbare van buiten komende oorzaak/omstandigheid. Van een overmachtssituatie is in de praktijk slechts zelden sprake. Van een overgangssituatie kan sprake zijn wanneer en zicht is op legalisatie. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn wanneer nieuwe wetgeving in voorbereiding is.
Daarnaast kan een bestuursorgaan ander beleid opstellen waarin wordt afgeweken van deze hoofdlijn. Wanneer hier sprake van is, wordt dit specifiek benoemd in het beleid en wordt dit beperkt tot een specifiek onderwerp.
Andere overheden en eigen overheid
Activiteiten die door of namens de gemeente Hollands Kroon worden uitgevoerd dienen ook aan alle wet- en regelgeving te voldoen. Om die reden wordt in een situatie dat de gemeente kan worden aangemerkt als overtreder op eenzelfde manier opgetreden als richting inwoners en bedrijven. Ook andere overheden worden op een gelijke wijze behandeld.
Een herstelsanctie is erop gericht om de overtreding te beëindigen. In een herstelsanctie wordt over het algemeen een termijn gegeven om de overtreding te beëindigen. Deze termijn heet de begunstigingstermijn. De begunstigingstermijn wordt per geval bepaald en gemotiveerd. Een begunstigingstermijn dient voldoende lang te zijn om de overtreding te beëindigen. De termijn mag niet langer zijn dan noodzakelijk om de overtreding te beëindigen.
Het is mogelijk de begunstigingstermijn te verlengen voordat deze verstreken is. Als de begunstigingstermijn is verstreken, kan deze niet meer worden verlengd.
Wanneer sprake is van meerdere overtreding waarvoor aparte lasten worden opgelegd, kunnen ook verschillende begunstigingstermijnen worden bepaald.
In artikel 5:32b, derde lid van de Awb is opgenomen dat een dwangsom in redelijke verhouding staat tot de zwaarte van het geschonden belang en tot de beoogde werking van de dwangsom. Bestuursorganen hebben daarmee een grote mate van beoordelingsruimte die door de rechter terughoudend getoetst moet worden.
Een dwangsom dient hoog genoeg te zijn om een prikkel te vormen voor de overtreder om de overtreding te beëindigen. Een dwangsom mag echter niet onevenredig hoog zijn in verhouding tot de overtreding. Dat betekent dat het vaststellen van de hoogte van een dwangsom maatwerk is. Omstandigheden die bij het vaststellen van de hoogte van de dwangsom worden meegenomen zijn onder andere of sprake is van recidive, het voordeel dat wordt behaald met de overtreding en de gevolgen van de overtreding.
Het doel van de dwangsom is om de overtreder ertoe te bewegen de overtreding te beëindigen. Het doel van de dwangsom is niet om de overtreder te straffen.
Bij het vaststellen van de dwangsom kan worden gekozen voor het verbeuren van een dwangsom ineens, het verbeuren van een bedrage per tijdseenheid dat de last niet is uitgevoerd of per overtreding van de last. Daarbij wordt per situatie gekeken of een dwangsom ineens, per tijdseenheid of per overtreding wordt verbeurd. Tevens wordt een bedrag vastgesteld waarboven geen dwangsom meer wordt verbeurd.
Voor alle teams en hun werkwijzen geldt dat wij aansluiten bij de Omgevingswet. Wettelijke procedures zijn vertaald naar (werk)processen in worden nader uitgewerkt in onderstaand. Ook de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is het uitgangspunt. Wettelijk termijnen worden in acht genomen maar we sluiten ook aan bij begrippen als belanghebbende en toetsen aanvragen/ verzoeken formeel inhoudelijk. Maar ook klantgerichtheid vertaalt zich naar procedures en de (werk)processen.
Verordening Fysieke Leefomgeving (VFL)
In de VFL zijn mogelijkheden gecreëerd tot het verlenen van vergunningen en ontheffingen van verboden. De keuze tussen vergunning en ontheffing wordt in het algemeen bepaald door de aard van de activiteiten. Zijn die onder bepaalde voorwaarden aanvaardbaar (of zelfs gewenst), dan ligt een vergunningenstelsel voor de hand. Gaat het in de regel om ongewenst gedrag, dat onder bepaalde omstandigheden bij wijze van uitzondering aanvaardbaar is, dan valt te denken aan een systeem van ontheffingen. Daarbij zal het vaak gaan om het inperken van de gevolgen van de activiteit.
