Gemeenteblad van Breda
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Breda | Gemeenteblad 2024, 326417 | algemeen verbindend voorschrift (verordening) |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Breda | Gemeenteblad 2024, 326417 | algemeen verbindend voorschrift (verordening) |
Nadere regels re-integratie Participatiewet Breda 2024
Burgemeester en wethouders van Breda maken bekend dat zij op 24 juni 2024 de nadere regels re-integratie Participatiewet Breda 2024 hebben vastgesteld.
De nadere regels worden van kracht met ingang van de dag na deze bekendmaking.
Tegen het besluit tot vaststelling van de nadere regels is geen bezwaar of beroep mogelijk.
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Breda;
gelezen het daartoe strekkende voorstel behandeld in zijn vergadering van 24 juni 2024;
gelet op de Re-integratieverordening Participatiewet Breda 2023 en de Algemene wet bestuursrecht;
overwegende dat het noodzakelijk is de verstrekking van re-integratievoorzieningen bij nadere regels te regelen;
besluit de volgende nadere regels vast te stellen:
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
Burgemeester en wethouders kunnen in bijzondere gevallen een of meerdere artikelen van deze nadere regels buiten toepassing laten of daarvan afwijken als toepassing gelet op het belang van de aanvrager of subsidieontvanger leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard.
Hoofdstuk 2 De vorm van ondersteuning
Burgemeester en wethouders kunnen, als dit door hen noodzakelijk wordt geacht, een persoon als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onder a, van de wet die algemene bijstand ontvangt, toestemming verlenen om op een proefplaats bij een werkgever onbeloonde werkzaamheden te verrichten met behoud van uitkering.
Hoofdstuk 4 Persoonlijke ondersteuning
De voorziening persoonlijke ondersteuning heeft overeenkomstig het bepaalde in artikel 10da van de wet het doel om een zodanige begeleiding aan werknemer en werkgever te bieden, dat de werknemer na de maximale duur van de inzet zonder extra begeleiding bij een reguliere werkgever werkzaam kan zijn.
Artikel 8.2 Doelgroep jobcoach
Burgemeester en wethouders kunnen een voorziening jobcoach aanbieden aan een persoon uit de doelgroep loonkostensubsidie of een persoon met een structurele functionele beperking, die arbeid in een dienstbetrekking of arbeid op een proefplaatsing verricht. De voorwaarden uit artikel 17a van de verordening zijn hierop van toepassing.
Artikel 8.5 Interne werkbegeleiding
De vergoeding voor interne werkbegeleiding bedraagt eenmalig € 800,- bij een arbeidsovereenkomst van zes maanden of langer. Bij een arbeidsovereenkomst korter dan zes maanden bedraagt de vergoeding eenmalig € 400,-. Deze vergoeding is gebaseerd op een arbeidsovereenkomst van 24 uur per week of meer. Bij een arbeidsovereenkomst van minder dan 24 uur per week wordt het bedrag naar rato vastgesteld.
Artikel 8.6 Begeleidingskosten participatievoorziening beschut werk
De vergoeding voor de kosten van begeleiding bij een arbeidsovereenkomst in het kader van de participatievoorziening beschut werk bedraagt per periode van twaalf maanden maximaal het bedrag waarmee hiervoor rekening gehouden wordt bij de vaststelling van de integratie-uitkering Participatie van het gemeentefonds.
Artikel 8.7 Begeleidingskosten detacheringsbaan
De vergoeding voor de kosten van begeleiding bij een detacheringsbaan bij de organisatie genoemd in artikel 6.1, tweede lid, van deze nadere regels bedraagt gedurende de looptijd van de arbeidsovereenkomst per periode van twaalf maanden maximaal het bedrag dat is vastgesteld door burgemeester en wethouders.
Artikel 9.1 Praktijkervaringspolis
Burgemeester en wethouders kunnen een verzekering afsluiten bij een verzekeraar, waarmee personen die in het kader van de re-integratieverordening activiteiten met behoud van uitkering verrichten, verzekerd zijn tegen een aantal vormen van aansprakelijkheid zoals bepaald in de verzekeringspolis.
Hoofdstuk 6 Incidentele loonkostensubsidie
Artikel 10.4 Maximale hoogte van de incidentele loonkostensubsidie
Als er sprake is van uitbreiding van het aantal uren van een bestaande arbeidsovereenkomst van minimaal zes maanden bij dezelfde werkgever tot minimaal 20 betaalde uren per week gedurende minimaal zes maanden, bepalen burgemeester en wethouders de hoogte van de incidentele loonkostensubsidie naar rato op basis van het aantal uitgebreide uren en de duur van de arbeidsovereenkomst.
