Handhavingsprotocol Politieke Ambtsdragers Terschelling 2024

Inleiding

Dit handhavingsprotocol bevat afspraken tussen politieke ambtsdragers op Terschelling over de onderlinge handhaving van integriteit, met aandacht voor de rolverdeling en de te volgen procedure bij vermeende integriteitsschendingen. Deze afspraken beogen houvast en een toetssteen te bieden voor een zorgvuldig ingericht proces. Zij geven daarmee blijk van de kernwaarden die we met elkaar hebben afgesproken: we onderschrijven het belang een integere overheid, we zijn bereid verantwoordelijkheid te nemen en we kijken om naar elkaar.

 

In de handhaving van integriteitsnormen is een drietal beginselen voor ons leidend.

 

  • 1.

    Onpartijdige handhaving

    Het beginsel van onpartijdige handhaving geeft blijk van het besef dat integriteit te kostbaar is om inzet te laten zijn van partijpolitiek. Uit het beginsel van ‘onpartijdige handhaving’ volgt dat politiek ambtsdragers van alle partijen vanuit het belang van een integere overheid de discipline zouden moeten opbrengen om bij de beoordeling van integriteitkwesties boven de partijen te gaan staan.

  • 2.

    Terughoudendheid met publiciteit

    In Nederland wordt de politiek kritisch gevolgd door de media. Dat is een groot goed. Bij vermeende integriteitschendingen van politici kunnen echter ook al snel negatieve beelden een rol spelen, voordat de feiten vast staan. Het gevolg is dat er sprake is van willekeur, dat individuele politici die onder verdenking komen te staan grote schade oplopen en dat de geloofwaardigheid van de politiek wordt aangetast. Het is daarom zaak dat alle betrokkenen bij een integriteitskwestie de grootst mogelijke terughoudendheid betrachten en de kwestie niet in een te vroeg stadium in de publiciteit brengen. Daaruit volgt ook dat in alle stadia van de afhandeling van een kwestie de groep die erbij betrokken wordt zo klein mogelijk moet zijn. Als er uiteindelijk werkelijk van een integriteitsschending sprake blijkt te zijn en er een oordeel is gevormd over de ernst daarvan en over een passende sanctie, mag en moet de kwestie natuurlijk wel naar buiten worden gebracht. We nemen onze verantwoordelijkheid.

  • 3.

    Zorgvuldigheid tegenover melden en betrokken politiek ambtsdrager

    Op Terschelling kijken we om naar elkaar. Iedereen die te goeder trouw een vermoeden meldt of mogelijk een schending heeft begaan heeft er recht op dat er uiterste zorgvuldigheid wordt betracht in alle fasen van de handhaving. Wij moedigen politiek ambtsdragers aan om eigen dilemma’s en twijfels bespreekbaar te maken en andere politiek ambtsdragers waar mogelijk eerst zelf aan te spreken als het hun handelen betreft.

Handhavingsprotcol Politieke Ambtsdragers Terschelling 2024.

 

1. Algemene bepalingen

ARTIKEL 1.1 LEIDENDE AFSPRAKEN

  • 1.

    Twijfels delen.

  • Politieke ambtsdragers worden aangemoedigd om integriteitsdilemma's en twijfels over hun eigen handelen te bespreken met de burgemeester en/of de griffier, zodat samen het handelingsperspectief kan worden bepaald en het handelen transparant en controleerbaar is.

  • 2.

    Elkaar aanspreken.

  • Politieke ambtsdragers worden aangemoedigd om integriteitsdilemma's en twijfels over het handelen van een ander te bespreken met de betreffende persoon zelf. Is dit redelijkerwijs geen optie of bestaat er verschil van inzicht, dan kunnen de betrokken politieke ambtsdragers advies inwinnen bij de burgemeester en/of de griffier. Is sprake van een vermoeden van een integriteitsschending dan kunnen de politieke ambtsdragers melding doen bij de burgemeester.

