Bestaande tekst
|
Nieuwe tekst
|
Hoofdstuk 1: Algemene bepalingen
|
Hoofdstuk 1: Algemene bepalingen
|
Artikel 1:1 Begripsbepalingen
1.In deze regeling wordt verstaan onder:
a.
adviescommissie: een commissie als bedoeld in artikel 24 van de Wet gemeenschappelijke regelingen;
b.
Besluit Vervoersregio: de algemene maatregel van bestuur die op grond van artikel 20, derde lid, van de Wet personenvervoer 2000, zoals dit artikel gewijzigd is bij de Wet afschaffing plusregio’s, genomen wordt;
c.
bestuurscommissie: een commissie als bedoeld in artikel 25 van de Wet gemeenschappelijke regelingen;
d.
colleges: de colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten;
e.
gedeputeerde staten: gedeputeerde staten van de provincie Zuid-Holland;
f.
gemeenten: de gemeenten Albrandswaard, Barendrecht, Bernisse, Brielle, Capelle aan den IJssel, Delft, Den Haag, Hellevoetsluis, Krimpen aan den IJssel, Lansingerland, Leidschendam-Voorburg, Maassluis, Midden-Delfland, Pijnacker-Nootdorp, Ridderkerk, Rotterdam, Rijswijk, Schiedam, Spijkenisse, Vlaardingen, Wassenaar, Westland, Westvoorne en Zoetermeer;
g.
Metropoolregio: het openbaar lichaam, bedoeld in artikel 1:2, eerste lid;
h.
minister: de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties;
i.
portefeuillehouder verkeer en vervoer: het lid van het college van burgemeester en wethouders dat krachtens artikel 168 Gemeentewet door het betreffende college belast is met de taken op het gebied van verkeer en vervoer.
j.
regeling: de Gemeenschappelijke regeling Metropoolregio Rotterdam Den Haag 2014;
k.
vertegenwoordigend orgaan: de gemeenteraden van de gemeenten;
l.
Vervoersautoriteit: de in artikel 2:7, derde lid, bedoelde bestuurscommissie;
m.
Wet afschaffing plusregio’s: het wetsvoorstel tot afschaffing van de plusregio’s (Kamerstukken II 2012/13, 33 659, nr. 2), en
n.
Zienswijzenprocedure: de procedure, bedoeld in artikel 2:1, derde lid, van de regeling.
2.Waar in de regeling artikelen van de Gemeentewet of van enige andere wet of wettelijke regeling van overeenkomstige toepassing worden verklaard, komt in die artikelen, onverminderd het bepaalde in artikel 136 van de Wet gemeenschappelijke regelingen, in de plaats van de gemeente, de Metropoolregio en in plaats van de hieronder genoemde bestuursorganen de daarachter genoemde bestuursorganen:
a.
de gemeenteraad: het algemeen bestuur;
b.
het college van burgemeester en wethouders: het dagelijks bestuur;
c.
de burgemeester: de voorzitter.
|
Artikel 1:1 Begripsbepalingen
1.In deze regeling wordt verstaan onder:
a.
adviescommissie: een commissie als bedoeld in artikel 24 van de Wet gemeenschappelijke regelingen;
b.
Besluit Vervoersregio: artikel 36b van het Besluit personenvervoer 2000;
c. bestuurscommissie: een commissie als bedoeld in artikel 25 van de Wet gemeenschappelijke regelingen;
d.
colleges: de colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten;
e.
gedeputeerde staten: gedeputeerde staten van de provincie Zuid-Holland;
f.
gemeenten: de gemeenten Albrandswaard, Barendrecht, Capelle aan den IJssel, Delft, Den Haag, Krimpen aan den IJssel, Lansingerland, Leidschendam-Voorburg, Maassluis, Midden-Delfland, Nissewaard, Pijnacker-Nootdorp, Ridderkerk, Rotterdam, Rijswijk, Schiedam, Vlaardingen, Voorne aan Zee, Wassenaar, Westland en Zoetermeer;
g.
Metropoolregio: het openbaar lichaam, bedoeld in artikel 1:2, eerste lid;
h.
meerjarenbegroting Vervoersautoriteit: Overzicht van beschikbare middelen per jaareinde voor het uitvoeren van de taken van de Vervoersautoriteit gedurende 20 jaar. De meerjarenbegroting is een resultante van de structurele inkomsten van het Rijk, de structurele uitgaven voor de exploitatie van het openbaar vervoer en de infrastructurele projecten die ofwel in de uitwerking- of realisatiefase zijn ofwel waarvoor een bestuurlijke toezegging voor een bijdrage is gedaan;
i.
minister: de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties;
j.
portefeuillehouder verkeer en vervoer: het lid van het college van burgemeester en wethouders dat belast is met de taken op het gebied van verkeer en vervoer.
k.
regeling: de Gemeenschappelijke regeling Metropoolregio Rotterdam Den Haag 2014;
l.
vertegenwoordigend orgaan: de gemeenteraden van de gemeenten;
m.
Vervoersautoriteit: de in artikel 2:7, derde lid, bedoelde bestuurscommissie;
n.
Zienswijzenprocedure: de procedure, bedoeld in artikel 2:1, derde lid, van de regeling.
2.Waar in de regeling artikelen van de Gemeentewet of van enige andere wet of wettelijke regeling van overeenkomstige toepassing worden verklaard, komt in die artikelen, onverminderd het bepaalde in artikel 136 van de Wet gemeenschappelijke regelingen, in de plaats van de gemeente, de Metropoolregio en in plaats van de hieronder genoemde bestuursorganen de daarachter genoemde bestuursorganen:
a.
de gemeenteraad: het algemeen bestuur;
b.
het college van burgemeester en wethouders: het dagelijks bestuur;
c.
de burgemeester: de voorzitter.
|
Artikel 1:2 Metropoolregio
1.Er is een rechtspersoonlijkheid bezittend openbaar lichaam, genaamd Metropoolregio Rotterdam Den Haag.
2.De Metropoolregio is gevestigd te Rotterdam.
3.Het gebied van de Metropoolregio omvat het grondgebied van de gemeenten.
|
Artikel 1:2 Metropoolregio
1.Er is een rechtspersoonlijkheid bezittend openbaar lichaam, genaamd Metropoolregio Rotterdam Den Haag.
2.De Metropoolregio is gevestigd te Rotterdam.
3.Het gebied van de Metropoolregio omvat het grondgebied van de gemeenten.
|
Hoofdstuk 2: De positie van de raden, alsmede de inrichting en samenstelling van het Metropoolbestuur
|
Hoofdstuk 2: De positie van de raden, alsmede de inrichting en samenstelling van het Metropoolbestuur
|
Artikel 2:1 Besluitvorming in de gemeenteraden
1.Voor het bestuur in de Metropoolregio Rotterdam Den Haag is het uitgangspunt dat besluitvorming als verlengd lokaal bestuur op transparante wijze democratisch gelegitimeerd plaatsvindt.
2.De vertegenwoordigende organen geven bij belangrijke besluiten steeds vooraf hun zienswijzen op de wijze omschreven in het derde lid. Tot deze besluiten worden in ieder geval gerekend:
a.
de strategische agenda, bedoeld in artikel 3:2, eerste lid;
b.
het werkplan, bedoeld in artikel 3:2, derde lid;
c.
het overdragen van bevoegdheden door het algemeen bestuur aan het dagelijks bestuur, bedoeld in artikel 3:3, derde lid;
d.
de strategische bereikbaarheidsagenda;
e.
het regionaal verkeer- en vervoersplan, ingevolge de Planwet verkeer en vervoer;
f.
het programma van eisen voor de verlening van een vervoersconcessie;
g.
de uitgangspunten voor de dienstregeling voor het openbaar vervoer;
h.
het treffen, wijzigen of opheffen van een gemeenschappelijke regeling, alsmede het toetreden tot of uittreden uit een gemeenschappelijke regeling;
i.
het oprichten van of deelnemen in een vereniging, coöperatie, onderlinge waarborgmaatschappij, naamloze of besloten vennootschap, stichting, vennootschap onder firma of maatschap;
j.
het vaststellen en wijzigen van de begroting, overeenkomstig het bepaalde in artikel 35 van de Wet gemeenschappelijke regelingen;
k.
het liquidatieplan bij uittreding en opheffing, en
l.
het besluit bedoeld in artikel 2:8, tweede en derde lid.