Artikel 12.1 Vormen van werkvoorzieningen
Burgemeester en wethouders kunnen de volgende werkvoorzieningen aanbieden:
Hoofdstuk 9 Re-integratievergoedingen
Artikel 13.2 Vergoeding reiskosten
Burgemeester en wethouders verstrekken aan personen uit de doelgroep die vanwege het volgen van een re-integratietraject voor instroom in algemeen geaccepteerde arbeid een woon-werk afstand moeten overbruggen van meer dan 10 kilometer, een vergoeding voor de werkelijke reiskosten op basis van openbaar vervoer tweede klas, of een vergoeding ter hoogte van de maximale belastingvrije vergoeding.
Artikel 13.3 Vergoeding Kinderopvang
Burgemeester en wethouders vergoeden aan personen uit de doelgroep van artikel 7, lid 1, onderdeel a van de wet en die deelnemen aan een re-integratietraject ter voorbereiding op betaald werk, inkomsten uit deeltijdarbeid hebben of zijn ingeschreven bij een onderwijsinstelling, de kosten voor de eigen bijdrage kinderopvang als:
Artikel 13.5 Overige re-integratievergoedingen
Als de voorzieningen zoals opgenomen in hoofdstuk 5 van de verordening niet voldoen aan de specifieke eisen van de noodzakelijke ondersteuning van een individueel persoon, kunnen burgemeester en wethouders een vergoeding van maximaal 1500,00 voor een andere noodzakelijk geachte re-integratievoorziening verstrekken.
Toelichting Nadere regels re-integratie Participatiewet Breda 2024
De Participatiewet geeft burgemeester en wethouders de opdracht om te zorgen voor ondersteuning bij re-integratie van verschillende categorieën werkzoekenden. De gemeenteraad heeft van de wetgever de opdracht gekregen om re-integratievoorzieningen in een verordening te regelen.
De gemeenteraad van Breda heeft de Re-integratieverordening Participatiewet vastgesteld. Voor een aantal re-integratievoorzieningen is in de wet bepaald dat de regels hiervoor gedetailleerd in de verordening opgenomen moeten worden. Bij deze onderdelen is er weinig ruimte voor het college om nadere regels te stellen. Voor andere voorzieningen is in de verordening volstaan met het vaststellen van de kaders. De gemeenteraad heeft voor deze onderdelen aan het college de mogelijkheid gegeven om nadere regels te stellen.
Door het stellen van kaders in de verordening en de nadere uitwerking door het college bestaat de mogelijkheid om snel in te spelen op ontwikkelingen op de arbeidsmarkt en in de re-integratiemarkt. Dit geeft een mate van flexibiliteit die het mogelijk maakt om re-integratievoorzieningen op een efficiënte en effectieve manier in te zetten.
In deze nadere regels worden verschillende onderdelen die in de verordening zijn opgenomen nader uitgewerkt.
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
Begrippen die al in de Participatiewet of in de Re-integratieverordening zijn gedefinieerd zijn in deze nadere regels niet opnieuw omschreven. Hiervoor geldt dezelfde betekenis als in de wet of de verordening. Een beperkt aantal begrippen wordt in deze verordening nog wel beschreven.
In artikel 44, lid 4, van de Participatiewet is opgenomen dat voor personen van 18 jaar of ouder maar jonger dan 27 jaar bij het besluit tot toekenning van algemene bijstand in een bijlage een plan van aanpak is opgenomen.
Artikel 44a, lid 1 bepaalt dat dit plan van aanpak het volgende bevat:
De jongere wordt bij de uitvoering van dit plan van aanpak ondersteund en periodiek wordt dit geëvalueerd in samenspraak met de klant. Indien nodig wordt dit bijgesteld.
In artikel 9 van de Participatiewet zijn daarnaast de verplichtingen voor alle uitkeringsgerechtigden over arbeidsinschakeling opgenomen. Een van deze verplichtingen is het meewerken aan het opstellen, uitvoeren en evalueren van een plan van aanpak zoals dit in artikel 44a van de wet is opgenomen. Deze verplichting geldt voor iedere belanghebbende van 18 jaar of ouder, maar jonger dan de pensioengerechtigde leeftijd vanaf de dag van melding zoals opgenomen in artikel 44 van de wet.
Voor zover personen ouder zijn dan 27 jaar moet het plan van aanpak opgesteld worden binnen zes maanden na het besluit tot toekenning.