Werkwijze VFL-vergunningverlening en aanverwante bijzonder wetten
Binnenkomst (vergunningen, ontheffingen, meldingen of kennisgevingen)
De vergunningen, ontheffingen, meldingen of kennisgevingen, worden aangevraagd op basis van de Verordening Fysieke Leefomgeving (hierna: VFL), Alcoholwet, Winkeltijdenwet en andere Bijzondere wetten. De aanvragen komen binnen via de webformulieren op de website van de gemeente Hollands Kroon en worden ingeboekt in het VTH- systeem waarna de werkverdeling plaatsvindt.
De aanvraag voor een evenementenvergunning wordt tegenwoordig gecombineerd met de aanvraag voor een ontheffing voor het schenken van zwak-alcoholhoudende dranken bij evenementen, mits hier gebruikt van wordt gemaakt. Hierdoor is er geen aparte aanvraag voor een ontheffing meer nodig. Dit om de administratieve last(en) voor organisatoren te verminderen. De kansspelvergunning, , ontheffing Zondagswet, ontheffing geluid, ontbrandingstoestemming vuurwerk (melding bij provincie), helikopterlanding (TUG-ontheffing van provincie) wordt apart behandeld of combineert indien hier de mogelijkheid voor is.
De aanvraag en de daarbij behorende gegevens worden ingediend bij het bevoegd gezag via het daarvoor bestemde digitale formulier dat beschikbaar is via de landelijke voorziening; Digitaal Stelsel Omgevingswet (DSO). Als deze weg niet is opengesteld dient het formulier op de website van Hollands Kroon te worden gebruikt.
Een Bibob-toets vindt op basis van, het Bibob beleid Hollands Kroon 2019, uitsluitend plaats bij evenementen als het een risicovol evenement betreft. Een Bibob-toets kan in zijn algemeenheid plaatsvinden, maar dient dit wel goed onderbouwd te worden. Bij initiatieven waarbij een alcoholwetvergunning en exploitatievergunning of een terrasvergunning nodig zijn, krijgt een aanvrager desgewenst uitleg over de procedures en in te dienen stukken. Er zijn intern afspraken gemaakt over het begeleiden van de ondernemers. Het team Bedrijvigheid zal de aanvrager of exploitant hierin meenemen om hen zo goed mogelijk vooraf van informatie te voorzien. Welke vergunningen of ontheffingen zijn er nodig? Hoelang duurt het proces en welke wet- en regelgeving is van belang? Voor overige aanvragen is geen vooroverleg proces ingericht. Vragen die daarover binnenkomen worden binnen de reguliere klantcontactsystemen behandeld.
De aanvragen voor vergunningen en/of ontheffingen worden, op basis van de VFL en de Alcoholwet, behandeld conform de procedures zoals beschreven in de Algemene Wet Bestuursrecht (AWB). Bij een melding geldt dat de melding alleen beoordeeld wordt op volledigheid. De aanvragen waarbij het gebruik van gronden evident is (land, terrein, veld of erf), moet heb gebruik passen in het geldende omgevingsplan. Er dient dan een toets aan het omgevingsplan plaats te vinden. .
In artikel 7.14 lid 1 VFL is opgenomen dat voor de organisatie van een evenement een vergunning van de burgemeester nodig is. Artikel 7.14 lid 2 maakt een uitzondering op die regel voor het organiseren van kleine evenementen, zoals een buurt-barbecue en/of straatfeest een meldingsplicht geldt. Deze melding wordt getoetst aan de hiervoor geldende algemene voorwaarden. Een klein evenement valt onder het begrip evenement, maar onder voorwaarden is er geen vergunning vereist. Hiervoor is gekozen in het kader van de vermindering van administratieve lasten.
Bij de beoordeling van de evenementenvergunning of -melding wordt ook beoordeeld of een gebruiksmelding in het kader van het Besluit brandveilig gebruik en basishulpverlening overige plaatsen (Bgbop) nodig is. Een melding Bgbop is niet nodig als een evenementenvergunning is vereist en in het kader daarvan de benodigde gegevens (indieningsvereisten als bedoeld in artikel 2.3 Bgbop) moeten worden aangeleverd.
Een vergunningsaanvraag kan door de burgemeester geweigerd worden. Voor de evenementenvergunning geldt een afwijkend indieningstermijn op basis van het evenementenbeleid 2024. Het indieningstermijn bij een regulier evenement betreft minimaal acht weken, bij aandachtsevenement is dit 20 weken en bij een risicovol-evenement is dit 25 weken. Het bevoegd gezag weigert, op basis van artikel 3.6 VFL, een vergunning of ontheffing als de aanvraag te kort voor de beoogde datum van de beoogde activiteit is ingediend en daardoor een behoorlijke behandeling van de aanvraag niet mogelijk is.