3.Om de vertegenwoordigende organen in staat te stellen tijdig hun zienswijzen over belangrijke besluiten te geven worden de concepten daarvan aangeboden tenminste acht weken voordat over deze besluiten in het algemeen bestuur wordt beraadslaagd of besloten. De vertegenwoordigende organen kunnen bij het dagelijks bestuur hun gevoelens en bezwaren omtrent het voorstel indienen. Het dagelijks bestuur zendt de zienswijzen aan het algemeen bestuur, waarbij het dagelijks bestuur een advies omtrent de zienswijzen kan toevoegen.
4.Het algemeen bestuur beslist niet dan nadat de vertegenwoordigende organen tenminste acht weken de tijd hebben gehad te reageren op het voorgelegde besluit.
5.Het algemeen bestuur kan bepalen dat naast de in deze regeling genoemde besluiten ook andere besluiten worden onderworpen aan de zienswijzenprocedure.
6.Op besluiten waarop de zienswijzenprocedure van toepassing is, is artikel 2:3, tweede lid, niet van toepassing.
|
Artikel 2:1 Besluitvorming in de gemeenteraden
1.Voor het bestuur in de Metropoolregio Rotterdam Den Haag is het uitgangspunt dat besluitvorming als verlengd lokaal bestuur op transparante wijze democratisch gelegitimeerd plaatsvindt.
2.De vertegenwoordigende organen geven bij belangrijke besluiten steeds vooraf hun zienswijzen op de wijze omschreven in het derde lid. Tot deze besluiten worden in ieder geval gerekend:
a.
de strategische agenda, bedoeld in artikel 3:2, eerste lid;
b.
het overdragen van bevoegdheden door het algemeen bestuur aan het dagelijks bestuur, bedoeld in artikel 3:3, derde lid;
c.
de strategische bereikbaarheidsagenda;
d.
het regionaal verkeer- en vervoersplan, ingevolge de Planwet verkeer en vervoer;
e.
het programma van eisen voor de verlening van een vervoersconcessie;
f.
de uitgangspunten voor de dienstregeling voor het openbaar vervoer;
g.
het treffen, wijzigen of opheffen van een gemeenschappelijke regeling, alsmede het toetreden tot of uittreden uit een gemeenschappelijke regeling;
h.
het oprichten van of deelnemen in een vereniging, coöperatie, onderlinge waarborgmaatschappij, naamloze of besloten vennootschap, stichting, vennootschap onder firma of maatschap;
i.
het liquidatieplan bij uittreding en opheffing, en
j.
het besluit bedoeld in artikel 2:8, tweede en derde lid.
3.Om de vertegenwoordigende organen in staat te stellen tijdig hun zienswijzen over belangrijke besluiten te geven worden de concepten daarvan aangeboden tenminste acht weken voordat over deze besluiten in het algemeen bestuur wordt beraadslaagd of besloten. De vertegenwoordigende organen kunnen bij het dagelijks bestuur hun gevoelens en bezwaren omtrent het voorstel indienen. Het dagelijks bestuur zendt de zienswijzen aan het algemeen bestuur en de vertegenwoordigende organen, waarbij het dagelijks bestuur een advies omtrent de zienswijzen toevoegt.
4.Het algemeen bestuur beslist niet dan nadat de vertegenwoordigende organen tenminste acht weken de tijd hebben gehad te reageren op het voorgelegde besluit.
5.Het algemeen bestuur kan bepalen dat naast de in deze regeling genoemde besluiten ook andere besluiten worden onderworpen aan de zienswijzenprocedure.
6.Op besluiten waarop de zienswijzenprocedure van toepassing is, is artikel 2:3, tweede lid, niet van toepassing
|
Artikel 2:2 Informatie- en verantwoordingsplicht aan gemeenteraden
1.Het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur en de voorzitter geven aan de vertegenwoordigende organen alle informatie die voor een juiste beoordeling van het door het betreffende bestuur gevoerde en te voeren beleid nodig is.
2.Het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur en de voorzitter verstrekken aan de vertegenwoordigende organen alle inlichtingen die door een of meer leden van die organen worden verlangd.
3.Het reglement van orde voor het algemeen bestuur regelt de wijze waarop uitvoering wordt gegeven aan het in de vorige leden bepaalde.
4.Het eerste en tweede lid zijn van overeenkomstige toepassing op een bestuurscommissie.
|
Artikel 2:2 Informatie- en verantwoordingsplicht aan gemeenteraden
1.Het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur en de voorzitter geven aan de vertegenwoordigende organen gevraagd en ongevraagd alle informatie die voor een juiste beoordeling van het door het betreffende bestuur gevoerde en te voeren beleid nodig is, door middel van toezending van die informatie aan de voorzitters van de vertegenwoordigende organen via de griffie. De begrotingen, de bestuursrapportages, de strategische agenda’s , de jaarrekening en de evaluaties van de gemeenschappelijke regeling dienen in ieder geval beschouwd te worden als informatie die voor een juiste beoordeling van het door het betreffende bestuur gevoerde en te voeren beleid nodig is.
2.Het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur en de voorzitter verstrekken aan de vertegenwoordigende organen alle inlichtingen die door een of meer leden van die organen worden verlangd.
3.De onder het tweede lid bedoelde verstrekking geschiedt schriftelijk door de eigen vertegenwoordiger van de gemeente in het bestuursorgaan van de Metropoolregio, vanuit diens rol van bestuurder van de Metropoolregio, op de voor deze gemeente gebruikelijke wijze. De aangeschreven vertegenwoordiger doet terstond melding aan de Metropoolregio, van de gestelde vragen en eveneens van het daarop gegeven antwoord. Indien de vertegenwoordiger verzuimt binnen een termijn van 6 weken de gevraagde inlichtingen te verstrekken, of in het geval van het dagelijks bestuur er geen bestuurder van de betreffende gemeentezitting heeft in dit bestuursorgaan, kunnen de leden zich schriftelijk richten tot het betreffende bestuursorgaan van de Metropoolregio zelf.
4.De onder het derde lid beschreven procedure wijzigt of vervangt niet de mogelijkheden, noch de procedures vanuit de Gemeentewet en gemeentelijke regelgeving die de vertegenwoordigende organen hebben vanuit de controlerende functie naar hun eigen gemeentelijke bestuursleden die als lokale vertegenwoordiger in de bestuursorganen van de Metropoolregio zitting hebben.
5.De onder het derde lid schriftelijk gestelde vragen en de naar aanleiding daarvan gegeven schriftelijke antwoorden worden door de Metropoolregio gedeeld met de vertegenwoordigende organen via een online gedeelde lijst van vragen en antwoorden.
6.Het eerste en tweede lid zijn van overeenkomstige toepassing op de bestuurscommissies, bedoeld in artikel 2:7.
|
-------
|
Artikel 2:2a inspraak van belanghebbenden en ingezetenen
1.
Op de wijze waarop ingezetenen van de deelnemende gemeenten en belanghebbenden bij de voorbereiding, uitvoering en evaluatie van beleid op grond van deze regeling betrokken worden is afdeling 3:4 van de Algemene wet bestuursrecht niet van toepassing, tenzij dit wettelijk verplicht is.
2.
Belanghebbenden kunnen bij de op grond van artikel 2:7 ingestelde bestuurscommissies, het algemeen bestuur en de op grond van artikel 2:8, tweede en derde lid ingestelde adviescommissies, inspreken over onderwerpen die geagendeerd staan op de agenda van de betreffende vergadering met uitzondering van verslagen van vergaderingen van organen van de Metropoolregio. Het betreffende reglement van orde stelt in ieder geval regels over aanmelding, toelating en spreektijd.
|
Artikel 2:3 Algemeen bestuur
1.Het algemeen bestuur bestaat uit 28 leden. De vertegenwoordigende organen wijzen ieder één lid van het algemeen bestuur aan. De gemeenteraden van Den Haag en Rotterdam wijzen voorts hun burgemeester en hun portefeuillehouder verkeer en vervoer aan als lid van het algemeen bestuur.
2.Het dagelijks bestuur zendt de voorstellen waarover in de vergadering van het algemeen bestuur zal worden beraadslaagd en besloten tenminste acht weken voor vaststelling aan het algemeen bestuur, behoudens in spoedeisende gevallen.
