Verordening van de raad van de gemeente Amsterdam tot wijziging van de Hemelwaterverordening Amsterdam in verband met het opnemen van een uitzondering voor tijdelijke gebouwen, het opnemen van een informatieplicht en enkele technische wijzigingen (Eerste wijzigingsverordening Hemelwaterverordening Amsterdam)

De raad van de gemeente Amsterdam,

 

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 4 juni 2024,

 

gelet op artikel 10.32a van de Wet milieubeheer, artikel 1.5 van de Vangnetregeling Omgevingswet in samenhang met artikel 4.4 van de Invoeringswet Omgevingswet en artikel 149 van de Gemeentewet,

 

besluit:

Artikel I

De Hemelwaterverordening Amsterdam wordt als volgt gewijzigd:

 

  • a.

    In artikel 1 vervalt in de begripsomschrijving van ‘groen dak’ de zinsnede ‘met een minimale waterberging van 30 liter per m2’.

  • b.

    Aan artikel 1 wordt onder vervanging van de punt aan het slot van de laatste begripsbepaling door een puntkomma een begripsbepaling toegevoegd, luidende:

    • verhard oppervlak: oppervlak voorzien van verhardingen (o.a. daken, wegen, verharde terreinen, etc.), zodanig dat hemelwater van dit oppervlak niet in de bodem kan infiltreren.

  • c.

    In artikel 3, tweede lid, wordt ‘artikel 1 sub b onder ii’ vervangen door ‘artikel 2, eerste lid, sub b, onder i en ii’.

  • d.

    Aan artikel 3 worden twee nieuwe leden toegevoegd, luidende:

    • 3.

      Het verbod als bedoeld in het eerste lid geldt niet voor tijdelijke gebouwen met een instandhoudingstermijn van maximaal 10 jaar, mits:

      • a.

        geen toename ontstaat van het al aanwezige verhard oppervlak;

      • b.

        het tijdelijke gebouw niet bestand is tegen het aanbrengen van een hemelwaterberging op dat gebouw en er rond het tijdelijke gebouw geen of onvoldoende oppervlak aanwezig is om in hemelwaterberging te voorzien; of

      • c.

        sprake is van een bouwkeet.

    • 4.

      Onder openbare ruimte, als bedoeld in het eerste lid, wordt oppervlaktewater niet verstaan.

  • f.

    In artikel 4, vierde lid, wordt na ‘een groen dak’ toegevoegd ‘met een minimale waterbergingscapaciteit van 30 liter per m2’.

  • g.

    Na artikel 4 wordt, onder vernummering van de artikelen 5 tot en met 8, tot 6 tot en met 9, een nieuw artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 5. Verstrekking gegevens en bescheiden

  • 1.

    Tegelijkertijd met de aanvraag om een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht voor het bouwen van een bouwwerk waarop deze verordening van toepassing is, worden door de aanvrager aan het college gegevens en bescheiden verstrekt waaruit blijkt dat aan de verplichtingen die bij of krachtens deze verordening worden gesteld wordt voldaan.

  • 2.

    Het college kan met betrekking tot het bouwen van een bouwwerk waarop deze verordening van toepassing is, maar waarvoor geen omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1 eerste lid, aanhef en onder a, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht vereist is, verzoeken aan de rechthebbende om gegevens en bescheiden te verstrekken waaruit blijkt dat voldaan wordt aan de verplichtingen die bij of krachtens deze verordening worden gesteld.

  • 3.

    De gegevens en bescheiden, bedoeld in het eerste en tweede lid, betreffen in ieder geval:

    • a.

      een overzichtstekening en een profieltekening met maatvoering en hoogtes op schaal, welke aangeeft wat de verschillende dakoppervlakken en locatie van de te treffen maatregelen zijn;

    • b.

      een systeembeschrijving, in de vorm van tekst of een schematische weergave, welke aangeeft hoe de verschillende dakoppervlakken worden verbonden met de maatregelen voor hemelwaterverwerking; en

    • c.

      een totaalberekening welke aantoont hoe de hemelwaterbergingseis wordt behaald door het opgeven van de toe te passen producten onder vermelding van fabricaat en model en/of materiaal, zoals grind- of grondsoort.

Artikel II

Deze verordening treedt in werking met ingang van de achtste dag na bekendmaking.

Artikel III

Deze verordening wordt aangehaald als Eerste wijzigingsverordening Hemelwaterverordening Amsterdam.

Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van 18 juli 2024.

De plaatsvervangend voorzitter

Kune Burgers

De raadsgriffier

Jolien Houtman

Toelichting

Algemeen deel

Amsterdam heeft in de Omgevingsvisie Amsterdam 2050 de ambitie opgenomen dat de stad een bui met een herhalingskans van 1 keer per 100 jaar kan verwerken zonder schade aan huizen en vitale infrastructuur. Om dit te bereiken moet zowel in de bestaande stad als in nieuw te ontwikkelen gebieden rekening worden gehouden met extreme neerslag. Daarbij is onder meer van belang dat op zowel openbaar als particulier terrein voldoende waterberging wordt gerealiseerd.

