Nota waardering en afschrijving vaste activa 2024

De raad van de gemeente Heerenveen;

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders met kenmerk Z.24.431192 / D.24.1764635

 

Besluit:

de Nota Waardering en afschrijving vaste activa 2024 met terugwerkende kracht vanaf 1 januari 2024 vast te stellen.

 

1 Inleiding

1.1 Aanleiding

In overeenstemming met artikel 212 van de Gemeentewet legt de raad via een verordening de basisprincipes voor het financiële beleid en beheer vast. Dit is uitgewerkt in de Financiële Verordening 2024 van de gemeente Heerenveen, goedgekeurd door de gemeenteraad op 29 februari 2024. Artikel 13 van deze verordening bepaalt dat het college een nota Waardering en afschrijving vaste activa moet opstellen en aanbieden aan de gemeenteraad. In de nieuwe financiële verordening van de gemeente Heerenveen is het volgende bepaald:

 

Artikel 13. Waardering en afschrijving vaste activa

  • 1.

    Burgemeester en wethouders bieden de raad eens in de vier jaar een nota waardering en afschrijving vaste activa aan. Deze nota wordt door de raad vastgesteld en behandelt in ieder geval:

    • a.

      de afschrijvingsmethode en afschrijvingstermijn per categorie;

    • b.

      het moment van starten met afschrijven;

    • c.

      de gebruiksduur per categorie kapitaalgoederen ofwel de afschrijvingstermijn;

    • d.

      de componentenbenadering.

 

Om uitvoering te geven aan de financiële verordening is de nota Waardering en afschrijving vaste activa opgesteld. Deze nota sluit aan bij de Gemeentewet (artikel 212) en bij het gewijzigde Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten (BBV), dat met ingang van 1 januari 2017 in werking treedt. In dit besluit zijn onder meer dwingende richtlijnen opgenomen inzake inrichtings-, presentatie- en waarderingseisen van de begroting, de begrotingswijzigingen, de meerjarenraming, de jaarrekening en het jaarverslag. In deze nota worden de kaders voor het (administratief) handelen met betrekking tot het waarderen, activeren en afschrijven van vaste activa opgenomen die gelden vanaf het moment dat de gemeenteraad heeft besloten over investeringskredieten en de bijbehorende uitgaven heeft geautoriseerd.

 

1.2 Doelstelling

De doelstelling van deze nota is het vastleggen van beleid en vastlegging van uniforme regels voor:

  • Activeren van activa;

  • Waarderen van activa;

  • Afschrijven van activa;

  • Bestuurlijke verantwoording en procedures.

De uitgangspunten van deze nota worden onder meer toegepast bij het opstellen van de begroting en de jaarrekening.

1.3 Wettelijk kader

Deze nota is primair bedoeld als instrument ten behoeve van de kaderstellende rol van de Raad. Deze nota vormt het formele kader waarbinnen het college en de ambtelijke organisatie met investeringen en afschrijvingen dienen om te gaan. Het wettelijk kader bestaat uit de Gemeentewet (artikel 212) en het Besluit Begroting en Verantwoording (BBV). Een substantieel deel van het investeringsbeleid is vastgelegd in deze wetgeving. Echter op bepaalde punten is sprake van beleidsvrijheid voor een gemeente. Indien hiervan sprake is, zijn in deze nota aanvullende spelregels/afspraken opgenomen.

 

Kort samengevat draagt deze nota bij tot:

  • een eenduidige verwerking van investeringen en afschrijvingen;

  • het maken van afspraken over de te volgen procedure om investeringen uit te voeren;

  • het verkrijgen van inzicht in het verloop van investeringen;

  • het beperken van grote schommelingen in de afschrijvings- en rentekosten.

1.4 Inwerkingtreding

Deze nota is door de gemeenteraad vastgesteld op 30 mei 2024 en treedt met terugwerkende kracht met ingang van 1 januari 2024 in werking. Het college kan, indien er een gegronde reden voor is en voldoende gemotiveerd, in individuele gevallen afwijken van de nota Waardering en afschrijving vaste activa. Hierbij moet wel rekening worden gehouden met de mogelijkheden binnen het BBV en overige relevante wetgeving.

1.5 Begrippen

Eenduidige definities zijn belangrijk bij toepassing van kaders. In bijlage 2 is daarom een begrippenlijst opgenomen.

1.6 Leeswijzer

In de nota Waardering en afschrijving vaste activa worden in hoofdstuk 2 de soorten van activa behandeld. Vervolgens komt hoofdstuk 3 het activeren, inclusief soorten activa, aan de orde. Hoofdstuk 4 presenteert de waardering van de activa. Als laatste volgt in hoofdstuk 5 de bestuurlijke verantwoording en procedures van het activabeleid.

 

In de hele nota worden uitgangspunten weergegeven in de omkaderde tekstvakken. In de voorafgaande teksten wordt een onderbouwing gegeven van het betreffende uitgangspunt.