3.Het algemeen bestuur beslist bij volstrekte meerderheid van stemmen, met dien verstande dat:
a.
de door de gemeenteraad van Rotterdam aangewezen leden van het algemeen bestuur ieder vijftien stemmen kunnen uitbrengen;
b.
de door de gemeenteraad van Den Haag aangewezen leden van het algemeen bestuur ieder dertien stemmen kunnen uitbrengen;
c.
de door de gemeenteraden van Delft, Westland en Zoetermeer aangewezen leden van het algemeen bestuur ieder negen stemmen kunnen uitbrengen;
d.
de door de gemeenteraden van Capelle aan den IJssel, Leidschendam-Voorburg, Schiedam, Spijkenisse, Vlaardingen aangewezen leden van het algemeen bestuur ieder zeven stemmen kunnen uitbrengen;
e.
de door de gemeenteraden van Barendrecht, Hellevoetsluis, Lansingerland, Pijnacker-Nootdorp, Ridderkerk, Rijswijk aangewezen leden van het algemeen bestuur ieder vijf stemmen kunnen uitbrengen;
f.
de door de gemeenteraden van Albrandswaard, Krimpen aan den IJssel, Maassluis en Wassenaar aangewezen leden van het algemeen bestuur ieder vier stemmen kunnen uitbrengen;
g.
de door de gemeenteraden van Bernisse, Brielle, Midden-Delfland, Westvoorne leden van het algemeen bestuur ieder twee stemmen kunnen uitbrengen.
4.De vertegenwoordigende organen kunnen voor ieder lid van het algemeen bestuur een plaatsvervangend lid aanwijzen.
5.De leden van het algemeen bestuur leggen aan het vertegenwoordigend orgaan dat hen heeft aangewezen verantwoording af over het door hen in het algemeen bestuur gevoerde bestuur. Zij geven het vertegenwoordigend orgaan daartoe alle inlichtingen die een of meerdere leden van dit orgaan verlangen of die het vertegenwoordigend orgaan voor de uitoefening van zijn taak nodig heeft. Het betreffende vertegenwoordigend orgaan bepaalt op welke wijze verantwoording wordt afgelegd. Indien het betreffende vertegenwoordigend orgaan het vertrouwen in het eigen lid van het algemeen bestuur verliest, kan dit lid ontslagen worden.
6.Het algemeen bestuur kan op verzoek van gedeputeerde staten een lid van gedeputeerde staten aanwijzen dat toegang heeft tot de vergadering van het algemeen bestuur en dat kan deelnemen aan de beraadslaging.
|
Artikel 2:3 Algemeen bestuur.
1.Het algemeen bestuur bestaat uit 25 leden. De vertegenwoordigende organen wijzen ieder één lid van het algemeen bestuur aan. De gemeenteraden van Den Haag en Rotterdam wijzen voorts hun burgemeester en hun portefeuillehouder verkeer en vervoer aan als lid van het algemeen bestuur.
2.Het dagelijks bestuur zendt de voorstellen waarover in de vergadering van het algemeen bestuur zal worden beraadslaagd en besloten tenminste twee weken voor vaststelling aan het algemeen bestuur, behoudens in spoedeisende gevallen.
3.Het algemeen bestuur beslist bij volstrekte meerderheid van stemmen, met dien verstande dat:
a.
de door de gemeenteraad van Rotterdam aangewezen leden van het algemeen bestuur ieder vijftien stemmen kunnen uitbrengen;
b.
de door de gemeenteraad van Den Haag aangewezen leden van het algemeen bestuur ieder dertien stemmen kunnen uitbrengen;
c.
de door de gemeenteraden van Delft, Nissewaard, Westland en Zoetermeer aangewezen leden van het algemeen bestuur ieder negen stemmen kunnen uitbrengen;
d.
de door de gemeenteraden van Capelle aan den IJssel, Leidschendam-Voorburg, Schiedam, Vlaardingen en Voorne aan Zee aangewezen leden van het algemeen bestuur ieder zeven stemmen kunnen uitbrengen;
e.
de door de gemeenteraden van Barendrecht, Lansingerland, Pijnacker-Nootdorp, Ridderkerk, Rijswijk aangewezen leden van het algemeen bestuur ieder vijf stemmen kunnen uitbrengen;
f.
de door de gemeenteraden van Albrandswaard, Krimpen aan den IJssel, Maassluis, Midden-Delfland en Wassenaar aangewezen leden van het algemeen bestuur ieder vier stemmen kunnen uitbrengen;
4.De vertegenwoordigende organen kunnen voor ieder lid van het algemeen bestuur een plaatsvervangend lid aanwijzen.
5.De leden van het algemeen bestuur leggen aan het vertegenwoordigend orgaan dat hen heeft aangewezen verantwoording af over het door hen in het algemeen bestuur gevoerde bestuur. Zij geven het vertegenwoordigend orgaan daartoe alle inlichtingen die een of meerdere leden van dit orgaan verlangen of die het vertegenwoordigend orgaan voor de uitoefening van zijn taak nodig heeft. Het betreffende vertegenwoordigend orgaan bepaalt op welke wijze verantwoording wordt afgelegd. Indien het betreffende vertegenwoordigend orgaan het vertrouwen in het eigen lid van het algemeen bestuur verliest, kan dit lid ontslagen worden.
6.Het algemeen bestuur kan op verzoek van gedeputeerde staten een lid van gedeputeerde staten aanwijzen dat toegang heeft tot de vergadering van het algemeen bestuur en dat kan deelnemen aan de beraadslaging. Het lid van gedeputeerde staten heeft daarbij geen stem.
|
Artikel 2:4 Initiatief, amendement en motie
1.Ieder lid van het algemeen bestuur heeft het recht voorstellen te doen aan het algemeen bestuur.
2.Ieder lid van het algemeen bestuur heeft het recht amendementen voor te stellen op voorstellen die aanhangig zijn bij het algemeen bestuur.
3.Een lid dat het woord in een vergadering van het algemeen bestuur voert kan daarbij moties over het in behandeling zijnde onderwerp of enig ander onderwerp indienen.
4.Het reglement van orde van het algemeen bestuur bepaalt op welke wijze voorstellen als bedoeld in dit artikel kunnen worden gedaan.
|
Artikel 2:4 Initiatief, amendement en motie
1.Ieder lid van het algemeen bestuur heeft het recht voorstellen te doen aan het algemeen bestuur.
2.Ieder lid van het algemeen bestuur heeft het recht amendementen voor te stellen op voorstellen die aanhangig zijn bij het algemeen bestuur.
3.Een lid dat het woord in een vergadering van het algemeen bestuur voert kan daarbij moties over het in behandeling zijnde onderwerp of enig ander onderwerp indienen.
4.Het reglement van orde van het algemeen bestuur bepaalt op welke wijze voorstellen als bedoeld in dit artikel kunnen worden gedaan.
|
Artikel 2:5 Voorzitter en plaatsvervangend voorzitter
1.Het algemeen bestuur wijst uit zijn midden de voorzitter aan voor een periode van twee jaar, met dien verstande dat de burgemeester van Den Haag of de burgemeester van Rotterdam als voorzitter wordt aangewezen.
2.De voorzitter is niet direct herbenoembaar.
3.De in het eerste lid genoemde burgemeester die niet als voorzitter is aangewezen, is de plaatsvervangend voorzitter van de Metropoolregio en vervangt de voorzitter bij diens verhindering of ontstentenis.
4.De voorzitter is aan het algemeen bestuur verantwoording verschuldigd over het door hem gevoerde bestuur. Hij geeft het algemeen bestuur mondeling of schriftelijk de door een of meer leden gevraagde inlichtingen waarvan het verstrekken niet in strijd is met het openbaar belang.
|
Artikel 2:5 Voorzitter en plaatsvervangend voorzitter
1.Het algemeen bestuur wijst uit zijn midden de voorzitter aan voor een periode van twee jaar, met dien verstande dat de burgemeester van Den Haag of de burgemeester van Rotterdam als voorzitter wordt aangewezen.
2. De in het eerste lid genoemde burgemeester die niet als voorzitter is aangewezen, is de plaatsvervangend voorzitter van de Metropoolregio en vervangt de voorzitter bij diens verhindering of ontstentenis.
3.De voorzitter is aan het algemeen bestuur verantwoording verschuldigd over het door hem gevoerde bestuur. Hij geeft het algemeen bestuur mondeling of schriftelijk de door een of meer leden gevraagde inlichtingen waarvan het verstrekken niet in strijd is met het openbaar belang.
|
Artikel 2:6 Dagelijks bestuur
1.Het dagelijks bestuur bestaat uit vijf door het algemeen bestuur uit zijn midden aangewezen leden die ieder één stem hebben, waarbij:
a.
de burgemeesters van Den Haag en Rotterdam worden aangewezen als voorzitter en vice-voorzitter;
b.
de overige leden worden benoemd uit de leden bedoeld in artikel 2:3, derde lid, onder c tot en met g.