In het plan van aanpak wordt in ieder geval het te volgen re-integratietraject aangegeven en welke voorzieningen uit de re-integratieverordening en de bijbehorende nadere regels worden ingezet.
Bij de bepaling of een persoon een grote of kleine afstand tot de arbeidsmarkt heeft gaat het om een inschatting van de termijn waarbinnen deelname aan de arbeidsmarkt mogelijk is. Het arbeids- of uitkeringsverleden kan hiervan een indicatie geven, maar dit hoeft niet altijd een doorslaggevende factor te zijn. De klantmanager zal op basis van de individuele situatie van de klant een inschatting moeten maken.
Artikel 1.3 Aanvullende voorwaarden
Artikel 1.4 Onvoorziene omstandigheden
Deze artikelen bieden het college mogelijkheden voor het bieden van maatwerk en verlenen het college een discretionaire bevoegdheid om in individuele gevallen af te wijken van bepalingen in dit nadere regels.
Hoofdstuk 2 Vorm van ondersteuning
Een proefplaatsing kan worden ingezet om een kandidaat gedurende een periode kennis te laten maken met de werkgever en de werkzaamheden. Een proefplaatsing is eenmalig en duurt maximaal 2 maanden. Verlenging is mogelijk voor een periode van maximaal 4 maanden waarbij in ieder geval de volgende voorwaarden altijd worden afgewogen;
De proefplaats is, net als de werkstage die in artikel 3.1 aan de orde komt, een instrument dat wordt uitgevoerd met behoud van uitkering. De proefplaats bevat de intentie tot het aangaan van een arbeidsovereenkomst. Bij een werkstage is er geen sprake van een dergelijke intentie. Uitgangspunt is dat een proefplaats niet gecombineerd mag worden met een werk-stage. Er kunnen zich echter situaties voordoen waarin dit wel wenselijk is. In het derde lid is opgenomen wanneer een dergelijke combinatie aan de orde kan zijn.
Een werkstage (werkleerlijn) is een onderdeel van een re-integratietraject en mag gelet op het karakter en bedoeling ervan slechts van korte duur zijn. De voorkeur gaat uit naar een werk-stage bij een externe werkgever. Inzicht moet worden verkregen in de vraag of een persoon geschikt is voor een bepaalde functie of dat deze geschiktheid bereikt zou kunnen worden door aanvullende scholing. In zijn algemeenheid wordt een periode van zes maanden voldoende geacht om te kunnen beoordelen of een individuele persoon voldoende vaardigheden in zich heeft om de functie optimaal te kunnen (gaan) vervullen. Voor de werkgever en de stagiair zijn geen vergoedingen beschikbaar. De werkgever wordt op deze manier de mogelijkheid geboden om kennis te maken met een werknemer zonder dat hij direct geconfronteerd wordt met alle werkgeversrisico's. Voor de wettelijke aansprakelijkheidsverzekering heeft de gemeente een praktijkervaringspolis afgesloten.
Om de kans op betaald werk te vergroten is het voor werkzoekenden soms noodzakelijk om een aantal competenties te ontwikkelen. Het kan dan bijvoorbeeld gaan om werknemersvaardigheden, maar ook meer specifieke vakgerichte competenties. In een ontwikkeltraject wordt onderzocht welke werknemersvaardigheden en begeleidingsbehoeften een kandidaat heeft en kan gewerkt worden aan de ontwikkeling van competenties. Ook wordt gekeken naar welke werkplek passend is en welke begeleiding en/of ondersteuning nodig is voor duurzame arbeidsinschakeling. Een ontwikkeltraject wordt ingezet met behoud van uitkering. De duur van een ontwikkeltraject is afhankelijk van de te ontwikkelen competenties en het lerend vermogen van de kandidaat.
Sociale activering betreft activiteiten welke gericht zijn op maatschappelijke participatie of op het op enig moment kunnen bereiken van algemeen geaccepteerde arbeid. De te ondernemen activiteiten worden ook vastgelegd in het op te stellen plan van aanpak.
Sociale activering is onderdeel van een re-integratietraject. Daarmee betreft het een re-integratie-instrument voor personen die over het algemeen een (zeer) grote afstand tot de arbeidsmarkt hebben. Dit houdt in dat bij het opstarten van dit traject mensen nog diverse voorbereidende stappen zullen moeten zetten voor zij zonder gebruik te maken van de voorzieningen van de gemeente weer algemeen geaccepteerde arbeid kunnen aanvaarden.