Zwak-alcoholhoudende dranken bij evenementen
Artikel 35 van de Alcoholwet stelt dat de burgemeester ten aanzien van het verstrekken van zwak-alcoholhoudende dranken op aanvraag ontheffing kan verlenen van het in artikel 3 voor de uitoefening van het horecabedrijf gestelde verbod, bij een in de beschikking aangewezen bijzondere gelegenheid van zeer tijdelijke aard voor een aaneengesloten periode van ten hoogste twaalf dagen. Dit betekent dat er op het evenement alleen zwak-alcoholhoudende dranken mag worden verstrekt voor maximaal 12 aaneengesloten dagen. Na het verstrijken van de 12 dagen is het niet meer mogelijk om zwak-alcoholhoudende dranken te verstrekken op het evenement.
Vanaf 1 juli 2021 is de Drank- en Horecawet overgegaan in de Alcoholwet. In deze wet staan (vergunning)regels met betrekking tot bedrijven en werkzaamheden waarin of in het kader waarvan alcoholhoudende drank worden verstrekt. Op basis van de Alcoholwet kennen we de volgende vergunningen en meldingen:
Artikel 3 van de Alcoholwet stelt dat het verboden is zonder daartoe strekkende vergunning van de burgemeester het horecabedrijf of slijtersbedrijf uit te oefenen. Dit geldt ook voor paracommerciële rechtspersonen (zoals stichtingen of verenigingen voor de exploitatie van bijvoorbeeld sportkantines en/of buurt- en dorpshuizen), waarbij dus een vergunning van de burgemeester vereist is.
De Alcoholwet bepaalt welke aanvullende documenten bij de vergunningaanvraag ingediend moeten worden en geeft het wettelijke toetsingskader aan. Elke aanvraag wordt volledig getoetst en zo nodig worden er voorschriften aan de vergunning verbonden. Daarnaast wordt er bij de toetst uitvraag gedaan bij Justid (Ministerie van Justitie en Veiligheid) voor het verkrijgen van Justitiële Informatie. Vanuit het wettelijke toetsingskader is er een beoordeling van het ‘slecht levensgedrag’. Bij relevante antecedenten van (toekomstige) leidinggevenden van het horecabedrijf of het slijtersbedrijf vindt altijd afstemming met de politie plaats. In de Alcoholwet staat in artikel 4 dat bij gemeentelijke verordening regels kunnen worden gesteld t.a.v. paracommerciële rechtspersonen. In artikel 6 staat dat op de voorbereiding van een beslissing tot verlening van een vergunning aan een paracommerciële rechtspersoon de uitgebreide procedure van toepassing is als bedoeld in Afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht. Verder staan er nog inhoudelijke beoordelingsregels in artikel 8, lid 6 en artikel 9, regels over aanvraagformulieren in artikel 26 en strafrechtelijke bepalingen in artikel 45.
In de VFL zijn regels over paracommercie opgenomen, vooral om daarmee oneerlijke concurrentie tegen te gaan. Deze regels hebben betrekking op schenktijden, bijeenkomsten van persoonlijke aard en bijeenkomsten die gericht zijn op personen die niet of niet rechtstreeks bij de activiteiten van de betreffende rechtspersoon betrokken zijn. Voor het afwijken van de schenktijden is een ontheffing vereist.
Exploitatie openbare inrichting
Naast een Alcoholwetvergunning is voor openbare inrichtingen ook een exploitatievergunning verplicht. Artikel 8.3 VFL stelt dat voor het exploiteren van een openbare inrichting een vergunning van de burgemeester nodig is.
De VFL heeft hierin een definitie van de openbare inrichting opgenomen:
''De voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte, waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was logies wordt verstrekt en/of dranken worden geschonken en/of rookwaren of spijzen voor consumptie worden verstrekt of bereid. Een openbare inrichting zijn in ieder geval: een hotel, restaurant, pension, café, cafetaria, snackbar, discotheek, buurthuis, clubhuis. Een openbare inrichting is ook het bijbehorende terras en eventuele andere buitenactiviteiten die bij deze afgesloten ruimte horen. Ook een inrichting waar logies wordt geboden, maar die niet als voor publiek toegankelijk kan worden aangemerkt is een openbare inrichting''.
Deze vergunning geldt ook voor een publiek toegankelijk ruimte waar al dan niet bedrijfsmatig, eetwaren of (alcoholvrije) dranken worden verstrekt en/of bereid. Een Shoarmazaak, cafetaria en andere soortgelijke eetgelegenheden waarbij er geen alcoholhoudende dranken worden verstrekt zijn een openbare inrichting in de zin van de VFL en dus exploitatievergunning plichtig.