2.De leden bedoeld in het eerste lid onder b worden aangewezen voor een periode van twee jaar.
3.In aanvulling op het eerste lid kan het algemeen bestuur op verzoek van gedeputeerde staten besluiten een additioneel lid in het dagelijks bestuur aan te wijzen uit gedeputeerde staten. Dit lid van het dagelijks bestuur heeft toegang tot de vergadering van het algemeen bestuur en kan aan de beraadslaging deelnemen. Indien toepassing is gegeven aan dit lid, is artikel 2:3, zesde lid, niet van toepassing.
|
Artikel 2:6 Dagelijks bestuur
1.Het dagelijks bestuur bestaat uit vijf door het algemeen bestuur uit zijn midden aangewezen leden die ieder één stem hebben, waarbij:
a.
de burgemeesters van Den Haag en Rotterdam worden aangewezen als voorzitter en vice-voorzitter;
b.
de overige leden worden benoemd uit de leden bedoeld in artikel 2:3, derde lid, onder c tot en met f.
2.De leden bedoeld in het eerste lid onder b worden aangewezen voor een periode van twee jaar.
3.Het dagelijks bestuur kiest in ieder geval een portefeuillehouder Middelen uit haar midden.
4.Het algemeen bestuur kan een lid van het algemeen bestuur aanwijzen dat voor een specifiek, door het algemeen bestuur bepaald, onderwerp kan deelnemen aan de beraadslagingen van het dagelijks bestuur. Dit lid heeft geen stem.
|
Artikel 2:7 Bestuurscommissies
1.Het algemeen bestuur kan bij verordening bestuurscommissies instellen waaraan bevoegdheden van het algemeen bestuur onderscheidenlijk het dagelijks bestuur worden overgedragen.
2.Het algemeen bestuur regelt de afstemming tussen de verschillende bestuurscommissies, voor zover er meer dan een bestuurscommissie wordt ingesteld.
3.Het algemeen bestuur stelt in elk geval een bestuurscommissie Vervoersautoriteit Metropoolregio Rotterdam Den Haag in, welke bestaat uit de portefeuillehouders verkeer en vervoer van de gemeenten. Het algemeen bestuur kan op verzoek van gedeputeerde staten besluiten tevens de portefeuillehouder verkeer en vervoer uit gedeputeerde staten aan te wijzen als lid van de Vervoersautoriteit.
4.De portefeuillehouder verkeer en vervoer van de gemeente Den Haag of de gemeente Rotterdam wordt als voorzitter van de Vervoersautoriteit aangewezen. De voorzitter van de Vervoersautoriteit is niet direct herbenoembaar.
5.De in het vierde lid genoemde portefeuillehouder die niet als voorzitter van de Vervoersautoriteit is aangewezen, is de plaatsvervangend voorzitter van de Vervoersautoriteit en vervangt de voorzitter van de Vervoersautoriteit bij diens verhindering of ontstentenis
|
Artikel 2:7 Bestuurscommissies
1.Het algemeen bestuur kan bij verordening bestuurscommissies instellen waaraan bevoegdheden van het algemeen bestuur onderscheidenlijk het dagelijks bestuur worden overgedragen.
2.Het algemeen bestuur regelt de afstemming tussen de verschillende bestuurscommissies, voor zover er meer dan één bestuurscommissie wordt ingesteld.
3.Het algemeen bestuur stelt in elk geval een bestuurscommissie Vervoersautoriteit Metropoolregio Rotterdam Den Haag in, welke bestaat uit de portefeuillehouders verkeer en vervoer van de gemeenten.
4.Het algemeen bestuur kan op verzoek van gedeputeerde staten de gedeputeerde die belast is met de portefeuille verkeer en vervoer uitnodigen om deel te nemen aan de openbare beraadslagingen van de bestuurscommissie Vervoersautoriteit. Deze gedeputeerde heeft in de bestuurscommissie Vervoersautoriteit geen stem.
5.De portefeuillehouder verkeer en vervoer van de gemeente Den Haag of de gemeente Rotterdam wordt als voorzitter van de Vervoersautoriteit aangewezen.
6. De in het vijfde lid genoemde portefeuillehouder die niet als voorzitter van de Vervoersautoriteit is aangewezen, is de plaatsvervangend voorzitter van de Vervoersautoriteit en vervangt de voorzitter van de Vervoersautoriteit bij diens verhindering of ontstentenis.
|
Artikel 2:8 Adviescommissies
1.Het algemeen bestuur kan bij verordening vaste adviescommissies aan het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur of de voorzitter instellen. Het algemeen bestuur regelt bij de instelling de verhouding tot de overige ingestelde adviescommissies en bestuurscommissies.
2.Het algemeen bestuur stelt in elk geval een adviescommissie in die adviseert omtrent de aangelegenheden van de Vervoersautoriteit. Deze adviescommissie doet een afschrift van al zijn adviezen toekomen aan de Vervoersautoriteit. De leden van deze adviescommissie worden door en uit de vertegenwoordigende organen aangewezen en voor zover een lid van gedeputeerde staten zitting heeft in de Vervoersautoriteit door en uit provinciale staten van Zuid-Holland.
3.Het algemeen bestuur stelt in elk geval een adviescommissie in die adviseert omtrent het economisch vestigingsklimaat. De leden van deze adviescommissie worden door en uit de vertegenwoordigende organen aangewezen en voor zover een lid van gedeputeerde staten zitting heeft in het dagelijks bestuur door en uit provinciale staten van Zuid-Holland.
|
Artikel 2:8 Adviescommissies
1.Het algemeen bestuur kan bij verordening vaste adviescommissies aan het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur of de voorzitter instellen. Het algemeen bestuur regelt bij de instelling de verhouding tot de overige ingestelde adviescommissies en bestuurscommissies.
2.Het algemeen bestuur stelt in elk geval een adviescommissie in die adviseert omtrent de aangelegenheden van de Vervoersautoriteit. Deze adviescommissie doet een afschrift van al zijn adviezen toekomen aan de Vervoersautoriteit. De leden van deze adviescommissie worden door en uit de vertegenwoordigende organen aangewezen.
3.Het algemeen bestuur stelt in elk geval een adviescommissie in die adviseert omtrent het economisch vestigingsklimaat. De leden van deze adviescommissie worden door en uit de vertegenwoordigende organen aangewezen.
|
Hoofdstuk 3: Belang, taken en bevoegdheden
|
Hoofdstuk 3: Belang, taken en bevoegdheden
|
Artikel 3:1 Belangen en taken
1.De Metropoolregio heeft tot taak, met inachtneming van hetgeen bij wet en in deze regeling is bepaald, het bevorderen van de samenwerking tussen de gemeenten met het oog op een voorspoedige ontwikkeling in het gebied en het beheer van de aan de regio toevertrouwde voorzieningen. Zij houdt zich daartoe bezig met:
a.
het, voor zover daar in het navolgende niet van wordt afgeweken, met inachtneming van de autonomie van de gemeenten vaststellen van de doelstellingen op het gebied van verkeer en vervoer en de verbetering van het economische vestigingsklimaat. Het zorg dragen voor het realiseren van de doelstellingen en het voorbereiden en ontwikkelen van een gezamenlijk regionaal beleid op deze terreinen, en
b.
het uitvoeren van de, met betrekking tot de met het in a genoemde beleid gemoeide belangen en onderwerpen, rechtstreeks bij of krachtens wetgeving of bij of krachtens deze regeling aan de metropoolregio opgedragen taken en bevoegdheden,
c.
de bij wet of algemene maatregel van bestuur aan de Metropoolregio opgedragen taken en bevoegdheden.
2.De in het vorige lid onder a genoemde gebieden ‘verkeer en vervoer’ en ‘het economisch vestigingsklimaat’ kunnen niet worden aangevuld met andere beleidsterreinen dan na toepassing van artikel 6:3.
|
Artikel 3:1 Belangen en taken
1.De Metropoolregio heeft tot taak, met inachtneming van hetgeen bij wet en in deze regeling is bepaald, het bevorderen van de samenwerking tussen de gemeenten met het oog op een voorspoedige ontwikkeling in het gebied en het beheer van de aan de regio toevertrouwde voorzieningen. Zij houdt zich daartoe bezig met:
a.
het, voor zover daar in het navolgende niet van wordt afgeweken, met inachtneming van de autonomie van de gemeenten vaststellen van de doelstellingen op het gebied van verkeer en vervoer en de verbetering van het economische vestigingsklimaat. Het zorg dragen voor het realiseren van de doelstellingen en het voorbereiden en ontwikkelen van een gezamenlijk regionaal beleid op deze terreinen, en
b.
het uitvoeren van de, met betrekking tot de met het in a genoemde beleid gemoeide belangen en onderwerpen, rechtstreeks bij of krachtens wetgeving of bij of krachtens deze regeling aan de metropoolregio opgedragen taken en bevoegdheden,
c.
de bij wet of algemene maatregel van bestuur aan de Metropoolregio opgedragen taken en bevoegdheden.
