Besluit van de raad van de gemeente Amstelveen tot wijziging van de Centrumregeling ambtelijke samenwerking Aalsmeer en Amstelveen

Zaaknummer: Z23-103696

 

De raad van de gemeente Amstelveen;

gelezen het advies van het college van Burgemeester en wethouders van 4 juni 2024;

in achtgenomen het besluit tot toestemming van de raad tot wijziging van de regeling;

gelet op artikel 21 van de Centrumregeling ambtelijke samenwerking Aalsmeer en Amstelveen;

besluiten:

Artikel I

De Centrumregeling ambtelijke samenwerking Aalsmeer en Amstelveen wordt als volgt gewijzigd:

A.

In de intitulé vervalt als (mede)grondslag 'de Wet waardering onroerende zaken (artikel 30, zevende lid).

B.

In artikel 1 vervallen de bullutpunten 6 tot en met 11 en wordt een nieuw bullutpunt ingevoegd dat luidt

“• de Wet: de Wet gemeenschappelijke regelingen;”

Daar waar in de regeling na artikel 1 de ‘Wet gemeenschappelijke regelingen’ is uitgeschreven wordt dit aangepast naar ‘de Wet’. Dit is het geval in artikel 3, 20 (nieuw 14) en 21 (nieuw 15).

C.

In artikel 4 vervalt het derde lid 3 en worden de leden 4, 5 en 6 hernummerd naar 3, 4 en 5.

In het eerste lid word na ‘gastgemeente’ en voor ‘namens’ de volgende tussenzin toegevoegd:

“en behoudens het tweede lid van dit artikel,”

Het tweede lid van dit artikel komt te luiden:

“2. Van deze regeling zijn uitgezonderd alle taken en bevoegdheden met betrekking tot de voorbereiding, uitvoering, heffing en invordering van lokale belastingen en heffingen en de Wet waardering onroerende zaken.”

D.

Artikel 5 vervalt.

E.

In artikel 6 vervalt lid 2 en worden de leden 3, 4 en 5 hernummerd naar 2, 3 en 4 en artikel 6 zelf wordt hernummerd naar 5.

F.

Artikel 7 vervalt.

G.

Het 'eerste' artikel 8 vervalt. Het 'tweede' artikel 8, dat het eerste heeft vervangen sinds 1 januari 2022, wordt hernummerd naar 6.

H.

De artikelen 9, 10, 11, 12, 13, 14, en 15 worden hernummerd naar 7, 8, 9, 10, 11, 12 en 13 en in artikel 13 (nieuw artikel 11), tweede lid wijzigt de verwijzing naar artikel 6 in artikel 5.

I.

Hoofdstuk 3, en de hierin opgenomen de artikelen 16, 17, 18 en 19, vervallen.

J.

De hoofstukken 4, 5 en 6 worden hernummerd naar 3, 4 en 5 en in de titel van hoofdstuk 4 worden de woorden opheffing en uittreding omgedraaid.

K.

Artikel 20 wordt hernummerd naar 14.

L.

Artikel 21 wordt hernummerd naar 15 en het tweede lid respectievelijk het vierde lid komen te luiden:

“2. De colleges en de burgemeesters van de gemeenten besluiten omtrent de voorgestelde wijziging niet dan nadat zij hun raden in de gelegenheid hebben gesteld daarover zienswijze naar voren te brengen en zij daartoe toestemming hebben verkregen van hun raden, overeenkomstig artikel 1, tweede, derde en vierde lid, van de Wet gemeenschappelijke regelingen.”

“4. De wijziging van de regeling treedt in werking op de dag nadat de wijziging is gepubliceerd overeenkomstig artikel 26 van de Wet en is opgenomen in het register als bedoeld in artikel 136 van de Wet.”

M.

Artikel 22 wordt hernummerd naar 16 en hierin vervallen het tweede en het zevende lid en in de naam vervalt “Uittreding en”. In dit artikel worden de leden 3, 4 en 5 hernummerd naar 2, 3, en 4.

Na de eerste volzin in het eerste lid van dit artikel wordt de volgende volzin toegevoegd:

“Een besluit tot opheffing door de colleges en de burgemeesters van de gemeenten wordt niet genomen dan nadat zij hun raden in de gelegenheid hebben gesteld daarover een zienswijze naar voren te brengen en zij daartoe toestemming hebben verkregen van hun raden, overeenkomstig artikel 1, tweede, derde en vierde lid, van de Wet.”

De verwijzing in het vierde lid (het nieuwe derde lid) van dit artikel naar het derde lid, wijzigt naar het tweede lid.

De verwijzing in het vijfde lid (het nieuwe vierde lid) van dit artikel naar het derde lid, wijzigt naar het tweede lid.

Lid 5 van dit artikel komt te luiden:

“Het besluit tot opheffing treedt in werking op 1 januari van het tweede jaar volgend op het jaar waarin de besluiten tot opheffing zijn genomen, tenzij de colleges en de burgemeesters van de gemeenten daarover anders besluiten.”

O.