Er wordt ook een exploitatievergunning verstrekt op aanvraag voor het laten verblijven van zogenaamde arbeidsmigranten. Dit wordt in de VFL omschreven als een inrichting exploiteren waar logies wordt geboden, maar die niet als voor publiek toegankelijk kan worden aangemerkt is een openbare inrichting.
Openbare inrichten zijn gesloten, op grond van artikel 8.4 VFL, van maandag tot en met vrijdag tussen 02.00 uur en 06.00 uur, op zaterdag en zondag tussen 03.00 uur en 06.00 uur en op 1 januari tussen 04.00 uur en 06.00 uur. De burgemeester kan ontheffing verlenen van de sluitingstijd.
(Algemene) vrijstelling voor zon- en feestdagen gedurende bepaalde uren
Artikel 9.1 VFL stelt, in artikel 2, eerste lid, aanhef en onder a en b van de Winkeltijdenwet opgenomen verboden geldt van 10.00 uur tot 18.00 uur een algemene vrijstelling geldt.
Het bevoegd gezag kan, op grond van artikel 9.3 VFL, ontheffing verlenen op het in artikel 2, eerste lid, van de Winkeltijdenwet opgenomen verbod als het gaat over: werkdagen voor 06.00 uur en na 22.00 uur, op tijden die vallen buiten de algemene vrijstelling voor de zon- en feestdagen zoals opgenomen in artikel 9.1.
Organiseren incidentele festiviteiten
Artikel 7.17 VFL maakt mogelijk dat een openbare inrichting maximaal 6 incidentele festiviteiten per kalenderjaar mag organiseren. De organisator van een incidentele festiviteit dient een ontheffing aan te vragen. Een bedrijf of instelling mag de licht- en geluidnormen een aantal keer per jaar overschrijden. Bijvoorbeeld bij een sportevenement of bij een festiviteit met livemuziek. Dit noemen we een incidentele festiviteit. Bedrijven die onder het Activiteitenbesluit vallen, hebben vaak geen vergunning nodig voor festiviteiten
Op basis van de Wet bevordering integriteitbeoordelingen door het openbaar bestuur (hierna: Wet Bibob) wordt beoordeeld of er redenen aanwezig zijn om de aanvraag te weigeren of daaraan voorschriften te verbinden dan wel een advies als bedoeld in artikel 9 van de Wet Bibob bij het Landelijk Bureau Bibob aan te vragen. In het Bibob beleid Hollands Kroon 2019, staat aangegeven in welke gevallen de Wet Bibob wordt toegepast.
De controle wordt doorgaans uitgevoerd door de Bibob-coördinator van de gemeente Hollands Kroon. Bij bijzondere omstandigheden kunnen de medewerkers van Vergunningen de Bibob-coördinator hierin ondersteunen. Op basis van de uitkomst van deze controle wordt bepaald of uitgebreidere controle nodig is. Afstemming door medewerkers en de Bibob-coördinator vindt regelmatig plaatst tijdens periodieke overleggen.
Voor het exploiteren van een speelgelegenheid is een vergunning van de burgemeester nodig. Een speelgelegenheid is een voor het publiek toegankelijke gelegenheid waar bedrijfsmatig of in een omvang alsof deze bedrijfsmatig is de mogelijkheid wordt geboden enig spel te beoefenen, waarbij geld of in geld inwisselbare voorwerpen kunnen worden gewonnen of verloren.
In de Wet op de Kansspelen staan regels omtrent vergunningen met betrekking tot kansspelen, zoals loterijen en casino’s. Op basis van de wet op de kansspelen kan een vergunning gevraagd worden voor het houden van een loterij of bingo of voor het plaatsen van een kansspelautomaat in een hoogdrempelige inrichting. Deze aanvragen worden getoetst aan de regels uit de Wet op de kansspelen. In hoogdrempelige inrichtingen zijn maximaal 2 kansspelautomaten toegestaan.
Wanneer winkels open mogen of dicht moeten zijn, is geregeld in de Winkeltijdenwet. Het uitgangspunt van de Winkeltijdenwet is dat de winkels op zon- en feestdagen en voor 6.00 uur en na 22.00 uur gesloten zijn. Maar gemeenten kunnen zelf bepalen of (en in hoeverre) zij vrijstelling of ontheffing verlenen van deze verboden.