2.De in het vorige lid onder a genoemde gebieden ‘verkeer en vervoer’ en ‘het economisch vestigingsklimaat’ kunnen niet worden aangevuld met andere beleidsterreinen dan na toepassing van artikel 6:3.
|
Artikel 3:2 Strategische agenda
1.Het algemeen bestuur stelt in het eerste jaar van iedere bestuursperiode van de gemeenteraden een Strategische Agenda vast. Deze agenda omvat in ieder geval strategieën om de doelstellingen als bedoeld in artikel 3:1 te verwezenlijken.
2.Het algemeen bestuur stelt jaarlijks voor het komende kalenderjaar een werkplan vast op basis van de Strategische Agenda.
|
Artikel 3:2 Strategische agenda
1.Het algemeen bestuur geeft in het eerste jaar van iedere bestuursperiode van de gemeenteraden een Strategische Agenda vrij voor zienswijze. Deze agenda omvat in ieder geval strategieën om de doelstellingen als bedoeld in artikel 3:1 te verwezenlijken.
2.Het algemeen bestuur stelt jaarlijks voor het komende kalenderjaar een begroting vast op basis van de Strategische Agenda. De informatie in de MRDH-begroting stelt de gemeenteraden in staat om zo nodig bij te kunnen sturen op de ambities en activiteiten uit de Strategische Agenda.
|
Artikel 3:3 Bevoegdheidsverdeling
1.Aan het algemeen bestuur komen alle bevoegdheden toe, voor zover deze niet bij of krachtens de wet of bij of krachtens deze regeling aan het dagelijks bestuur of de voorzitter zijn toegekend.
2.Het dagelijks bestuur is bevoegd tot het voeren van het dagelijks bestuur, tenzij bij of krachtens de wet anders bepaald.
3.Het algemeen bestuur stelt de bevoegdheid van het dagelijks bestuur vast tot het procederen in kort geding, het voegen in strafzaken, het spoedheidshalve instellen van bezwaar en beroep, het instellen van incidenteel beroep daaronder begrepen, het verzoeken van een voorlopige voorziening en het verrichten van (rechts-)handelingen ter voorkoming van verjaring of verlies van recht of bezit, en kan aan het dagelijks bestuur bevoegdheden van het algemeen bestuur overdragen, tenzij de aard van de bevoegdheid zich daartegen verzet. Artikel 156 van de Gemeentewet is van overeenkomstige toepassing.
4.De voorzitter vertegenwoordigt de Metropoolregio in en buiten rechte.
|
Artikel 3:3 Bevoegdheidsverdeling
1.Aan het algemeen bestuur komen alle bevoegdheden toe, voor zover deze niet bij de wet of bij deze regeling aan het dagelijks bestuur of de voorzitter zijn toegekend.
2.Het dagelijks bestuur is bevoegd tot het voeren van het dagelijks bestuur, tenzij bij of krachtens de wet anders bepaald.
3.Het algemeen bestuur stelt de bevoegdheid van het dagelijks bestuur vast tot het procederen in kort geding, het voegen in strafzaken, het spoedheidshalve instellen van bezwaar en beroep, het instellen van incidenteel beroep daaronder begrepen, het verzoeken van een voorlopige voorziening en het verrichten van (rechts-)handelingen ter voorkoming van verjaring of verlies van recht of bezit, en kan aan het dagelijks bestuur bevoegdheden van het algemeen bestuur overdragen, tenzij de aard van de bevoegdheid zich daartegen verzet. Artikel 156 van de Gemeentewet is van overeenkomstige toepassing.
4.De voorzitter vertegenwoordigt de Metropoolregio in en buiten rechte.
|
Artikel 3:4 Bevoegdheden Verkeer en Vervoer
1.Het dagelijks bestuur voert de in het Besluit Vervoersregio genoemde bevoegdheden uit voor het bij dat besluit bepaalde territoir.
2.Aan het algemeen bestuur is overgedragen de bevoegdheid een subsidieverordening op te stellen in het kader van verkeer en vervoer.
|
Artikel 3:4 Bevoegdheden Verkeer en Vervoer
1.Het dagelijks bestuur voert de in het Besluit Vervoersregio genoemde bevoegdheden uit voor het bij dat besluit bepaalde territoir.
2.Aan het algemeen bestuur is overgedragen de bevoegdheid een subsidieverordening op te stellen in het kader van verkeer en vervoer.
|
Artikel 3:5 Faciliterende en dienstverlenende taken
1.De Metropoolregio faciliteert op verzoek van ten minste twee deelnemers een platform voor coördinatie en afstemming tussen deelnemende gemeenten, voor zover de gespreksonderwerpen van dit platform een directe relatie hebben met de strategische agenda als bedoeld in artikel 3:2.
2.De Metropoolregio is bevoegd tot het verrichten van diensten ten behoeve van een of meer andere rechtspersonen ingesteld krachtens publiekrecht dan de gemeenten, indien deze daarom verzoeken en het algemeen bestuur dat verzoek inwilligt.
3.De Metropoolregio is bevoegd tot het verrichten van diensten ten behoeve van een instelling of orgaan waarin zij namens de gemeenten zitting heeft, indien de desbetreffende instelling hierom verzoekt.
4.Een besluit tot facilitering of dienstverlening wordt genomen door het algemeen bestuur en vermeldt de wijze van kostenverrekening en overige voorwaarden waaronder tot de gevraagde facilitering of dienstverlening wordt overgegaan.
|
Artikel 3:5 Faciliterende en dienstverlenende taken
1.De Metropoolregio faciliteert op verzoek van ten minste twee deelnemers een platform voor coördinatie en afstemming tussen deelnemende gemeenten, voor zover de gespreksonderwerpen van dit platform een directe relatie hebben met de strategische agenda als bedoeld in artikel 3:2.
2.De Metropoolregio is bevoegd tot het verrichten van diensten ten behoeve van een of meer deelnemende gemeenten, of een of meer andere rechtspersonen ingesteld krachtens publiekrecht - anders dan de gemeenten-, indien deze daarom verzoeken, deze verzoeken passen binnen de publieke taken van de Metropoolregio en het algemeen bestuur dat verzoek inwilligt.
3.De Metropoolregio is bevoegd tot het verrichten van diensten ten behoeve van een instelling of orgaan waarin zij namens de gemeenten zitting heeft, indien de desbetreffende instelling hierom verzoekt.
4.Een besluit tot facilitering of dienstverlening wordt genomen door het algemeen bestuur en vermeldt de wijze van kostenverrekening en overige voorwaarden waaronder tot de gevraagde facilitering of dienstverlening wordt overgegaan.
|
Artikel 3:6 Treffen gemeenschappelijke regeling
1.Het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur en de voorzitter kunnen, ieder voor zover zij voor de Metropoolregio bevoegd zijn, een gemeenschappelijke regeling treffen als bedoeld in artikel 93 onderscheidenlijk artikel 96 van de Wet gemeenschappelijke regelingen.
2.Indien het dagelijks bestuur of de voorzitter een gemeenschappelijke regeling treft, behoeft zij toestemming van het algemeen bestuur. Het algemeen bestuur kan de toestemming slechts onthouden wegens strijd met het recht of strijd met het algemeen belang.
3.In dit artikel wordt onder het treffen van een gemeenschappelijke regeling tevens verstaan het toetreden tot, uittreden uit of wijzigen van een gemeenschappelijke regeling.
|
Artikel 3:6 Treffen gemeenschappelijke regeling
1.Het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur en de voorzitter kunnen, ieder voor zover zij voor de Metropoolregio bevoegd zijn, een gemeenschappelijke regeling treffen als bedoeld in artikel 93 onderscheidenlijk artikel 96 van de Wet gemeenschappelijke regelingen.
2.Indien het dagelijks bestuur of de voorzitter een gemeenschappelijke regeling treft, behoeft zij toestemming van het algemeen bestuur. Het algemeen bestuur kan de toestemming slechts onthouden wegens strijd met het recht of strijd met het algemeen belang.