Na artikel 22 (nieuw artikel 16) wordt een nieuw artikel 17 ingevoerd dat komt te luiden:

Artikel 17 Uittreding

1. Van uittreding is sprake indien het college en de burgemeester van één van de gemeenten besluiten om de samenwerking op basis van de regeling te beëindigen.Een besluit tot uittreding door het college en de burgemeester van één van de gemeenten wordt niet genomen dan nadat zij hun raad in de gelegenheid hebben gesteld daarover een zienswijze naar voren te brengen en zij daartoe toestemming hebben verkregen van hun raad, overeenkomstig artikel 1, tweede, derde en vierde lid, van de Wet.

2. Uittreding uit de regeling geschiedt door toezending van de daartoe strekkende besluiten van het college en de burgemeester van de gemeente die wenst uit te treden aan het college van de andere gemeente. Het college van de gemeente die uittreedt overlegt daarbij ook het toestemmingsbesluit van de raad.

3. Indien een besluit tot uittreding, als bedoeld in het eerste lid, is genomen geven de colleges van de gemeenten gezamenlijk een onafhankelijke registeraccountant opdracht om een uittredingsplan op te stellen.

4. Het uittredingsplan bevat de, juridische, personele en organisatorische consequenties die gedurende een periode van vijf jaar het directe gevolg zijn van de uittreding. Tevens bevat het uittredingsplan de uittreedsom die betaald moet worden door de uittredende gemeente. Het uittredingsplan bepaalt de systematiek voor berekening van de financiële gevolgen van de uittreding. Deze systematiek is gebaseerd op:

a. Relevante regelgeving;

b. Relevante jurisprudentie;

c. Feiten en omstandigheden die bekend waren op het moment van de daadwerkelijke uittreding. Wijziging van inzichten die zich voordoen of opkomen na het moment van de daadwerkelijke uittreding kunnen niet worden betrokken bij de bepaling van de hoogte van de uittreedsom.

5. De uittreedsom bestaat uitsluitend uit een vergoeding ter compensatie van frictiekosten en desintegratiekosten, onder aftrek van eventuele baten. Onder frictiekosten wordt verstaan alle te maken incidentele kosten door de niet-uittredende gemeente die het directe gevolg zijn van de beslissing tot uittreding van de andere gemeente. Onder desintegratiekosten worden verstaan alle kosten direct dan wel toekomstig, te maken dan wel te dragen door de centrumgemeente die samenhangen met de afbouw van overcapaciteit in personele en materiële sfeer en andere verplichtingen, de afbouw van risico’s daarin begrepen, ontstaan bij de centrumgemeente als direct gevolg van de uittreding. Van te compenseren desintegratiekosten is alleen sprake bij uittreding door de gastgemeente. Beide gemeenten doen bij uittreding al het redelijkerwijs mogelijke om de uittreedsom zo laag mogelijk te houden. De kosten die de uittredende gemeente maakt ter voorbereiding op of als gevolg van de beslissing tot uittreding komen voor rekening van die gemeente.

6. Het college van de centrumgemeente is belast met de uitvoering van het uittredingsplan als bedoeld in het derde lid.

7. Uiterlijk zes maanden na de bekendmaking van de besluiten tot uittreding als bedoeld in het tweede lid stellen de colleges van de gemeenten het uittredingsplan vast. De daarin voor de uittredende gemeente omschreven financiële verplichtingen zijn bindend.

8. De uittredende gemeente is gehouden om de in het uittredingsplan vastgestelde uittreedsom te voldoen in maximaal drie jaarlijkse gelijke termijnen, startend in het eerste jaar dat de uittreding in werking is getreden. De termijnen dienen jaarlijks uiterlijk op 31 januari te zijn voldaan. Over de termijn(en) die niet is (zijn) voldaan in het eerste jaar dat de uittreding in werking is getreden, is jaarlijks rente verschuldigd. Het uittredingsplan bepaalt het rentepercentage.

9. De uittreding treedt in werking op 1 januari van het tweede jaar volgend op het jaar waarin de besluiten tot uittreding zijn genomen en bekendgemaakt, tenzij de colleges en de burgemeesters van de gemeenten daarover anders besluiten.”

P.

De artikelen 23 en 24 worden hernummerd naar 18 en 19.

Q.

Artikel 25 vervalt.

R.

De artikelen 26 en 27 en 28 worden hernummerd naar 20, 21 en 22 en de verwijzing in artikel 26 (artikel 20 nieuw) naar artikel 8 wijzigt in artikel 6.

Artikel II

Dit besluit treedt in werking op de dag na de bekendmaking overeenkomstig artikel 26 van de Wet gemeenschappelijke regelingen. De centrumgemeente draagt zorg voor publicatie van de geconsolideerde versie en van de wijziging van de regeling in het register als bedoeld in artikel 136 van de Wet gemeenschappelijke regelingen.

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 11 juli 2024.

De plv. griffier,

drs. O.F. Matheijsen

De voorzitter,

mr. G.E. Oude Kotte

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 17 juli 2024.

De Griffier,

Debby de Heus

De voorzitter,

Tjapko Poppens

Naar boven