  • 3.

    Zorgvuldig handelen.

  • Bij vermoedens van vermeend niet- integer handelen zijn drie beginselen leidend:

    • a.

      Onpartijdige handhaving: handhaving van integriteitsnormen geschiedt op een objectieve, navolgbare wijze, om recht te doen aan personen en om bij te dragen aan het collectieve belang van de gemeente Terschelling als geheel. Vermeden wordt dat de omgang met twijfels of vermoedens van vermeend niet-integer handelen wordt gekleurd door partijpolitieke belangen of andere vormen van vooringenomenheid.

    • b.

      Terughoudendheid met publiciteit: vermeend niet-integer handelen kan leiden tot media-aandacht. Vermeden wordt dat onnodige beschadiging optreedt van personen die bij de omgang met twijfels of vermoedens betrokken zijn. Politieke ambtsdragers verwijzen zo nodig naar de burgemeester, zoals bedoeld in artikel 1.2.

    • c.

      Zorgvuldigheid tegenover melder en betrokken politiek ambtsdrager: de melder die te goeder trouw een melding doet en de politiek ambtsdrager tegen wie de melding is gericht, verdienen een zorgvuldige behandeling. Vermeden wordt dat de melder die te goeder trouw meldt benadeling ondervindt en dat de politiek ambtsdrager tegen wie de melding is gericht onnodig beschadigd raakt buiten eigen toedoen.

ARTIKEL 1.2 COMMUNICATIE

  • 1.

    Indien communicatie intern of extern gewenst is, draagt de burgemeester hier zorg voor. Overige betrokken personen onthouden zich van openbaar commentaar gedurende de uitvoering van (voor)onderzoek en verwijzen zo nodig naar de burgemeester.

  • 2.

    Voor de interne en externe communicatie worden de verschillende belangen, voornamelijk het belang van het onderzoek, het belang van het beschermen van de persoonlijke levenssfeer van de in het onderzoek betrokken personen en het belang van transparant bestuur, nauwkeurig afgewogen.

ARTIKEL 1.3 AANGIFTE BIJ VERMOEDENS VAN EEN MISDRIJF

Als er in enige fase van de behandeling van de melding een vermoeden is van een misdrijf kan de burgemeester, desgewenst na raadpleging van het presidium, aangifte doen bij de politie. Het presidium geldt uitsluitend als klankbord voor de burgemeester. Vanaf dat moment wordt alle informatie voorgelegd aan de politie, eventueel na overleg met de officier van justitie.

2. Processtappen rondom meldingen

ARTIKEL 2.1 INDIENEN VAN EEN MELDING

  • 1.

    Iedereen kan bij vermoeden van een integriteitsschending door een politiek ambtsdrager een schriftelijke melding doen bij de burgemeester.

  • 2.

    De melding dient aan de volgende vereisten te voldoen;

    • a.

      de melding bevat een dagtekening;

    • b.

      de melding bevat een onderbouwde omschrijving van de vermoedelijke integriteitsschending;

    • c.

      de melding vermeldt de naam en contactgegevens van de melder en de naam van de politieke ambtsdrager tegen wie de melding zich richt.

  • 3.

    Vanaf het moment dat de melding is gedaan tot en met het doorlopen van de benodigde stappen uit dit protocol, wordt door de griffier (indien het een raadslid of fractievertegenwoordiger betreft) respectievelijk de secretaris (indien het een collegelid betreft) ambtelijke ondersteuning geboden aan de burgemeester.

  • 4.

    De melder ontvangt binnen vijf werkdagen na de melding een formele, schriftelijke ontvangstbevestiging waarin de melder ook wordt gevraagd niet de publiciteit te zoeken met betrekking tot de melding om de persoonlijk levenssfeer van de betrokken politiek ambtsdrager te beschermen in afwachting van de uitkomsten van het (voor)onderzoek.

  • 5.