 

Bij deze nota zijn drie bijlagen gevoegd, namelijk:

  • bijlage 1 afschrijvingsmethoden en –termijnen;

  • bijlage 2 begrippenlijst;

  • bijlage 3 overzicht uitgangspunten.

2 Activeren

2.1 Soorten activa

De artikelen 33 tot en met 36 en 59 tot en met 65 van het BBV gaan nader in op de vaste activa. Als gevolg van het doen van investeringen ontstaan bezittingen, ofwel de vaste activa. Vaste activa worden naar hun aard in de BBV onderscheiden in drie soorten: immateriële vaste activa, materiële vaste activa en financiële vaste activa.

2.1.1 Immateriele vaste activa

Immateriële vaste activa zijn die vaste activa waar geen fysieke bezittingen tegenover staan. Immateriële vaste activa komen in Heerenveen slechts in uitzonderlijke gevallen voor. De immateriële vaste activa bestaan volgens artikel 34 van het BBV uit:

  • kosten verbonden aan het sluiten van geldleningen en het saldo van (dis)agio;

  • kosten van onderzoek en ontwikkeling van een bepaald actief;

  • bijdrage in activa in eigendom van derden.

Kosten verbonden aan het sluiten van geldleningen en het saldo van (dis)agio

In de praktijk komt dit slechts in uitzonderlijke gevallen voor. Het uitgangspunt in Heerenveen is dat deze kosten niet worden geactiveerd.

 

Uitgangspunt 1:

De kosten verbonden aan het sluiten van geldleningen en het saldo van (dis)agio worden niet geactiveerd.

 

Kosten van onderzoek en ontwikkeling van een bepaald actief

Conform artikel 60 van het BBV kunnen kosten van onderzoek en ontwikkeling voor een bepaald actief kunnen worden geactiveerd indien:

  • a.

    het voornemen bestaat het actief te gebruiken of te verkopen;

  • b.

    de technische uitvoerbaarheid om het actief te voltooien vaststaat;

  • c.

    het actief in de toekomst economisch of maatschappelijk nut zal genereren en;

  • d.

    de uitgaven die aan het actief zijn toe te rekenen betrouwbaar kunnen worden vastgesteld.

De gemeente Heerenveen activeert op dit moment de kosten van onderzoek en ontwikkeling voor een bepaald actief niet. In de BBV-notitie Grondbeleid is opgenomen dat het activeren van voorbereidingskosten voor grondexploitaties als kosten van onderzoek en ontwikkeling onder de immateriële vaste activa is toegestaan onder een aantal voorwaarden. De gemeente Heerenveen activeert de kosten van onderzoek en ontwikkeling wel vooruitlopend op mogelijk te openen grondexploitaties.

 

Uitgangspunt 2:

De kosten van onderzoek en ontwikkeling worden in beginsel niet geactiveerd, uitgezonderd voor mogelijke grondexploitaties.

 

Bijdrage in activa in eigendom van derden

Een voorbeeld van een ‘bijdrage in activa in eigendom van derden’ is een bijdrage aan een gebouw in eigendom van derden. Bepalend is dat het economisch eigendom niet bij de gemeente berust. Bijdragen in activa in eigendom van derden mogen volgens artikel 61 van het BBV worden geactiveerd indien wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • er is sprake van een investering door een derde;

  • de investering draagt bij aan de publieke taak van de gemeente;

  • deze derde heeft zich verplicht tot het daadwerkelijk investeren, op een wijze zoals overeengekomen;

  • de gemeente kan de bijdrage terugvorderen indien de derde in gebreke blijft of anders recht kan doen gelden op de activa die samenhangen met de investering.

Uitgangspunt 3:

Bijdragen aan activa in eigendom van derden worden geactiveerd en de afschrijvingsduur is maximaal de gebruiksduur (afschrijvingstermijn) van het actief bij de betreffende derde.

2.1.2 Materiële vaste activa

Materiële vaste activa zijn investeringen met een meerjarig economisch nut of maatschappelijk nut in de openbare ruimte. Volgens artikel 35 van het BBV bestaan er drie soorten materiële vaste activa, welke afzonderlijk in de balans van de gemeente moeten worden opgenomen:

  • 1.

    investeringen met een economisch nut;

  • 2.

    investeringen met een economisch nut, waarvoor ter bestrijding van de kosten een heffing kan worden geheven;

  • 3.

    investeringen in de openbare ruimte met een maatschappelijk nut.

Het vernieuwde BBV heeft in het kader van de uniformiteit, transparantie en vergelijkbaarheid tussen gemeenten, het zogenaamde netto activeren verplicht gesteld. Dit houdt in dat eventuele bijdragen van derden in aftrek moeten worden gebracht op de investering. Het verrekenen van bijdragen uit reserves is met ingang van 2017 niet meer toegestaan. Reserves mogen alleen worden ingezet ter dekking van de afschrijvingslasten.