 

Voor openbaar terrein maakt Amsterdam deze ambitie concreet in het Omgevingsprogramma Riolering 2022 – 2027, met een norm waarbij de openbare ruimte een bui van 70 mm in één uur zonder schade kan verwerken en waarbij vitale infrastructuur blijft functioneren bij een bui van 90 mm in één uur.

 

Voor particulier terrein heeft Amsterdam op 26 april 2021 de Hemelwaterverordening Amsterdam als juridisch instrument vastgesteld, om een bijdrage te kunnen leveren aan een klimaatbestendig en waterrobuust Amsterdam. Deze verordening baseert zich op een norm van een bui van 60 mm in één uur op grond van het Gemeentelijk Rioleringsplan Amsterdam 2016 – 2021, de voorloper van het Omgevingsprogramma Riolering 2022 – 2027.

 

Voorliggende wijzigingsverordening zorgt voor een extra artikel met een uitzondering voor tijdelijke gebouwen, een extra artikel over de verstrekking van gegevens over de hemelwaterberging ten behoeve van de vergunningverlening en enkele technische wijzigingen, betreffende een gecorrigeerde verwijzing, een betere plek voor de capaciteitsvereiste van een groen dak in de verordening, een betere duiding van de uitzondering voor oppervlaktewater, een geactualiseerde verwijzing naar de Omgevingsvisie, een duidelijkere omschrijving van de relatie van de verordening met de Waterschapsverordeningen en een duidelijkere omschrijving van de uitzonderingen van toepassing bij inwerkingtreding.

 

Wijzigingen in de (oorspronkelijke) toelichting van de Hemelwaterverordening Amsterdam

De toelichting bij de Hemelwaterverordening Amsterdam wordt als volgt gewijzigd:

 

  • a.

    In de Toelichting, algemeen deel, wordt de tekst beginnend met ‘Naast deze Hemelwaterverordening bestaat…’ en eindigend op ‘…uit het Gemeentelijke Rioleringsplan bereiken.’ vervangen door ‘Naast deze Hemelwaterverordening bestaat de Keur of Waterschapsverordening van het waterschap. Binnen Amsterdam zijn drie waterschappen aanwezig met allen een eigen Waterschapsverordening. Een Waterschapsverordening bevat voorschriften om te borgen dat het watersysteem goed blijft functioneren. Daarbij geldt doorgaans een verplichting tot compensatie(berging) voor een toename in verhard oppervlak. Invulling geven aan de verplichtingen van de Hemelwaterverordening kan soms ook ten goede komen aan de verplichting van de Waterschapsverordening. De Hemelwaterverordening en de Waterschapsverordening hebben van elkaar verschillende doelstellingen en belangen, waardoor zij naast elkaar blijven bestaan. Ontwikkelingen moeten daarom altijd op beide verordeningen worden getoetst.’

  • b.

    In de Toelichting, artikelsgewijze toelichting, wordt aan het einde van artikel 3de volgende tekst toegevoegd:

    “In het derde lid is geregeld dat de verplichting tot waterberging uit artikel 3, eerste lid, niet geldt voor tijdelijke gebouwen in een aantal gevallen.

    De eerste uitzonderingssituatie is als aantoonbaar blijkt dat het bestaand verhard oppervlak door het bebouwd oppervlak niet toeneemt. Het tijdelijke gebouw heeft in dat geval geen negatieve invloed op de bestaande waterhuishoudkundige situatie.

    Deze uitzondering is opgenomen omdat de kosten voor de waterbergingsmaatregelen relatief hoog zijn ten opzichte van de stichtingskosten van een tijdelijk gebouw. Daarbij komt dat de waterberging ook tijdelijk is en dus maar een tijdelijk verbetering geeft van de bestaande waterhuishoudkundige situatie. Aan het einde van de termijn moeten ook weer kosten worden gemaakt om de waterberging te verwijderen en deze is niet altijd weer herbruikbaar.

    Indien het bebouwd oppervlak deels een toename van het bestaand verhard oppervlak veroorzaakt, geldt voor het toegenomen verhard oppervlak wel de verplichting om in een hemelwaterberging te voorzien. In dat geval is er namelijk sprake van een directe negatieve beïnvloeding van waterhuishoudkundige situatie en daarmee een toename van risico op schade door wateroverlast. Het is dan noodzakelijk om waterberging te eisen, ook al is deze van tijdelijke aard.

    De tweede uitzonderingssituatie is als het constructief niet mogelijk is om op het tijdelijke gebouw waterberging te realiseren of er rondom het tijdelijke gebouw geen ruimte aanwezig is. In dat soort gevallen zijn alleen relatief dure maatregelen in de ondergrond mogelijk en gezien de tijdelijkheid is dat niet doelmatig.

    Tot slot zijn bouwketen uitgezonderd. Deze standaard bouwwerken zijn niet ontworpen op een extra belasting en staan voornamelijk is op plaatsen waar de beschikbare ruimt al schaars is.