In sommige situaties kan het voor de inschakeling in arbeid noodzakelijk zijn om personen scholing te laten volgen. Het gaat hierbij dan met name om meer beroepsgerichte scholing. Scholing op basis van de Re-integratieverordening en deze nadere regels betreft dus geen regulier onderwijs.
Van belang is om vooraf vast te stellen of de persoon in staat geacht moet worden de scholing succesvol af te ronden. Om deze reden is dan ook in het derde lid opgenomen dat de scholing moet aansluiten op de mogelijkheden van de persoon.
Er is bewust voor gekozen om alleen scholingstrajecten van maximaal 12 maanden te financieren. Scholing die langer duurt dan 12 maanden wordt niet geacht gericht te zijn op inschakeling in algemeen geaccepteerde arbeid. Daarbij moet vooral onderzocht worden of er al sprake is van een baanintentie bij een werkgever of dat de scholing noodzakelijk geacht wordt om een betere aansluiting te hebben op de arbeidsmarkt.
Dit artikel regelt de detacheringsbanen ook wel Participatiewetbanen genoemd. Deze banen zijn bedoeld voor personen met een arbeidsbeperking die niet tot de doelgroep van beschut werk behoren, maar nog niet geschikt zijn om in het kader van de banenafspraak bij een reguliere werkgever in dienst te komen. Bedoeling is dat deze detacheringsbaan / Participatiewetbaan voor de persoon de mogelijkheid biedt om werkervaring op te doen en zich te ontwikkelen. Uitgangspunt is een dergelijke baan tijdelijk is en dat er daarna doorstroom naar een reguliere werkgever plaatsvindt. Om dit tijdelijke karakter van deze banen aan te geven is in lid 1, onderdeel b, de maximale duur van het dienstverband opgenomen. Deze maximale duur is afgeleid van de maximale duur van een tijdelijk contract zoals vastgelegd in de Wet arbeidsmarkt in balans. Door de periode te beperken tot 35 maanden wordt voorkomen dat er rechten op een vast dienstverband ontstaan. Hiermee moet nog wel opgemerkt wordt dat er in deze periode sprake mag zijn van maximaal drie tijdelijke contracten.
In veel gevallen lukt het ook om de persoon in deze periode te plaatsen bij een reguliere werkgever. Vaak in het kader van de banenafspraak met toepassing van een structurele loonkostensubsidie. Er doen zich echter ook situaties voor waarin deze plaatsing niet gerealiseerd kan worden. In de praktijk is er daarom al een enkele maal voor gekozen om het dienstverband na de tijdelijke periode voort te zetten. Om deze reden is in onderdeel c opgenomen dat er een mogelijkheid tot voortzetting van het dienstverband is. Vanuit het doel van de Participatiewet dat zoveel mogelijk mensen met een arbeidsbeperking bij een reguliere werkgever aan het werk moeten, zal wel terughouden met deze mogelijkheid omgesprongen worden.
De uitvoering van de detacheringsbanen wordt uitgevoerd door een door het college aangewezen uitvoeringsorganisatie. Dit betekent dat de werknemer een arbeidsovereenkomst krijgt aangeboden van deze uitvoeringsorganisatie. Op deze arbeidsovereenkomst is CAO Aan de Slag van toepassing.
De doelgroep beschut werk bestaat uit personen die uitsluitend in een beschutte omgeving onder aangepaste omstandigheden de mogelijkheid tot arbeidsparticipatie hebben. Het gaat om mensen die door hun lichamelijke, verstandelijke of psychische beperking een zodanig hoge mate van (structurele) begeleiding of aanpassing van de werkplek nodig hebben, dat niet van een werkgever mag worden verwacht dat hij deze personen (ook niet met extra voorzieningen van gemeente of UWV) in dienst neemt. Het UWV toetst de noodzaak van aanpassingen, toezicht en begeleiding voor de betrokkene. Op basis van deze toetsing geeft het UWV een advies beschut werk af. Op basis van dit advies beslist de gemeente of een persoon wordt toegelaten tot de doelgroep beschut werk.
Artikel 7.2 Aanbod van participatievoorziening beschut werk
Het is te verwachten dat sommige personen die tot de doelgroep behoren vanwege hun beperking slechts een beperkt aantal uur in de week kunnen werken.
Voor de bepaling van de omvang van het dienstverband zijn de mogelijkheden van de persoon het uitgangspunt. Voor een reële mogelijkheid van arbeidsproductiviteit is het wel noodzakelijk dat er sprake is van een dienstverband van enige omvang. Waar de grens precies ligt is afhankelijk van de persoon, maar 12 uur per week wordt daarbij als een (globale) ondergrens gezien. Hierbij kan er ook sprake zijn van een situatie waarin de betrokkene naar een dergelijke omvang toe kan groeien.