 

Investeringen met economisch nut

Dit zijn investeringen die bijdragen aan de mogelijkheid middelen te verwerven en/of verhandelbaar zijn. Voorbeelden hiervan zijn: investeringen in gebouwen, vervoermiddelen, installaties, automatisering.

 

Investeringen met economisch nut, waarvoor ter bestrijding van de kosten een heffing kan worden geheven

Dit zijn investeringen die bijdragen aan de mogelijkheid middelen te verwerven en/of verhandelbaar zijn, waarvoor ook heffingen kunnen worden opgelegd, zoals investeringen in afvalstoffenheffing en riolering.

 

Investeringen in de openbare ruimte met een maatschappelijk nut

Dit betreft investeringen in de openbare ruimte, zoals wegen, bruggen en openbaar groen. Deze investeringen genereren geen middelen en er is geen markt voor. Het vernieuwde BBV bepaalt in artikel 59 lid 1 dat er geen keuze meer is om deze investeringen wel of niet te activeren.

2.1.3 Financiële vaste activa

Financiële vaste activa zijn activa die een financiële waarde vertegenwoordigen of een bezit. Te denken valt hierbij aan verstrekte geldleningen en deelnemingen in de vorm van aandelen. Financiële vaste activa moeten altijd worden geactiveerd, maar worden -gezien de aard- niet afgeschreven.

 

2.2 Criteria voor het activeren van activa

Het is niet praktisch om alle investeringen die in aanmerking komen om geactiveerd te worden ook daadwerkelijk te activeren. De commissie BBV doet de aanbeveling vanuit efficiency-oogpunt een minimale omvang voor het activeren van vaste activa te hanteren. Hiermee worden extra administratieve handelingen voorkomen. Investeringen die niet worden geactiveerd, worden in één keer als last genomen in de exploitatie. Voorgesteld wordt conform de huidige gedragslijn activa met een aanschafwaarde lager dan € 10.000 of een technische levensduur korter dan drie jaar ineens ten laste van de exploitatie te brengen. Gronden en terreinen met een (voorzien) economisch nut, worden altijd geactiveerd.

 

Uitgangspunt 4:

Activa met een aanschafwaarde van minder dan € 10.000 of een technische levensduur korter dan drie jaar worden niet geactiveerd, uitgezonderd gronden en terreinen met een economisch nut.

 

2.3 Onderhoud

Het is niet toegestaan kosten van onderhoud te activeren en vervolgens af te schrijven. Daarentegen is het wel toegestaan om voor de kosten van groot onderhoud een voorziening te vormen en deze aan te vullen op basis van beheerplannen, waarbij de werkelijke kosten onttrokken worden aan de voorziening. Kosten van levensduur verlengende renovaties en/of (vervangings-)investeringen in de openbare ruimte die het gebied een vernieuwende functie geven (reconstructies/ herinrichtingen), worden wel geactiveerd en afgeschreven. Kosten voor achterstallig onderhoud dienen ineens ten laste van de exploitatie te worden gebracht.

 

Uitgangspunt 5:

De kosten voor onderhoud worden niet geactiveerd en afgeschreven. Kosten van levensduur verlengende renovaties en/of (vervangings-)investeringen in de openbare ruimte die het gebied een vernieuwende functie geven (reconstructies/herinrichtingen), worden wel geactiveerd en afgeschreven.

H 3 Waarderen

3.1 Waarderingsgrondslagen

Bij de waarderingsgrondslagen gaat het om de waardebepaling van activa en de regels die daarvoor gelden. Het gaat hierbij om de waardering van balansposten (bezittingen), teneinde een reëel beeld te krijgen van de vermogenspositie van de gemeente. Het BBV geeft strikte regels voor de waardering van activa.

 

Hiermee wordt voorkomen dat financiële resultaten kunnen worden beïnvloed en anderzijds wordt bereikt dat financiële gegevens in de loop der tijd vergelijkbaar blijven.

 

De hoofdregel voor waardering van activa is opgenomen in artikel 63 van de BBV: activa worden gewaardeerd tegen de verkrijgings- of vervaardigingsprijs. De verkrijgingsprijs omvat de inkoopprijs en de bijkomende kosten. De vervaardigingsprijs omvat de aanschaffingskosten en de overige kosten, welke rechtstreeks aan de vervaardiging kunnen worden toegerekend.

 

In Heerenveen worden activa gewaardeerd tegen de verkrijgings- of vervaardigingsprijs/ Uren, rente en overige indirecte kosten (overhead) worden in beginsel niet geactiveerd. Voorgesteld wordt dit uitgangspunt te continueren.

 

Uitgangspunt 6:

Activa worden gewaardeerd tegen de verkrijgings- of vervaardigingsprijs. Uren, rente en overige indirecte kosten (overhead) worden in beginsel niet geactiveerd.

 

3.2 BTW

Met de invoering van het BTW-compensatiefonds wordt geen BTW geactiveerd voor zover deze compensabel of verrekenbaar is. Compensabele BTW wordt niet als last beschouwd. Niet compensabele BTW verhoogt de verkrijgings- of vervaardigingsprijs en daarmee ook de waardering van het actief.