3.In dit artikel wordt onder het treffen van een gemeenschappelijke regeling tevens verstaan het toetreden tot, uittreden uit of wijzigen van een gemeenschappelijke regeling.
|
Artikel 3:7 Overige bevoegdheden
1.De Metropoolregio komen alle bevoegdheden toe die het openbaar lichaam van rechtswege bezit om als rechtspersoon aan het maatschappelijk verkeer deel te nemen.
2.Voor alle van de in artikel 3:1 genoemde belangen, taken en bevoegdheden is de Metropoolregio bevoegd tot:
a.
het reageren op rijks- en provinciale nota’s en plannen die voor het territoir van belang zijn;
b.
het vertegenwoordigen van de Metropoolregio in overlegsituaties, en
c.
het organiseren van overleg en het uitbrengen van advies.
|
Artikel 3:7 Overige bevoegdheden
1.De Metropoolregio komen alle bevoegdheden toe die het openbaar lichaam van rechtswege bezit om als rechtspersoon aan het maatschappelijk verkeer deel te nemen.
2.Voor alle van de in artikel 3:1 genoemde belangen, taken en bevoegdheden is de Metropoolregio bevoegd tot:
a.
het reageren op rijks- en provinciale nota’s en plannen die voor het territoir van belang zijn;
b.
het vertegenwoordigen van de Metropoolregio in overlegsituaties, en
c.
het organiseren van overleg en het uitbrengen van advies.
|
Hoofdstuk 4: Financiën
|
Hoofdstuk 4: Financiën
|
Artikel 4:1 Begroting
1.Het algemeen bestuur stelt jaarlijks voorafgaande aan het jaar waarvoor deze gelden de begroting en investeringsplannen vast. De artikelen 189 tot en met 195 van de Gemeentewet zijn van overeenkomstige toepassing voor zover daarvan niet bij de Wet gemeenschappelijke regelingen is afgeweken.
2.De zienswijzenprocedure is van overeenkomstige toepassing op wijzigingen van de begroting, tenzij de bijdragen van de gemeenten niet veranderen en er niet wordt geschoven tussen begrotingsposten.
|
Artikel 4:1 Begroting
1.Het algemeen bestuur stelt jaarlijks voorafgaande aan het jaar waarvoor deze gelden de begroting en de meerjarenbegroting Vervoersautoriteit vast. Het dagelijks bestuur zendt de ontwerpbegroting twaalf weken voordat zij aan het algemeen bestuur wordt aangeboden, toe aan de raden van de deelnemende gemeenten. De artikelen 34 en 35 van de Wet gemeenschappelijke regelingen zijn hierop van toepassing. De artikelen 189 tot en met 195 van de Gemeentewet zijn van overeenkomstige toepassing voor zover daarvan niet bij de Wet gemeenschappelijke regelingen is afgeweken.
2. Bij wijziging van de begroting wordt slechts een zienswijze gevraagd aan de raden van de deelnemende gemeenten als de inwonerbijdragen van de gemeenten veranderen of er geschoven wordt tussen begrotingsprogramma’s. Alsdan zal de zienswijzetermijn 8 weken bedragen vanaf het moment van aanbieden door het dagelijks bestuur aan de vertegenwoordigende organen van de gemeenten.
|
Artikel 4:2 Administratie
1.Het algemeen bestuur stelt bij verordening de uitgangspunten voor het financiële beleid, alsmede voor het financiële beheer en voor de inrichting van de financiële organisatie vast. De verordening waarborgt dat aan de eisen van rechtmatigheid, verantwoording en controle wordt voldaan. Artikel 212, tweede lid, van de Gemeentewet is van toepassing.
2.Het algemeen bestuur stelt bij verordening regels vast voor de controle op het financiële beheer en op de inrichting van de financiële organisatie. Deze verordening waarborgt dat de rechtmatigheid van het financiële beheer en van de inrichting van de financiële organisatie wordt getoetst. Artikel 213, tweede tot en met negende lid, van de Gemeentewet is van overeenkomstige toepassing.
3.Het dagelijks bestuur zendt de verordeningen bedoeld in dit artikel binnen twee weken na vaststelling door het algemeen bestuur aan gedeputeerde staten.
|
Artikel 4:2 Administratie
1.Het algemeen bestuur stelt bij verordening de uitgangspunten voor het financiële beleid, alsmede voor het financiële beheer en voor de inrichting van de financiële organisatie vast. De verordening waarborgt dat aan de eisen van rechtmatigheid, verantwoording en controle wordt voldaan. Artikel 212, tweede lid, van de Gemeentewet is van toepassing.
2.Het algemeen bestuur stelt bij verordening regels vast voor de controle op het financiële beheer en op de inrichting van de financiële organisatie. Deze verordening waarborgt dat de rechtmatigheid van het financiële beheer en van de inrichting van de financiële organisatie wordt getoetst. Artikel 213, tweede tot en met negende lid, van de Gemeentewet is van overeenkomstige toepassing.
3.Het dagelijks bestuur zendt de verordeningen bedoeld in dit artikel binnen twee weken na vaststelling door het algemeen bestuur aan gedeputeerde staten.
|
Hoofdstuk 5: De secretaris-directeur, overige ondersteuning, archief, ombudsman
|
Hoofdstuk 5: De secretaris-directeur, overige ondersteuning, archief, ombudsman
|
Artikel 5:1 Secretaris-directeur
1.Het algemeen bestuur beslist op voordracht van het dagelijks bestuur omtrent benoeming, schorsing en ontslag van de secretaris-directeur van de Metropoolregio.
2.De secretaris-directeur van de Metropoolregio geeft leiding aan de ondersteuning van het bestuur van de Metropoolregio.
3.Het algemeen bestuur regelt de vervanging van de secretaris-directeur bij diens verhindering of ontstentenis.
|
Artikel 5:1 Secretaris-directeur
1.Het algemeen bestuur beslist op voordracht van het dagelijks bestuur omtrent benoeming, schorsing en ontslag van de secretaris-directeur van de Metropoolregio.
2.De secretaris-directeur van de Metropoolregio geeft leiding aan de ondersteuning van het bestuur van de Metropoolregio.
3.Het algemeen bestuur regelt de vervanging van de secretaris-directeur bij diens verhindering of ontstentenis.
|
Artikel 5:2 Ambtelijke ondersteuning
1.Het algemeen bestuur stelt een verordening vast met betrekking tot de ambtelijke organisatie.
2.Het algemeen bestuur regelt de bezoldiging en de rechtspositie van de ambtenaren van de Metropoolregio. Artikel 4 van de Gemeentewet is van overeenkomstige toepassing.
|
Artikel 5:2 Ambtelijke ondersteuning
1.Het dagelijks bestuur stelt regels vast met betrekking tot de ambtelijke organisatie.
2.Het dagelijks bestuur regelt de bezoldiging en de rechtspositie van de ambtenaren van de Metropoolregio.
|
Artikel 5:3 Archief
1.Het dagelijks bestuur draagt zorg voor de archiefbescheiden van de organen bij deze regeling ingesteld, overeenkomstig een door het algemeen bestuur met inachtneming van de Archiefwet 1995 vast te stellen regeling, die aan gedeputeerde staten wordt meegedeeld.
2.Gedeputeerde staten oefenen toezicht uit op de krachtens het eerste lid aan het dagelijks bestuur opgedragen zorg voor de archiefbescheiden overeenkomstig het Archiefbesluit, voor zover deze van toepassing is op de organen van gemeenten.
3.De secretaris-directeur is belast met het beheer van de archiefbescheiden voor zover deze archiefbescheiden niet zijn overgebracht naar de archiefbewaarplaats van de gemeente waar de Metropoolregio is gevestigd.
4.De archivaris van de gemeente waar de Metropoolregio is gevestigd oefent toezicht uit op het in het derde lid genoemde beheer.
5.Voor de bewaring van de op grond van artikel 12, eerste lid en artikel 13, eerste lid van de Archiefwet 1995 over te brengen archiefbescheiden van de in deze regeling genoemde organen is aangewezen de archiefbewaarplaats van de gemeente waar de Metropoolregio is gevestigd.
6.De in het vijfde lid bedoelde archiefbescheiden worden beheerd door de archivaris van de gemeente waar de Metropoolregio is gevestigd.
|
Artikel 5:3 Archief
1.Het algemeen bestuur stelt een archiefverordening vast.
2.Het dagelijks bestuur draagt zorg voor de archiefbescheiden van de Metropoolregio.
3. De secretaris-directeur is belast met het beheer van de archiefbescheiden van de Metropoolregio voor zover deze archiefbescheiden niet zijn overgebracht naar de archiefbewaarplaats.
4.Voor de bewaring van de over te brengen archiefbescheiden wordt aangewezen de archiefbewaarplaats van de gemeente Rotterdam.