Overige vergunningen/ontheffingen op grond van de VFL
Voor het innemen van een standplaats is een vergunning nodig op basis van artikel 7.12 VFL. Standplaatsen zijn een vaste plaats op een openbare en in de openlucht gelegen plek waar mensen spullen of hulp te koop aanbieden, verkopen of afleveren. Er wordt dan bijvoorbeeld gebruik gemaakt van een kraam, een wagen, een tafel of een hiermee vergelijkbaar object. Onder standplaats wordt niet verstaan: een vaste plaats op een jaarmarkt of markt zoals staat in artikel 160, eerste lid, aanhef en onder h, van de Gemeentewet; een vaste plaats op een evenement zoals staat in artikel 7.2.
Plaatsen voorwerpen openbare weg in strijd met functie daarvan
Artikel 7.2 VFL stelt dat het is niet toegestaan de openbare weg, een gedeelte van de openbare weg of een openbare plaats die in beheer is van de gemeente anders te gebruiken dan overeenkomstig de publieke functie daarvan, als:
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het in lid 1 genoemde verbod.
Carbid, acetyleengas afkomstig van carbid en gasmengsels of stoffen met vergelijkbare eigenschappen
In de gemeente Hollands Kroon is op grond van artikel 8.19 VFL verboden acetyleengas (C2H2) afkomstig van een reactie tussen carbid (calciumcarbid-chemische formule CAC2) water of gasmengsels met vergelijkbare eigenschappen, al dan niet vernevelde, vloeistoffen of stoffen met vergelijkbare eigenschappen, in een wel of niet afgesloten vat, bus, fles of dergelijk voorwerp op explosieve wijze te verbranden op zo een manier dat daardoor gevaar, schade of hinder voor de omgeving kan worden veroorzaakt. Een uitzondering voor het gebruik van carbid voor het bereiken van een knaleffect of het verschieten van voorwerpen, als voldaan wordt aan de voorwaarden, waaronder een melding wordt gedaan welke voldoet aan de regels die zijn opgenomen in artikel 3.1.8 VFL.
In artikel 8.26 staan regels opgenomen om geluidshinder te voorkomen en waar nodig handhavend op te treden. Het bevoegd gezag kan ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 1 voor wegwerkzaamheden, werkzaamheden aan het spoor of bouwwerkzaamheden of andere bijzondere aangelegenheden
Als een organisator een toertocht, (sport)wedstrijd of ander evenement organiseert die niet start of eindigt in de gemeente Holland Kroon, maar hier wel doorheen gaat, dan heb je toestemming nodig van de Gemeente Hollands Kroon. Dit is een verklaring van geen bezwaar (VGB). De verklaring vraag je aan bij de gemeente Holland Kroon.
Voor het staandwantvissen dient een melding te worden gedaan voor de verlenging voor de vrijstelling voor recreatieve visserij met staandwant. Het Uitvoeringsregeling visserij verbindt hier regels en voorschriften aan.
Vastgestelde werkprocessen Omgevingswet en Wkb
Werkwijze Toezicht en Handhaving
Toezicht op de uitvoering van de verleende vergunning vormt het slotstuk van het vergunningenproces.
Per jaar worden er circa 250 controles uitgevoerd op de bouwplaats door onze toezichthouders. Naast het toezicht op de bouwactiviteiten en de bouwplaats omvat het tevens het beoordelen van administratieve bescheiden, zoals rapportages en het laten nader (laten) beoordelen van aangetroffen afwijkingen. Jaarlijks worden er circa 200 vergunningen gereed gemeld. Dat betekent dat de uitvoering is afgerond en akkoord is bevonden. Zowel wat betreft de frequentie en de wijze waarop het toezicht wordt uitgeoefend heeft de gemeente beleidsvrijheid.
Hollandskroon heeft als uitgangspunt dat elke vergunning in de uitvoering wordt gecontroleerd. De uitvoerder blijft verantwoordelijk voor een juiste uitvoering, het toezicht controleert op hoofdlijnen. Daarbij staat veiligheid (constructieve veiligheid, brandveiligheid, installaties) voorop.
De frequentie en de diepgang van de controle hangen af van het type bouwwerk en de observaties van de toezichthouder gedurende het vergunningen en controleproces.
Met de introductie van de Wet kwaliteitsborging voor het bouwen is de verwachting dat de minimaal benodigde capaciteit afneemt omdat het toezicht op de bouw dan gedeeltelijk wordt overgenomen door de kwaliteitsborger van de aannemer.
Bij het toezicht geldt in zijn algemeenheid dat de toezichthouder zich kan identificeren en zijn wettelijke bevoegdheden spaarzaam, maar daar waar nodig, gebruikt.