 

Uitgangspunt 7:

Niet compensabele of verrekenbare BTW wordt opgeteld bij de verkrijgings- of vervaardigingsprijs van het actief en geactiveerd.

 

3.3 Duurzame waardeverminderingen van vaste activa

In de loop der tijd kan de waarde van een actief zijn veranderd ten opzichte van de boekwaarde ervan op de balans. Herwaardering van activa (naar een hogere waarde) is niet toegestaan, omdat winst pas bij realisatie mag worden genomen. Afwaardering van activa wordt in de meeste gevallen eveneens niet toegestaan, waardering geschiedt immers tegen verkrijgings- of vervaardigingsprijs.

 

Onder bepaalde voorwaarden zijn bijzondere waardeverminderingen wel toegestaan. Het betreft hier bijvoorbeeld waardeverminderingen als gevolg van wijzigingen in de levensduur als gevolg van schade of milieuvervuiling, wijziging van de bestemming en functie van het vastgoed. Een duurzame waardevermindering moet wel worden verwerkt in de balans middels een extra afschrijving. De afwaardering vindt plaats onafhankelijk van het resultaat. Daarnaast is bepaald dat een actief dat buiten gebruik wordt gesteld, wordt afgewaardeerd op het moment van buitengebruikstelling, indien de restwaarde lager is dan de boekwaarde. Bij vervanging van een niet afgeschreven investering, wordt de restant boekwaarde afgeboekt op het moment van vervanging.

 

Uitgangspunt 8:

Herwaardering van activa (naar een hogere waarde) is niet toegestaan. Afwaardering van activa wordt in de meeste gevallen eveneens niet toegestaan. Onder bepaalde voorwaarden zijn bijzondere waardeverminderingen wel toegestaan.

 

3.4 Desinvesteringen en afname van waarde activa

Op het moment dat een desinvestering plaatsvindt, wordt de waarde van de activa afgeboekt. De hieruit resulterende boekwinst of het boekverlies wordt in het resultaat van het betreffende jaar verwerkt en niet verrekend met de verkrijgingsprijs van een nieuw actief. Het verrekenen is niet toegestaan op grond van het BBV.

 

Zoals in paragraaf 2.3.1 is beschreven worden financiële vaste activa altijd geactiveerd, maar worden deze -gezien de aard- niet afgeschreven. Financiële vaste activa kunnen wel afnemen in waarde, bijvoorbeeld wanneer aandelen in waarde afnemen of doordat de gemeente besluit aandelen die zij in eigendom heeft te verkopen.

 

Uitgangspunt 9:

Bij een desinvestering wordt de boekwinst of het boekverlies in het resultaat van het betreffende jaar verwerkt.

 

3.5 Componentenbenadering

In de notitie materiële vaste activa december 2017 van het BBV staat vermeld dat gemeenten de mogelijkheid hebben om de componentenbenadering toe te passen bij investeringen met een economisch nut. Waar dit voor de gemeenten en de provincies niet voorgeschreven is, is het in het bedrijfsleven verplicht om deze componentenbenadering toe te passen Dit houdt in dat de verschillende samenstellende delen van een materieel vast actief afzonderlijk worden afgeschreven op basis van het individuele waardeverloop van die delen. Per samenstellend deel kan de economische/technische gebruiksduur namelijk verschillend zijn. Voor de opsplitsing zijn er geen voorschriften, maar uit praktische overwegingen is het raadzaam om deze te beperken. In de notitie materiële vaste activa december 2017 van het BBV worden er voorbeelden aangedragen voor welke activa de componentenbenadering kan worden toegepast en welke componenten kunnen worden onderscheiden. Wanneer de componentenbenadering gehanteerd gaat worden voor een bepaald activum, dient dit wel consequent toegepast te gaan worden voor dit activum.

De gemeente Heerenveen past op dit moment geen componentenbenadering toe.

 

Uitgangspunt 10:

De gemeente Heerenveen hanteert geen componentenbenadering.

H 4 Afschrijven

4.1 Inleiding

Het gebruik van vaste activa strekt zich uit over meerdere jaren. Door technische slijtage of economische veroudering daalt de waarde. Het zichtbaar maken van de waardevermindering in de jaarlijkse exploitatie wordt afschrijven genoemd. De hoogte van de afschrijving wordt bepaald door de economische gebruiksduur en de wijze van afschrijven.

 

4.2 Methoden van afschrijven

Er bestaan verschillende methoden voor afschrijving. Het BBV laat de gemeenten vrij in de keuze van een methode. De meest voorkomende methoden bij gemeenten zijn:

  • 1.

    Lineair: bij de lineaire afschrijvingsmethode wordt jaarlijks een vast percentage van de aanschafwaarde afgeschreven. Hierdoor daalt de boekwaarde van het actief jaarlijks met eenzelfde bedrag. De rentelasten dalen bij toepassing van deze methode naarmate de jaren verstrijken, door de jaarlijkse afname van de boekwaarde van het actief.