Gezien het feit dat deze doelgroep vaak aangewezen is op routinematige kort cyclische werkzaamheden is het in verband met de efficiency (het beperken/voorkomen van afstemverliezen) en verstoring van de rust op de afdeling wenselijk dat kandidaten één aaneengesloten bloktijd (4 uur) kunnen werken.
We blijven aandacht houden voor de verdere ontwikkeling van mensen die binnen het beschut werken een plaats vinden. Streven blijft om vanuit beschut werk doorstroom naar zo regulier mogelijk werk te realiseren.
Hoofdstuk 4 Persoonlijke ondersteuning
Over het algemeen zal iedere werkgever een nieuwe werknemer begeleiding moeten bieden. Voor iedere nieuwe werknemer geldt immers dat deze wegwijs gemaakt moet worden in zijn nieuwe werksituatie. In deze reguliere situaties is er geen aanleiding om een jobcoach in te zetten. In dit artikel is opgenomen voor welke doelgroep een jobcoach wel in gezet kan worden. Het gaat dan om personen die meer begeleiding nodig hebben dan de reguliere begeleiding die een werkgever aan een werknemer biedt.
In dit artikel zijn nadere bepalingen opgenomen over de inzet van een jobcoach.
In het eerste lid is opgenomen aan welke eisen een interne jobcoach dient te voldoen. Dit is opgenomen om het onderscheid met de in artikel 8.5 opgenomen interne werkbegeleider duidelijk te maken. De eisen die aan een interne werkbegeleider worden gesteld zijn minder dan de eisen die aan een interne jobcoach worden gesteld. Zoals in het eerste lid is bepaald dient een interne jobcoach in ieder geval een hbo werk- en denkniveau te hebben een erkende jobcoachopleiding afgerond te hebben.
In het tweede lid is bepaald dat voor een belangrijk deel wordt aangesloten bij bepalingen van het UWV over de jobcoach. Hiermee wordt harmonisatie beoogd, waardoor werkgevers die zowel te maken hebben met inzet van een jobcoach vanuit het UWV als vanuit de gemeente met hetzelfde regiem te maken hebben.
Een jobcoach richt zich niet alleen op de werknemer waarvoor hij ingezet wordt, maar ook op de organisatie en collega’s van deze werknemer. Het uiteindelijke doel is dat een jobcoach na verloop van tijd niet meer nodig is. Uitgangspunt is dat een jobcoach voor een periode van maximaal 2 jaar kan worden ingezet. Alleen in bijzondere individuele situaties kan deze periode verlengd worden.
Artikel 8.4 Verantwoording jobcoach
Dit artikel regelt op welke wijze de verantwoording van de inzet van een jobcoach plaats moet vinden. Op deze wijze kan de rechtmatigheid hiervan worden beoordeeld.
Artikel 8.5 Interne werkbegeleiding
Interne werkbegeleiding kan worden ingezet als een persoon die tot de doelgroep behoort meer begeleiding nodig heeft dan een reguliere werknemer. De begeleiding wordt dan geleverd door een collega waarvoor de werkgever een compensatie ontvangt voor het productieverlies van de interne werkbegeleider. De interne werkbegeleider dient voor deze begeleiding wel een training gevolgd te hebben. Dit kan bijvoorbeeld een HARRIE- training zijn.
In het zevende lid is bepaald dat er ook sprake kan zijn van samenloop van jobcoaching en interne werkbegeleiding als dit gelet op de omstandigheden van de werknemer noodzakelijk is. De jobcoach en de werkbegeleider moeten dan wel verschillende personen zijn. De eisen die aan een jobcoach en een interne werkbegeleider worden gesteld verschillen ook van elkaar.
Artikel 8.6 Begeleidingskosten participatievoorziening beschut werk
Bij de bepaling van de hoogte van de begeleidingsvergoeding voor een dienstverband in het kader van de participatievoorziening beschut werk wordt aangesloten bij het bedrag van het Rijk hanteert bij de bepaling van het macrobudget voor deze kosten.
Artikel 8.7 Begeleidingskosten detacheringsbaan
In artikel 6.1 is bepaald dat de uitvoering van de detacheringsbaan is neergelegd bij een door burgemeester en wethouders aan te wijzen uitvoeringsorganisatie.