Bij het aangaan van gesprekken met (mogelijke) overtreders en de overig betrokkenen is het doel om te komen tot een gelijkwaardige dialoog met de overtreder om de juiste feiten en omstandigheden te achterhalen. De aangesprokene wordt uitgenodigd om zijn/haar perspectief weer te geven.
De toezichthouder beoordeelt altijd de mogelijkheden om te komen tot een oplossing en daartoe tot afspraken te komen. Daarbij speelt de ernst van de overtreding een rol, maar ook de persoon van de overtreder en eventueel overige betrokkenen. Eventuele afspraken en termijn worden schriftelijk vastgelegd in het controlerapport en gecontroleerd. Het controlerapport voldoet aan de minimale eisen die de Raad van State daaraan stelt (zie kader).
Nalevingsstrategie handhaving: Preventie
De gemeente Hollands Kroon verkiest een nalevingsstrategie die goed gedrag stimuleert en overtredingen voorkomt. Hollands Kroon richt zich in eerste instantie op preventie door gesprek te gaan met onze inwoners en ondernemers. Dit neemt niet weg dat de gemeente doorpakt daar waar nodig is. De kernwaarden bij onze nalevingsstrategie is het geven van duidelijkheid en een focus op de eigen verantwoordelijkheid.
Een belangrijk element van elke preventiestrategie is voorlichting. Veel overtredingen worden immers begaan door onbekendheid met de regels van bijvoorbeeld het omgevingsplan. Uitleg over de regels, over het onderliggende doel ervan en de wijze waarop de gemeente toezicht blijft daarom belangrijk.
Zichtbaarheid van het toezicht en de mogelijke gevolgen van een overtreding zijn een belangrijke factor bij het voorkomen van overtredingen. Ook willen we voorkomen dat overtreders opnieuw in de fout gaan en een nieuwe overtreding plegen. Daarom besteden we veel ‘nazorg’ in de vorm van her controles om recidive te voorkomen door in het toezicht zichtbaar te zijn nadat de overtreding is beëindigd.
Werkwijze formeel handhavingsverzoek
Verschil klacht of handhavingsverzoek
Het is van belang dat duidelijk is of iemand een klacht of een verzoek om handhaving indient. Een handhavingsverzoek is een aanvraag zoals bedoeld in artikel 1:3, derde lid van de Algemene wet bestuursrecht. Dat betekent dat een verzoek om handhaving moet worden gedaan door een belanghebbende zoals bedoeld in artikel 1:2, eerste lid van de Algemene wet bestuursrecht. De Algemene wet bestuursrecht, waaronder paragraaf 4.1.3.2 (Dwangsom bij niet tijdig beslissen), zijn van toepassing. Het bevoegd gezag is verplicht om een besluit te nemen op het verzoek. Dit besluit bestaat een handhavingsbesluit of uit een afwijzing van het verzoek. Het indienen van een verzoek om handhaving kan niet anoniem
Onderdeel van de bestuursrechtelijke handhavingstaak is het behandelen van klachten over de naleving van het bepaalde bij of krachtens de Omgevingswet.
Als er sprake is van een spoedsituatie bij ernstige hinder of direct gevaar, dan wordt er direct een controle uitgevoerd n.a.v. de ontvangen klacht/melding. In meeste andere gevallen wordt er n.a.v. de klacht/melding een handhaafzaak aangemaakt en deze wordt, conform de prioriteit uit het VTH-beleid en de beschikbare capaciteit, opgepakt.
Indieningsvereisten handhavingsverzoek
Een verzoek om handhaving moet voldoen aan de indieningsvereisten van de artikelen 4:1 en 4:2 Awb. Een ontvankelijk handhavingsverzoek is:
Anonieme handhavingsverzoeken kunnen niet in behandeling worden genomen en worden behandeld als klacht/melding.
Bij onduidelijkheid over de vraag of er al dan niet sprake is van een formeel verzoek om handhaving, neemt de behandelend ambtenaar contact op met de indiener.
De verzoeker om handhaving ontvangt binnen twee weken na binnenkomst van zijn verzoek een ontvangstbevestiging. Als het verzoek onduidelijk en/of onvolledig is, stelt de gemeente de verzoeker in de gelegenheid om het verzoek binnen een bepaalde termijn aan te vullen.
Als blijkt dat de gemeente een handhavingsverzoek heeft ontvangen terwijl de gemeente daarop niet het bevoegde gezag is, dan wordt het handhavingsverzoek op grond van artikel 2:3 Awb doorgezonden aan het bevoegde orgaan. De afzender wordt hiervan in kennis gesteld.