  • 2.

    Annuïtair: bij de annuïteitenmethode blijft de jaarlijkse kapitaallast (=afschrijving + rente) gelijk. De rentelast is gedurende een langere periode de grootste component van de kapitaallast en daalt in de loop van de gebruiksperiode steeds sneller, waardoor het gedeelte voor afschrijving omgekeerd evenredig stijgt.

De gemeente Heerenveen hanteert de lineaire methode. De belangrijkste argumenten hiervoor zijn het feit dat de afschrijving constant blijft, deze methode ten opzichte van de annuïtaire methode beter rekening houdt met de relatief sterke waardedaling in de eerste jaren van de gebruiksperiode, de stijgende onderhoudslasten bij veroudering en de methode is over de gehele gebruiksduur bezien goedkoper, omdat de rente jaarlijks daalt. Voorgesteld wordt de lineaire methode te blijven gebruiken.

 

In bepaalde gevallen wijken wij hiervan af. In het geval de kapitaallasten gedekt worden door bijvoorbeeld een structurele opbrengst kan de raad ervoor kiezen de investeringen annuïtair af te schrijven. Een voorbeeld hiervan is de bouw van de parkeergarages. Hier worden de kapitaallasten gedekt door de parkeeropbrengsten

 

Uitgangspunt 11:

In principe wordt de lineaire afschrijvingsmethode toegepast voor de afschrijving van activa. In sommige gevallen is er een mogelijkheid om een annuïtaire afschrijvingsmethode te hanteren.

 

4.3 Restwaarde

In de toekomst zullen primaire grondstoffen schaarser zijn, maar de vraag voor materialen blijft bestaan. Bij circulair bouwen worden materialen toegepast die later weer opnieuw ingezet kunnen worden. Om dat te kunnen doen, wordt er gekeken naar de losmaakbaarheid van producten en/of elementen, en hoe materialen goed van elkaar gescheiden kunnen worden. Wanneer producten en materialen uit elkaar gehaald kunnen worden, kunnen ze bij een nieuw project opnieuw worden toegepast. Hierdoor blijft het een materiaal met waarde. Wanneer een restproduct waarde heeft, hoeft er niet meer afgeschreven te worden naar nul, waardoor je extra bestedingsruimte creëert. Hoe beter materialen van elkaar gescheiden kunnen worden, hoe hoger de restwaarde is. Het gaat om het toepassen van een andere manier van bouwen, en in plaats van een gebouw slopen, materialen en producten oogsten.

 

De restwaarde dient reëel en per actief te worden geschat. Het hanteren van een vast percentage restwaarde voor bijvoorbeeld het totale vastgoed doet onvoldoende recht aan de individuele kenmerken van de materiële vaste activa. De restwaarde mag niet zodanig hoog worden geschat dat feitelijk geen of te weinig afschrijving plaatsvindt.

 

Uitgangspunt 12:

De gemeente Heerenveen kan een restwaarde hanteren indien er sprake is van een circulair gebouwd actief. Deze restwaarde dient reëel en per actief te worden geschat en voorwaardelijk is het principe van 'losmaakbaar bouwen' waarbij ten minste 55% van het gebouw demontabel wordt opgezet, zonder afbreuk te doen aan de functionaliteit en de bestaande waarde.

 

4.4 Afschrijvingstermijnen

Op vaste activa met een beperkte gebruiksduur moet volgens het BBV worden afgeschreven. Het BBV schrijft niet voor welke termijnen gelden voor welke activa. Het BBV zegt wel dat de afschrijvingstermijn overeen moet komen met de verwachte economische en/of technische levensduur.

 

De gebruiksduur wordt bepaald door de technische en economische levensduur. Op grond wordt niet afgeschreven. Gronden zijn normaliter niet aan slijtage onderhevig en daarom is er geen sprake van waardevermindering. Derhalve is het niet nodig deze af te schrijven. De afschrijvingstermijnen moeten consistent worden toegepast, en mogen alleen bij gegronde reden worden aangepast. In bijlage 1 zijn de bij de gemeente Heerenveen gehanteerde afschrijvingstermijnen opgenomen.

 

Uitgangspunt 13:

De afschrijvingstermijnen, genoemd in bijlage 1, worden als basis gehanteerd voor het afschrijven van de vaste activa.

 

4.5 Ingangsmoment van de afschrijvingen

De commissie BBV doet de aanbeveling om vast te leggen vanaf welk moment wordt begonnen met afschrijven. In Heerenveen vindt de afschrijving op vaste activa plaats in het begrotingsjaar na ingebruikname van het actief. Redenen voor deze keuze zijn: a. beperkt de onderuitputting op kapitaallasten als gevolg van vertraging in de uitvoering van investeringen, en b. is administratief een eenvoudige verwerkingsmethode.