Artikel 9.1 Praktijkervaringspolis
De re-integratieverordening kent verschillende instrumenten waarbij een uitkeringsgerechtigde met behoud van uitkering activiteiten verricht. In de verordening worden de volgende vormen genoemd:
Maar daarnaast kan het ook gaan om het verrichten van een maatschappelijke inspanning.
Omdat er in deze gevallen geen sprake is van een formele werknemer bij een werkgever, valt deze persoon niet altijd onder de verzekering van de werkgever. Om financiële problemen te voorkomen als er sprake is van het veroorzaken van schade met hieraan gekoppelde aansprakelijkheid wordt in dit artikel geregeld dat de gemeente voor deze situaties een verzekering kan afsluiten.
Hoofdstuk 6 Incidentele loonkostensubsidie
Dit onderdeel van het nadere regels heeft tot doel om een incidentele loonkostensubsidie aan werkgevers te verstrekken indien zij uitkeringsgerechtigden in dienst nemen die al wat langer een uitkering via de gemeente ontvangen. Doel is om hen tenminste werkervaring op te laten doen en bij voorkeur op weg te helpen naar een duurzame plek op de arbeidsmarkt.
In dit artikel wordt bepaald voor welke doelgroep de incidentele loonkostensubsidie kan worden ingezet. Het gaat hierbij om personen die een half jaar of langer een uitkering op grond van de Participatiewet ontvangen. Door de mogelijkheid van het verstrekken van een incidentele loonkostensubsidie willen we de kans op een betaalde baan vergroten.
Het betreft een kanbepaling, dit betekent dat in iedere individuele situatie beoordeeld moet worden of er een noodzaak is voor een incidentele loonkostensubsidie. Dit kan dus ook mede afhankelijk zijn van de situatie op de arbeidsmarkt.
Artikel 10.2 Criteria voor de incidentele loonkostensubsidie
Vanuit het algemene doel van deze stimuleringsregeling om personen werkervaring op te laten doen en bij voorkeur op weg te helpen naar een duurzame plek op de arbeidsmarkt, zijn criteria opgesteld. Voor het in aanmerking komen van een incidentele loonkostensubsidie geld een minimale omvang en duur voor de aan te bieden arbeidsovereenkomst.
Artikel 10.3 Indienen van de aanvraag
Er is besloten om bij de aanvraag voor een incidentele loonkostensubsidie te volstaan met een volledig ingevuld aanvraagformulier waarbij nog geen feitelijke bewijstukken overlegd hoeven te worden. Zo kunnen werkgevers het sluiten van een arbeidsovereenkomst direct laten samenhangen met een aanvraag voor een incidentele loonkostensubsidie.
Artikel 10.4 Maximale hoogte van de incidentele loonkostensubsidie
In dit artikel wordt de hoogte van de loonkostensubsidie vastgesteld. Om werkgevers te stimuleren kandidaten langer in dienst te nemen is er voor gekozen om de maximale subsidie bij een jaarcontract (lid 2) hoger vast te stellen dan de verlenging van de subsidie bij het twee keer aanbieden van een contract van zes maanden (lid 1).
Artikel 10.5 Geen recht op incidentele loonkostensubsidie
In dit artikel zijn enkele bepalingen opgenomen over situaties waarin er geen recht bestaat op een incidentele loonkostensubsidie. Deze zijn vooral opgenomen omdat er door een incidentele loonkostensubsidie geen verstoring van de arbeidsmarkt mag plaatsvinden. De loonkostensubsidie is niet bedoeld om een werkgever een goedkope arbeidskracht te geven, maar om de werkgever te compenseren voor een eventuele verminderde arbeidsproductiviteit en begeleiding in de beginperiode van een dienstverband. De incidentele loonkostensubsidie kan dan ook niet worden ingezet voor de doelgroep banenafspraak. Voor deze doelgroep kan op andere manieren (zoals de structurele loonkostensubsidie) compensatie van de werkgever worden geboden.
Artikel 10.6 Uitbetaling incidentele loonkostensubsidie
Voor zover subsidie wordt verleend, dient deze ook feitelijk vastgesteld te worden. Aan de werkgever wordt de mogelijkheid geboden om op zeer eenvoudige wijze een aanvraag in te dienen. Voor de verantwoording van de door de gemeente ontvangen participatiegelden zijn een aantal verplichtingen opgenomen.
Door de subsidie bij feitelijke uitbetaling vast te stellen wordt enerzijds een eenvoudige werkwijze gerealiseerd en wordt anderzijds voldaan aan de verantwoordingsverplichtingen van de gemeente.