    Deze uitzondering geldt voor gebouwen met een maximale instandhoudingstermijn van 10jaar. Er is gekozen voor deze termijn omdat deze termijn gelijk is aan de maximale termijn van een tijdelijke omgevingsvergunning voor bouw die in strijd is met de bestemming

     

    Voor gebouwen van permanente aard is het bebouwd oppervlak maatgevend. Het maakt niet uit of het oppervlak daarvoor verhard was of niet. Het is namelijk redelijk om van deze permanente gebouwen te verwachten dat ze een bijdrage leveren aan een goede waterhuishouding en niet alleen wordt ingezet om verslechtering voorkomen.

  • c.

    In de Toelichting, artikelsgewijze toelichting, wordt na het onderdeel artikel 4, onder vernummering van de onderdelen artikel 5 en artikel 7 tot de onderdelen artikel 6 en artikel 8, een nieuw onderdeel opgenomen, luidende:

    Artikel 5: Verstrekken gegevens en bescheiden

    Bij het opnemen van dit artikel wordt meegewogen dat met de geïntroduceerde informatieplicht sprake is van een zekere lastenverzwaring voor de burger. De burger dient immers actief gegevens en bescheiden te verstrekken. Daarnaast is de verwachting dat de koppeling van het moment van de informatieplicht met het indienen van een omgevingsvergunning (indien sprake is van de situatie zoals beschreven het eerste lid) voor sommige burgers tot onbegrip leidt. De burger moet voor het rechtmatig uitvoeren van een (ver)bouwplan vanaf de inwerkingtreding van de verordening namelijk langs twee (digitale) loketten van de overheid: op de ene plek voor het aanvragen van een omgevingsvergunning en op de ander plek voor het indienen van de gegevens en bescheiden als bedoeld in het derde lid. De verordening valt immers buiten het toetsingskader voor de aanvraag om een omgevingsvergunning.

     

    Het houden van toezicht en het handhaven van de verordening is zonder de juiste informatie van de burger over hoe deze aan de verplichtingen uit de verordening zal voldoen niet of nauwelijks uitvoerbaar. Op basis van de informatie zal worden berekend of de (ver)bouwplannen van de burger in overeenstemming zijn met de verordening en zal gerichter en beter toezicht mogelijk zijn tijdens en aan het einde van het (ver)bouwen. De verwachting is dat de informatieplicht een extra impuls geeft voor de burger om aan de bergingseisen in de verordening te voldoen en de doelen van de verordening aanmerkelijk beter behaald zullen worden dan zonder informatieplicht.

     

    Al met al wegen de te verwachten positieve effecten voor de naleving van de verordening op tegen de nadelen voor de burger. Daarbij wordt meegenomen dat het bij de profieltekening en situatietekening met maatvoering gaat om bescheiden waar de burger bij het aanvangen van een (ver)bouwplan doorgaans over beschikt, bijvoorbeeld voor het indienen van de aanvraag om de omgevingsvergunning. Indien de burger van plan is te voldoen aan de waterbergingseisen uit de verordening beschikt hij ook over de andere informatie waar gegeven over moeten worden verstrekt om te voldoen aan de informatieplicht. Verder zal de burger uitgebreid geïnformeerd worden over de informatieplicht op webpagina's op amsterdam.nl over (ver)bouwen en aannemers en architectenbedrijven in de regio worden geïnformeerd. Indien een burger niet voldoet aan de informatieplicht dan zal de burger daar eerst op worden geattendeerd. Indien een burger niet wenst te voldoen aan de informatieplicht dan zal in het uiterste geval een last onder dwangsom kunnen worden opgelegd.

     

    De informatieplicht is een tijdelijke situatie. Naar verwachting treedt de Omgevingswet in werking met ingang van 1 januari 2023, of een half jaar of een jaar later. Vanaf dat moment zal de verordening van rechtswege onderdeel uitmaken van het Amsterdamse Omgevingsplan en kan aan de regels over hemelwaterberging worden getoetst bij de aanvraag om een vergunning voor een omgevingsplanactiviteit (de opvolger van de omgevingsvergunning).

  • d.

    In de Toelichting, artikelsgewijze toelichting, onderdeel ‘Artikel 8: Inwerkingtreding en overgangsrecht’ (nieuw), wordt de tekst beginnend met ‘Voor gebouwen waarvoor de selectieprocedure…’ en eindigend op ‘…deze verordening van toepassing is.’ vervangen door ‘De verordening is niet van toepassing op gebouwen waar al vóór inwerkingtreding van de verordening een omgevingsvergunning voor bouwen is aangevraagd. Ook is de verordening niet van toepassing voor gebouwen waarbij eerder dan zes weken na inwerkingtreding van deze verordening is gestart met de selectieprocedure voor gronduitgifte of een overeenkomst over (her)ontwikkeling is aangegaan.

     

    Op de genoemde gevallen in artikel 8, derde lid, zijn de regels van de verordening van toepassing zoals die luidde voor de inwerkingtreding van de Eerste wijzigingsverordening Hemelwaterverordening Amsterdam. Dat betekent dat de informatieplicht, opgenomen in artikel 5, voor deze gevallen nog niet geldt.’

Naar boven