 

Uitgangspunt 14:

De afschrijvingen starten in het begrotingsjaar na ingebruikname van het actief.

 

4.6 Rentetoerekening

Aan alle geactiveerde activa wordt rente toegerekend. Dit zijn de lasten die voortkomen uit financiering van de investering. De combinatie van rente en afschrijving vormen de kapitaallasten die zowel in de begroting als in de jaarrekening ten laste van de exploitatie worden gebracht. Voor de rentetoerekening wordt een vast rentepercentage (omslagrente) gehanteerd. Deze rente wordt jaarlijks bij het opstellen van de begroting bepaald en bij de jaarrekening herrekend op basis van werkelijke cijfers. De rente wordt berekend over de boekwaarde per 1 januari.

 

Uitgangspunt 15:

Aan de geactiveerde kapitaallasten wordt rente toegerekend over de aanwezige boekwaarde per 1 januari.

H 5 Bestuurlijke verantwoording en procedures

5.1 Inpassing in de planning en controlcyclus

Investeringen nemen een zelfstandige positie in binnen de planning- en controlcyclus. Het investeringsprogramma maakt onderdeel uit van de themabegroting. Daarnaast komt (de stand van zaken van) de investeringen aan de orde in alle producten van de planning- en controlcyclus. Hiermee maken zij deel uit van de cyclus van plannen, begroten en verantwoorden. Onderstaand wordt aangegeven hoe de investeringen in de diverse planning- en controlproducten aan de orde komen.

 

Perspectiefnota

De jaarlijkse cyclus begint bij de Perspectiefnota. Hierin staan de budgettaire kaders en uitgangspunten van de begroting van het volgende jaar. In de Perspectiefnota is een investeringsprogramma voor de komende vier jaar opgenomen.

 

Themabegroting

Bij de uiteenzetting van de financiële positie in de themabegroting wordt van de nieuwe investeringen per investering het benodigde investeringskrediet weergegeven en wordt van de lopende investeringen het geautoriseerde investeringskrediet en de raming van de uitputting van het krediet in het lopende boekjaar en/of komende boekjaren weergegeven.

 

Bij de uiteenzetting van de financiële positie in de themabegroting wordt in aanvulling op het bepaalde in artikel 20 en artikel 21 van het Besluit themabegroting en verantwoording provincies en gemeenten inzicht gegeven in de ontwikkeling van de schuldpositie mede als gevolg van de investeringen en de grondexploitaties.

 

Tussentijdse rapportages

In de tussentijdse rapportages worden de afwijkingen groter dan € 100.000 in geautoriseerde investeringskredieten toegelicht.

 

Bij de behandeling van de tussentijdse rapportages in de raad doet het college voorstellen voor het wijzigen van de geautoriseerde baten en lasten, het wijzigen van de geautoriseerde investeringskredieten en het bijstellen van bestaand beleid. In geval van investeringen met een meerjarig karakter doet het college indien nodig ook bij iedere themabegroting op grond van geactualiseerde ramingen voorstellen voor het wijzigen van de geautoriseerde investeringskredieten.

 

Voor investeringen tot € 100.000 waarvan het investeringskrediet niet met het vaststellen van de themabegroting is geautoriseerd, wordt de beschikbaarstelling van het krediet en de bijbehorende themabegrotingswijziging achteraf door middel van de eerstvolgende tussentijdse rapportage aan de raad ter autorisatie voorgelegd. Voor investeringen groter dan € 100.000 waarvan het investeringskrediet niet met het vaststellen van de themabegroting is geautoriseerd, legt het college voorafgaand aan het aangaan van verplichtingen een investeringsvoorstel met een voorstel voor het autoriseren van een investeringskrediet aan de raad voor.

 

Themarekening

Bij de uiteenzetting van de financiële positie in de themabegroting wordt van de nieuwe investeringen per investering het benodigde investeringskrediet weergegeven en wordt van de lopende investeringen het geautoriseerde investeringskrediet en de raming van de uitputting van het krediet in het lopende boekjaar weergegeven.

In de themarekening wordt van de investeringen de uitputting van de geautoriseerde investeringskredieten en de actuele raming van de totale uitgaven en inkomsten weergegeven.

 

In de themarekening legt het college verantwoording af over de realisatie van de in de begroting opgenomen investeringen. In de themarekening wordt een overzicht verstrekt van de lopende kredieten en de af te sluiten kredieten.

 

5.2 Procedures

In voorgaande hoofdstukken is het kader geschetst voor het investeringsbeleid. In deze paragraaf wordt ingegaan op de bevoegdheden.

 

Autorisatie van investeringen

De bevoegdheid tot het toekennen van investeringskredieten berust bij de raad. Bij de themabegrotingsbehandeling geeft de raad aan van welke investeringen hij op een later tijdstip een apart voorstel voor autorisatie van het investeringskrediet wil ontvangen. De overige nieuwe investeringskredieten worden bij de themabegrotingsbehandeling met het vaststellen van de financiële positie geautoriseerd.