Het kan voorkomen dat klachten of handhavingsverzoeken bij de gemeente binnen komen die niet behoren tot een gemeentelijke toezichts- en handhavingstaak. In veel gevallen gaat het dan om zaken waarbij de direct betrokkenen zelf verantwoordelijk zijn voor de oplossing van het probleem. Gedacht kan bijvoorbeeld worden aan meldingen van huurders die een geschil hebben met hun verhuurder (woningcorporatie of particulier). In dergelijke gevallen wordt de melder geïnformeerd en doorverwezen naar bijv. de woningcorporatie, de GGD of buurtbemiddeling.
Als gemeente zijn wij slechts belast met het toezicht op, en de handhaving van, verschillende publiekrechtelijke wet- en regelgeving. Overtreding van dergelijke wetgeving geeft ons een titel om iemand aan te spreken, en zo nodig middels sancties de naleving van wet- en regelgeving af te dwingen. Het gaat onze taak en expertise te buiten om men van advies in privaatrechtelijke aangelegenheden te voorzien. Dit betekent dat wij als gemeente zijnde hierin niet kunnen optreden.
Werkwijze beoordeling Handhavingsverzoek
Bij de ontvangst van een verzoek om handhaving wordt getoetst of de indiener van dit verzoek belanghebbende is in de zin van artikel 1:2 lid 1 Awb aangemerkt als belanghebbende dan wordt het aangevraagde verzoek om handhaving niet-ontvankelijk verklaard.
Voor het bepalen van een redelijke termijn voor de behandeling van een handhavingsverzoek is de jurisprudentie van de Raad van State over dat onderwerp van belang. Er kan niet worden volstaan met de mededeling dat zal worden gehandhaafd. Binnen de bepaalde termijn dient het daadwerkelijke handhavingsbesluit te zijn genomen dan wel te middels voldoende onderbouwing te worden verlengd.
Bij veel handhavingsverzoeken is het nodig om onderzoek te verrichten op grond van het gelijkheidsbeginsel (de vraag of gelijke gevallen ook gelijk behandeld worden). Dit type onderzoek vergt zeer veel toezichts- en handhavingscapaciteit. Voor de toepassing van het gelijkheidsbeginsel is een beleidslijn opgesteld.
Daar komt bij dat de vastgestelde handhavingsstrategie de stappen voorschrijft voor het nemen van een handhavingsbesluit:
De eerste stap bestaat uit een controle ter plaatse door een toezichthouder van de gemeente. Deze controle wordt uitgevraagd door middel van een verzoek tot inspectie formulier.
De tweede stap is het beoordelen van hetgeen is geconstateerd. Levert dit een overtreding op van wet- en regelgeving waar een bestuursorgaan van de gemeente het bevoegd gezag voor is?
Als geen sprake is van een overtreding, wordt het verzoek om handhaving afgewezen. Tegen dit besluit staan rechtsmiddelen open.
Als sprake is van een overtreding, wordt een legalisatieonderzoek gedaan. Daarbij wordt gekeken of de situatie alsnog gelegaliseerd kan worden door bijvoorbeeld een omgevingsvergunning. Een aanvraag daarvoor is dan uiteindelijk wel noodzakelijk.
Indien de situatie niet te legaliseren is, volgt een brief waarin het bevoegd gezag het voornemen uit om een handhavingsbesluit te nemen. De overtreder en eventuele belanghebbenden krijgen de mogelijkheid om een zienswijze in te dienen.
Wanneer eventuele zienswijze geen aanleiding geen om anders te doen besluit en nog steeds sprake is van een overtreding, wordt een handhavingsbesluit genomen.
Tegen dit besluit staan rechtsmiddelen open.
Uit het voorgaande blijkt dat de procedure voor de afhandeling van een handhavingsverzoek veel tijd in beslag neemt.
Procedureel leidt dit tot de volgende werkwijze:
De verzoeker om handhaving ontvangt een ontvangstbevestiging.
In de ontvangstbevestiging geven we duidelijk aan waar het handhavingsverzoek precies op ziet. Hiermee bakenen we de omvang van het verzoek af. Wordt er daarna een nieuw onderdeel door de verzoeker ingebracht? Dan wordt beoordeeld of sprake is van een uitbreiding van het verzoek om handhaving of een nieuw verzoek om handhaving.
Indien we de termijn van 8 weken (artikel 4:13 Awb) niet halen, dan wordt binnen die periode de termijn middels een brief verlengd (artikel 4:14 Awb). Weet je hoe lang je nog nodig hebt, noem dan die termijn. Weet je het niet, dan ligt een verlenging van 8 weken voor de hand.