    Meldingen over de burgemeester worden via de griffier schriftelijk gedaan bij de vertrouwenscommissie. De vertrouwenscommissie vraagt de plaatsvervangend raadsvoorzitter de rol van de burgemeester, zoals beschreven in dit protocol, over te nemen als de melding de burgemeester zelf betreft. De vertrouwenscommissie informeert (het kabinet van) de Commissaris van de Koning als de uitkomst van de eerste screening hiertoe aanleiding geeft.

  • 6.

    De burgemeester kan vanuit de eigen wettelijke taak als bevorderaar van bestuurlijke integriteit ook door eigen waarneming of door berichtgeving van buitenaf kennis nemen van een vermeende integriteitsschending. In die gevallen kan de burgemeester op eigen initiatief een schriftelijke vastlegging opstellen, gebaseerd op de eigen waarneming of op de berichtgeving van buitenaf. In de vastlegging beschrijft de burgemeester wat de aanleiding is om een eerste screening uit te voeren. De uitvoering van de eerste screening vindt plaats conform de in dit protocol opgenomen stappen.

ARTIKEL 2.2 ONTVANKELIJKHEIDSTOETS

  • 1.

    De burgemeester beoordeelt of de melding voldoet aan de eisen zoals gesteld in artikel 2.1 lid 2 en beoordeelt daarnaast of de melding a) voldoende concreet is, b) binnen vier jaar na de vermeende feiten is ingediend en c) of de vermeende integriteitsschending een voldoende ernstig karakter heeft. Is dit het geval, dan besluit de burgemeester een vooronderzoek (eerste screening) in te stellen.

  • 2.

    Wordt niet voldaan aan de eisen in het vorige lid, dan besluit de burgemeester de behandeling van de melding niet verder voort te zetten. Van deze beslissing worden de melder en de politiek ambtsdrager over wie de melding is gedaan schriftelijk en gemotiveerd in kennis gesteld.

  • 3.

    De burgemeester kan bij de toepassing van de leden 1 en 2 externe expertise inschakelen. De externe adviseur dient onafhankelijk en onpartijdig te zijn, en op geen enkele wijze direct of indirect betrokken te zijn bij hetgeen waar de melding betrekking op heeft.

3. Uitvoering van een eerste screening

ARTIKEL 3.1 INTEGRITEITSCOMMISSIE

  • 1.

    Indien een melding ontvankelijk is als bedoeld in artikel 2.2 stelt de burgemeester ten behoeve van het uitvoeren van een eerste screening een integriteitscommissie samen.

  • 2.

    De samen te stellen integriteitscommissie wordt gevormd door de burgemeester, de gemeentesecretaris (als de melding een collegelid betreft) dan wel de griffier (als de melding een raadslid of fractievertegenwoordiger betreft) en (een) externe adviseur(s). Bij het inschakelen van (een) externe adviseur(s) houdt de burgemeester rekening met deskundigheid en ervaring, gelet op de aard van de melding. Indien de gemeentesecretaris dan wel de griffier een te nauwe betrokkenheid kent bij de inhoud van de melding worden zij zo nodig vervangen door een ambtenaar met relevante expertise.

ARTIKEL 3.2 DOEL EN UITVOERING

  • 1.

    Indien een melding ontvankelijk is als bedoeld in artikel 2.2 verricht de integriteitscommissie zo spoedig mogelijk een eerste screening. Het vooronderzoek (screening) is bedoeld als een eerste beoordeling van de vraag of het geuite vermoeden van een integriteitsschending feitelijke grondslag lijkt te hebben.

  • 2.

    Alvorens de bij de melding betrokken personen te informeren, gaat de integriteitscommissie na of (digitale) gegevens dienen te worden veiliggesteld.

  • 3.