 

Wijzigen van kredieten

Wijziging van de omvang en/of het doel van een investering is niet mogelijk zonder nieuw besluit van de raad. Burgemeester en wethouders informeren de raad als zij verwachten, dat de lasten van een taakveld de geautoriseerde lasten dreigen te overschrijden, de investeringsuitgaven van een investeringskrediet het geautoriseerde investeringskrediet dreigen te overschrijden, of de baten van een taakveld de geautoriseerde baten dreigen te onderschrijden. De raad geeft aan of hij een voorstel wil voor het wijzigen van de geautoriseerde lasten, voor het wijzigingen van het geautoriseerde investeringskrediet, of voor het bijstellen van het beleid.

 

Afsluiten van kredieten

Kredieten worden afgesloten op het moment dat het vastgestelde doel, waarvoor het krediet beschikbaar is gesteld door de raad, is gerealiseerd. Een integraal overzicht van af te sluiten kredieten wordt opgenomen in de themarekening.

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 30 mei 2024.

de griffier,

L. Roest-Jonker

de voorzitter,

M.A. Fokkens-Kelder

Bijlage 1 Termijn en wijze van afschrijven

 

  • I.

     

Investeringen met economisch nut

  • a.

     

50 jaar

  • Rioleringen

  • b.

     

40 jaar

  • Nieuwbouw woningen, kantoren, schoolgebouwen en bedrijfsgebouwen, Renovatie, restauratie, uitbreiding, verbouwing en aankoop woningen, kantoren, schoolgebouwen en bedrijfsgebouwen

  • c.

     

15 jaar

  • Technische installaties in bedrijfsgebouwen

  • Nieuwbouw tijdelijke woonruimten en bedrijfsgebouwen (o.a. noodlokalen)

  • Veiligheidsvoorzieningen bedrijfsgebouwen

  • Telefooninstallaties

  • Kantoormeubilair

  • Inventaris gymnastieklokalen

  • Aanleg tijdelijke terreinwerken

  • Inrichting onderwijshuisvesting

  • d.

     

10 jaar

  • Werktuigen groot en opslag (hoogwerker, dieplader, shovel, sneeuwploegen, 2 wielige tractoren, schaftwagens), aanbouw machines en containers), telefooncentrale

  • e.

     

8 jaar

  • Voertuigen zwaar (vrachtwagens, elektrische voertuigen en grote tractoren)

  • f.

     

7 jaar

  • Werktuigen klein (Tractoren en gladheid natstrooiers)

  • Software - licenties (Oracle)

  • Hardware - vaste devices, netwerk en data

  • g.

     

6 jaar

  • Voertuigen licht (busjes)

  • h.

     

5 jaar

  • Grasmaaiers

  • Software - licenties (back-up and recovery)

  • Hardware - randapparatuur, servers

  • i.

     

3 jaar

  • Klein materieel (kettingzagen,bosmaaiers enz.)

  • Software - licenties (vm-ware en Microsoft)

  • Hardware - mobile devices

  • j.

     

25 jaar

  • Kunstgrasvelden

  • k.

     

niet

  • Gronden en terreinen ten behoeve van een investering met economisch nut

  • l.

     

30 jaar

  • Glasvezelkabel

  • m.

     

  • Afzonderlijk door de raad vast te stellen afschrijvingstermijnen voor unieke projecten niet vallend onder a t/m l.

 

  • II.

     

Investeringen met maatschappelijk nut

  • a.

     

20 jaar

  • Bouw van bruggen hoofdzakelijk uitgevoerd in hout

  • Aanleg en verbetering van oeverwerken hoofdzakelijk uitgevoerd in hout

  • Armaturen van lichtmasten

  • b.

     

40 jaar

  • Bouw en verbetering van bruggen, viaducten en tunnels met uitzondering van IIa

  • Aanleg en verbetering van vaarwegen en waterbouwkundige werken met uitzondering van IIa

  • Aanleg en verbetering van parken en plantsoenen

  • Lichtmasten

  • c.

     

30 jaar

  • Aanleg en verbetering van wegen, straten, pleinen, fietspaden, voetpaden

Bijlage 2 Begrippen

 

Hierna wordt een aantal kernbegrippen nader omschreven.

 

Activa

De bezittingen van de gemeente zoals gronden, gebouwen, voertuigen en infrastructuur. Deze worden ingedeeld in vlottende activa en vaste activa.

 

Activeren

Het opnemen van investeringen op de balans. De jaarlijkse kosten (kapitaallasten) worden ten laste van de exploitatie gebracht.

 

Afschrijven

Een boekhoudkundige weergave van de waardevermindering van activa wegens technische slijtage en economische veroudering. De gebruiksduur bepaalt de afschrijvingstermijn en dus ook de hoogte van de afschrijvingslasten.