Als er sprake is van een situatie dat in overleg tussen partijen naar een minnelijke oplossing wordt gezocht, dan wordt dat formeel vastgelegd op basis van 4:15 Awb. De termijn voor het geven van een beschikking kan namelijk worden opgeschort gedurende de termijn waarvoor de aanvrager schriftelijk met uitstel heeft ingestemd.
Los van de termijnen, is een zo spoedig mogelijke afhandeling uiteraard te allen tijde het streven.
Bijlage 8. Uitvoeringsorganisatie
De gemeente is verplicht haar uitvoeringsorganisatie zo inrichten te dat het aan bepaalde eisen voldoet. Kort gezegd komt dit neer op het regelen van een scheiding van functies, de bereikbaarheid en beschikbaarheid van de organisatie ook buiten kantooruren en de beschrijving van werkprocessen, procedures en bijbehorende informatievoorziening. Omdat wij er waarde aan hechten dat onze werknemers beschikken over de meest actuele kennis wordt ook aandacht besteed aan opleidingen.
In dit hoofdstuk worden al deze zaken toegelicht.
Het verlenen van omgevingsvergunningen en het toezicht op het naleven hiervan wordt gescheiden uitgevoerd. Hierdoor zijn vergunningverleners niet betrokken bij het toezicht op vergunningen waarvan zij de voorschriften hebben opgesteld.
De gemeentelijke organisatie en de uitvoeringsdiensten moeten ook buiten de gebruikelijke kantooruren bereikbaar en beschikbaar zijn voor toezicht en handhaving. Bereikbaar voor het melden van acute klachten en beschikbaar voor het behandelen van incidenten. Om dit te waarborgen zijn er verschillende (piket)regelingen.
Milieu, evenementen en bedrijven
De OD is 24 uur per dag bereikbaar. Buiten kantoortijd wordt het klachtenteam opgeroepen:
Er is 24 uur per dag een medewerker met de expertise bouwen beschikbaar. De bereikbaarheid loopt via de meldkamer. In de praktijk wordt een medewerker bouwen met name buiten kantooruren opgeroepen bij brand in verband met eventueel instortingsgevaar. De brandweer heeft dan bouwkundig advies nodig. Indien nodig wordt contact gelegd met een medewerker met constructieve kennis van de afdeling Dienstverlening, cluster vergunningen.
Klachten over onveilige of kapotte zaken in de openbare ruimte kunnen 24 uur per dag gemeld worden aan het Klant Contact Centrum (KCC) via website. Hierbij kan gedacht worden aan gaten in de weg, omgewaaide bomen, kapotte lantaarnpalen, kapotte speeltoestellen, etc. Ook meldingen van woonoverlast of eenvoudige verkeersproblemen kunnen gemeld worden. Bij woonoverlast kan gedacht worden aan: burenlawaai, overbevolking en bouwvallige, onveilige en/of sterk vervuilde percelen/ woningen.
Voor rampen, crises en grote incidenten heeft de gemeente een crisisplan (regionaal crisisplan vanuit de Veiligheidsregio). Vanuit de meldkamer dan wel de plaats incident kan ervoor gekozen worden om op te schalen naar de GRIP structuur. Er zijn collega’s (Officier van Dienst/ Adviseur Openbare Orde) op hard piket (Piket Veiligheid) die 24 uur per dag en 7 dagen per week opgeroepen kunnen worden. Samen met andere operationele diensten kan de collega beslissen dat er wordt opgeschaald en op dat moment kunnen lokale en/of districtelijke collega’s uit de crisisorganisatie worden opgeroepen. Dit zijn interne collega’s dan wel collega’s van omliggende gemeenten die getraind zijn om hun functie tijdens een crisis uit te oefenen.
Processen en procedures zijn vastgelegd en geïntegreerd in de VTH applicaties als openwave, DSO maar ook in processen zoals in de bijlagen bij vergunningstrategie en werkprocessen opgenomen
In de kwaliteitscriteria is vastgelegd welke kennis en vaardigheden VTH-medewerkers moeten bezitten om de gewenste kwaliteit van uitvoering te leveren. Er is blijvende aandacht om medewerkers te laten voldoen aan de kwaliteitscriteria. Hiervoor is opleidingsbudget beschikbaar. Voor de Omgevingswet is een separaat opleidingsplan gemaakt om de medewerkers van voldoende kennis en vaardigheden te voorzien.
In de onderstaande tabel zijn onze externe partners aangegeven bij welke onderwerpen de samenwerking wordt opgezocht en op welke manier dit gebeurt.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2024-332486.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.