5.De archivaris van de gemeente Rotterdam is belast met het toezicht op het beheer van de in het tweede lid genoemde archiefbescheiden.
|
Artikel 5:4 Ombudsfunctie
De ombudsman van de gemeente Rotterdam is bevoegd tot behandeling van verzoekschriften als bedoeld in artikel 9:18, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht.
|
Artikel 5:4 Ombudsfunctie
De ombudsman van de gemeente Rotterdam is bevoegd tot behandeling van verzoekschriften als bedoeld in artikel 9:18, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht.
|
Hoofdstuk 6: Toetreding, uittreding, wijziging en opheffing
|
Hoofdstuk 6: Toetreding, uittreding, wijziging en opheffing
|
Artikel 6:1 Toetreding
1.Toetreding van gemeentebesturen kan plaatsvinden bij daartoe strekkende gelijkluidende besluiten van de gemeenteraad, het college en de burgemeester van de betreffende gemeente en de instemming van alle bestuursorganen die aan deze regeling deelnemen.
2.Het algemeen bestuur regelt de gevolgen van de toetreding en kan aan de toetreding gevolgen verbinden.
3.De toetreding gaat in op een door het algemeen bestuur in het toetredingsbesluit genoemde datum.
|
Artikel 6:1 Toetreding
1.Toetreding van gemeentebesturen kan plaatsvinden bij daartoe strekkende gelijkluidende besluiten van de gemeenteraad, het college en de burgemeester van de betreffende gemeente en de instemming van alle bestuursorganen die aan deze regeling deelnemen.
2.Het algemeen bestuur regelt de gevolgen van de toetreding en kan aan de toetreding gevolgen verbinden.
3.De toetreding gaat in op een door het algemeen bestuur in het toetredingsbesluit genoemde datum.
|
Artikel 6:2 Uittreding
1.De gemeenteraad, het college en de burgemeester van een van de gemeenten kunnen uittreden.
2.Het algemeen bestuur kan algemene regels stellen omtrent de procedure van uittreding.
3.Het algemeen bestuur doet aan de bestuursorganen van de gemeenten een voorstel voor regeling van de gevolgen van de uittreding in een ontwerp-uittredingsplan waarbij de belangen van de gemeenten waarvan de bestuursorganen uittreden en van de achterblijvende gemeenten op evenwichtige wijze worden afgewogen.
4.De bestuursorganen die aan deze regeling deelnemen stellen met ten minste twee derde meerderheid het uittredingsplan vast.
5.De uittreding vindt slechts plaats op 1 januari na de datum, waarop opname in het register als bedoeld in artikel 27 van de Wet gemeenschappelijke regelingen heeft plaatsgevonden, tenzij door het algemeen bestuur een later tijdstip is bepaald.
|
Artikel 6:2 Uittreding
1.De gemeenteraad, het college en de burgemeester van een van de gemeenten kunnen uitsluitend gezamenlijk uittreden en maken gezamenlijk schriftelijk kenbaar bij het algemeen bestuur van de Metropoolregio dat zij het voornemen hebben om uit te treden uit de Gemeenschappelijke regeling Metropoolregio Rotterdam Den Haag 2014 en de uittredingsdatum die zij voor ogen hebben.
2.Het algemeen bestuur stelt regels omtrent de procedure van uittreding.
3.Het algemeen bestuur doet aan de bestuursorganen van de gemeenten een voorstel voor regeling van de gevolgen van de uittreding in een ontwerp-uittredingsplan waarin de gevolgen van de mogelijke uittreding in kaart worden gebracht. Daarbij worden de belangen van de gemeenten waarvan de bestuursorganen uittreden en van de achterblijvende gemeenten op evenwichtige wijze afgewogen.
4.De voorbereidingen voor het opstellen van het ontwerp-uittredingsplan worden gedaan door het dagelijks bestuur. Het dagelijks bestuur benoemt daartoe een projectgroep onder leiding van een onafhankelijke extern financieel deskundige. De portefeuillehouders middelen van de bestuurscommissies maken in ieder geval deel uit van de projectgroep. In het geval de portefeuillehouder middelen behoort tot de deelnemer die het voornemen tot uittreding heeft kenbaar gemaakt, wordt een nieuwe portefeuillehouder benoemd.
5.De kosten voor het inschakelen van de onafhankelijke externe deskundige zijn voor rekening van de deelnemer die het voornemen tot uittreding heeft uitgesproken.
6.Het uittredingsplan bevat in ieder geval de volgende elementen:
- a.
een beschrijving van de consequenties voor de wettelijke en overige taken van de uittredende deelnemer;
- b.
een beschrijving van de consequenties voor de financiële middelen die zijn gekoppeld aan de uittredende deelnemer (BDU);
- c.
een beschrijving van de consequenties voor de activiteiten die zijn gekoppeld aan de inwonerbijdrage Economisch Vestigingsklimaat;
- d.
een beschrijving van de consequenties voor de lopende openbaar vervoersconcessies voor het grondgebied van de uittredende deelnemer;
- e.
een beschrijving van eventuele consequenties voor de verbonden partijen van de Metropoolregio;
- f.
een beschrijving van consequenties voor lopende subsidies, opdrachten, leningen en overige verplichtingen;
- g.
een beschrijving van consequenties voor de structurele organisatielasten, waaronder personeels- en huisvestingslasten;
- h.
de uittreedsom, of de wijze waarop de uittreedsom wordt berekend.
7. De uittreedsom bestaat uitsluitend uit de schade die de Metropoolregio en de achterblijvende deelnemers lijden als direct gevolg van het besluit tot uittreding:
- a.
de Metropoolregio is gehouden redelijkerwijs al het mogelijke te doen om de uittredingskosten zo laag mogelijk te houden;
- b.
de berekening van de kosten van uittreding wordt gebaseerd op feiten en omstandigheden die bekend zijn tot aan het moment van werkelijke uittreding.
8. De bestuursorganen die aan deze regeling deelnemen stellen met ten minste twee derde meerderheid het uittredingsplan vast.
9. Na toezending van het ontwerp-uittredingsplan maken de bestuursorganen van de deelnemer die het voornemen tot uittreding hebben kenbaar gemaakt, binnen 3 maanden gezamenlijk bekend of zij definitief willen uittreden. De besluiten tot uittreden worden aangetekend verzonden aan het algemeen bestuur.
10.De uittreding vindt slechts plaats op 1 januari na de datum, waarop opname in het register als bedoeld in artikel 27 van de Wet gemeenschappelijke regelingen heeft plaatsgevonden, tenzij door het algemeen bestuur een later tijdstip is bepaald.
|
Artikel 6:3 Wijziging
1.De regeling kan worden gewijzigd bij gelijkluidende besluiten van alle bestuursorganen die aan deze regeling deelnemen.
2.De wijzigingsregeling bepaalt wanneer deze in werking treedt.
|
Artikel 6:3 Wijziging
1.De regeling kan worden gewijzigd bij gelijkluidende besluiten van alle bestuursorganen die aan deze regeling deelnemen.
2.De wijzigingsregeling bepaalt wanneer deze in werking treedt.
|
Artikel 6:4 Opheffing
1.De regeling kan worden opgeheven bij daartoe strekkende gelijkluidende besluiten van alle bestuursorganen die aan deze regeling deelnemen.
2.De opheffing wordt van kracht op 1 januari, volgend op de datum waarop het laatste bestuursorgaan dat aan deze regeling deelneemt de in het eerste lid bedoelde besluiten heeft genomen, tenzij het algemeen bestuur een later tijdstip heeft bepaald.
3.In geval van opheffing van de regeling besluit het algemeen bestuur tot liquidatie en stelt hij daarvoor de nodige regels. Hierbij kan van de bepalingen van de regeling worden afgeweken.
4.Het liquidatieplan wordt door het algemeen bestuur, na raadpleging van de vertegenwoordigende organen, vastgesteld.
5.Het liquidatieplan voorziet in de verplichting van de gemeenten tot deelneming in de financiële gevolgen van de beëindiging van de regeling.
6.De organen van de Metropoolregio blijven, zo nodig, na het tijdstip van de beëindiging in functie totdat de liquidatie is voltooid.
|
Artikel 6:4 Opheffing
1.De regeling kan worden opgeheven bij daartoe strekkende gelijkluidende besluiten van alle bestuursorganen die aan deze regeling deelnemen.
2.De opheffing wordt van kracht op 1 januari, volgend op de datum waarop het laatste bestuursorgaan dat aan deze regeling deelneemt de in het eerste lid bedoelde besluiten heeft genomen, tenzij het algemeen bestuur een later tijdstip heeft bepaald.