 

Agio / Disagio

Agio en Disagio is het verschil tussen het bedrag waarvoor een lening wordt aangegaan en het hogere c.q. lagere bedrag dat aan de geldnemer wordt uitgekeerd. Agio en Disagio kan ook betrekking hebben op aandelen.

 

Annuïtaire afschrijving

Een afschrijvingsmethode waarbij de kapitaallasten jaarlijks gelijk zijn gedurende de gehele afschrijvingstermijn van de investering. In de beginjaren is de afschrijvingscomponent laag en de rentecomponent hoog. Aan het eind ligt deze verhouding andersom.

 

Boekwaarde

Waarde van de activa op de balans. Dit is de verkrijgings- of vervaardigingsprijs verminderd met de afschrijvingen.

 

Boekwinst / -verlies

Als het actief wordt verkocht tegen een prijs die hoger c.q. lager is dan de resterende boekwaarde op het moment van verkoop.

 

Componentenbenadering

De componentenbenadering houdt in dat een investering wordt opgedeeld in verschillende onderdelen. Deze onderdelen kennen een ander verloop van de waarde. Per onderdeel verschilt hierdoor de economische levensduur.

 

Desinvesteren activa

De definitieve buiten gebruikstelling van duurzame (materiële) productiemiddelen (bv. verkoop of sluiting).

 

Economische levensduur

De economische levensduur wordt bepaald door rationeel en doelmatig gebruik rekening houdend met technologische ontwikkelingen. Met andere woorden, slijtage van activa door veroudering.

 

Financiële vaste activa

Activa die een financiële waarde of bezit vertegenwoordigen (bijvoorbeeld deelnemingen en aandelen).

 

Immateriële vaste activa

Investeringsuitgaven waar geen bezit tegenover staat (bijvoorbeeld kosten sluiten geldlening).

 

Investeringen

Uitgaven ter verwerving van een goed of ter bereiking van een doel waaraan een meerjarig nut kan worden toegekend.

 

Investeringskrediet

Het bedrag dat door de gemeenteraad of het college beschikbaar is gesteld voor het doen van een investering.

 

Investering met economisch nut

Activa die verhandelbaar zijn (waar markt voor is zoals bijvoorbeeld gebouwen) of die kunnen bijdragen aan het genereren van middelen, bijvoorbeeld door het vragen van rechten, heffingen, leges of prijzen. Deze investeringen moeten worden geactiveerd.

 

Investering met maatschappelijk nut

Activa waarmee geen middelen gegenereerd kunnen worden maar wel duidelijk een publieke taak vervullen zoals wegen, groenvoorziening, bruggen e.d. Op basis van geactualiseerde BBV-voorschriften moeten ook deze investeringen geactiveerd worden.

 

Kapitaallasten

Kapitaallasten zijn de jaarlijks terugkerende lasten die samenhangen met de investeringen. De kapitaallasten bestaan uit afschrijvingen en rente.

 

Lineaire afschrijving

Een afschrijvingsmethode waarbij de kapitaallasten jaarlijks dalen. De afschrijvingscomponent is jaarlijks gelijk. Als gevolg van een daling van de boekwaarde neemt de jaarlijkse rentelast af.

 

Materiële vaste activa

Activa waar een bezit tegenover staat en waaraan een meerjarig nut kan worden toegekend.

 

Onderuitputting kapitaallasten

Er is sprake van onderuitputting van kapitaallasten wanneer er een vertraging in de uitvoering van een investering optreedt en/of een gepland werk niet tot uitvoering komt.

 

Rente

Een vergoeding voor het beslag dat de boekwaarde van een investering legt op de financieringsmiddelen van de gemeente. De rente is onderdeel van de kapitaallasten.

 

Restwaarde

De restwaarde vertegenwoordigt de schatting van de opbrengstwaarde tegen het huidige prijspeil, verminderd met de te maken kosten voor verwijdering of vernietiging van (delen van) het actief.

 

Vaste activa

Bezittingen waarvan het daarvoor benodigde vermogen voor een periode langer dan 1 jaar is vastgelegd. Voorbeelden hiervan zijn gronden, gebouwen en inventaris. De vaste activa worden verder verdeeld in: immateriële vaste activa, materiële vaste activa en financiële vaste activa.

 

Verkrijgingsprijs

Het bedrag dat betaald is om activa aan te schaffen (de inkoopprijs en de bijkomende kosten).

 

Vervaardigingsprijs

De kosten die gemaakt zijn ten behoeve van het intern vervaardigen van een actief (bv. een boek).

 

Vlottende activa

De bezittingen van de gemeente waarvan het daarvoor benodigde vermogen voor een periode korter dan een jaar is vastgelegd. Binnen een jaar moeten de vlottende activa zijn omgezet in geld. Voorbeelden zijn: voorraden, debiteuren en liquide middelen (bank en kas).

 

Voorraden

Dit zijn goederen die je in bewaring houdt voor later gebruik. Voorbeelden zijn: grond- en hulpstoffen, gereed product en handelsgoederen.

Naar boven