    Tijdens de eerste screening worden de melder en de politiek ambtsdrager tegen wie de melding gericht is, gehoord door de integriteitscommissie. Bij de uitnodiging aan de politiek ambtsdrager verstrekt de integriteitscommissie in ieder geval een adequate omschrijving van de aard van de melding. Van de gesprekken in de eerste screening wordt vanuit het oogpunt van zorgvuldigheid en navolgbaarheid een verslag gemaakt. Dit verslag wordt voor een akkoord voorgelegd aan de gesproken personen. De gespreksverslagen worden opgenomen in het onderzoeksdossier.

ARTIKEL 3.3 UITKOMST VAN EEN EERSTE SCREENING

  • 1.

    Als de integriteitscommissie na de eerste screening concludeert dat geen feitenonderzoek nodig is, stelt de integriteitscommissie een screeningsverslag op. Feitenonderzoek blijft achterwege als uit de eerste screening blijkt dat het geuite vermoeden van een integriteitsschending onvoldoende feitelijke grondslag lijkt te hebben of als met de eerste screening alle relevante feiten al in beeld zijn gebracht. De burgemeester weegt met de leden van de integriteitscommissie af of de gemeenteraad wordt geïnformeerd en of dit met oplegging van geheimhouding gebeurt.

  • 2.

    Als de integriteitscommissie na de eerste screening concludeert dat een feitenonderzoek nodig is, stelt de integriteitscommissie een screeningsverslag op, dat de burgemeester gezamenlijk met een concept onderzoeksopdracht onder oplegging van geheimhouding voorlegt aan de gemeenteraad.

  • 3.

    In een besloten vergadering van de gemeenteraad worden het screeningsverslag en de concept onderzoeksopdracht besproken. De melder, met uitzondering van de situatie waarin de burgemeester zelf melder is, en de betrokken politiek ambtsdrager maken geen deel uit van deze vergadering.

  • 4.

    De gemeenteraad kan de leden van de integriteitscommissie desgewenst bevragen. De burgemeester, gehoord de gemeenteraad, beslist vervolgens over de onderzoeksopdracht.

  • 5.

    De betrokken politiek ambtsdrager wordt over het doen van de eerste screening en van de uitkomst daarvan zo spoedig mogelijk door de burgemeester geïnformeerd.

4. Uitvoering van het feitenonderzoek

ARTIKEL 4.1 KENNISGEVING AAN POLITIEKE AMBTSDRAGER EN MELDER

  • 1.

    Als wordt besloten tot een feitenonderzoek dan wordt de betrokken politiek ambtsdrager hierover door de burgemeester geïnformeerd.

  • 2.

    In de in het vorige lid bedoelde kennisgeving is in ieder geval opgenomen:

    • a.

      een omschrijving van het vermeende handelen of nalaten dat aanleiding is tot het instellen van het onderzoek;

    • b.

      de melding dat de betrokken politiek ambtsdrager en getuigen kunnen worden gehoord;

    • c.

      de melding dat de betrokken politiek ambtsdrager zich kan laten bijstaan voor emotionele of juridische ondersteuning, niet zijnde een persoon die eigenstandig betrokken is in het onderzoek;

    • d.

      de melding dat als andere feiten en omstandigheden bekend worden die van belang zijn voor het bepalen van de omvang, aard en ernst van de integriteitsschending, het onderzoek zich kan uitstrekken tot die feiten en omstandigheden;

    • e.

      een verwijzing naar dit handhavingsprotocol.

    • f.

      een verwijzing naar de vigerende gedragscode.

    • g.

      het screeningsverslag.

  • 3.

    De melder wordt door de burgemeester geïnformeerd op een door de burgemeester te bepalen, passende wijze.

ARTIKEL 4.2 ONDERZOEKSOPDRACHT

  • 1.

    De burgemeester geeft opdracht tot een feitenonderzoek aan daartoe gekwalificeerde onafhankelijke, externe onderzoekers.

  • 2.