Wanneer overheden steun aan ondernemingen willen verlenen kan deze steun er voor zorgen dat de concurrentieverhoudingen worden verstoord. Met de verklaring de-minimissteun kan worden nagegaan of bij de steunverlening aan een onderneming aan de eisen van de de-minimisverordening (verordening 2023/2831 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun) wordt voldaan.
Artikel 10.7 Vaststelling en uitbetaling incidentele loonkostensubsidie
Met deze bepalingen wordt de hoogte van de te betalen incidentele loonkostensubsidie steeds afgestemd op de feitelijk gewerkte uren.
Hoofdstuk 7 Structurele loonkostensubsidie
Met de wijziging van de Participatiewet per 1 juli 2023 (in het kader van breed offensief) is bepaald dat de gemeenteraad bij verordening de regels vast moet stellen over de structurele loonkostensubsidie. Omdat het meeste dus geregeld is in de verordening, hoeven er of dit onderwerp weinig zaken opgenomen te worden in het nadere regels.
Er zijn twee vormen van loonkostensubsidie voor personen die behoren tot het doelgroepregister van de banenafspraak:
De forfaitaire loonkostensubsidie. In (maximaal) het eerste half jaar van het dienstverband kan een werkgever een vaste loonkostensubsidie krijgen van 50 procent van het WML voor een medewerker die vanuit de Participatiewet aan de slag gaat. In de loop van die fase van forfaitaire loonkostensubsidie vindt de loonwaardebepaling op de werkplek plaats en past de gemeente de loonkostensubsidie aan op basis van de objectief vastgestelde loonwaarde van de werknemer. Dit maakt de start van een dienstverband gemakkelijker voor een werkgever.
Daarnaast biedt de Praktijkroute vanaf 1 januari 2017 een extra toegang tot het doelgroepregister van de banenafspraak. Mensen met een arbeidsbeperking voor wie de gemeente verantwoordelijk is om arbeidsondersteuning te bieden, van wie op de werkplek door de gemeente is vastgesteld dat zij een loonwaarde hebben onder het WML, worden zonder beoordeling door UWV opgenomen in het doelgroepregister. Zij gaan op grond daarvan tot de doelgroep banenafspraak behoren. Gemeenten geven dit digitaal door aan UWV die deze mensen in het doelgroepregister opneemt. De Praktijkroute zorgt ervoor dat mensen die al een baan hebben gevonden voordat zij een beoordeling arbeidsvermogen hebben aangevraagd, niet twee keer beoordeeld hoeven worden (één keer voor de indicatie banenafspraak en één keer voor de loonwaarde).
De gemeente beoordeelt via de uniforme loonwaardemethode of een (toekomstige) medewerker op de werkplek het WML per uur kan verdienen. Als blijkt dat de medewerker een loonwaarde onder het WML heeft, wordt de medewerker, nadat de gemeente de loonwaarde via het Inlichtingenbureau heeft doorgegeven aan UWV, opgenomen in het doelgroepregister en telt de baan mee voor de banenafspraak. De gemeente bepaalt op basis van de loonwaardebepaling de hoogte van de loonkostensubsidie. Daarnaast maakt de werkgever, onder bepaalde voorwaarden, aanspraak op voorzieningen zoals de no-riskpolis, het loonkostenvoordeel (LKV) doelgroep banenafspraak en het lage-inkomensvoordeel (LIV). Als de loonwaarde wordt vastgesteld als iemand al een poosje werkt, kan iemand alsnog via de Praktijkroute worden opgenomen in het doelgroepregister. De baan telt dan ook mee voor de banenafspraak en de werkgever kan aanspraak maken op de no-riskpolis en het LIV. Er bestaat dan geen recht op het LKV banenafspraak omdat dit loonkostenvoordeel alleen geldt voor mensen die tot de doelgroep banenafspraak behoren op het moment dat ze in dienst treden, en dus niet voor al lopende dienstbetrekkingen.
Vanaf de datum van loonwaardevaststelling hoort iemand met een loonwaarde lager dan het WML tot de doelgroep van de banenafspraak.
Bij het aanvragen van loonkostensubsidie komt voor de werkgever de nodige administratie kijken. Om het werken met loonkostensubsidie aantrekkelijker te maken voor werkgevers en gemeenten, is een preferent proces loonkostensubsidie ontwikkeld. De gemeente Breda werkt volgens dit werkproces.
Voor sommige personen is het vanwege hun beperking niet altijd mogelijk om zonder aanvullende maatregelen aan het werk te gaan. Voor deze groep is het dan noodzakelijk om een voorziening in te zetten.