3.In geval van opheffing van de regeling besluit het algemeen bestuur tot liquidatie en stelt hij daarvoor de nodige regels. Hierbij kan van de bepalingen van de regeling worden afgeweken.
4.Het liquidatieplan wordt door het algemeen bestuur, na raadpleging van de vertegenwoordigende organen, vastgesteld.
5.Het liquidatieplan voorziet in de verplichting van de gemeenten tot deelneming in de financiële gevolgen van de beëindiging van de regeling.
6. Voor zover financiële gevolgen, zowel in negatieve als in positieve zin, gekoppeld zijn aan de taak economisch vestigingsklimaat zal deze verdeeld worden over de gemeenten naar rato van de inwoneraantallen zoals opgenomen in de laatste voor de opheffing vastgestelde reguliere begroting.
|
Hoofdstuk 7: Geschillen
|
Hoofdstuk 7: Geschillen
|
Artikel 7:1 Voorprocedure
1.Onverminderd het bepaalde in artikel 28 van de Wet gemeenschappelijke regelingen worden geschillen over de toepassing van de regeling, in de ruimste zin van het woord, onderworpen aan een niet-bindend deskundigenadvies.
2.Voordat wordt overgegaan tot het vragen van het in het eerste lid bedoelde deskundigenadvies, wordt het geschil besproken tussen een afvaardiging van het dagelijks bestuur en een afvaardiging van het gemeentebestuur waarmee het geschil bestaat.
3.Indien het in het tweede lid bedoelde overleg niet tot een oplossing leidt, benoemen het dagelijks bestuur en het gemeentebestuur waarmee het geschil bestaat elk een onafhankelijke deskundige. Beide deskundigen benoemen een derde deskundige, die tevens als voorzitter van de adviescommissie optreedt. Het dagelijks bestuur treedt mede namens het betreffende gemeentebestuur op als opdrachtgever van de commissie. In de opdracht wordt tenminste het probleem geschetst, worden de te beantwoorden vragen geformuleerd en wordt de termijn genoemd waarbinnen de commissie haar advies dient uit te brengen.
4.De in het derde lid bedoelde commissie regelt zelf de wijze waarop zij haar advies tot stand brengt. Het advies wordt tegelijkertijd toegezonden aan het dagelijks bestuur en aan het betreffende gemeentebestuur.
5.Op basis van het advies treden de in het tweede lid bedoelde personen nogmaals in overleg om te trachten tot een oplossing van het geschil te komen. Indien het overleg niet tot een oplossing leidt, is elk der partijen vrij om het geschil overeenkomstig het gestelde in artikel 28 van de Wet gemeenschappelijke regelingen voor te leggen aan gedeputeerde staten.
6.De kosten van de adviescommissie worden door het dagelijks bestuur en het betreffende gemeentebestuur ieder voor de helft gedragen.
|
Artikel 7:1 Voorprocedure
1.Onverminderd het bepaalde in artikel 28 van de Wet gemeenschappelijke regelingen worden geschillen over de toepassing van de regeling, in de ruimste zin van het woord, onderworpen aan een niet-bindend deskundigenadvies.
2.Voordat wordt overgegaan tot het vragen van het in het eerste lid bedoelde deskundigenadvies, wordt het geschil besproken tussen een afvaardiging van het dagelijks bestuur en een afvaardiging van het gemeentebestuur waarmee het geschil bestaat.
3.Indien het in het tweede lid bedoelde overleg niet tot een oplossing leidt, benoemen het dagelijks bestuur en het gemeentebestuur waarmee het geschil bestaat elk een onafhankelijke deskundige. Beide deskundigen benoemen een derde deskundige, die tevens als voorzitter van de adviescommissie optreedt. Het dagelijks bestuur treedt mede namens het betreffende gemeentebestuur op als opdrachtgever van de commissie. In de opdracht wordt tenminste het probleem geschetst, worden de te beantwoorden vragen geformuleerd en wordt de termijn genoemd waarbinnen de commissie haar advies dient uit te brengen.
4.De in het derde lid bedoelde commissie regelt zelf de wijze waarop zij haar advies tot stand brengt. Het advies wordt tegelijkertijd toegezonden aan het dagelijks bestuur en aan het betreffende gemeentebestuur.
5.Op basis van het advies treden de in het tweede lid bedoelde personen nogmaals in overleg om te trachten tot een oplossing van het geschil te komen. Indien het overleg niet tot een oplossing leidt, is elk der partijen vrij om het geschil overeenkomstig het gestelde in artikel 28 van de Wet gemeenschappelijke regelingen voor te leggen aan gedeputeerde staten.
6.De kosten van de adviescommissie worden door het dagelijks bestuur en het betreffende gemeentebestuur ieder voor de helft gedragen.
|
Hoofdstuk 8: Overgangs- en slotbepalingen
|
Hoofdstuk 8: Overgangs- en slotbepalingen
|
Artikel 8:1 Periodieke evaluatie
Het algemeen bestuur draagt zorg voor een vijfjaarlijkse evaluatie van de regeling. Bij deze evaluatie worden de deelnemende bestuursorganen betrokken. De evaluatie wordt aan de vertegenwoordigende organen voorgelegd. De eerste evaluatie vindt plaats twee jaar na inwerkingtreding van deze regeling.
|
Artikel 8:1 Periodieke evaluatie
Het algemeen bestuur draagt zorg voor een vijfjaarlijkse evaluatie van de regeling. Bij deze evaluatie worden de deelnemende bestuursorganen betrokken. De evaluatie wordt aan de vertegenwoordigende organen voorgelegd.
|
Artikel 8:2 Toezending ex artikel 26 van de wet
Het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam draagt zorg voor de toezending aan gedeputeerde staten en de minister van de besluiten tot toetreding tot, uittreding uit, wijziging of opheffing van de regeling. Deze besluiten worden ook voor kennisgeving gezonden aan de Minister van Infrastructuur en Milieu.
|
Artikel 8:2 Toezending ex artikel 26 van de wet
Het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam draagt zorg voor de toezending aan gedeputeerde staten en de minister van de besluiten tot toetreding tot, uittreding uit, wijziging of opheffing van de regeling. Deze besluiten worden ook voor kennisgeving gezonden aan de Minister van Infrastructuur en Waterstaat.
|
Artikel 8:3 Onbepaalde tijd
1.De regeling wordt getroffen voor onbepaalde tijd.
2.In 2024 evalueert het algemeen bestuur de regeling, waarbij in elk geval wordt onderzocht of:
a.
de doelstellingen van de regeling, gelet op de overwegingen, zijn behaald, of
b.
voldoende grond bestaat voor continuering van de regeling.
3.Het algemeen bestuur doet, gehoord de Vervoersautoriteit, aan de bestuursorganen van de gemeenten op grond van de evaluatie, bedoeld in het tweede lid, een voorstel omtrent continuering van de regeling en de voorwaarden waaronder. De zienswijzenprocedure is van toepassing.
|
Artikel 8:3 Onbepaalde tijd
1.De regeling wordt getroffen voor onbepaalde tijd.
2.In 2024 evalueert het algemeen bestuur de regeling, waarbij in elk geval wordt onderzocht of:
a.
de doelstellingen van de regeling, gelet op de overwegingen, zijn behaald, of
b.
voldoende grond bestaat voor continuering van de regeling.
3.Het algemeen bestuur doet, gehoord de Vervoersautoriteit, aan de bestuursorganen van de gemeenten op grond van de evaluatie, bedoeld in het tweede lid, een voorstel omtrent continuering van de regeling en de voorwaarden waaronder. De zienswijzenprocedure is van toepassing.
|
Artikel 8:4 Inwerkingtreding en citeerwijze
1.De regeling treedt in werking op de dag nadat de Eerste Kamer van de Staten-Generaal het voorstel voor de Wet afschaffing plusregio’s heeft aangenomen.
2.De regeling wordt aangehaald als "Gemeenschappelijke regeling Metropoolregio Rotterdam Den Haag 2014".
3.Artikel 8:3, tweede en derde lid, vervalt per 1 januari 2026.
|
Artikel 8:4 Inwerkingtreding en citeerwijze
1.De gewijzigde regeling treedt in werking op 1 juli 2024.
2.De regeling wordt aangehaald als "Gemeenschappelijke regeling Metropoolregio Rotterdam Den Haag 2014 ".
3.Artikel 8:3, tweede en derde lid, vervalt per 1 januari 2026.
|
|
|