    De burgemeester komt een schriftelijke onderzoeksopdracht met de onderzoekers overeen. In de opdracht staan in ieder geval de aanleiding, de onderzoeksopdracht (doelstelling en onderzoeksvragen) en de verwachte duur en kosten van het onderzoek. De opdracht biedt tevens inzicht in de te kiezen onderzoeksmethodiek, met inachtneming van de beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit, en de wijze waarop hoor en wederhoor worden vormgegeven.

ARTIKEL 4.3 ONDERZOEKSRAPPORTAGE

  • 1.

    Van het feitenonderzoek wordt een rapportage opgesteld die door de onderzoekers aan de integriteitscommissie wordt aangeboden.

  • 2.

    De rapportage bevat in elk geval: een weergave van de melding, de onderzoeksopdracht, een beschrijving van de uitgevoerde onderzoekshandelingen, het toepasselijke normatieve kader, de bevindingen, en – indien onderdeel van de opdracht – een toetsing van de bevindingen aan het normatieve kader en een conclusie waarin de vraag of sprake is van een integriteitsschending wordt beantwoord.

  • 3.

    De integriteitscommissie toetst of de conclusie van de rapportage redelijkerwijs kan worden gedragen door de bevindingen van het onderzoek en of de rapportage voldoende begrijpelijk is.

  • 4.

    De burgemeester voegt aan de onderzoeksrapportage een brief toe waarin het proces dat heeft plaatsgevonden na ontvangst van de melding wordt toegelicht.

  • 5.

    De burgemeester biedt de onderzoeksrapportage aan de raad en gelijktijdig aan de betrokken politiek ambtsdrager aan. De burgemeester beslist daarbij of geheimhouding wordt opgelegd, waarbij afgewogen wordt of het belang van openbaarheid zwaarder weegt dan het belang van eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer van de in het onderzoek betrokken personen. Bij een openbare rapportage gaat de burgemeester na of en hoe de identiteit van betrokkenen al dan niet herleidbaar in de rapportage wordt weergegeven.

  • 6.

    De gemeenteraad bespreekt de onderzoeksrapportage in de eerstvolgende raadsvergadering. De gemeenteraad besluit kennis te nemen van de onderzoeksrapportage en besluit over het onderschrijven van de conclusies van de onderzoeksrapportage. De gemeenteraad weegt vervolgens af of de onderzoeksrapportage aanleiding geeft tot consequenties als bedoeld in artikel 5.1.

  • 7.

    De burgemeester informeert de melder op een door de burgemeester te bepalen, passende wijze over de uitkomsten van het onderzoek, rekening houdend met het bepaalde in lid 5.

  • 8.

    Wanneer de betrokken politiek ambtsdrager wethouder is, informeert de burgemeester ook het college over de onderzoeksrapportage.

5. Afronding

ARTIKEL 5.1 CONSEQUENTIES

  • 1.

    Onverminderd artikel 1.3 kunnen de betrokken politiek ambtsdrager en de gemeenteraad besluiten om gevolgen te verbinden aan de uitkomsten van het onderzoek, die in verhouding staan tot de ernst van de feiten en relevante omstandigheden.

  • 2.

    Voor zover niet bij wet is voorzien in gevolgen kan de gemeenteraad overgaan tot:

    • a.

      aanspreken;

    • b.

      afkeuring door partijen;

    • c.

      motie van treurnis;

    • d.

      motie van afkeuring;

    • e.

      motie van wantrouwen;

    • f.

      schorsing en ontslag, voor zover de betrokken politiek ambtsdrager lid is van het college van B&W.

ARTIKEL 5.2 REFLECTIE

Na afronding van het onderzoek en de politieke behandeling van de uitkomsten, agendeert de gemeenteraad een besloten bijeenkomst waarin wordt gereflecteerd en geëvalueerd op deze regeling, de daarin opgenomen afspraken en de toepassing daarvan in de praktijk.

Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van 17 juli 2024,

Voorzitter

Griffier

Naar boven