Artikel 12.1 Vormen van voorzieningen
Dit artikel benoemt de voorzieningen die ingezet kunnen worden.
Artikel 12.2 Vervoersvoorzieningen
Het eerste lid richt zich op een eigen vervoersmiddel dat noodzakelijk is om het werk te bereiken. Iedereen die werkt is in beginsel zelf verantwoordelijk voor het vervoer naar de werkplek. Toch kan er zich een situatie voordoen waarbij het noodzakelijk is om een vervoersvoorziening aan te passen. Voor deze aanpassing kan een vergoeding worden verstrekt. Als het een vervoersmiddel betreft dat ook in het dagelijks leven wordt gebruikt, dan kan het ook zijn dat de aanpassing op grond van de Wmo geregeld kan worden. De Wmo geldt dan als voorliggende voorziening.
Een specifieke groep zijn personen die zijn aangewezen op de participatievoorziening beschut werk. Een groot deel van deze groep heeft een dienstverband bij het sociaal ontwikkelbedrijf. Als de persoon niet zelfstandig kan reizen wordt het vervoer veelal verzorgd door het sociaal ontwikkelbedrijf. In het derde lid is bepaald welke vergoeding voor dit vervoer verstrekt kan worden.
Artikel 12.3 Voorziening werkplekaanpassing
Dit artikel regelt de bepalingen voor een werkplekaanpassing. Een vergoeding van deze kosten zal alleen aan de orde zijn als er geen mogelijkheden zijn voor verstrekking door het UWV. Het artikel regelt onder andere de doelgroep en de voorwaarden voor de verstrekking.
Hoofdstuk 9 Re-integratievergoedingen
Van iedere burger mag verwacht worden dat hij investeert in zichzelf om hiermee zelfstandig in zijn bestaan te voorzien en zijn inkomenspositie te verbeteren. Toch kunnen er zich situaties voordoen dat een uitkeringsgerechtigde wordt geconfronteerd met kosten van re-integratie die tot een belemmering van werkaanvaarding leiden. In dit geval kan een vergoeding voor bepaalde kosten worden verleend.
Artikel 13.1 Vergoeding kosten werkaanvaarding
Dit artikel maakt het mogelijk om specifieke kosten van werkaanvaarding te vergoeden tot een maximum bedrag van € 750,00. Er wordt geen limitatieve opsomming gegeven van kostensoorten omdat het van belang is om maatwerk te leveren. In een individuele situatie zal beoordeeld moeten worden of er aanleiding is bepaalde kosten te vergoeden.
Artikel 13.2 Vergoeding reiskosten
Personen die een re-integratietraject volgen kunnen te maken krijgen met reiskosten. Op grond van dit artikel kan een vergoeding voor deze reiskosten worden verstrekt. Het gaat hier enkel om reiskosten die betrekking hebben op een re-integratietraject. Het kan dan bijvoorbeeld wel gaan om reiskosten voor een werkstage, maar niet om reiskosten wanneer er sprake is van een dienstverband. Bij een dienstverband is een vergoeding voor reiskosten een zaak tussen werkgever en werknemer. Hierbij is het voor de werkgever mogelijk om een onbelaste vergoeding te verstrekken. Bij reizen met openbaar vervoer heeft de werknemer daarnaast mogelijkheden om reiskosten als aftrekbare kosten op te voeren bij zijn belastingaangifte.
Artikel 13.3 Vergoeding kinderopvang
Voor zover er op andere gronden geen vergoedingen mogelijk zijn voor de kosten van kinderopvang biedt dit artikel de mogelijkheid om deze kosten te vergoeden. Het moet hierbij gaan om kosten van noodzakelijke kinderopvang.
Artikel 13.4 Premie aan werknemers
Wanneer personen arbeid aanvaarden en voor langere tijd behouden kan als blijk van waardering een eenmalige premie worden ontvangen. De premie is bedoelt als extra steuntje in de rug om volledig uitkeringsonafhankelijk te worden.
Artikel 13.5 Overige re-integratievoorzieningen
Het is niet mogelijk om alle vormen van re-integratievoorzieningen vooraf te regelen. Er kunnen zich altijd situaties voordoen waarin het noodzakelijk is andere re-integratievoorzieningen in te zetten, dan de voorziening die in de verordening en de voorgaande hoofdstukken van deze nadere regels zijn geregeld. Dit artikel maakt het mogelijk om in individuele situaties een vergoeding voor andere noodzakelijke kosten te verstrekken.
Hoofdstuk 10 Overgangs- en slotbepalingen
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2024-326417.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.